Toelichting bij COM(2024)262 -

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2024)262 - .
bron COM(2024)262
datum 01-07-2024
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de uitoefening van de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen die aan de Commissie is verleend bij Verordening (EG) nr. 1069/2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (“verordening dierlijke bijproducten”)

1. INLEIDING

Verordening (EG) nr. 1069/2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (“verordening dierlijke bijproducten”)1 is vastgesteld in 2009. Deze verordening is op 4 december 2009 in werking getreden en is van toepassing sinds 4 maart 2011.

In 2019 is de verordening dierlijke bijproducten gewijzigd bij Verordening (EU) 2019/10092, die in artikel 5, lid 2, de rechtsgrondslag heeft ingevoerd voor de vaststelling van een eindpunt in de productieketen van afgeleide producten voor organische meststoffen en bodemverbeteraars die geen significant risico voor de volksgezondheid of de diergezondheid meer inhouden. Na de vaststelling van een dergelijk eindpunt mogen die organische meststoffen en bodemverbeteraars vervolgens zonder beperkingen uit hoofde van de verordening dierlijke bijproducten in de handel worden gebracht en worden er geen officiële controles overeenkomstig die verordening meer op uitgevoerd.

Het gewijzigde artikel 5, lid 2, van de verordening dierlijke bijproducten voorziet in de rechtsgrondslag voor de vaststelling van eindpunten voor voeder voor gezelschapsdieren, technische producten voor gebruik buiten de voederketen en organische meststoffen en bodemverbeteraars. Het verleent de Commissie de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen.

De wijziging geldt sinds 15 juli 2019.

1.

Rechtsgrondslag



Dit verslag moet worden opgesteld op grond van artikel 51 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1069/2009. Overeenkomstig die bepaling wordt de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de in artikel 5, lid 2, van die verordening genoemde aangelegenheden aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 15 juli 2019 en moet de Commissie uiterlijk negen maanden vóór het einde van de termijn van vijf jaar een verslag over de bevoegdheidsdelegatie opstellen.

In artikel 51 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1069/2009 is bepaald dat de bevoegdheidsdelegatie stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur wordt verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden vóór het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet, terwijl in artikel 51 bis, lid 3, wordt bepaald dat het Europees Parlement of de Raad de bevoegdheidsdelegatie te allen tijde kan intrekken.

2. UITOEFENING VAN DE BEVOEGDHEIDSDELEGATIE

Tijdens de verslagperiode heeft de Commissie haar gedelegeerde bevoegdheid uitgeoefend door de volgende gedelegeerde handeling vast te stellen:

- Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/1605 van de Commissie van 22 mei 2023 tot aanvulling van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de bepaling van eindpunten in de productieketen van bepaalde organische meststoffen en bodemverbeteraars3.

Bij die gedelegeerde verordening zijn eindpunten vastgesteld voor afgeleide producten in de productieketen voor in de Unie geproduceerde organische meststoffen en bodemverbeteraars, waarna zij niet langer onderworpen zijn aan de vereisten van Verordening (EG) nr. 1069/2009, op voorwaarde dat zij overeenkomstig Verordening (EU) 2019/1009 als bestanddeel in EU-bemestingsproducten worden gebruikt. De gedelegeerde handeling is vastgesteld op 22 mei 2023, waarna het Europees Parlement en de Raad ervan in kennis zijn gesteld. Aangezien noch het Europees Parlement, noch de Raad bezwaar heeft aangetekend, is de gedelegeerde verordening op 8 augustus 2023 bekendgemaakt.

Volgens artikel 5, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1069/2009 moet de Commissie in bepaalde omstandigheden overeenkomstig artikel 5, lid 2, een eindpunt voor bepaalde afgeleide producten vaststellen. De Commissie heeft aan de verplichting van artikel 5, lid 4, van die verordening voldaan door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) een mandaat te geven. Vervolgens publiceerde de EFSA een wetenschappelijk advies “Inactivation of indicator microorganisms and biological hazards by standard and/or alternative processing methods in Category 2 and 3 animal by-products and derived products to be used as organic fertilisers and/or soil improvers”4 (“Inactivering van indicatormicro-organismen en biologische gevaren door standaard en/of alternatieve verwerkingsmethoden in dierlijke bijproducten en afgeleide producten van de categorieën 2 en 3 voor gebruik als organische meststoffen en/of bodemverbeteraars”). Volgens dat wetenschappelijk advies komen slechts sommige in artikel 5, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1069/2009 vermelde afgeleide producten in aanmerking om het eindpunt te bereiken als zij overeenkomstig Verordening (EU) 2019/1009 als bestanddeel worden gebruikt.

Daarnaast kan de Commissie op basis van de in artikel 5, lid 2, van de verordening dierlijke bijproducten verleende bevoegdheid ook eindpunten in de productieketen vaststellen voor andere afgeleide producten, namelijk de in de artikelen 32, 35 en 36 van Verordening (EG) nr. 1069/2009 bedoelde producten die geen significant risico voor de volksgezondheid of de diergezondheid meer inhouden.

3. CONCLUSIE

Op basis van de in artikel 5, lid 2, van de verordening dierlijke bijproducten verleende bevoegdheid heeft de Commissie naar behoren een verplichte gedelegeerde handeling vastgesteld, namelijk Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/1605 van de Commissie. De Commissie acht het noodzakelijk de in artikel 51 bis, lid 2, verleende bevoegdheidsdelegatie stilzwijgend met vijf jaar te verlengen, zoals bepaald in dat artikel, teneinde eindpunten vast te stellen voor andere afgeleide producten, afhankelijk van toekomstige gunstige beoordelingen van de EFSA, en met het oog op de eventuele noodzaak om die gedelegeerde verordening in de toekomst te wijzigen. De Commissie verzoekt het Europees Parlement en de Raad kennis te nemen van dit verslag.

1Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (verordening dierlijke bijproducten) (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 1).

2Verordening (EU) 2019/1009 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 tot vaststelling van voorschriften inzake het op de markt aanbieden van EU-bemestingsproducten en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1069/2009 en (EG) nr. 1107/2009 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2003/2003 (PB L 170 van 25.6.2019, blz. 1).

3Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/1605 van de Commissie van 22 mei 2023 tot aanvulling van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de bepaling van eindpunten in de productieketen van bepaalde organische meststoffen en bodemverbeteraars (PB L 198 van 8.8.2023, blz. 1).

4 EFSA Journal 2021; 19(12):6932.

NL NL