Toelichting bij COM(2024)228 -

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2024)228 - .
bron COM(2024)228
datum 03-06-2024
Inhoudsopgave

1 Inleiding 2

2 Aanpak en instrumenten 2

3 Analyse van het regelgevingskader 3

3.1 Indeling van karkassen 3

3.1.1 Voorgeschiedenis 3

3.1.2 Huidige situatie 4

3.2 Verkoopbenamingen 6

3.3 Marktinformatie 7

4 Standpunten van lidstaten en belanghebbenden 8

4.1 Beoordeling door de respondenten van de indeling van karkassen 8

4.2 Beoordeling verkoopbenamingen door respondenten 8

4.3 Aanvullende opmerkingen van de respondenten 9

5 Conclusies 9


1. Inleiding

Overeenkomstig artikel 225, punt d quinquies), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 (de GMO-verordening)1 dient de Commissie uiterlijk op 30 juni 2024 bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de verkoopbenamingen en de indeling van karkassen in de sector schapen- en geitenvlees.

1.

De doelstellingen van dit verslag zijn:


2.

- de bestaande voorschriften inzake de indeling van karkassen en de verkoopbenamingen voor de sector schapen- en geitenvlees te evalueren; en


- na te gaan of verdere regelgeving op dit gebied al dan niet noodzakelijk is.

2. Aanpak en instrumenten

Om een beeld te krijgen van de standpunten van deskundigen over de toepassing van de indeling van karkassen en het gebruik van verkoopbenamingen in de sectoren schapen- en geitenvlees, heeft de Commissie in februari 2023 twee enquêtes opgesteld. Een was gericht aan de lidstaten via de deskundigengroep voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, en de tweede aan de leden van de groep voor de dialoog met het maatschappelijk middenveld over dierlijke productie.

De Commissie heeft de lidstaten en de belanghebbenden vóór de start van de raadpleging op de hoogte gebracht van zowel het doel als het tijdschema van de raadpleging en heeft hen vervolgens herinnerd aan de noodzaak van hun deelname aan de enquête. De Commissie heeft input ontvangen van 26 lidstaten (alle lidstaten behalve Frankrijk) en van slechts vier belanghebbenden die deel uitmaken van organisaties uit Spanje, Oostenrijk en Portugal.

3.

Verder is dit verslag gebaseerd op:


- een analyse van de huidige en eerdere wetgeving die relevant is voor de inhoud van het verslag;

- bevindingen uit verslagen, evaluaties en audits van de Commissie;

4.

- beschikbare statistische gegevens over landbouwproducten; alsmede


- bijdragen van deskundigen van de deskundigengroep inzake karkasindeling en belanghebbenden die lid zijn van de groep voor de dialoog met het maatschappelijk middenveld over de schapen- en geitenmarkt.

3. Analyse van het regelgevingskader

1. Indeling van karkassen

1. Voorgeschiedenis

Vanaf de invoering ervan in 19922 waren volgens het communautaire indelingsschema voor geslachte schapen zowel de indeling als de mededeling van prijzen vrijwillig. Dit is anders voor de sectoren rundvlees en varkensvlees, waar het indelingsschema van de Unie voor geslachte dieren verplicht is, met afwijkingen voor kleine slachthuizen, afhankelijk van de uitvoering hiervan door de lidstaten.

In 1993 werden er aanvullende gedetailleerde voorschriften vastgesteld, waaronder specifiekere beschrijvingen van de categorieën en de vetheidsklassen3. Het communautaire indelingsschema is op 6 maart 1993 in werking getreden, met bepalingen inzake de mededeling van prijzen op basis van de indeling, die voor het eerst uiterlijk 8 april 1993 moest plaatsvinden. Op basis van deze bepalingen heeft het Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen begin 1995 in de meeste talen van de Gemeenschap brochures van de Europese Commissie gepubliceerd waarin het indelingsschema voor geslachte schapen wordt toegelicht.

Aanvankelijk was een van de langetermijndoelstellingen van het indelingsschema van de Unie voor geslachte schapen de basis te verschaffen voor een nieuwe definitie van standaardkwaliteit van geslachte schapen op basis van een schema van de Unie voor de vaststelling van de prijzen en de berekening van de premie. Het indelingsschema van de Unie voor geslachte dieren moest een middel worden voor de kwaliteitscontrole van handelstransacties tussen schapenproducenten en vleesverwerkers. Voor lichtere lammeren werd de bevleesdheidsscore niet als een billijke wijze van beoordeling beschouwd. De reden hiervoor was dat deze systematisch nadelig zou uitvallen vanwege hun van nature ongunstige lichaamsbouw (langpotige rassen) en hun beperkt onderhuids/inwendig vetgehalte, in combinatie met hun lage gewicht. Daarom werd er een ander systeem ontwikkeld voor de indeling van geslachte lammeren met een gewicht van minder dan 13 kg.

Krachtens artikel 9 van Verordening (EEG) nr. 2137/92 van de Raad moest de Commissie bij de Raad een verslag indienen met het oog op een evaluatie van de mogelijkheid om een verplichte indeling van geslachte schapen in te voeren. In haar in 1997 gepubliceerde verslag4 merkte de Commissie op dat de exploitanten slechts in zeer beperkte mate gebruikmaken van het indelingsschema voor geslachte dieren en concludeerde zij dat de lidstaten de indeling van geslachte schapen op vrijwillige basis moesten blijven toepassen.

Bij de hervorming die werd doorgevoerd bij Verordening (EG) nr. 2529/2001 van de Raad5 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector schapen- en geitenvlees, werd de wijze van berekening van de jaarlijkse ooipremie gewijzigd. Derhalve heeft de Commissie in 2002 een tweede verslag aan de Raad uitgebracht6 om opnieuw het mogelijke verplichte gebruik van het indelingsschema van de Unie voor schapen te analyseren. In dit tweede verslag beval de Commissie aan om het schema vrijwillig te blijven gebruiken, omdat in veel lidstaten te weinig vooruitgang was geboekt bij de toepassing van de indeling van karkassen.

De voormalige communautaire groep voor de controle van het indelingsschema voor geslachte schapen, als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 2137/92, heeft in de periode 1993-2000 controlebezoeken aan verschillende lidstaten afgelegd om de indelingsnormen die nationale deskundigen hanteren, op elkaar af te stemmen en ervoor te zorgen dat deze normen in de bezochte slachthuizen werden nageleefd.

De groep constateerde dat de meeste belanghebbenden niet overtuigd waren van het nut om het indelingsschema op schapenvlees toe te passen en op basis hiervan te betalen; alleen in Frankrijk, Finland en Zweden is de toepassing van het indelingsschema van de Unie sterk ontwikkeld. De meeste producenten verkochten schapen op basis van levend gewicht rechtstreeks aan slachthuizen en, wanneer de indeling werd toegepast, was het in de eerste plaats om te voldoen aan de behoeften van het slachthuis of de klant.

Bovendien deed het bestaan van verschillende aanbiedingsvormen van karkassen afbreuk aan de transparantie, die het schema juist moest bevorderen, en werden lammeren tegen dezelfde basisprijs verkocht, ongeacht de samenstelling of de kwaliteit van het karkas. Vergelijking van de prijzen op basis van geslacht gewicht was vanuit het oogpunt van de producent verwarrend en misleidend.



2. Huidige situatie

De huidige bepalingen voor de indeling van schapenkarkassen zijn vastgesteld in punt C.III van bijlage IV bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 (de GMO-verordening), Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/1182 van de Commissie7 en Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1184 van de Commissie8.

5.

Er bestaan twee verschillende regelingen voor de vrijwillige indeling van schapenkarkassen, namelijk:


- De eerste, doorgaans het “SEUROP-schema” genoemd, heeft betrekking op schapenkarkassen met een gewicht van 13 kg of meer, waarbij de karkassen visueel worden ingedeeld op basis van hun bevleesdheid en vetheid. Wat runderen betreft, beschrijven de bevleesdheidsklassen (S, E, U, R, O en P) de vorm van de karkasprofielen, in het bijzonder de hoogwaardige delen (achterbout, rug, schouder), en geven de som van spieren en vet in verhouding tot de beenderen aan. De vetheidsklasse (van 1 tot 5) beschrijft de hoeveelheid zichtbaar vet aan de buitenkant van het karkas.

- De tweede regeling is voor lammeren met een gewicht van minder dan 13 kg, waarbij gewicht, vleeskleur en vetheid worden beschreven, doorgaans het “A-schema” genoemd. Derhalve wordt alleen rekening gehouden met gewicht (drie categorieën: < 7,0 kg geslacht gewicht (gg); 7,1-10 kg gg; en 10,1-13 kg gg), vleeskleur en vetheidsklasse.

Er bestaan geen wettelijke bepalingen met betrekking tot de indeling van geitenkarkassen.

Door een lager productievolume speelt de indeling van schapen- en geitenkarkassen in de Unie tegenwoordig nog steeds een ondergeschikte rol in vergelijking met runderen en varkens. Alleen Bulgarije, Frankrijk, Kroatië, Finland en Zweden hebben tijdens de vergadering van de deskundigengroep voor de indeling van geslachte dieren van 11 oktober 2023 bevestigd dat op hun grondgebied bij de indeling van schapen het schema van de Unie wordt gebruikt. In 2022 hebben 277 slachthuizen in deze lidstaten 4 420 782 karkassen van schapen ingedeeld, waarvan er 602 018 volwassen waren (d.w.z. schapen ouder dan twaalf maanden) en 3 818 764 lammeren (d.w.z. schapen jonger dan twaalf maanden). Dat aantal was echter goed voor minder dan 12 % van het totale aantal geslachte schapen in de hele Unie. Indeling was relevanter voor de categorie zware lammeren dan voor de categorie lichte lammeren, waarvan er in 2022 slechts 111 130 karkassen werden ingedeeld op een totaal aantal in de Unie van meer dan 13,8 miljoen karkassen. In de EU zijn momenteel geen geautomatiseerde indelingsmethoden toegestaan.

Bovendien speelt het schema van de Unie voor de indeling van karkassen in de meeste lidstaten geen belangrijke rol bij de mededeling van de prijzen voor lammeren. In 2022 melden slechts 103 slachthuizen van schapen die het schema van de Unie toepasten, prijsnoteringen aan de bevoegde autoriteiten op basis van indelingsresultaten. In Kroatië bedroegen de op basis van het indelingsschema meegedeelde prijzen 40,8 % van de nationale jaarlijkse slachtingen. De notering van prijzen in belangrijke producerende lidstaten — Griekenland, Spanje, Italië, Portugal en Roemenië — is in belangrijke mate het resultaat van de rechtstreekse verkoop van levende lammeren op veemarkten of veilingen. Ter vergelijking: in België, Ierland, Frankrijk, Letland, Slowakije, Finland en Zweden worden de meeste lammeren aan slachthuizen verkocht. De meeste aan de autoriteiten gemelde prijsnoteringen van lammeren worden berekend aan de hand van partijen lammeren die op basis van koppen, levend gewicht of geslacht gewicht worden verkocht.

Uitbreiding van het gebruik van het schema van de Unie tot geitenkarkassen lijkt niet haalbaar. Een standaardkwaliteit op basis van de EU-schema’s voor schapenkarkassen laat zich lastig vaststellen, aangezien de definities op basis van leeftijd, gewicht- en vetcriteria, en productietype aanzienlijk verschillen. In vergelijking met schapenkarkassen van dezelfde leeftijd en hetzelfde geslacht zijn geitenkarkassen kleiner en hebben zij minder dekvet. De opbrengst van het karkas is doorgaans lager, voornamelijk als gevolg van een lager vetgehalte van het karkas, aangezien het afmesten veel later in het groeiproces plaatsvindt, terwijl het vocht- en dripverlies soms vrij hoog kan zijn (tot 8 %).

Bovendien is een belangrijk kenmerk van geitenkarkassen dat in sommige landen bijna alle delen van het karkas worden geconsumeerd. Aangezien de kop daarbij in veel gevallen niet wordt verwijderd, is het in de praktijk lastig een referentie-aanbiedingsvorm te hanteren.


2. Verkoopbenamingen

Schapen- en geitenproducten vallen niet onder de bepalingen inzake handelsnormen van de GMO-verordening.

Hoewel er bij geitenvlees geen onderscheid wordt gemaakt naar verschillende categorieën, is dat bij categorieën schapenvlees wel algemeen gangbaar. In bijlage I bij de GMO-verordening heeft deel XVIII betrekking op schapen- en geitenvlees en levende schapen en geiten, waarbij lammeren worden gedefinieerd als schapen tot de leeftijd van één jaar. In bijlage IV, deel C, worden schapenkarkassen daarentegen ingedeeld in categorie A voor karkassen van schapen van minder dan twaalf maanden en categorie B voor overige schapenkarkassen. De term “lammeren” wordt ook gebruikt in verband met de gedelegeerde bevoegdheden als bedoeld in artikel 19, lid 6, punt c), van de GMO-verordening met betrekking tot de indeling van lichte lammeren, terwijl de Commissie volgens artikel 21 van de GMO-verordening betreffende andere uitvoeringsbevoegdheden uitvoeringshandelingen vaststelt om de lidstaten toestemming te verlenen om specifieke criteria te hanteren voor de indeling van lammeren met een geslacht gewicht van minder dan 13 kg.

Bovendien staat in Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/1182 van de Commissie de term “lammeren” in overweging 6, in de artikelen 3, lid 2), en 21, en in bijlage III. Op grond van artikel 13, punt a), iv), zijn de lidstaten verplicht de marktprijzen mee te delen voor karkassen van schapen die jonger zijn dan twaalf maanden. Op grond van artikel 11 van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1184 van de Commissie moeten de marktprijzen voor geslachte schapen worden genoteerd in twee gewichtscategorieën, gedefinieerd als “lichte lammeren” (karkasgewicht van minder dan 13 kg) en “zware lammeren” (karkasgewicht van 13 kg of meer). Er bestaan geen andere wettelijke bepalingen van de Unie betreffende de notering van marktprijzen voor andere schapen- en geitenkarkassen.

Afgezien van de GMO-verordening worden in de gecombineerde nomenclatuur van de Unie van 2022 termen voor het vlees van schapen- en geitenlammeren gehanteerd waarmee dit uitdrukkelijk wordt onderscheiden van andere categorieën schapen- en geitenvlees9. In die uitvoeringsverordening van de Commissie worden lammeren gedefinieerd als dieren tot de leeftijd van één jaar voor respectievelijk de hoofdstukken 1, 2, 4, 15, 16, 41, 43 en 51, terwijl het begrip “geitenlammeren” wordt vermeld in “headnote” 1, punt c), bij hoofdstuk 41 (huiden en vellen), in post 4106 en in regel 4113 10 00. Daarnaast wordt in artikel 31, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1988 van de Commissie10 betreffende het beheer van invoertariefcontingenten volgens het beginsel “wie het eerst komt, het eerst maalt” de term “geitenlammeren” gedefinieerd als geiten tot de leeftijd van één jaar.

In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1165/200811 betreffende vee- en vleesstatistieken wordt volgens punt 2 betreffende de definities van de categorieën schapen onder lammeren “mannelijke of vrouwelijke schapen van minder dan twaalf maanden” verstaan.


3. Marktinformatie

In het geval van schapenvlees heeft de Commissie bepalingen vastgesteld voor de mededeling van de prijzen van geslachte lammeren, aangezien de vraag naar vlees van op jongere leeftijd geslachte dieren representatiever is met het oog op de markttransparantie.

Overeenkomstig artikel 25, lid 2, punt c), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/1182 van de Commissie moeten de lidstaten de Commissie jaarlijks in kennis stellen van het totale aantal schapen dat in het voorgaande kalenderjaar is geslacht, uitgesplitst naar gewichtscategorie.

Voor geitenvlees verzamelt de Commissie tweemaal per jaar informatie over de gemiddelde prijzen aan de hand van een enquête die naar de deskundigen van de groep voor de dialoog met het maatschappelijk middenveld over dierlijke productie wordt gestuurd.

De Commissie heeft een forum over schapenvlees georganiseerd waarop vertegenwoordigers van lidstaten met een aanzienlijke productie, alsook producenten, verwerkende bedrijven en handelaren bijeenkwamen om de huidige en toekomstige uitdagingen van de schapenvleessector in de Unie te bespreken. Vervolgens heeft de Commissie in oktober 2016 voorgesteld een dashboard voor schapen en geiten te creëren om wekelijks informatie te verstrekken over de marktprijzen, productie en handel in de Unie en derde landen.

4. Standpunten van lidstaten en belanghebbenden

1. Beoordeling door de respondenten van de indeling van karkassen

Vijf lidstaten hebben bevestigd dat zij het indelingsschema van de EU voor geslachte lammeren toepassen; vier van hen gebruiken het ook voor volwassen schapen (d.w.z. schapen ouder dan twaalf maanden). Slechts twee lidstaten stellen het verplicht voor alle marktdeelnemers, terwijl in de andere twee lidstaten de indeling van schapen door slechts een klein aantal slachthuizen op vrijwillige basis wordt toegepast. Kroatië is de enige lidstaat die heeft bevestigd dat het een verplichte indeling van geitenkarkassen toepast, zowel voor jonge als voor volwassen dieren.

Hoewel de meeste respondenten erkenden dat de indeling van karkassen waardevol is voor het vergroten van de markttransparantie, het toevoegen van marktwaarde aan producten en het verbeteren van de respons van leveranciers op de marktvraag, werden de extra kosten van indeling genoemd als een van de belangrijkste problemen om het gebruik ervan verplicht te stellen. Slechts vier lidstaten hebben positief gereageerd op het voorstel om een verplichte indeling voor schapen in te voeren op het niveau van de Unie. Daarnaast heeft de overgrote meerderheid van de lidstaten bevestigd dat binnenlandse marktdeelnemers niet hebben verzocht om wijziging van de huidige vrijwillige toepassing van het schema van de Unie. De fragmentatie en/of de geringe omvang van hun binnenlandse markt worden door de respondenten aangemerkt als ernstige belemmeringen voor het opleggen van een verplichte toepassing.

Bovendien zijn slechts vier lidstaten voorstander van invoering van specifieke wetgeving voor de indeling van geitenkarkassen. Veel respondenten hebben ook aangegeven dat de invoering van de indeling van geitenkarkassen geen toegevoegde waarde zou opleveren, aangezien de productie marginaal is en in de meeste gevallen een bijproduct van de zuivelproductie. Zij concluderen dat de eventuele voordelen van de verplichte indeling van karkassen niet in verhouding zouden staan tot de extra kosten voor de uitvoering ervan.

Wat marktinformatie betreft, bevestigen de meeste respondenten dat de indeling van karkassen een kleine rol speelt bij de aankoop van schapen- en geitenvlees. Slechts vier lidstaten en één belanghebbende die aan de enquête hebben deelgenomen, hebben belangstelling getoond voor uitbreiding van de prijsnotering tot andere categorieën schapenkarkassen. Ook tonen slechts twee lidstaten en één belanghebbende zich voorstander van prijsnotering voor geitenkarkassen. De antwoorden bevestigen dat op de meeste EU-markten de koopprijs van schapen- en geitenproducten wordt vastgesteld op basis van vaste tarieven of per dier, per kg levend of geslacht gewicht, of zelfs op basis van de grootte van de dieren.

Daarnaast wijzen de respondenten op het relatieve belang van de handel in schapen in Bulgarije, Estland, Griekenland, Spanje, Hongarije, Roemenië en Zweden. De respondenten wijzen er echter ook op dat, zelfs wanneer er levende dieren tussen lidstaten worden verhandeld, het aantal transacties op basis van de indeling van karkassen niet significant is.


2. Beoordeling verkoopbenamingen door respondenten

Vanwege de mogelijke toename van de financiële en administratieve lasten voor marktdeelnemers en autoriteiten heeft de overgrote meerderheid van de respondenten geen belangstelling voor het opleggen van nieuwe wetgeving op EU-niveau inzake verkoopbenamingen. Slechts vijf en twee lidstaten zijn respectievelijk voorstander van specifiekere wetgeving op EU-niveau inzake verkoopbenamingen voor schapen en geiten.

Slechts één lidstaat maakt melding van een verzoek van binnenlandse belanghebbenden om specifieke wetgeving op EU-niveau inzake de verkoopbenaming voor schapen, terwijl ook één belanghebbende in de enquête dit standpunt deelt. In de enquête wijst slechts één lidstaat op de noodzaak van meer categorieën voor lammeren en één respondent op het gebrek aan marktinformatie voor geitenvlees.


3. Aanvullende opmerkingen van de respondenten

Uit de antwoorden van de respondenten blijkt dat de verkoop en het uitsnijden van schapen- en geitenvlees meestal plaatsvindt volgens de specificaties van de koper en minder verwerking met zich meebrengt dan vlees van andere soorten. Sommige respondenten erkennen het belang dat kleine slachthuizen en de slachting op landbouwbedrijven in hun lidstaten hebben voor de levering van schapen- en geitenvlees aan de verwerkende industrie. In de detailhandel wordt het vlees voornamelijk verkocht op basis van de wensen van de klant of in voorverpakte hoeveelheden.

Daarnaast wijzen de respondenten op het bestaan van verschillende afzonderlijke kwaliteitsmerken voor schapenvlees in België, Denemarken, Estland, Ierland, Griekenland, Spanje, Kroatië, Italië, Portugal, Slovenië en Slowakije, en voor geitenvlees in Griekenland, Spanje, Kroatië, Portugal en Slovenië. Het marktaandeel daarvan is echter vrij klein in vergelijking met de totale binnenlandse omzet.

Over het algemeen werd in de meeste enquêtes geen schatting gegeven van het marktaandeel van de verschillende vleessoorten.

5. Conclusies

Het aantal belanghebbenden dat deelnam aan de enquête, was zeer laag, wat strookt met het idee dat meer wetgeving inzake de indeling van karkassen en verkoopbenamingen geen prioriteit is voor de sector. Daarnaast is er bij de lidstaten of belanghebbenden weinig belangstelling voor de invoering van een verplichte indeling van schapenkarkassen, noch voor de invoering van een systeem voor de indeling van geitenkarkassen of voor verdere wetgeving inzake schapen- en geitenvleesproducten. Ook in de resolutie van het Europees Parlement uit 2018 over de huidige situatie en de vooruitzichten voor de schapen- en geitensector in de EU12 werd niet opgeroepen tot specifieke wetgeving inzake de indeling van karkassen of verkoopbenamingen.

De indeling van schapenkarkassen moet daarom op het niveau van de Unie een vrijwillig instrument blijven dat kan worden gebruikt wanneer het voordelen oplevert met een reële toegevoegde waarde die een eventuele stijging van de kosten en lasten rechtvaardigt. De evaluatie heeft bevestigd dat er geen goede redenen zijn voor invoering van een verplichte indeling van schapenkarkassen op het niveau van de Unie. Het gebruik van het indelingsschema door de belangrijkste producenten in de Unie is niet significant uitgebreid. Daarom zouden de kosten en administratieve lasten die met de verplichtstelling van de indeling gepaard gaan, niet te rechtvaardigen zijn. Slachthuizen zouden de indeling van karkassen moeten organiseren en uitvoeren, over speciaal opgeleid personeel moeten beschikken, en de resultaten en prijzen moeten noteren en meedelen. Een bevoegde autoriteit zou overeenkomstig de voorschriften van de Unie controles ter plaatse moeten uitvoeren, met de bijbehorende behoefte aan extra middelen.

De indeling van karkassen kan voor de toeleveringsketens van schapen een middel zijn om de efficiëntie, de prijstransparantie en de afzet te verbeteren. Hoewel een verplichte indeling van karkassen de overdracht van informatie in de toeleveringsketen kan vergemakkelijken en in principe kan leiden tot eerlijkere en economisch efficiëntere transacties, zien veel marktdeelnemers hier nog steeds geen grote voordelen in en hebben de meeste leveranciers die in schapen handelen, geen behoefte aan het indelen van karkassen.

Het is niet nodig het schema van de Unie voor de indeling van karkassen uit te breiden tot geiten, gezien de zeer beperkte productie van deze vleessoort in veel lidstaten en de specifieke kenmerken van de karkassen en vleesdelen.

Wat de verkoopbenamingen betreft, werden in de enquêtes geen systematische moeilijkheden of problemen bij de uitvoering van de huidige wetgeving inzake het in de handel brengen van schapen- en geitenvlees gemeld, en uit de enquête bleek dat de meeste marktdeelnemers en bevoegde autoriteiten het opleggen van meer wettelijke verplichtingen op dit gebied niet zien zitten. Zij zijn veeleer voorstander van een vereenvoudigde aanpak op basis van subsidiariteit en vermindering van de administratieve lasten. Hoewel er voor schapen- en geitenvlees verschillende indelingen voor handelsdoeleinden bestaan, die afhankelijk zijn van de leeftijd van het dier wanneer het wordt geslacht, maakt de grote verscheidenheid aan productiesystemen en autochtone rassen deze sectoren bovendien zeer heterogeen en hangt de voorkeur van consumenten samen met hun culturele achtergrond. Daarom zouden de verschillende kenmerken die de vleeskwaliteit bepalen, kunnen leiden tot spanningen of conflicten als de wetgevers een specifieke verkoopbenaming zouden invoeren.

De algemene conclusie is dat er geen nieuwe wetgevingsvoorstellen nodig zijn met betrekking tot verkoopbenamingen of de indeling van karkassen in de sector schapen- en geitenvlees.

1 Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671, ELI: data.europa.eu/eli/reg/2013/1308/oj).

2 Verordening (EEG) nr. 2137/92 van de Raad van 23 juli 1992 betreffende het communautaire indelingsschema voor geslachte schapen en de communautaire standaardkwaliteit van geslachte schapen, vers of gekoeld, en houdende verlenging van Verordening (EEG) nr. 338/91 (PB L 214 van 30.7.1992, blz. 1), ELI: data.europa.eu/eli/reg/1992/2137/oj.

3 Verordening (EEG) nr. 461/93 van de Commissie van 26 februari 1993 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake het communautaire indelingsschema voor geslachte schapen (PB L 49 van 27.2.1993, blz. 70), ELI: data.europa.eu/eli/reg/1993/461/oj.

4 Verslag van de Commissie over de tenuitvoerlegging van Verordening (EEG) nr. 2137/92 van de Raad betreffende het communautaire indelingsschema voor geslachte schapen en de communautaire standaardkwaliteit van geslachte schapen, vers of gekoeld, en houdende verlenging van Verordening (EEG) nr. 338/91 (COM(97) 250 def.).

5 Verordening (EG) nr. 2529/2001 van de Raad van 19 december 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector schapen- en geitenvlees (PB L 341 van 22.12.2001, blz. 3), ELI: data.europa.eu/eli/reg/2001/2529/oj.

6 Verslag van de Commissie aan de Raad over de uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2137/92 van de Raad betreffende het communautaire indelingsschema voor geslachte schapen (COM(2002) 295 definitief).

7 Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/1182 van de Commissie van 20 april 2017 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de schema’s van de Unie voor de indeling van runder-, varkens- en schapenkarkassen en wat betreft de mededeling van de marktprijzen voor bepaalde categorieën karkassen en levende dieren (PB L 171 van 4.7.2017, blz. 74), ELI: data.europa.eu/eli/reg_del/2017/1182/oj.

8 Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1184 van de Commissie van 20 april 2017 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de schema’s van de Unie voor de indeling van runder-, varkens- en schapenkarkassen en wat betreft de mededeling van marktprijzen voor bepaalde categorieën karkassen en levende dieren (PB L 171 van 4.7.2017, blz. 103), ELI: data.europa.eu/eli/reg_impl/2017/1184/oj.

9 Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1832 van de Commissie van 12 oktober 2021 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief

(PB L 385 van 29.10.2021, blz. 1), ELI: data.europa.eu/eli/reg_impl/2021/1832/oj.

10 Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1988 van de Commissie van 11 november 2020 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor de Verordeningen (EU) nr. 1308/2013 en (EU) nr. 510/2014 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het beheer van invoertariefcontingenten volgens het beginsel “wie het eerst komt, het eerst maalt” (PB L 422 van 14.12.2020, blz. 4), ELI: data.europa.eu/eli/reg_impl/2020/1988/oj.

11 Verordening (EG) nr. 1165/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende vee- en vleesstatistieken en houdende intrekking van Richtlijnen 93/23/EEG, 93/24/EEG en 93/25/EEG van de Raad (Voor de EER relevante tekst) (PB L 321 van 1.12.2008, blz. 1), ELI: data.europa.eu/eli/reg/2008/1165/oj.

12 Verslag-A8-0064/2018.

NL NL