Toelichting bij COM(2024)257 - - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2024)257 - . |
---|---|
bron | COM(2024)257 |
datum | 02-07-2024 |
• Motivering en doel van het voorstel
Het Verdrag inzake het Energiehandvest (EHV) is een multilaterale handels- en investeringsovereenkomst voor de energiesector die in 1994 is ondertekend en in 1998 in werking is getreden. De Europese Unie is een verdragsluitende partij bij het EHV1, samen met Euratom, 22 EU-lidstaten (situatie op 19 juni 2024)2, alsook Japan, Zwitserland, Turkije en de meeste landen van de Westelijke Balkan en de voormalige Sovjet-Unie, met uitzondering van Rusland3 en Belarus4.
In het arrest Komstroy5 heeft het HvJ-EU geoordeeld dat artikel 26, lid 2, punt c), EHV aldus moet worden uitgelegd dat het niet van toepassing is op geschillen tussen een lidstaat en een investeerder uit een andere lidstaat over een investering die deze investeerder heeft gedaan in eerstgenoemde lidstaat. Scheidsgerechten blijven echter de bevoegdheid aanvaarden en uitspraken doen in procedures binnen de EU. Op 5 oktober 2022 heeft de Commissie de Raad, het Europees Parlement en de lidstaten een mededeling toegezonden waarin zij haar voornemen uiteenzette om onderhandelingen te openen over een overeenkomst tussen de Unie, Euratom en de lidstaten met betrekking tot de uitlegging van het Verdrag inzake het Energiehandvest, waarin met name zou worden bevestigd dat het EHV op geen enkel moment binnen de EU van toepassing is geweest en dat ook in de toekomst niet zal zijn, dat het EHV niet als grondslag voor arbitrageprocedures kan dienen en dat de horizonclausule niet van toepassing is. Deze onderhandelingen hebben inmiddels plaatsgevonden. De tekst van de onderlinge overeenkomst staat nu vast. De parafering van de tekst, het teken dat de onderhandelingen zijn afgesloten, vond plaats op 26 juni 2024.
• Voorgenomen overeenkomst
In de overeenkomst staan geen nieuwe bepalingen. De overeenkomst weerspiegelt de jurisprudentie van het HvJ-EU en is volledig in overeenstemming met het vaste standpunt van de Unie zoals dat herhaaldelijk is verwoord, onder meer in openbare zittingen in rechtsgebieden van derde landen. In de overwegingen bij de overeenkomst wordt gewezen op de geschiedenis en de context van de overeenkomst, waaronder met name de uitlegging van het Unierecht door het HvJ-EU, en wordt erkend dat de doeltreffende uitvoering van het Unierecht door uitspraken in intra-EU-arbitrageprocedures wordt ondermijnd. De enige materiële bepaling (artikel 2) bevat de gemeenschappelijke opvatting van de partijen bij de overeenkomst met betrekking tot de niet-toepasselijkheid van artikel 26, lid 2, punt c), EHV binnen de EU en het daaruit voortvloeiende ontbreken van een rechtsgrondslag voor intra-EU-arbitrageprocedures zoals uiteengezet in de onderlinge overeenkomst.
2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
• Rechtsgrondslag
Het arrest Komstroy is niet nageleefd door scheidsgerechten, die nog regelmatig nalaten zich wegens het ontbreken van een geldige arbitrageovereenkomst onbevoegd te verklaren, en bijgevolg worden er nog steeds scheidsrechterlijke uitspraken gedaan op een wijze die in strijd is met de regels van de Europese Unie en Euratom. Deze uitspraken zijn vaak het voorwerp van tenuitvoerleggingsprocedures, ook in derde landen. Er bestaat een gevaar van strijdigheid tussen de Verdragen en het EHV zoals uitgelegd door sommige scheidsgerechten, die, indien deze uitleg wordt bevestigd door de rechtbanken van een derde land, de facto tot een rechtsconflict zou leiden omdat in de rechtsorde van derde landen scheidsrechterlijke uitspraken zouden circuleren die in strijd zijn met het EU-recht.
Volgens de rechtspraak van het Hof kan het gevaar van strijdigheid tussen rechtsbepalingen ertoe leiden dat een internationale overeenkomst onverenigbaar is met het Unierecht. Wil het EHV verenigbaar zijn met de Verdragen, dan moet volgens de Commissie elk gevaar van strijdigheid worden weggenomen. Het energiebeleid van de Unie moet onder meer inhouden dat de rechtspraak van het HvJ-EU wordt nageleefd en dat strijdigheid tussen het EHV, handelingen van Unierecht en het VWEU en het VEU wordt vermeden. Gezien de positie van scheidsgerechten is het van belang dat het gevaar uit internationaalrechtelijk oogpunt wordt aangepakt. Daartoe heeft de Commissie onderhandeld over een overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten betreffende de uitlegging en toepassing van het Verdrag inzake het Energiehandvest.
De overeenkomst is een noodzakelijke maatregel voor de verwezenlijking van de hierboven beschreven doelstellingen van het energiebeleid van de Unie. Het besluit om machtiging te verlenen voor ondertekening van de overeenkomst namens de Unie moet derhalve worden vastgesteld op basis van artikel 194 VWEU.
• Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)
Ondertekening van de overeenkomst namens de Unie is niet iets wat de lidstaten zelfstandig kunnen doen. Wanneer zij dit dienstig achten, ondertekenen de lidstaten de overeenkomst namens zichzelf. De Unie is ook een verdragsluitende partij bij het EHV en het is derhalve aan de wetgever van de Unie om te beslissen of de Unie partij moet worden bij de overeenkomst waarin het EHV wordt uitgelegd.
• Evenredigheid
De bestaande rechtspraak van het HvJ-EU en de talrijke interventies van de Commissie voor scheidsgerechten en rechtbanken van derde landen volstaan niet om een doeltreffende uitvoering van het recht van de Unie te waarborgen en het gevaar van strijdigheid tussen het EHV en het VWEU en het VEU weg te nemen.
• Keuze van het instrument
Om het gewenste effect op de beslissingspraktijk van scheidsgerechten te hebben, moet de vast te stellen handeling een internationale rechtshandeling zijn. De Commissie acht het derhalve passend dat de partijen een overeenkomst sluiten betreffende de uitlegging van het verdrag.
3. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
geen
4. OVERIGE ELEMENTEN
In de late stadia van de onderhandelingen over de overeenkomst werd de mogelijkheid om een verklaring af te leggen over de rechtsgevolgen van het arrest Komstroy naar voren gebracht als een manier om de in de onderlinge overeenkomst uiteengezette gemeenschappelijke opvatting reeds te formaliseren. De Commissie heeft die verklaring namens de Unie ondertekend.