Toelichting bij COM(2024)194 -

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2024)194 - .
bron COM(2024)194
datum 08-05-2024
1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het standpunt dat namens de Unie in de Ledenraad van de Internationale Olijfraad (IOR) moet worden ingenomen met betrekking tot twee aan te nemen besluiten betreffende de handelsnorm voor olijfolie en olie uit perskoeken van olijven.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1. Internationale Overeenkomst van 2015 voor olijfolie en tafelolijven

De Internationale Overeenkomst van 2015 voor olijfolie en tafelolijven (“de overeenkomst”) heeft tot doel: i) te streven naar harmonisatie van de nationale en internationale wetgeving met betrekking tot de fysisch-chemische en organoleptische kenmerken van olijfolie, olie uit perskoeken van olijven, en tafelolijven om handelsbelemmeringen te vermijden, ii) activiteiten te organiseren met betrekking tot fysisch-chemische en organoleptische analysen om de kennis over de samenstelling en de kwaliteitskenmerken van olijfproducten te verbeteren met het oog op het consolideren van internationale normen, en iii) de rol van de IOR als het forum bij uitstek voor de internationale wetenschappelijke gemeenschap op het gebied van olijven en olijfolie te versterken.

De nieuwe versie van de overeenkomst is op 1 januari 2017 in werking getreden.

De Europese Unie is partij bij de overeenkomst1.

2.2. De Ledenraad

De Ledenraad is de hoogste autoriteit en het besluitvormingsorgaan van de IOR. De Ledenraad oefent alle bevoegdheden uit en verricht alle taken die nodig zijn om de doelstellingen van deze overeenkomst te bereiken. Als partij bij de overeenkomst is de Europese Unie lid van de IOR en is zij vertegenwoordigd in de Ledenraad. De besluiten van de Ledenraad worden genomen bij consensus van de leden. Als geen consensus kan worden bereikt, worden besluiten betreffende de handelsnorm geacht te zijn aangenomen, tenzij ze worden verworpen door ten minste een kwart van de leden of door een of meerdere leden die alleen of samen over ten minste honderd aandelen beschikken.

Er zijn momenteel 19 leden in de IOR en de Europese Unie beschikt over 659 van de in totaal 1 000 aandelen.

2.3. Beoogde handeling van de Ledenraad

In oktober 2023 heeft het uitvoerend secretariaat van de IOR zijn leden de tekst toegezonden van twee door de Ledenraad aan te nemen besluiten op het gebied van chemische aspecten en normalisering. Met deze besluiten worden de methoden voor de organoleptische beoordeling van olijfolie van eerste persing bijgewerkt en wordt de methode voor de bepaling van het gehalte aan wassen en ethylesters van vetzuren door middel van capillaire gaschromatografie gecorrigeerd. Bovendien werkt de herziening van de methode voor de organoleptische beoordeling van olijfolie van eerste persing door in de handelsnorm voor olijfolie en olie uit perskoeken van olijven, die ter zake moet worden gewijzigd.

De ingediende besluiten wijzigen twee methoden die zijn opgenomen in Uitvoeringsverordening (EU) 2022/2105 van de Commissie van 29 juli 2022 tot vaststelling van voorschriften inzake de handelsnormcontroles voor olijfolie en inzake de analysemethoden voor de kenmerken van olijfolie2, en vereisen ook wijzigingen in Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/2104 van de Commissie van 29 juli 2022 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de handelsnormen voor olijfolie, en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2568/91 van de Commissie en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 29/2012 van de Commissie3.

Het bij dit voorstel gevoegde werkdocument van de diensten van de Commissie bevat de tekst van de besluiten, de herziene handelsnorm en de methoden, zoals toegezonden door het uitvoerend secretariaat.

Overeenkomstig artikel 20, lid 3, van de overeenkomst gelden de kwaliteits- en zuiverheidscriteria van de bovengenoemde handelsnorm van de Ledenraad voor de internationale handel van de leden. Voorts moeten, op grond van artikel 75, lid 5, punt e), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad4, bij de handelsnormen de standaardaanbevelingen van de internationale instanties in acht worden genomen. Derhalve heeft het in de bijlage opgenomen besluit gevolgen voor het EU-recht omdat het twee methoden van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/2105 van de Commissie wijzigt.

Indien de aanneming van het besluit tijdens de 119e zitting van de IOR wordt uitgesteld omdat sommige leden niet in staat zijn hun goedkeuring te verlenen, wordt het in het voorliggende besluit vervatte standpunt namens de Unie ook ingenomen in het kader van een eventuele, vóór de volgende gewone zitting van de Ledenraad van november 2024 in te leiden procedure waarbij de Ledenraad overeenkomstig artikel 10, lid 6, van de overeenkomst besluiten aanneemt door middel van correspondentie.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

1.

De door de Ledenraad aan te nemen besluiten zullen:


- handelsnorm COI/T.15/NC nr. 3 voor olijfolie en olie uit perskoeken van olijven wijzigen door aanpassing van het aantal herzieningen van de methode voor de organoleptische beoordeling van olijfolie van eerste persing en de methode voor de bepaling van het gehalte aan wassen en ethylesters van vetzuren;

- methode COI/T.20/Doc. nr. 15/rev. 10 (Sensorische analyse van olijfolie — Methode voor de organoleptische beoordeling van olijfolie van eerste persing) wat betreft de verslagen van proefpanels herzien;

- methode COI/T.20/Doc. nr. 28/rev. 3 (Bepaling van het gehalte aan wassen en ethylesters van vetzuren door middel van capillaire gaschromatografie) wat betreft de weergave van de resultaten corrigeren.

Wetenschappelijke en technische deskundigen van de Commissie en de lidstaten op het gebied van olijfolie hebben de bovengenoemde besluiten besproken. Die besluiten dragen bij tot de internationale harmonisatie van de normen voor olijfolie en bevatten een kader dat borg staat voor eerlijke handelsconcurrentie in de olijfoliesector. Daarom moeten ze worden gesteund.

De bovengenoemde besluiten passen in het beleid van de Unie inzake handelsnormen voor landbouwproducten als bedoeld in deel II, titel II, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad.

De agenda van de zitting van de Ledenraad van de IOR van juni 2024 wordt nog aangepast en mogelijk aangevuld met andere besluiten die van invloed zijn op het acquis. Om de efficiëntie van de werkzaamheden van de Ledenraad van de IOR te garanderen en tegelijk de bepalingen van de Verdragen na te leven, zal de Commissie dit voorstel tijdig aanvullen en/of wijzigen om de Raad in staat te stellen ook ten aanzien van die besluiten te bepalen welk standpunt moet worden ingenomen.

Rekening houdend met het besluitvormingsproces in de Ledenraad van de IOR is het in de bijlage vervatte standpunt van de Unie nodig voor de aanneming van het besluit.

4. Rechtsgrondslag

4.1. Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1. Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van de “standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt”1.

4.1.2. Toepassing op het onderhavige geval

De Ledenraad is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, namelijk de Internationale Overeenkomst voor olijfolie en tafelolijven.

De door de Ledenraad aan te nemen handelingen zijn handelingen met rechtsgevolgen. De beoogde handelingen zullen overeenkomstig artikel 20, lid 3, van de overeenkomst uit hoofde van het volkenrecht bindend zijn en kunnen beslissende invloed hebben op de inhoud van de EU-regelgeving, te weten: gedelegeerde en uitvoeringshandelingen op basis van Verordening (EU) nr. 1308/2013 die betrekking hebben op handelsnormen voor olijfolie. De reden daarvoor is dat, op grond van artikel 75, lid 5, punt e), van Verordening (EU) nr. 1308/2013, bij de handelsnormen de standaardaanbevelingen van de internationale instanties in acht moeten worden genomen.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2. Materiële rechtsgrondslag

4.2.1. Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een krachtens artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt moet worden ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component terwijl de andere doelstelling of andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

4.2.2. Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling en inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op de gemeenschappelijke handelspolitiek. De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207, lid 4, VWEU.

4.3. Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207, lid 4, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.