Toelichting bij COM(2024)248 -

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2024)248 - .
bron COM(2024)248
datum 17-06-2024
1. Inleiding

Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad1 is op 16 april 2014 vastgesteld. Verordening (EU) nr. 596/2014 is vervolgens gewijzigd bij Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad2, Verordening (EU) 2016/1033 van het Europees Parlement en de Raad3, Verordening (EU) 2019/2115 van het Europees Parlement en de Raad4 en Verordening (EU) 2023/2869 van het Europees Parlement en de Raad5.

Teneinde de integriteit van de financiële markten in de Unie te waarborgen en de bescherming van beleggers en hun vertrouwen in die markten te versterken, wordt in Verordening (EU) nr. 596/2014 een gemeenschappelijk regelgevend kader vastgelegd inzake handel met voorwetenschap, wederrechtelijke mededeling van voorwetenschap en marktmanipulatie (marktmisbruik), en zijn in deze verordening maatregelen opgenomen om dergelijk marktmisbruik te voorkomen.

In artikel 35 van Verordening (EU) nr. 596/2014 worden de voorwaarden neergelegd waarin de Commissie bevoegd is gedelegeerde handelingen vast te stellen. In artikel 35, lid 2, van Verordening (EU) nr. 596/2014 (als gewijzigd bij Verordening (EU) 2019/2115) wordt bepaald dat de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen aan de Commissie wordt toegekend voor een initiële termijn van vijf jaar met ingang van 31 december 2019, en worden de voorwaarden beschreven voor verlenging van die bevoegdheidsdelegatie. De initiële termijn van vijf jaar loopt af op 31 december 2024. Aan het einde van deze termijn moet de Commissie een verslag opstellen. Dit verslag beoogt daaraan tegemoet te komen.

2. Rechtsgrondslag

Overeenkomstig artikel 35, lid 2, van Verordening (EU) nr. 596/2014 moet de Commissie uiterlijk negen maanden vóór het einde van de termijn van vijf jaar een verslag opstellen over de bevoegdheidsdelegatie.

In artikel 35, lid 2, van Verordening (EU) nr. 596/2014 is ook bepaald dat de bevoegdheidsdelegatie stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur wordt verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van een termijn tegen verlenging verzet.

3. Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1. Vastgestelde gedelegeerde handelingen

De Commissie heeft de volgende gedelegeerde handelingen vastgesteld.

Gedelegeerde handelingenBevoegdheidsdelegaties
Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/522 van de Commissie van 17 december 20156Artikel 6, lid 5,
Artikel 12, lid 5,
Artikel 17, lid 2,
Artikel 17, lid 3,
Artikel 19, lid 13,

1.

Artikel 19, lid 14

Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/461 van de Commissie7Artikel 6, lid 5


De vaststelling van die gedelegeerde handelingen gebeurde uit hoofde van de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen die aan de Commissie is verleend uit hoofde van artikel 35, lid 2, van Verordening (EU) nr. 596/2014 en die werd toegekend voor onbepaalde tijd, met ingang van 2 juli 2014. Bij Verordening (EU) 2019/2115 is artikel 35, lid 2, van Verordening (EU) nr. 596/2014 gewijzigd en werd de termijn van de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen beperkt tot vijf jaar met ingang van 31 december 2019. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van een termijn tegen verlenging verzet.


Om de in punt 3.2 uiteengezette redenen heeft de Commissie nog geen gebruikgemaakt van de bevoegdheidsdelegatie uit artikel 35, lid 2, van Verordening (EU) nr. 596/2014 met betrekking tot artikel 6, lid 6, en artikel 38 van Verordening (EU) nr. 596/2014. Overeenkomstig artikel 35, lid 2, van Verordening (EU) nr. 596/2014 stelt de Commissie uiterlijk negen maanden vóór het einde van de termijn van vijf jaar, dus vóór 31 maart 2024, een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie.


2. Noodzaak van verlenging van de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen

Zoals wordt aangegeven in punt 3.1 heeft de Commissie nog geen gebruikgemaakt van de bevoegdheidsdelegatie met betrekking tot artikel 6, lid 6, en artikel 38 van Verordening (EU) nr. 596/2014.

2.

De volgende gedelegeerde handelingen zijn derhalve nog niet vastgesteld:


Gedelegeerde handelingen Bevoegdheidsdelegaties
Uitbreiding van de uitzondering uit hoofde van artikel 6, lid 3, van Verordening (EU) nr. 596/2014 naar bepaalde aangewezen publieke organen van derde landen die een overeenkomst met de Unie zijn aangegaan uit hoofde van artikel 25 van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad8Artikel 6, lid 6
Aanpassing van de drempels uit artikel 19, lid 1 bis, punten a) en b), van Verordening (EU) nr. 596/2014Artikel 38, vierde alinea

3.

De redenen voor de vertraagde vaststelling van de hierboven vermelde gedelegeerde handelingen zijn als volgt:


- De bevoegdheidsdelegatie uit hoofde van artikel 6, lid 6, van Verordening (EU) nr. 596/2014 heeft betrekking op de overeenkomsten waarnaar wordt verwezen in artikel 25, lid 1, van Richtlijn 2003/87/EG, die moeten worden gesloten met de derde landen die zijn opgenomen in bijlage B bij het protocol van Kyoto. Derhalve kan de Commissie die bevoegdheidsdelegatie pas gebruiken wanneer de Unie dergelijke overeenkomsten heeft gesloten. Op dit moment heeft de Unie een dergelijke overeenkomst gesloten met de Zwitserse Bondsstaat9. Die overeenkomst werd ondertekend op 23 november 2017 en is op 1 januari 2020 in werking getreden. Er zijn geen andere overeenkomsten ondertekend met derde landen. Tot nu toe heeft de Commissie de bevoegdheidsdelegatie uit hoofde van artikel 6, lid 6, van Verordening (EU) nr. 596/2014 niet kunnen gebruiken, aangezien Verordening (EU) nr. 596/2014 buiten het toepassingsgebied van de koppelingsovereenkomst met Zwitserland valt. De diensten van de Commissie achten het echter van essentieel belang dat de bevoegdheidsdelegatie uit hoofde van artikel 6, lid 6, van Verordening (EU) nr. 596/2014 wordt verlengd. Dit is gerechtvaardigd aangezien op grond van toekomstige overeenkomsten met derde landen als bedoeld in artikel 25, lid 1, van Richtlijn 2003/87/EG, mogelijk gebruik moet worden gemaakt van de bevoegdheidsdelegatie als in deze overeenkomsten wordt bepaald dat Verordening (EU) nr. 596/2014 van toepassing is op de nationale autoriteiten van het derde land.


- De bevoegdheidsdelegatie uit hoofde van artikel 38, vierde alinea, van Verordening (EU) nr. 596/2014 verleent de Commissie de bevoegdheid om de in artikel 19, lid 1 bis, punten a) en b), van die verordening bedoelde drempels aan te passen. De Commissie heeft rekening gehouden met het technisch advies dat zij op 23 september 2020 heeft ontvangen van de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA)10, met daarin onder meer de resultaten van de door ESMA gehouden openbare raadpleging, waarin zowel ESMA als de respondenten aangaven deze drempels nog steeds passend te achten. Op grond van dat technisch advies is de Commissie van mening dat het in dit stadium niet nodig is de drempels aan te passen. Aangezien echter niet kan worden uitgesloten dat deze drempels in de toekomst moeten worden aangepast, is het noodzakelijk om de bevoegdheidsdelegatie aan de Commissie te verlengen.

De Commissie acht het belangrijk dat de bevoegdheidsdelegaties waarin artikel 6, leden 5 en 6, artikel 12, lid 5, artikel 17, lid 2, derde alinea, artikel 17, lid 3, artikel 19, leden 13 en 14, en artikel 38 van Verordening (EU) nr. 596/2014 voorzien, na afloop van de termijn van vijf jaar worden gehandhaafd. Daarom heeft de Commissie in het kader van het wetgevingsvoorstel voor een verordening inzake beursnoteringen voorgesteld dat de medewetgevers de Commissie aanvullende bevoegdheden verlenen om gedelegeerde handelingen vast te stellen uit hoofde van Verordening (EU) nr. 596/2014 en de bestaande mandaten handhaven. De Commissie merkt op dat de medewetgevers er in de definitieve compromistekst voor de verordening inzake beursnoteringen11 inderdaad mee hebben ingestemd de delegatie van de bevoegdheid om de in artikel 6, leden 5 en 6, artikel 12, lid 5, artikel 17, lid 2, derde alinea, artikel 17, lid 3, artikel 19, leden 13 en 14, en artikel 38 van Verordening (EU) nr. 596/2014 bedoelde gedelegeerde handelingen vast te stellen, met een termijn van vijf jaar te verlengen. Het Europees Parlement en de Raad hebben er ook mee ingestemd de Commissie de bevoegdheid te verlenen om gedurende deze zelfde termijn gedelegeerde handelingen vast te stellen uit hoofde van artikel 17, lid 1, tweede alinea, en artikel 25 bis, leden 5, 5 bis en 6. Vóór afloop van een dergelijke termijn moet de Commissie een nieuw verslag opstellen. De verordening inzake beursnoteringen is op 24 april 2024 door het Europees Parlement aangenomen in plenaire vergadering en is onderworpen aan de zogeheten “rectificatieprocedure”, die zal leiden tot publicatie in het Publicatieblad later dit jaar.

4. Conclusie

Met het oog op de toelichting die wordt gegeven in punt 3 is de Commissie van mening dat er een duidelijke noodzaak bestaat om de bevoegdheidsdelegaties uit hoofde van artikel 6, leden 5 en 6, artikel 12, lid 5, artikel 17, lid 2, derde alinea, artikel 17, lid 3, artikel 19, leden 13 en 14, en artikel 38 van Verordening (EU) nr. 596/2014 met een termijn van nog eens vijf jaar te verlengen, zoals zij ook heeft voorgesteld in het kader van het wetgevingsvoorstel voor een verordening inzake beursnoteringen.

De Commissie verzoekt het Europees Parlement en de Raad kennis te nemen van dit verslag.

1 Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (Verordening marktmisbruik) en houdende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2003/124/EG, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 1, ELI: data.europa.eu/eli/reg/2014/596/oj).

2 Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten en tot wijziging van Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU en Verordening (EU) nr. 596/2014 (PB L 171 van 29.6.2016, blz. 1, ELI: data.europa.eu/eli/reg/2016/1011/oj).

3 Verordening (EU) 2016/1033 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juni 2016 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 600/2014 betreffende markten in financiële instrumenten, Verordening (EU) nr. 596/2014 betreffende marktmisbruik en Verordening (EU) nr. 909/2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie en betreffende centrale effectenbewaarinstellingen (PB L 175 van 30.6.2016, blz. 1, ELI: data.europa.eu/eli/reg/2016/1033/oj).

4 Verordening (EU) 2019/2115 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 tot wijziging van Richtlijn 2014/65/EU en de Verordeningen (EU) nr. 596/2014 en (EU) 2017/1129 wat de bevordering van het gebruik van mkb-groeimarkten betreft (PB L 320 van 11.12.2019, blz. 1, ELI: data.europa.eu/eli/reg/2019/2115/oj).

5 Verordening (EU) 2023/2869 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2023 tot wijziging van bepaalde verordeningen wat betreft de oprichting en het functioneren van het Europees centraal toegangspunt (PB L, 2023/2869, 20.12.2023, ELI: data.europa.eu/eli/reg/2023/2869/oj).

6 Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/522 van de Commissie van 17 december 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot een vrijstelling voor bepaalde publieke organen en centrale banken in derde landen, de indicatoren van marktmanipulatie, de openbaarmakingsdrempels, de bevoegde autoriteit voor kennisgevingen van uitstel, de toestemming voor handel tijdens afgesloten perioden en typen aan te melden transacties van leidinggevenden (PB L 88 van 5.4.2016, blz. 1, ELI: data.europa.eu/eli/reg_del/2016/522/oj).

7 Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/461 van de Commissie van 30 januari 2019 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/522 wat betreft de vrijstelling van de Bank of England en het Debt Management Office van het Verenigd Koninkrijk van de toepassing van Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 80 van 22.3.2019, blz. 10, ELI: data.europa.eu/eli/reg_del/2019/461/oj).

8 Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32, ELI: data.europa.eu/eli/dir/2003/87/oj).

9 Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Zwitserse Bondsstaat inzake de koppeling van hun regelingen voor de handel in broeikasgasemissierechten (PB L 322 van 7.12.2017, blz. 3).

10 Evaluatieverslag verordening marktmisbruik (ESMA70-156-2391).

11 Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijzing van de Verordeningen (EU) 2017/1129, (EU) nr. 596/2014 en (EU) nr. 600/2014 om publieke kapitaalmarkten in de Unie aantrekkelijker te maken voor ondernemingen en de toegang tot kapitaal voor kleine en middelgrote ondernemingen te vergemakkelijken — Bevestiging van de definitieve compromistekst met het oog op een akkoord (2022/0411 (COD)).

NL NL