Toelichting bij COM(2024)349 -

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2024)349 - .
bron COM(2024)349
datum 30-07-2024
Inhoudsopgave

1. Inleiding 2

2. Uitvoering van de verordening 2

2.1. Vooruitgang bij de verwezenlijking van de doelstellingen meten 3

2.2. Regionale uitvoering 4

2.2.1. Oostzee 5

2.2.2. Westelijke wateren 5

2.2.3. Noordzee 6

2.2.4. Middellandse Zee en Zwarte Zee 7

2.3. Overige zaken met betrekking tot de uitvoering 8

2.3.1. Uitvoeringsvoorschriften 8

2.3.2. Gerichte visserij 9

3. Innovatie en wetenschappelijk onderzoek 9

3.1. WTECV-werkzaamheden 10

3.2. ICES-advies over innovatief vistuig 11

3.3. Visserij voor wetenschappelijke doeleinden 12

3.4. Uitgaven voor innovatie 12

4. Conclusies 14


1. Inleiding

Op grond van artikel 31 van Verordening 2019/12411 van het Europees Parlement en de Raad (“de verordening”) moet de Commissie om de drie jaar verslag uitbrengen over de uitvoering van de verordening.

Dit verslag biedt een overzicht van de uitvoering van de verordening in de afgelopen drie jaar en bouwt voort op het eerste verslag van september 20212 en op het verslag van september 2023 over het gebruik van gedelegeerde bevoegdheden3. Het verslag is opgesteld op basis van de genomen maatregelen en wetenschappelijke ontwikkelingen, advies van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) en de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES), en bijdragen van lidstaten, adviesraden en andere belanghebbenden die op de openbare raadpleging hebben gereageerd (bijgevoegd als aanhangsel I bij dit verslag). Er wordt ook gekeken naar de inspanningen op het gebied van onderzoek en innovatie die kunnen bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de verordening.

2. Uitvoering van de verordening

Deze verordening moet bijdragen aan de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid (“GVB”) zoals gedefinieerd in Verordening (EU) nr. 1380/2013 (de “GVB-verordening”) en aan het bereiken van een goede milieutoestand zoals bepaald in de milieuwetgeving, waarbij het juiste evenwicht moet worden gevonden tussen de economische, sociale en milieudoelstellingen van het GVB. Visserij op het niveau van de maximale duurzame opbrengst (MDO) met passende technische maatregelen levert een belangrijke bijdrage aan een duurzamere activiteit op zee en een veerkrachtige en concurrerende visserijsector die kwalitatief hoogstaande levensmiddelen voortbrengt4. Door selectievere en milieuvriendelijkere visserijmethoden te gebruiken, kan de opbrengst van de beoogde visbestanden worden vergroot en kunnen tegelijkertijd ongewenste (bij)vangsten en nadelige effecten op kwetsbare habitats worden teruggedrongen.

Voor de duurzaamheid van de mariene hulpbronnen moeten de mariene ecosystemen worden beschermd en moet de impact van de visserij op deze systemen worden beperkt. Technische maatregelen dragen effectief bij aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de milieuwetgeving. Zij worden opgezet en gereguleerd met als doel om de nadelige effecten te beperken op kwetsbare soorten en habitats die door de vogelrichtlijn en de habitatrichtlijn worden beschermd, zoals de Natura 2000-gebieden, en de nadelige effecten op de mariene ecosystemen te verminderen om zo bij te dragen aan de uitvoering van de Kaderrichtlijn mariene strategie (KRMS). Dit is met name relevant met het oog op de doelstellingen van de EU-biodiversiteitsstrategie5 en het mariene actieplan6.

In de huidige verordening zijn bestaande essentiële elementen van eerdere technische voorschriften overgenomen en wordt de Commissie de mogelijkheid geboden om maatregelen vast te stellen die nodig zijn voor een coherente uitvoering. Bovendien moeten de lidstaten, op grond van de verordening, in het kader van de regionale groepen samen regionaal relevante maatregelen uit te werken die de Commissie vervolgens door middel van gedelegeerde handelingen kan vaststellen, en wordt de lidstaten de ruimte geboden om elk afzonderlijk nationale maatregelen voor hun wateren of vloten te nemen.

Deze verordening is een belangrijk instrument om klimaat- en biodiversiteitsproblemen te beperken, en is dus van essentieel belang voor de uitvoering van het mariene actieplan dat in februari 2023 is aangenomen in het kader van de EU-biodiversiteitsstrategie 2030 en is voorgesteld als onderdeel van het “Pakket voor de visserij en oceanen”7.


1. Vooruitgang bij de verwezenlijking van de doelstellingen meten

In dit verslag wordt gekeken naar de regionale uitvoering van maatregelen die bijdragen aan de doelstellingen van de verordening: exploitatiepatronen optimaliseren, uit de visserij voortvloeiende incidentele vangsten van kwetsbare mariene soorten en ongunstige milieueffecten van de visserij op de mariene habitats tot een minimum beperken, en voorzien in visserijbeheersmaatregelen waarmee wordt voldaan aan de milieurichtlijnen8.

Om te meten of de exploitatiepatronen zijn geoptimaliseerd, heeft het WTECV in 2020 de daarvoor meest geschikte indicator herzien. Dit werd in februari 2024 aangevuld door het JRC9, dat 34 visbestanden analyseerde van de soorten die in de verordening werden genoemd. Uit deze analyse bleek dat de geaggregeerde selectiviteit in de Atlantische Oceaan de afgelopen twintig jaar is verbeterd. Niettemin had in 2021 slechts iets minder dan de helft van de door de ICES beoordeelde bestanden een betere selectiviteit (d.w.z. een hogere bescherming van jonge exemplaren) dan die welke aansluit bij de maximale evenwichtsopbrengst bij de huidige visserijsterfte. In de Middellandse Zee hadden twee van de tien bestanden een betere selectiviteit dan die welke overeenkomt met de maximale evenwichtsopbrengst bij de huidige visserijsterfte.

Voor de doelstellingen die gekoppeld zijn aan milieuwetgeving, zijn de concrete streefcijfers afkomstig van de vogelrichtlijn en de habitatrichtlijn, die speciale bescherming bieden voor Natura 2000-gebieden en voor bepaalde soorten, en van de drempelwaarden die zijn vastgesteld in de context van de kaderrichtlijn mariene strategie (KRMS). De afgelopen jaren is aanzienlijke vooruitgang geboekt bij de vaststelling van dergelijke drempelwaarden, met name wat betreft de descriptoren die worden gebruikt om te bepalen of zeebodemhabitats in een goede milieutoestand verkeren10. De KRMS-drempelwaarden voor incidentele vangsten van kwetsbare mariene soorten moeten nog worden aangenomen en concrete streefcijfers bij deze doelstelling zijn dus nog niet beschikbaar.

Hoewel nog niet alle meetbare streefdoelen beschikbaar zijn, biedt wetenschappelijk advies informatie over de kwetsbare situatie van bepaalde soorten en habitats en dus over de elementen die nodig zijn als grondslag voor de vaststelling van concrete maatregelen.


2. Regionale uitvoering

De regionale uitvoering vormt de hoeksteen van deze verordening. Zij verloopt op verschillende snelheden en niveaus en is gericht op de behoeften en omstandigheden van elk zeegebied. Maatregelen zijn mogelijk op nationaal niveau dan wel als gedelegeerde handeling op basis van een gezamenlijke aanbeveling van de betrokken lidstaten.

Wat de nationale maatregelen betreft, hebben alle lidstaten de Commissie in kennis gesteld van maatregelen die hun vloot moeten uitvoeren om concrete doelstellingen te halen in de wateren die onder hun soevereiniteit of jurisdictie vallen.

In het verslag van september 2023 over de uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie in het kader van de verordening werd benadrukt dat in de periode van 14 augustus 2019 tot en met 30 juni 2023 twaalf gedelegeerde handelingen zijn vastgesteld en dat de vaststelling van één andere handeling gaande was. Sindsdien zijn nog eens twee gedelegeerde handelingen vastgesteld, wat het totaal nu op veertien gedelegeerde handelingen brengt met een breed scala aan maatregelen.

De aanpak, snelheid en inhoud van de regionale uitvoering varieert sterk vanwege de enigszins verschillende omstandigheden en uitdagingen in elk van de zeegebieden en de reikwijdte en mogelijkheden die het regionaliseringsproces te bieden heeft. Zo bestaat de meest doeltreffende aanpak in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee er bijvoorbeeld in om maatregelen goed te keuren in de schoot van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM), waardoor de maatregelen gelden voor alle staten die aan deze zeeën grenzen en een gelijk speelveld wordt gewaarborgd. Bijgevolg is er weinig behoefte aan of ruimte voor regionalisering in het kader van de GVB-verordening. Waar nodig voor de omzetting van GFCM-maatregelen of als aanvulling, hebben de lidstaten meestal gebruikgemaakt van nationale maatregelen. Voor de Noordzee en de westelijke wateren ligt de situatie anders. Hoewel er alle ruimte is voor regionalisering, verwelkomen de lidstaten en de betrokken adviesraden wat de technische maatregelen betreft de lopende technische werkzaamheden tussen de EU en het VK.

De gezamenlijke aanbevelingen van de lidstaten kunnen berusten op artikel 11 van de GVB-verordening en op de verordening technische maatregelen, die beide bedoeld zijn om bij te dragen tot de doelstellingen van het GVB en daarmee tot de uitvoering van de milieuwetgeving zodat bijvoorbeeld het effect van de visserij op kwetsbare mariene habitats wordt beperkt of de bijvangst van kwetsbare soorten tot een minimum wordt beperkt. Wat dit laatste betreft, kunnen de lidstaten overeenkomstig de verordening ook gezamenlijke aanbevelingen indienen voor de uitvoering van mitigerende maatregelen ter bescherming van kwetsbare soorten, zoals in het geval van de bescherming van de bruinvissen in de Oostzee.

Bovendien biedt de verordening speciale bescherming aan sommige vissoorten die zijn opgenomen in bijlage I door de vangst van deze soorten te verbieden. Hoewel de mogelijkheid bestaat om de lijst te wijzigen en extra soorten toe te voegen, is dit tot op heden nog niet gebeurd.

Naar aanleiding van de raadplegingen voor dit verslag hebben de adviesraden gedetailleerde informatie verstrekt over het werk dat tijdens deze verslagperiode is verricht en waaruit het engagement en de inzet blijken wat betreft vrijwillige maatregelen en het regionaliseringsproces.

Sommige belanghebbenden gaven aan dat de regionalisering niet snel genoeg verloopt, terwijl anderen op de complexiteit van de verordening wezen.



1. Oostzee

Wat de selectiviteit betreft, wordt dankzij de nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de adviesraad voor de Oostzee een regionale samenwerking op het gebied van selectief vistuig verwacht om de bijvangst van kabeljauw uit de Oostzee drastisch te verminderen, samen met de vaststelling van een gedelegeerde handeling en bijbehorende uitvoeringshandeling.

Wat het beperken van bijvangsten van kwetsbare soorten betreft, is verder gewerkt aan de bescherming van de bruinvis in de Oostzee (daarvoor zijn twee gezamenlijke aanbevelingen ingediend), waaronder aanvullende controlemaatregelen. Er wordt ook overwogen om te werken aan maatregelen voor de oostelijke Oostzee met realtimesluitingen. Daarnaast werken sommige lidstaten aan maatregelen om de impact van depredatie door zeehonden en van interacties met vissers tot een minimum te beperken, en hebben zij vrijwillige maatregelen genomen om de impact van de visserij op kwetsbare soorten te beperken. De adviesraad voor de Oostzee deelde ook mee dat zijn leden-vissers individueel deelnemen aan onderzoeksprojecten.

Wat de bredere bijdrage aan de milieudoelstellingen en de zeebodemhabitats betreft, leggen de Oostzeelidstaten bepaalde nationale beperkingen op aan de bodemvisserij en het gebruik van staande netten in Natura 2000-gebieden. Daarnaast hebben sommige lidstaten een gezamenlijke aanbeveling opgesteld om de zeebodem in het Duitse deel van de Oostzee te beschermen (er wordt een gedelegeerde handeling voorbereid op basis van een gezamenlijke aanbeveling om zes beschermde mariene gebieden (MPA’s) in de Duitse exclusieve economische zone van de Oostzee te beschermen).

De lidstaten werken momenteel aan twee gezamenlijke aanbevelingen waarin instandhoudingsmaatregelen worden voorgesteld voor ongeveer 25 Natura 2000-gebieden of KRMS-gebieden in de Noordzee en de Oostzee (korte, middellange en lange termijn).



2. Westelijke wateren

Om bij te dragen aan de selectiviteit hebben de lidstaten maatregelen ingevoerd om de bijvangst van kabeljauw in de Keltische Zee tot een minimum te beperken, en in het kader van vergelijkbare resultaten in de Noordzee zijn er besprekingen gaande om de maaswijdte in de visserij op pijlinktvis te vergroten (van 40 mm tot 80 mm of 90 mm, afhankelijk van het visgebied). Via gedelegeerde handelingen zijn aanvullende maatregelen ingevoerd om de bescherming van zeebrasem in de Golf van Biskaje te verbeteren (verhoging van de minimuminstandhoudingsreferentiegrootten en sluitingen).

Wat de noodzaak betreft om de bijvangst van kwetsbare soorten in de Golf van Biskaje tot een minimum te beperken, hebben Frankrijk en Spanje in 2021 nationale maatregelen genomen om de gewone dolfijn te beschermen door in de Golf van Biskaje bij bepaalde trawlers akoestische afschrikmiddelen te gebruiken. Naast het gebruik van pingers op trawlers maakt Frankrijk steeds meer gebruik van camera’s aan boord en andere monitoringmaatregelen om de kennis over de dolfijnenpopulatie in de Golf van Biskaje te verbeteren. Frankrijk werkt ook aan verschillende projecten voor technische maatregelen om te voorkomen dat dolfijnen als bijvangst in kieuwnetten terechtkomen. Portugal en Spanje werken in het kader van het Project Cetambicion11 aan technische mitigerende maatregelen, zoals pingers, voor kieuwnetten. Niettemin zijn verdergaande stappen nodig omdat de gewone dolfijn gebaat zou zijn bij regionale maatregelen in alle gebieden.

De lidstaten organiseren ook cursussen en opleidingen voor de visserijsector om de bijvangst van bepaalde visserijen beter te begrijpen en te herkennen.

Wat toekomstige projecten ter bescherming van kwetsbare soorten betreft, zijn verschillende lidstaten betrokken bij Cibbrina12 en bij verschillende onderzoeksactiviteiten die gericht zijn op de bescherming van kwetsbare soorten in visserijen die worden beheerd door regionale organisaties voor visserijbeheer, zoals de Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen. Sommige lidstaten brachten ook verslag uit over een project dat onderzoek naar desoxyribonucleïnezuur (DNA) zal omvatten, alsook passieve akoestische monitoring.

Op het gebied van milieubescherming hebben de lidstaten de huidige MPA’s uitgebreid en werken zij samen met milieuautoriteiten aan beheerplannen voor verschillende MPA’s in het kader van Natura 2000.



3. Noordzee

De Noordzeelidstaten hebben verschillende selectiviteitsmaatregelen ingevoerd als aanvulling op de vrijstellingen van de aanlandingsverplichting. Onlangs heeft de Commissie een seizoenssluiting ingesteld tijdens de paaipiek van de heilbot13. Daarnaast hebben de lidstaten andere maatregelen voor hun vloten ingevoerd die verder gaan dan de huidige dwingende bepalingen (bv. het gebruik van een Vlaams paneel in boomkortrawlers die op garnalen vissen en een aanvullend gezamenlijk bemonsteringsprogramma om de bijvangst te controleren van soorten waarvoor quota gelden in de garnaalvisserij).

De Noordzeelidstaten hebben verschillende nationale maatregelen gemeld die gericht zijn op het verminderen van het effect op kwetsbare soorten, zoals ruimtelijke temporele maatregelen in MPA’s of beperkingen voor bepaalde soorten vistuig. Er werd ook melding gemaakt van een bredere inzet van waarnemers zodat kan worden afgegaan op robuuste en betrouwbare gegevens.

De Noordzeelidstaten nemen deel aan het Cibbrina-project (waaraan ook Polen, Portugal en Spanje deelnemen), dat als hoofddoel heeft de sterfte door bijvangst van kwetsbare soorten te verminderen. Het project startte in december 2023 en loopt tot 2029.

Op het gebied van milieubescherming zijn twee gedelegeerde handelingen vastgesteld op basis van vijf gezamenlijke aanbevelingen, die instandhoudingsmaatregelen bevatten voor achttien Natura 2000-gebieden of gebieden van de kaderrichtlijn mariene strategie in de Noordzee: Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/952 en Gedelegeerde Verordening (EU) 2023/340.

De huidige gesprekken tussen de lidstaten gaan in hoofdzaak over vier gezamenlijke aanbevelingen: de eerste is ingediend door Duitsland en Nederland voor de Doggersbank (onlangs geëvalueerd door het WTECV tijdens de plenaire voorjaarsvergadering — PLEN 24-0114), de tweede wordt voorbereid door Nederland voor zes MPA’s in het Nederlandse deel van de Noordzee (Klaverbank, Zuidelijke Doggersbank, Centrale Oestergronden, Friese Front KRMS, Bruine Bank en Borkum-Riffgrund), de derde wordt voorbereid door België voor drie beheersgebieden in het Belgische deel van de Noordzee en de vierde wordt voorbereid door Denemarken voor vijf Natura 2000-gebieden in de Noordzee en het Skagerrak.



4. Middellandse Zee en Zwarte Zee

Wat selectiviteit betreft, voeren de lidstaten met visserijbelangen in de Zwarte Zee de maatregelen uit die op het niveau van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM) zijn aangenomen (GFCM-aanbevelingen), met inbegrip van trawlsluitingen om jonge exemplaren te beschermen, en het gebruik van monofilament-kieuwnetten.

In het Middellandse Zeegebied hebben de lidstaten een breed scala aan technische maatregelen op nationaal niveau ingevoerd om commerciële soorten te beschermen, zoals ruimtelijke en temporele maatregelen om de paaigebieden van belangrijke soorten (heek, langoustine) te beschermen, het beperken van de bodemtrawlervisserij na aanbevelingen van de GFCM of in overeenstemming met het beheer van het WestMed MAP15, en strengere regels inzake vistuigspecificaties (sommige lidstaten passen grotere maaswijdten toe om op kleine pelagische soorten te kunnen vissen), een verbod op verstevigingsstroppen en verdeelstroppen en een minimumlengte van de kuil van 3 meter.

In 2022-2024 zijn de lidstaten begonnen met het uitvoeren van proeven om selectiever en efficiënter vistuig te ontwikkelen. Deze onderzoeken omvatten het testen van verschillende configuraties van maaswijdten in demersaal vistuig en staande netten, of zelfs volledig nieuw innovatief vistuig. Er wordt ook overwogen om op bredere schaal waarnemers in te zetten en gebruik te maken van de beelden van REM/CCTV-camera’s.

Wat kwetsbare soorten betreft, heeft de GFCM met betrekking tot walvisachtigen, Elasmobranchii, zeevogels en schildpadden aanbevelingen aangenomen voor de planning van proefprojecten, voor mitigerende maatregelen en voor een regionaal actieplan om interacties tussen visserijen en kwetsbare soorten in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee te monitoren en te beperken16. Dit plan is gericht op de ontwikkeling van adequate monitoringsystemen en het testen van mitigerende maatregelen voor bijvangsten van kwetsbare soorten en depredatie door mariene megafauna in vistuig.

Daarnaast hebben de lidstaten aan de Zwarte Zee verschillende nationale maatregelen getroffen om de impact van de visserij op bruinvissen tot een minimum te beperken, zoals het gebruik van monofilament-kieuwnetten bij de visserij op tarbot, wat tot doel heeft de bijvangst van walvisachtigen te verminderen en gedurende twee jaar geleidelijk is uitgevoerd, en bewustmakingscampagnes voor de bescherming van bruinvissen in de Zwarte Zee. Er worden ook verschillende MPA’s tot stand gebracht in nationale wateren waarin het gebruik van kieuwnetten voor de tarbotvisserij alleen is toegestaan als deze netten zijn uitgerust met pingers. Er moet echter worden opgemerkt dat alle maatregelen die in het kader van deze doelstelling worden genomen in een regionale context moeten worden geplaatst, met name de lopende GFCM-werkzaamheden, om een gelijk speelveld met andere oeverstaten te waarborgen.

Wat de bescherming van kwetsbare soorten in de Middellandse Zee betreft, hebben de lidstaten vooruitgang geboekt met hun nationale wetgeving om soorten met een verhoogd risico te beschermen (zoals de vale pijlstormvogel), met inbegrip van beheersmaatregelen voor de visserij en de identificatie van Natura 2000-gebieden evenals de ZEPAS (speciale beschermingsgebieden voor vogels). Zij zijn momenteel bezig met het opzetten van beheersmaatregelen voor deze gebieden.

In aanvulling op de maatregelen van de GFCM en de lidstaten zijn belanghebbenden en lidstaten betrokken bij bewustmakingsprojecten over bijvangst, de verspreiding van goede visserijmethoden onder vissers, het ontwikkelen en vertalen van gidsen met goede voorbeelden voor het verminderen van bijvangst, het testen van apparatuur om vogels te verjagen (vliegers en boeien) en onderzoek naar vogelverschrikkerlijnen die worden gebruikt op Britse vaartuigen die op heek vissen in het Gran Sol-gebied17.

Op het gebied van milieubescherming in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee passen verschillende lidstaten een verbod op bodemtrawlervisserij en dreggen in MPA’s toe en via de GFCM worden tien voor de visserij beperkte gebieden beschermd, wat overeenkomt met een gebied van meer dan 1,75 miljoen km² aan zeehabitats in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee. Ongeveer 31 000 km² bentische zeehabitats zijn in de Middellandse Zee beschermd, aangevuld met een groot voor de visserij beperkt diepzeegebied, dat ongeveer 60 % van de totale mediterrane zeebodem vertegenwoordigt en waarin het gebruik van sleepdreggen en trawlnetten in alle wateren van meer dan 1 000 meter diep verboden is om bentische diepzeehabitats te beschermen. Trawlnetten in alle wateren van meer dan 1 000 meter diep zijn verboden om de bentische diepzeehabitats te beschermen.

Op basis van de resultaten van een GFCM-proefproject wordt gewerkt aan de oprichting van nieuwe, voor de visserij beperkte gebieden en aan de wijziging van de dieptelimiet van de voor de visserij beperkte diepzeegebieden in 800 m. Tegelijkertijd worden er inspanningen geleverd om samenhangende en doeltreffende MPA-netwerken uit te bouwen en is de GFCM gestart met een interne beoordeling met het oog op de uitvoering van het VN-Verdrag met betrekking tot het behoud en het duurzame gebruik van mariene biologische diversiteit in gebieden voorbij de grenzen van de nationale rechtsmacht (BBNJ).


3. Overige zaken met betrekking tot de uitvoering

1. Uitvoeringsvoorschriften

De verordening voorziet niet alleen in een geregionaliseerde uitvoering, maar ook in enkele uitvoeringsbevoegdheden voor de Commissie om de kenmerken van bepaalde elementen in te voeren die van belang of noodzakelijk zijn18 om de selectiviteitsnormen te handhaven.

Dergelijke nadere voorschriften worden momenteel voorbereid en zijn belangrijk om een gelijk speelveld tussen de lidstaten te creëren tijdens de uitvoering van de verordening en om een coherente en doeltreffende controle te waarborgen. Ze hebben betrekking op specificaties van de voorzieningen die worden gebruikt om te voorkomen dat jonge exemplaren worden gevangen, en op de specificaties van bepaalde voorzieningen die worden gebruikt om slijtage van gesleept vistuig te voorkomen.

Het doel is om enkele van de oude voorwaarden die onontbeerlijk zijn voor een efficiënte uitvoering van de verordening, opnieuw in te voeren. Om te kunnen rekenen op het meest recente wetenschappelijke advies, en na technische besprekingen met de lidstaten, is het WTECV geraadpleegd over bepaalde van deze elementen en heeft het in maart 2024 zijn advies uitgebracht19.

De raadplegingen met de lidstaten zijn aan de gang teneinde de ontwerpuitvoeringsverordening onverwijld aan het Comité voor de visserij en de aquacultuur te kunnen voorleggen.



2. Gerichte visserij

Een ander belangrijk aspect voor de uitvoering van de verordening is het nader definiëren van de term “gerichte visserij” voor bepaalde soorten, zoals bepaald in artikel 6, lid 3, en artikel 27, lid 7, van de verordening: “op een specifieke soort of groep soorten gerichte visserijinspanning die bij gedelegeerde handelingen op regionaal niveau nader kan worden bepaald”.

Dit is van belang voor veel visserijen, maar niet voor alle. Voor sommige visserijen zijn de normen duidelijk en bestaat er geen risico dat selectiviteitsnormen in de praktijk worden verlaagd, bijvoorbeeld doordat gebruik wordt gemaakt van een sorteerrooster of andere selectiviteitsvoorziening. Voor de visserijen waarvoor geen normen of nadere bepalingen inzake het gebruik van de kleinste maaswijdten bestaan, is in artikel 27, lid 7, van de verordening bepaald dat de lidstaten die een rechtstreeks belang bij het beheer van de betrokken visserijen hebben, voor het eerst uiterlijk op 15 augustus 2020 gezamenlijke aanbevelingen moeten indienen20.

De verordening bevat een basismaaswijdte die het meest geschikt wordt geacht om de beste selectiviteitsnormen te bieden, en voorziet in twee opties om van die maaswijdte af te wijken: ofwel kunnen de lidstaten de selectiviteit wijzigen waarbij (minimaal) dezelfde selectiviteitsnormen worden aangehouden als die waarin in de huidige wetgeving voorziet en door het WTECV zijn beoordeeld, ofwel kunnen zij bijzondere maaswijdten (gewoonlijk selectiviteitsvoorzieningen) voor bepaalde visserijen vaststellen mits aan de voorwaarden en vangstsamenstellingen van de verordening wordt voldaan.

De regionale groepen van de lidstaten werken daar al geruime tijd aan en de Commissie heeft, na de indiening van gezamenlijke aanbevelingen door vier regionale groepen van de lidstaten, diverse malen advies ingewonnen bij het WTECV, dat voor de nationale autoriteiten van nut zou kunnen zijn. Tot op heden zijn er echter nog geen maatregelen die wetenschappelijk zijn bevestigd en tot wetgeving zijn verheven.

Een ander aspect dat van invloed kan zijn op het halen van de doelstellingen, is het ontbreken van vergunningsregelingen voor speciale maaswijdten in bijna elke regio. Bij gebrek aan vergunningsregelingen om het gebruik van speciale maaswijdten te reguleren, zijn alle vissersvaartuigen standaard gemachtigd om te allen tijde elke maaswijdte te gebruiken.

Deze kwesties kunnen wezenlijke gevolgen voor de instandhouding hebben en de Commissie roept de lidstaten dan ook op om dit punt aan de orde te stellen binnen hun regionale groepen en, wat vergunningen betreft, op nationaal niveau.

3. Innovatie en wetenschappelijk onderzoek

De huidige uitdagingen voor onze mariene ecosystemen kunnen niet alleen met traditioneel vistuig worden aangepakt. Innovatie is in dit opzicht van cruciaal belang en de verordening biedt een solide basis om deze verandering aan te sturen, aangezien zij de lidstaten in staat stelt afwijkingen toe te passen om nieuwe technologie te testen en vervolgens toepasselijke maatregelen te ontwikkelen in de context van de regionalisering.

De betrokkenheid en deelname van alle marktdeelnemers die activiteiten in het mariene milieu ontwikkelen, is cruciaal en essentieel om resultaten te boeken. Belanghebbenden die aan de raadpleging hebben deelgenomen (van lidstaten tot adviesraden, niet-gouvernementele organisaties en andere verenigingen) hebben zich verbonden om deel te nemen aan onderzoek en innovatie.

Projecten zoals Cibbrina (gericht op het beperken van het effect op kwetsbare soorten), Marine Beacon21 (gericht op het ontwikkelen en testen van innovatieve instrumenten en technieken om belangrijke soorten beter te monitoren en de risico’s van bijvangst te beperken) en DecarbonyT22 (gericht op het evalueren van het gebruik van geoptimaliseerd trawlvistuig in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee om tot een lager brandstofverbruik te komen) zijn goede voorbeelden van pan-Europese projecten waarbij wetenschappelijke instellingen, visserijorganisaties en belanghebbenden betrokken zijn.

Aan de hand van deze projecten zal worden aangetoond hoe de huidige vistechnieken kunnen worden verbeterd (van aanpassingen aan vistuig tot ruimtelijke of temporele maatregelen) om de impact van visserijactiviteiten op het milieu tot een minimum te beperken. De resultaten van de projecten zullen te zien zijn tijdens de volgende verslagperiode.


1. WTECV-werkzaamheden

Sinds de invoering van de verordening komt het WTECV in een speciale deskundigenwerkgroep jaarlijks bijeen om de uitvoering van technische maatregelen te bespreken, te beoordelen en daarover advies uit te brengen om zo de wetenschappelijke basis te leggen voor een verbeterde uitvoering.

In het kader van de aanbevelingen van het WTECV zijn bij deze werkzaamheden vorderingen gemaakt op het gebied van selectiviteitsindicatoren (zie hoofdstuk 2.1), terwijl de kloof tussen de huidige en de optimale selectiviteit die de hoogst mogelijke duurzame opbrengst oplevert, verder is onderzocht. In 202123 evalueerde het WTECV de populatieselectiviteit van de relevante soorten24 op basis van leeftijd en vergeleek het deze met de optimale selectiviteit (d.w.z. de selectiviteit die de hoogste opbrengsten op lange termijn oplevert). In 202225 richtte het WTECV zich voor deze soorten op de evaluatie van de populatieselectiviteit op basis van lengte, om deze te kunnen koppelen aan de werkelijke selectiviteit van het vistuig op basis van grootte en om optimaliseringsoplossingen aan te bieden.

Het WTECV werkt nu aan deze optimaliseringsoplossingen, zodat een overzicht kan worden gemaakt van welke veranderingen nodig (en haalbaar) zouden zijn om deze maximale opbrengsten te bereiken. In de aanpak die de komende jaren wordt gevolgd, zal moeten worden aangeven welke stappen nodig zijn om een bio-economische beoordeling van de haalbare veranderingen in vistechnieken/-patronen uit te voeren en wat de sociaal-economische gevolgen (veranderingen in vangsten, vangstwaarde) en milieugevolgen daarvan zouden zijn.


2. ICES-advies over innovatief vistuig

Op verzoek van de Commissie heeft ICES in 2023 zijn catalogus van innovatief vistuig uit 202026 bijgewerkt en een beoordeling van de uitrol van innovatief vistuig in de EU-sector opgesteld (per zeegebied en visserijtak). Voor innovaties die niet werden ingevoerd, zijn de belangrijkste drijfveren opgesomd die het gebruik ervan in de weg stonden, met inbegrip van een analyse van de sociaal-economische afwegingen, en zijn manieren voorgesteld om de invoering ervan te vergemakkelijken. Dit advies27 bevat zeer relevante conclusies, met name wat de invoering door de industrie betreft. In een derde van de voorgestelde innovatieve technologieën vergt de uitrusting bijvoorbeeld een lage investering en leidt zij tot een positief investeringsrendement, wat betekent dat zij economisch levensvatbaar is.

Om de hindernissen en kansen voor het systematische gebruik van innovatief vistuig te evalueren, gebruikte ICES het Pestel-kader28, waarbij werd gekeken naar:

- Politieke factoren: mate van steun bij de vissers voor en de perceptie van de legitimiteit van het beleid en bovenaf opgelegde regels, het ontbreken van een gelijk speelveld wanneer vistuig vrijwillig wordt ingevoerd.

- Economische factoren: aankoopkosten van het vistuig, beschikbaarheid van investeringskapitaal, wijzigingen in de exploitatiekosten en inkomsten, het voorrang geven aan kortetermijnvoordelen boven langetermijnvoordelen van het gebruik van het nieuwe vistuig, beschikbaarheid van subsidies of toelagen, financiële veerkracht.

- Sociale factoren: weerstand tegen verandering, gebruik van het vistuig door anderen, doeltreffendheid van de communicatie over het nieuwe vistuig, demotivatie als gevolg van beleidsontwikkelingen, verschillende opvattingen over het probleem tussen vissers en andere belanghebbenden (bv. teruggooi, effecten van bodemtrawls), betrokkenheid bij de besluitvorming, vertrouwen tussen vissers en andere belanghebbenden (bv. beleidsmakers of wetenschappers).

- Technologische factoren: technische kennis. Het vistuig is moeilijk in te zetten of vereist een gespecialiseerde kennis of opleiding. Het kost tijd om vistuig zodanig af te stellen dat het doeltreffend werkt. De mate waarin het vistuig kan worden aangepast aan verschillende vaartuigontwerpen.

- Milieufactoren: lager brandstofverbruik, minder ongewenste bijvangst van vis, minder ongewenste vangst van andere mariene soorten (benthos, zeezoogdieren, zeevogels), minder impact op de zeebodem.

- Juridische factoren: het vistuig is momenteel niet toegestaan (bv. getest in het kader van een afwijking, regionale beperkingen), vereisten om te voldoen aan de minimale wettelijke vistuignormen en het bestaan van een passende handhaving.

Hoewel ICES belangrijke handvatten heeft gegeven in zijn advies, is nog niet duidelijk in hoever de sector daarop heeft ingespeeld. In de reacties op de raadpleging hebben de lidstaten en belanghebbenden erop gewezen dat het moeilijk is om innovatieve technologieën toe te passen. Hoewel zij het ermee eens zijn dat regionalisering daarvoor cruciaal is en de voorkeur geniet boven vrijwillige benaderingen, zijn zij van mening dat de overgang naar het gebruik van nieuw vistuig nog steeds te lang duurt en te ingewikkeld is. Door de regionalisering duurt het gemiddeld twee jaar om het vistuig goed te keuren, met inbegrip van het onderhandelingsproces binnen de regionale groepen, het overleg met het WTECV en de uitrol.


3. Visserij voor wetenschappelijke doeleinden

Overeenkomstig artikel 25 van de verordening kunnen lidstaten afwijkingen van de regels toestaan voor visserijactiviteiten die worden uitgevoerd ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek. Het doel van dit artikel is om marktdeelnemers te stimuleren om deel te nemen aan wetenschappelijk onderzoek. Hoewel nog andere artikelen29 in de verordening kunnen worden aangewend om innovatieve oplossingen te introduceren, wordt artikel 25 het vaakst gebruikt.

Het onderzoek wordt georganiseerd, uitgevoerd en afgerond door een wetenschappelijke instelling van de lidstaten. De afgelopen drie jaar is er een stijging van het aantal commerciële vaartuigen in de lidstaten dat aan wetenschappelijk onderzoek heeft deelgenomen en de Commissie heeft op 6 juli 2023 een technische bijeenkomst met de lidstaten georganiseerd om de transparantie tussen de lidstaten te vergroten en hen te herinneren aan hun verplichting om de onderzoeken aan de Commissie te melden.

De meeste van de aangemelde projecten onderzoeken alternatieve methoden om de vangst van jonge exemplaren tot een minimum te beperken en zijn gericht op het vinden van oplossingen om het effect op kwetsbare soorten te verzachten of de negatieve gevolgen voor het milieu te beperken.

Terwijl artikel 25 gericht is op de bevordering van onderzoeksactiviteiten en het testen van innovatieve technologieën die afwijken van de technische voorschriften in de verordening, ontbreken dergelijke mogelijkheden, naar de lidstaten en belanghebbenden hebben opgemerkt, in andere GVB-verordeningen, wat volgens hen in sommige gevallen hinderlijk kan zijn en verandering kan vertragen. Zij merken bijvoorbeeld op dat het niet mogelijk is om afwijkingen voor onderzoek toe te staan om zeebaars te vangen, aan boord te houden of aan te landen wanneer die kleiner is dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, zelfs niet wanneer dit gewenst is voor monitoringprogramma’s.

Daarnaast hebben lidstaten, adviesraden en belanghebbenden gewezen op de omslachtige procedure die moet worden gevolgd vanaf het moment dat een nieuwe vistuigtechniek of -technologie wordt ontwikkeld tot de uiteindelijke vaststelling ervan via wetgeving.


4. Uitgaven voor innovatie

Terwijl in artikel 25 wordt uiteengezet hoe de verordening de deelname aan wetenschappelijk onderzoek kan stimuleren, kan door het gebruik van EU-fondsen een breder scala aan projecten worden opgenomen waarbij commerciële vaartuigen betrokken zijn, waarbij verder wordt gegaan dan het afwijken van technische maatregelen. Daarbij gaat het veeleer om een verscheidenheid aan maatregelen die de lidstaten kunnen nemen in het kader van de GVB-doelstellingen en de rol ervan bij de ondersteuning van de uitvoering van de milieuwetgeving.

Inspanningen op het gebied van onderzoek en innovatie in het kader van de verordening worden momenteel financieel ondersteund door het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur (EFMZVA) en voorheen door het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV). Deze fondsen bieden verschillende mogelijkheden om financiële steun te verlenen om innovatie in de visserijsector aan te moedigen, bv. door middel van innovatieprojecten, ondersteuning voor partnerschappen tussen wetenschappers en vissers, ondersteuning voor het ontwerpen en uitvoeren van instandhoudingsmaatregelen en regionale samenwerking, maar ook om het effect van de visserij op het mariene milieu te beperken en bij te dragen aan de uitvoering van de milieuwetgeving (onder andere voor Natura 2000-gebieden).

Met deze projecten wordt beoogd nieuwe en innovatieve oplossingen aan te reiken voor de manier waarop de visserij het effect op het milieu zo klein mogelijk kan houden.

In de programmeringsperiode 2014-2020 van het EFMZV is in totaal 438 038 353 EUR vastgelegd voor visserijgerelateerde innovatiemaatregelen, wat neerkomt op 7,87 % van alle EFMZV-vastleggingen:


In totaal heeft het EFMZV voor 5 592 projecten financiële steun verleend, met bijna 2 000 vaartuigen die erbij betrokken waren.

Maatregel (artikel)Aantal actiesAantal vaartuigen gefinancierd uit hoofde van het artikelEFMZV toegezegd (EUR)
Artikel 26: innovatie33613051 038 696
Artikel 28: partnerschappen20012854 311 695
Artikel 37: instandhoudingsmaatregelen en regionale samenwerking373132 563 570
Artikel 38: mariene milieu, bescherming van soorten1 7741 54523 865 290
Artikel 39: innovatie in verband met instandhouding1956640 103 657
Artikel 40, lid 1, punten b) t/m g); en punt i): bescherming en herstel van mariene biodiversiteit2 71438236 155 446
Totaal:5 592438 038 353


Om de opstelling van dit verslag te ondersteunen, heeft FAMENET ook factsheets opgesteld met enkele voorbeelden van innovaties die in ontwikkeling zijn en direct verband houden met de doelstellingen van de verordening30.

De nieuwe EFMZVA-programma’s van de lidstaten31 voor de periode 2021-2027 bieden ruime mogelijkheden om verschillende soorten onderzoeks- en innovatieacties te ondersteunen die passen in deze verordening. De Commissie moedigt de lidstaten daarom aan om hun inspanningen op dit gebied op te voeren.

Als aanvulling op de visserijspecifieke maatregelen hebben de lidstaten ook andere financieringsmogelijkheden onderzocht. Het kaderprogramma voor onderzoek van Horizon Europa (2021-2027) ondersteunt onderzoeks- en innovatieacties voor duurzame visserij en aquacultuur. Daarbij valt te denken aan acties om de digitale transitie bij inspecties en controles in de visserij te ondersteunen, acties om het milieueffect van vistuig te verminderen, acties om de klimaatimpact op de visserij tot een minimum te beperken, en acties om inzicht te krijgen in de bijvangst van beschermde soorten en de bijvangst te verminderen.

Het vorige Horizon 2020-initiatief, het EU-financieringsprogramma voor onderzoek en innovatie van 2014-2020, heeft bijgedragen aan de verbetering van duurzame visserij. In de eindevaluatie van Horizon 2020 van 29 januari 2024 wordt vermeld dat op tal van gebieden een wezenlijke bijdrage is geleverd aan maatschappelijke onderwerpen. Daaruit blijkt de brede invloed en doeltreffendheid van het programma, waaronder duurzame visserij door de visserijmethoden te verbeteren en de bijvangst te verminderen. Dit heeft bijgedragen tot een duurzamere visserijpraktijk, waarin economische belangen in evenwicht zijn gebracht met milieubehoud.

Tot slot ondersteunt de EU-missie: “Onze oceanen en wateren tegen 2030 herstellen”32 acties op het gebied van onderzoek en innovatie, bijvoorbeeld met betrekking tot slim vistuig met een geringe impact op het milieu en energie-efficiënte kleinschalige vissersvloten. Het werkprogramma van de missie voor 2024, dat binnenkort wordt vastgesteld, zal demonstraties ter plaatse blijven ondersteunen om de visserij en de bescherming van het mariene milieu met elkaar te verzoenen.

4. Conclusies

In het proces om de doelstellingen van de verordening te bereiken, hebben de lidstaten benadrukt dat zij nationale maatregelen nemen, en heeft de sector aangegeven dat er steeds meer gebruik wordt gemaakt van vrijwillige maatregelen, terwijl sommige belanghebbenden de noodzaak hebben onderstreept om de ambities vol te houden.

De verdere stappen in de verwezenlijking van de doelstellingen van de verordening hangen niet alleen af van de vaststelling van secundaire wetgeving (en dat mag ook niet de bedoeling zijn). Meer gedeelde kennis, inspanningen en betrokkenheid van de belanghebbenden en vrijwillige initiatieven blijven essentieel en vormen een aanvulling op gemeenschappelijke regels via regionalisering. Bovendien vragen veranderende en problematische visserijactiviteiten om een dynamische aanpak en dus om aanhoudend overleg over de meest geschikte maatregelen.

Innovatie is essentieel, niet alleen om te voldoen aan de doelstellingen van de verordening, maar ook voor een veerkrachtige en concurrerende visserijsector in de EU die Europese consumenten voorziet van vis en schaal- en schelpdieren van de hoogste kwaliteit.

De lidstaten en belanghebbenden investeren in de ontwikkeling van nieuwe technologieën om aan de doelstellingen van de verordening te voldoen. Er zijn in de komende periode nog meer opmerkelijke resultaten te verwachten. Samen moeten de Commissie, de lidstaten en de belanghebbenden blijven zoeken naar de meest doeltreffende manieren om onderzoek naar innovatief vistuig uit te voeren en te blijven ondersteunen en om de resultaten ervan uit te rollen en in de praktijk te gebruiken.


AANHANGSEL I: SAMENVATTING VAN DE RAADPLEGING


1. Raadplegingsstrategie.


De raadpleging was bedoeld om de mening van relevante belanghebbenden te verzamelen in het kader van de uitvoering van Verordening (EU) 2019/1241 in overeenstemming met de vereisten van artikel 31, lid 1. Om een zo volledig mogelijk beeld te krijgen, werd de raadpleging van de lidstaten en de adviesraden aangevuld met een gerichte onlineraadpleging.


2. Methodologie en hulpmiddelen om de gegevens te verwerken.


De gebruikte methodologie was afhankelijk van het type belanghebbende dat werd geraadpleegd.

De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering en handhaving van de verordening. Daarover hebben zij een speciale vragenlijst ontvangen33.

Gezien de bijzondere rol van de adviesraden in het regionaliseringsproces en als belangrijkst vertegenwoordigend orgaan in het kader van het GVB hebben ook zij een speciale vragenlijst ontvangen34.

De onlineraadpleging werd uitgevoerd via het “EUSurvey”-platform35. Daaraan werd bekendheid gegeven via de website van DG MARE, de nieuwsbrief en de sociale netwerken van DG MARE, zoals Twitter.

In alle drie de gevallen liep de raadpleging van 2 oktober 2023 tot en met 24 november 2023.

Telkens werd de mogelijkheid geboden om ondersteunende documentatie toe te voegen.


3. Resultaten


Er werden antwoorden ontvangen van 18 lidstaten, 5 adviesraden en 10 andere organisaties (via de onlineraadpleging).

Gezien het doel van het verslag zijn de ontvangen antwoorden samengevat en is de inhoud voor zover mogelijk in het verslag zelf opgenomen. Aangezien dit niet werd vermeld in de brieven aan de lidstaten en de adviesraden, zijn de individuele antwoorden niet openbaargemaakt.

Antwoorden van lidstaten en adviesraden worden aangeduid met “LS”/“AR”. Wanneer de opmerkingen afkomstig zijn van de gerichte onlineraadpleging, worden deze aangeduid met “belanghebbenden”.


1 Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de instandhouding van visbestanden en de bescherming van mariene ecosystemen door middel van technische maatregelen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1967/2006, (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en de Verordeningen (EU) nr. 1380/2013, (EU) 2016/1139, (EU) 2018/973, (EU) 2019/472 en (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 894/97, (EG) nr. 850/98, (EG) nr. 2549/2000, (EG) nr. 254/2002, (EG) nr. 812/2004 en (EG) nr. 2187/2005 van de Raad (PB L 198 van 25.7.2019, blz. 105).

2 Het verslag: https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:52021DC0583 en het bijbehorende werkdocument van de diensten van de Commissie: https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=SWD:2021:268:FIN.

3 https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:52023DC0520.

4 Zie COM(2024) 235 final, Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad: Duurzamere visserij in de EU: stand van zaken en oriëntaties voor 2025.

5 https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=celex%3A52020DC0380.

6 https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:52023DC0102.

7 https://oceans-and-fisheries.ec.europa.eu/policy/common-fisheries-policy-cfp_en.

8 Artikel 3 van Verordening (EG) 2019/1241.

9 https://publications.jrc.ec.europa.eu/repository/handle/JRC137030.

10 Voor een overzicht van de drempelwaarden, zie de mededeling van de Commissie betreffende de drempelwaarden die zijn vastgesteld in verband met de kaderrichtlijn mariene strategie (Richtlijn 2008/56/EG) en Besluit (EU) 2017/848 van de Commissie (COM(2024) 2078).

11 www.cetambicion-project.eu/">https://www.cetambicion-project.eu/.

12 Gefinancierd in het kader van het LIFE-programma: https://webgate.ec.europa.eu/life/publicWebsite/project/LIFE22-NAT-NL-LIFE-CIBBRiNA-101114301/coordinated-development-and%E2%80%AFimplementation-of%E2%80%AFbest-practice-in%E2%80%AFbycatch%E2%80%AFreduction%E2%80%AFin-the%E2%80%AFnorth-atlantic-baltic-and-mediterranean-regions.

13 Gedelegeerde Verordening (EU) 2024/1060 wat betreft technische maatregelen voor heilbot.

14 Plenaire WTECV-vergadering 24-01.

15 Verordening (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de visserijen die demersale bestanden exploiteren in het westelijke deel van de Middellandse Zee en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 508/2014.

16 Resolutie GFCM/46/2023/4.

17 MedBycatch-project.

18 Artikel 8, lid 5, en artikel 24, lid 1, van de verordening.

19 Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) — Verslag van de 75e plenaire vergadering (STECF-PLEN-24-01).

20 Artikel 27 van de verordening.

21 https://marinebeacon.eu/.

22 https://decarbonyt.eu/.

23 WTECV 21-07.

24 Soorten zoals vermeld in bijlage XIV bij de verordening.

25 WTECV 22-19.

26 www.ices.dk/news-and-events/news-archive/news">https://www.ices.dk/news-and-events/news-archive/news.

27 www.ices.dk/news-and-events/news-archive/news">https://www.ices.dk/news-and-events/news-archive/news.

28 Politieke, economische, sociale, technologische, ecologische en juridische factoren.

29 Artikel 20, innovatief vistuig, artikel 23, proefprojecten met betrekking tot volledige documentatie van vangsten en teruggooi.

30 Fisheries innovations under the European Maritime and Fisheries Fund 2014-2020 - European Commission (europa.eu).

31 EFMZVA-programma’s 2021-2027 — Europese Commissie (europa.eu).

32 Serviceportaal Missie Oceaan en Wateren Onderzoek en innovatie (europa.eu).

33 Brief van 2 oktober 2023 aan de lidstaten (ARES(2023)6664125)).

34 Brief verzonden aan de adviesraden op 2 oktober 2023 (ARES(2023)6664226)).

35 https://oceans-and-fisheries.ec.europa.eu/consultations/targeted-stakeholder-consultation-technical-measures-regulation-fisheries-2023_en.

NL NL