Toelichting bij COM(2024)280 -

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2024)280 - .
bron COM(2024)280
datum 10-07-2024
Dit voorstel betreft de ondertekening van een overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Libanon betreffende samenwerking tussen het Europees Agentschap voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust) en de voor justitiële samenwerking in strafzaken bevoegde autoriteiten van de Republiek Libanon (hierna “de overeenkomst” genoemd).

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Eurojust, het agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken, coördineert het onderzoek naar en de vervolging van ernstige grensoverschrijdende criminaliteit in Europa en daarbuiten. Eurojust vervult in de Europese Unie (EU) een spilfunctie op het gebied van de justitiële samenwerking in strafzaken en ondersteunt de nationale onderzoeks- en vervolgingsautoriteiten.

In een geglobaliseerde wereld stopt de behoefte aan samenwerking tussen justitiële autoriteiten die betrokken zijn bij het onderzoek naar en de vervolging van ernstige misdrijven, niet aan de grenzen van de Unie. Door de toename van de grensoverschrijdende criminaliteit is het van cruciaal belang om informatie te verkrijgen van buiten het eigen rechtsgebied. Eurojust moet dan ook nauw kunnen samenwerken en persoonsgegevens kunnen uitwisselen met justitiële autoriteiten van bepaalde derde landen, voor zover dit noodzakelijk is om zijn taken uit te voeren binnen het kader van de in Verordening (EU) 2018/17271 (hierna “de Eurojust-verordening” genoemd) vastgestelde vereisten. Tegelijkertijd is het belangrijk ervoor te zorgen dat er voor de bescherming van persoonsgegevens passende waarborgen zijn betreffende de bescherming van het privéleven en van de grondrechten en fundamentele vrijheden van burgers.

1.

Eurojust kan operationele persoonsgegevens uitwisselen met derde landen wanneer aan een van de vereisten van artikel 56, lid 2, punten a) tot en met c), van de Eurojust-verordening is voldaan:


- de Commissie heeft op grond van artikel 57 besloten dat het derde land of de internationale organisatie in kwestie een passend beschermingsniveau waarborgt of er bestaan, bij ontstentenis van een dergelijk adequaatheidsbesluit, passende waarborgen — of deze worden geboden — op grond van artikel 58, lid 1, of er is, bij ontstentenis van zowel een adequaatheidsbesluit als dergelijke passende waarborgen, een afwijking voor specifieke situaties van toepassing uit hoofde van artikel 59, lid 1;

- er is vóór 12 december 2019 een samenwerkingsovereenkomst gesloten tussen Eurojust en het derde land of die internationale organisatie overeenkomstig artikel 26 bis van Besluit 2002/187/JBZ2 die de uitwisseling van operationele persoonsgegevens toestaat; of

- er is een internationale overeenkomst gesloten tussen de Unie en het derde land of de internationale organisatie op grond van artikel 218 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) die voorziet in passende waarborgen betreffende de bescherming van het privéleven en van de grondrechten en fundamentele vrijheden van burgers.

Momenteel heeft Eurojust samenwerkingsovereenkomsten op basis van artikel 26 bis van Besluit 2002/187/JBZ, die de uitwisseling van persoonsgegevens mogelijk maken met Montenegro, Oekraïne, Moldavië, Liechtenstein, Zwitserland, Noord-Macedonië, de Verenigde Staten van Amerika, IJsland, Noorwegen, Georgië, Albanië en Servië. Overeenkomstig artikel 80, lid 5, van de Eurojust-verordening blijven deze samenwerkingsovereenkomsten geldig.

Sinds de inwerkingtreding van de Eurojust-verordening op 12 december 2019 en op grond van het Verdrag is het de verantwoordelijkheid van de Commissie om namens de Unie te onderhandelen over internationale overeenkomsten met derde landen op het gebied van samenwerking en uitwisseling van persoonsgegevens met Eurojust. Voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van zijn taken kan Eurojust, overeenkomstig hoofdstuk V van de Eurojust-verordening, door middel van werkafspraken samenwerkingsverbanden aangaan en onderhouden met externe partners. Deze kunnen op zich echter geen rechtsgrondslag vormen voor de uitwisseling van persoonsgegevens.

Om de justitiële samenwerking tussen Eurojust en bepaalde derde landen te versterken, heeft de Commissie een aanbeveling aangenomen voor een besluit van de Raad houdende machtiging tot het openen van onderhandelingen over overeenkomsten tussen de Europese Unie en Algerije, Armenië, Bosnië en Herzegovina, Egypte, Israël, Jordanië, Libanon, Marokko, Tunesië en Turkije betreffende samenwerking tussen het Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust) en de autoriteiten van die derde landen die bevoegd zijn voor justitiële samenwerking in strafzaken3.

De Raad heeft die machtiging op 1 maart 2021 verleend en heeft een reeks onderhandelingsrichtsnoeren vastgesteld en een speciaal comité aangesteld om de Raad in deze taak bij te staan4.

De onderhandelingen met Libanon zijn in december 2022 van start gegaan. Na de tweede en laatste onderhandelingsronde, die in juli 2023 plaatsvond, bereikten de onderhandelaars op 11 oktober 2023 een voorlopig akkoord. Op [xx.xx.xxxx] parafeerden de hoofdonderhandelaars de ontwerptekst van de overeenkomst.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Bij de onderhandelingen over de overeenkomst is rekening gehouden met de uitgebreide onderhandelingsrichtsnoeren die de Raad op 1 maart 2021 had vastgesteld, samen met de machtiging om te onderhandelen. De onderhavige overeenkomst is ook in overeenstemming met het bestaande beleid van de Unie inzake samenwerking op het gebied van justitiële samenwerking.

De afgelopen jaren is vooruitgang geboekt bij de verbetering van de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten onderling en tussen agentschappen van de Unie en derde landen. Verordening (EU) 2023/2131 tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1727 en van Besluit 2005/671/JBZ van de Raad, wat de uitwisseling van digitale informatie in terrorismezaken betreft5, versterkt het kader voor samenwerking met derde landen van Eurojust door te voorzien in een solide rechtsgrondslag voor de detachering van een verbindingsofficier van justitie uit een derde land bij Eurojust en de samenwerking met Eurojust.

Ook Verordening (EU) 2022/838 tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1727, wat betreft het verzamelen, bewaren en analyseren bij Eurojust van bewijsmateriaal in verband met genocide, misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden6, houdt sterk verband met derde landen. Beide wetgevingshandelingen onderstrepen het belang van nauwe samenwerking met derde landen bij het onderzoeken en vervolgen van ernstige misdrijven.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het voorstel is ook in overeenstemming met de andere beleidsterreinen van de Unie.

Justitiële samenwerking in strafzaken was een van de acties in het eerste actieplan EU-Libanon7, dat de tenuitvoerlegging ondersteunde van de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Libanon, anderzijds, die op 1 april 2006 in werking is getreden. Bijzondere aandacht ging uit naar justitiële samenwerking in het kader van de bestrijding van terrorisme en georganiseerde criminaliteit. De ontwikkeling van justitiële samenwerking in strafzaken tussen de rechterlijke instanties van Libanon en de lidstaten van de EU was een van de geplande acties.

In de partnerschapsprioriteiten EU-Libanon die tijdens de Associatieraad EU-Libanon van 11 november 20168 zijn aangenomen, zijn beide partijen overeengekomen dat voor de stabiliteit van Libanon vooruitgang moet worden geboekt op het gebied van behoorlijk bestuur en de rechtsstaat. De EU heeft zich ertoe verbonden met Libanon samen te werken bij de bevordering van gedeelde waarden van democratie en de rechtsstaat, de hervorming van het rechtsstelsel en de bestrijding van corruptie.

Libanon is de begunstigde geweest van verschillende door de EU gefinancierde projecten op het gebied van justitiële hervorming en versterking van de rechtsstaat, onder meer in de strafrechtelijke sector.

De gezamenlijke mededeling van 9 februari 2021 over het hernieuwd partnerschap met het zuidelijk nabuurschap - Een nieuwe agenda voor het Middellandse Zeegebied9, voorziet in een versterkte justitiële samenwerking tussen de EU en de partnerlanden van het zuidelijk nabuurschap, met de hulp van Eurojust, onder meer door middel van onderhandelingen over samenwerkingsovereenkomsten tussen de EU en de landen van het zuidelijk nabuurschap. Het wordt erkend dat grote veiligheidsdreigingen zoals terrorisme, hybride dreigingen, cybercriminaliteit en georganiseerde criminaliteit die de regio destabiliseren, alleen met gezamenlijke inspanningen kunnen worden aangepakt.

De bestaande strategische documenten van de Commissie onderbouwen de noodzaak om de efficiëntie en doeltreffendheid van de samenwerking op het gebied van rechtshandhaving en justitiële samenwerking in de EU te verbeteren en de samenwerking met derde landen uit te breiden. Daarbij gaat het onder meer om de strategie voor de veiligheidsunie10, de terrorismebestrijdingsagenda voor de EU11 en de EU-strategie voor de aanpak van georganiseerde criminaliteit12.

In overeenstemming met deze strategische documenten is ook de internationale samenwerking op het gebied van rechtshandhaving versterkt. Op basis van de machtiging van de Raad13 heeft de Commissie met Nieuw-Zeeland onderhandeld over een overeenkomst inzake de uitwisseling van persoonsgegevens met het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol).

Tegelijkertijd is het van cruciaal belang dat justitiële samenwerking met derde landen volledig in overeenstemming is met de grondrechten die zijn verankerd in de EU-Verdragen en in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

Een bijzonder belangrijke reeks waarborgen, met name die welke zijn opgenomen in hoofdstuk II van de overeenkomst, betreft de bescherming van persoonsgegevens, die in de EU een grondrecht is. Overeenkomstig artikel 56, lid 2, punt c), van de Eurojust-verordening kan Eurojust persoonsgegevens doorgeven aan een autoriteit van een derde land op grond van een internationale overeenkomst gesloten tussen de Unie en dat derde land krachtens artikel 218 VWEU, waarin passende waarborgen zijn opgenomen betreffende de bescherming van het privéleven en van de grondrechten en fundamentele vrijheden van burgers.

Hoofdstuk II van de overeenkomst voorziet in dergelijke waarborgen, waaronder met name bepalingen ter waarborging van een aantal beginselen en verplichtingen inzake gegevensbescherming die door beide partijen moeten worden nageleefd (artikel 10 en volgende), alsmede bepalingen ter waarborging van afdwingbare rechten van personen (artikel 14 en volgende), onafhankelijk toezicht (artikel 21) en doeltreffende administratieve en gerechtelijke beroepsmogelijkheden bij schendingen van de in de overeenkomst erkende rechten en waarborgen ten gevolge van de verwerking van persoonsgegevens (artikel 22).

Er moet een evenwicht worden gevonden tussen het verbeteren van de beveiliging enerzijds en het beschermen van de mensenrechten, onder meer wat betreft gegevens en de persoonlijke levenssfeer, anderzijds. De Commissie heeft ervoor gezorgd dat de overeenkomst een rechtsgrondslag biedt voor de uitwisseling van persoonsgegevens met het oog op justitiële samenwerking in strafzaken, en tegelijkertijd voorziet in passende waarborgen betreffende de bescherming van het privéleven en van de grondrechten en fundamentele vrijheden van burgers.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Artikel 218, lid 5, VWEU voorziet in besluiten waarbij “machtiging wordt verleend tot ondertekening van de overeenkomst en, in voorkomend geval, in afwachting van de inwerkingtreding, tot de voorlopige toepassing ervan”. Aangezien het voorstel tot doel heeft een machtiging te krijgen tot ondertekening van de overeenkomst, is de procedurele rechtsgrondslag artikel 218, lid 5, VWEU.

De materiële rechtsgrondslag hangt in de eerste plaats af van de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet een rechtshandeling op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component. Het voorstel heeft twee hoofddoelstellingen en componenten, namelijk de samenwerking tussen Eurojust en Libanon in strafzaken en de vaststelling van passende waarborgen betreffende de bescherming van het privéleven en van andere grondrechten en fundamentele vrijheden van burgers voor deze samenwerking. De materiële rechtsgrondslag moet dus artikel 16, lid 2, en artikel 85 VWEU zijn.

Dit voorstel is derhalve gebaseerd op artikel 16, lid 2, en artikel 85, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 5, VWEU.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

De Eurojust-verordening bevat specifieke regels voor de doorgifte van persoonsgegevens door Eurojust buiten de EU. In artikel 56, lid 2, van die verordening worden situaties opgesomd waarin Eurojust rechtmatig persoonsgegevens kan doorgeven aan justitiële autoriteiten van derde landen. Uit deze bepaling volgt dat voor de structurele doorgifte van persoonsgegevens door Eurojust aan Libanon een bindende internationale overeenkomst tussen de EU en Libanon moet worden gesloten, waarin passende waarborgen zijn opgenomen betreffende de bescherming van het privéleven en van de grondrechten en fundamentele vrijheden van burgers. Overeenkomstig artikel 3, lid 2, VWEU valt de overeenkomst dus onder de exclusieve externe bevoegdheid van de Unie. Daarom is dit voorstel niet onderworpen aan een subsidiariteitscontrole.

Evenredigheid

De hierboven vermelde doelstellingen van de Unie met betrekking tot dit voorstel kunnen alleen worden verwezenlijkt door sluiting van een bindende internationale overeenkomst die voorziet in de nodige samenwerkingsmaatregelen en tegelijkertijd een passende bescherming van de grondrechten waarborgt. De bepalingen van de overeenkomst zijn beperkt tot hetgeen nodig is om de belangrijkste doelstellingen ervan te verwezenlijken. Unilaterale maatregelen van de lidstaten ten aanzien van Libanon vormen geen alternatief, aangezien Eurojust een unieke rol heeft. Unilaterale maatregelen zouden evenmin een toereikende basis vormen voor justitiële samenwerking tussen Eurojust en derde landen en de noodzakelijke bescherming van de grondrechten niet waarborgen.

Keuze van het instrument

Overeenkomstig artikel 56 van de Eurojust-verordening kan Eurojust, bij ontstentenis van een adequaatheidsbesluit, alleen overgaan tot de structurele doorgifte van operationele persoonsgegevens aan een derde land op basis van een internationale overeenkomst op grond van artikel 218 VWEU die voorziet in passende waarborgen betreffende de bescherming van het privéleven en van de grondrechten en fundamentele vrijheden van burgers (artikel 56, lid 3, punt c)). Overeenkomstig artikel 218, lid 5, VWEU wordt bij besluit van de Raad machtiging verleend voor de ondertekening van een dergelijke overeenkomst.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Niet van toepassing.

Raadpleging van belanghebbenden

Niet van toepassing.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Tijdens het onderhandelingsproces heeft de Commissie geen gebruik gemaakt van externe expertise.

Effectbeoordeling

Niet van toepassing.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Niet van toepassing.

Grondrechten

De uitwisseling van persoonsgegevens en de verwerking daarvan door de autoriteiten van een derde land vormt een inmenging in het grondrecht op bescherming van het privéleven en gegevensbescherming. De overeenkomst waarborgt echter de noodzaak en evenredigheid van een dergelijke inmenging door de toepassing van passende waarborgen inzake gegevensbescherming op de doorgegeven persoonsgegevens te garanderen, in overeenstemming met het EU-recht.

Hoofdstuk II voorziet in de bescherming van persoonsgegevens. In de artikelen 9 tot en met 20 zijn op die basis de fundamentele gegevensbeschermingsbeginselen opgenomen, waaronder doelbinding, bepalingen inzake gegevenskwaliteit en de regels die van toepassing zijn op de verwerking van bijzondere categorieën gegevens, de verplichtingen die voor verwerkingsverantwoordelijken gelden, onder meer inzake bewaring, het bijhouden van registers, beveiliging en verdere doorgifte, afdwingbare individuele rechten, onder meer inzake toegang, rectificatie en geautomatiseerde besluitvorming, onafhankelijk en doeltreffend toezicht en administratief beroep en beroep in rechte.

De waarborgen hebben betrekking op alle vormen van verwerking van persoonsgegevens in het kader van de samenwerking tussen Eurojust en de Republiek Libanon. De uitoefening van bepaalde individuele rechten kan worden uitgesteld, beperkt of geweigerd indien dit noodzakelijk en evenredig is, rekening houdend met de grondrechten en de belangen van de betrokkene, om gewichtige redenen van algemeen belang, met name om risico’s voor een lopend strafrechtelijk onderzoek of een lopende strafrechtelijke vervolging te voorkomen. Dit is in overeenstemming met het recht van de Unie.

Ook zal zowel de Europese Unie als de Republiek Libanon ervoor zorgen dat een onafhankelijke overheidsinstantie die verantwoordelijk is voor gegevensbescherming (toezichthoudende autoriteit), toezicht houdt op aangelegenheden die van invloed zijn op de persoonlijke levenssfeer van natuurlijke personen, zodat de fundamentele rechten en vrijheden van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de overeenkomst worden beschermd.

Overeenkomstig artikel 29, lid 3, van de overeenkomst is de overeenkomst niet van toepassing totdat beide partijen elkaar in kennis hebben gesteld van de nakoming van de verplichtingen van de overeenkomst, met inbegrip van de verplichtingen in verband met de bescherming van persoonsgegevens, en deze kennisgeving is aanvaard. Daarnaast bepaalt artikel 29, lid 4, van de overeenkomst om de waarborgen voor de bescherming van persoonsgegevens verder te versterken dat een partij de doorgifte van persoonsgegevens uitstelt zolang de andere partij de waarborgen en verplichtingen van hoofdstuk II van de overeenkomst (informatie-uitwisseling en gegevensbescherming) niet meer bij wet heeft ingevoerd en in de praktijk heeft gebracht, of niet langer in deze waarborgen voorziet.

Naast artikel 29, lid 4, voorziet artikel 32, lid 2, van de overeenkomst in de mogelijkheid om de doorgifte van persoonsgegevens op te schorten indien de voorwaarden van de overeenkomst stelselmatig of wezenlijk worden geschonden of indien een dergelijke inbreuk dreigt. Voorts voorziet artikel 32, lid 3, eveneens in de mogelijkheid om, na overleg met de andere partij, de toepassing van de overeenkomst zelf geheel of gedeeltelijk op te schorten in geval van een wezelijke inbreuk of indien een dergelijke inbreuk in de nabije toekomst kan plaatsvinden of bij niet-nakoming van de voorwaarden van de overeenkomst. De gecombineerde bepalingen van de artikelen 29 en 32 zorgen ervoor dat de doorgiften van persoonsgegevens pas van start kunnen gaan wanneer daadwerkelijk is voorzien in alle noodzakelijke waarborgen en snel kunnen worden uitgesteld of opgeschort indien niet langer aan de noodzakelijke voorwaarden wordt voldaan.

Voorts waarborgt de overeenkomst dat de uitwisseling van persoonsgegevens tussen Eurojust en de Republiek Libanon in overeenstemming is met zowel het non-discriminatiebeginsel als met artikel 52, lid 1, van het Handvest, die waarborgen dat de aantasting van de grondrechten die uit hoofde van het Handvest worden gegarandeerd, beperkt blijft tot hetgeen strikt noodzakelijk is om daadwerkelijk te beantwoorden aan de nagestreefde doelstellingen van algemeen belang, met dien verstande dat het evenredigheidsbeginsel in acht moet worden genomen.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Unie.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Er is geen uitvoeringsplanning nodig, aangezien de overeenkomst in werking treedt op de eerste dag van de tweede maand volgende op de maand waarin beide partijen elkaar ervan in kennis hebben gesteld dat de respectieve procedures zijn voltooid.

Wat de monitoring betreft, toetsen de Europese Unie en de Republiek Libanon gezamenlijk de uitvoering van de overeenkomst één jaar na de inwerkingtreding ervan en vervolgens met regelmatige tussenpozen, alsmede wanneer een partij daarom verzoekt en de partijen zulks overeenkomen . Voorts wordt de overeenkomst vier jaar na de datum van de inwerkingtreding ervan door de partijen gezamenlijk geëvalueerd.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 omvat de doelstellingen van de overeenkomst.

In artikel 2 wordt het toepassingsgebied van de samenwerking bepaald.

Artikel 3 omvat de definities van belangrijke termen van de overeenkomst.

In artikel 4 is bepaald dat Libanon verplicht is binnen zijn nationale bevoegde autoriteiten ten minste één contactpunt aan te wijzen, dat niet identiek kan zijn aan de verbindingsofficier van justitie. Er wordt ook een contactpunt aangewezen voor terrorismeaangelegenheden.

Artikel 5 voorziet in de detachering van de verbindingsofficier van justitie bij Eurojust.

Artikel 6 bevat de voorwaarden voor de deelname van vertegenwoordigers van Libanon aan operationele en strategische vergaderingen bij Eurojust.

Artikel 7 bepaalt dat Eurojust Libanon kan bijstaan bij de oprichting van gemeenschappelijke onderzoeksteams en kan worden verzocht financiële of technische bijstand te verlenen.

Artikel 8 voorziet in de mogelijkheid voor Eurojust om een verbindingsmagistraat naar Libanon te detacheren.

Artikel 9 beschrijft de doeleinden van gegevensverwerking in het kader van de overeenkomst.

Artikel 10 somt de algemene gegevensbeschermingsbeginselen op die in het kader van de overeenkomst van toepassing zijn.

Artikel 11 biedt aanvullende waarborgen voor de verwerking van bijzondere categorieën persoonsgegevens en verschillende categorieën betrokkenen.

Artikel 12 beperkt volledig geautomatiseerde besluitvorming op basis van persoonsgegevens die in het kader van de overeenkomst worden doorgegeven.

Artikel 13 beperkt de verdere doorgifte van de ontvangen persoonsgegevens.

Artikel 14 voorziet in het recht van toegang, onder meer om bevestiging te krijgen of persoonsgegevens betreffende de betrokkene in het kader van de overeenkomst worden verwerkt, alsmede essentiële informatie over de verwerking.

Artikel 15 voorziet onder bepaalde voorwaarden in het recht op rectificatie, wissing en beperking van de verwerking.

Artikel 16 betreft de kennisgeving inzake een inbreuk in verband met persoonsgegevens die in het kader van deze overeenkomst worden doorgegeven en zorgt ervoor dat de respectieve bevoegde autoriteiten elkaar en hun respectieve toezichthoudende autoriteit onverwijld van die inbreuk in kennis stellen en maatregelen nemen om de mogelijke negatieve gevolgen ervan te beperken.

Artikel 17 voorziet in de mededeling aan de betrokkene van een inbreuk in verband met persoonsgegevens die ernstige gevolgen kan hebben voor zijn rechten en vrijheden.

Artikel 18 omvat regels inzake de opslag, toetsing, correctie en wissing van persoonsgegevens.

Artikel 19 vereist het bijhouden van registratiegegevens inzake de verzameling, wijziging, verstrekking, met inbegrip van verdere doorgifte, combinatie en wissing van en toegang tot persoonsgegevens.

Artikel 20 omvat verplichtingen inzake gegevensbeveiliging en zorgt voor de uitvoering van technische en organisatorische maatregelen ter bescherming van de persoonsgegevens die in het kader van deze overeenkomst worden uitgewisseld.

Artikel 21 vereist doeltreffend toezicht op en effectieve handhaving van de naleving van de in de overeenkomst vastgestelde waarborgen, waarbij ervoor wordt gezorgd dat er een onafhankelijke overheidsinstantie is die verantwoordelijk is voor gegevensbescherming (toezichthoudende autoriteit) en die toezicht houdt op aangelegenheden die van invloed zijn op de persoonlijke levenssfeer van personen, met inbegrip van de interne regels die relevant zijn in het kader van de overeenkomst, om de fundamentele rechten en vrijheden van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens te beschermen.

Artikel 22 betreft administratieve en gerechtelijke beroepsmogelijkheden en zorgt ervoor dat betrokkenen recht hebben op doeltreffende administratieve en gerechtelijke beroepsmogelijkheden in geval van schendingen van de in de overeenkomst erkende rechten en waarborgen ten gevolge van de verwerking van hun persoonsgegevens.

Artikel 23 bepaalt dat de uitwisseling en bescherming van gerubriceerde en gevoelige niet-gerubriceerde EU-informatie wordt geregeld door een werkafspraak inzake vertrouwelijkheid die Eurojust en de bevoegde autoriteiten van Libanon hebben gesloten.

Artikel 24 behandelt de verantwoordelijkheid van de bevoegde autoriteiten. De bevoegde autoriteiten zijn bijvoorbeeld aansprakelijk voor schade die een persoon lijdt als gevolg van juridische of feitelijke onjuistheden in de uitgewisselde informatie.

Artikel 25 bepaalt dat elke partij in beginsel haar eigen kosten in verband met de uitvoering van deze overeenkomst draagt.

Artikel 26 voorziet in de sluiting van een werkafspraak tussen Eurojust en de bevoegde autoriteiten van Libanon.

Artikel 27 betreft de verhouding tot andere internationale instrumenten en zorgt ervoor dat de overeenkomst geen afbreuk doet aan of van invloed is op de wettelijke bepalingen met betrekking tot de uitwisseling van informatie waarin een verdrag, overeenkomst of regeling tussen Libanon en een lidstaat van de Europese Unie voorziet.

Artikel 28 betreft de kennisgeving inzake de uitvoering van de overeenkomst.

Artikel 29 betreft de inwerkingtreding en toepassing van de overeenkomst.

Artikel 30 betreft wijzigingen en aanvullingen van de overeenkomst.

Artikel 31 betreft de toetsing en evaluatie van de overeenkomst.

Artikel 32 voorziet in een regeling van geschillen en een opschortingsclausule.

Artikel 33 omvat bepalingen voor de beëindiging van de overeenkomst.

Artikel 34 regelt de wijze waarop kennisgevingen overeenkomstig deze overeenkomst worden gedaan.

Artikel 35 verwijst naar de authentieke teksten.