Toelichting bij COM(2024)407 -

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2024)407 - .
bron COM(2024)407
datum 13-09-2024
1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Krachtens het Verdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982 inzake het recht van de zee1 (“Unclos”) en de Overeenkomst van de Verenigde Naties van 4 augustus 1995 over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties van 10 december 1982 inzake het recht van de zee die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van grensoverschrijdende en over grote afstanden trekkende visbestanden2 (“UNFSA”) is het voor het beheer van bepaalde gedeelde grensoverschrijdende en over grote afstanden trekkende visbestanden nodig dat alle landen in wier wateren het bestand zich bevindt (de kuststaten) en de landen met vloten die die bestanden exploiteren (de visserijstaten), met elkaar samenwerken. Deze samenwerking kan plaatsvinden in het kader van regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s) of, wanneer de ROVB’s niet bevoegd zijn voor het betrokken bestand, in het kader van ad-hocregelingen tussen de landen met een belang bij de desbetreffende visserij. Er is vaak moeilijk een akkoord te bereiken over het beheer van grensoverschrijdende en over grote afstanden trekkende bestanden; daarvoor moeten de betrokken lidstaten echt bereid zijn om met elkaar samen te werken. Unilaterale maatregelen van bepaalde staten kunnen leiden tot een aanzienlijke uitputting van het betrokken visbestand, zelfs als daar maatregelen van andere lidstaten om hun visserij-inspanning te beperken, tegenover staan.

De EU draagt als lucratieve afzetmarkt voor visserijproducten een bijzondere verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat de bovengenoemde samenwerkingsverplichting wordt nagekomen.

Verordening (EU) nr. 1026/2012 van het Europees Parlement en de Raad3 betreffende bepaalde maatregelen voor de instandhouding van visbestanden ten aanzien van landen die niet-duurzame visserij toelaten, biedt een EU-kader om bepaalde maatregelen in verband met de visserijgerelateerde activiteiten en beleidslijnen van derde landen die niet-duurzame visserij toelaten, vast te stellen om bestanden die voor de Unie en die derde landen van gemeenschappelijk belang zijn, op lange termijn in stand te houden. Zo kan een land worden aangemerkt als land dat niet-duurzame visserij toelaat, en kunnen kwantitatieve beperkingen worden ingesteld voor de invoer van vis uit het bestand van gemeenschappelijk belang die gevangen is onder de controle van dat land, en voor de invoer van visserijproducten van of met die vis.

Verordening (EU) nr. 1026/2012 werd slechts eenmaal, in 2013, ingezet. Er werden toen invoerbeperkingen en havenmaatregelen getroffen tegen de Faeröerse visserij op zowel haring als makreel. Zij speelde een cruciale rol bij de sluiting en ondertekening, in 2014, van een overeenkomst voor de deling van makreel. Na de ondertekening van deze overeenkomst en de verlaging van de eenzijdig verhoogde quota, die tot niet-duurzame visserij hadden geleid, hief de EU de krachtens Verordening (EU) nr. 1026/2012 vastgestelde maatregelen in 2014 op.

Het onderhavige voorstel bevat een gerichte wijziging van Verordening (EU) nr. 1026/2012 en is voornamelijk bedoeld om bepaalde elementen van de voorwaarden om een land aan te merken als land dat niet-duurzame visserij toelaat, te verduidelijken en daarmee de rechtszekerheid te vergroten. De wijziging is ook bedoeld om het proces van samenwerking vóór en na het nemen van maatregelen door de EU te verduidelijken en te versterken, met als uiteindelijk doel om zo snel mogelijk een halt toe te roepen aan niet-duurzame visserijpraktijken.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Het voorliggende voorstel vormt een aanvulling op en strookt met andere bepalingen van het Unierecht op dit gebied. Het is in overeenstemming met deel VI (extern beleid) van Verordening (EU) nr. 1380/2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB)4. Daarin is bepaald dat de Unie haar externe betrekkingen op visserijgebied in overeenstemming met haar internationale verplichtingen moet onderhouden en haar EU-visserijactiviteiten moet baseren op regionale visserijsamenwerking.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het voorstel is in overeenstemming met het milieu- en handelsbeleid van de Unie en ondersteunt de overkoepelende doelstellingen van de Europese Green Deal.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Evenals Verordening (EU) nr. 1026/2012 berust dit voorstel op artikel 43, lid 2, en artikel 207 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Omdat dit voorstel onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie (artikel 3, lid 1, punt d), VWEU) valt, is het subsidiariteitsbeginsel niet van toepassing.

Evenredigheid

Omdat het voorstel gerichte wijzigingen bevat om een aantal bepalingen van Verordening (EU) nr. 1026/2012 te verduidelijken, zijn er geen problemen wat het evenredigheidsbeginsel betreft.

Keuze van het instrument

De voorgestelde handeling is een door het Europees Parlement en de Raad aan te nemen verordening omdat de te wijzigen handeling een verordening van het Europees Parlement en de Raad is.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

N.v.t.

Dit voorstel verduidelijkt een aantal bepalingen van Verordening (EU) nr. 1026/2012.

Raadpleging van belanghebbenden

N.v.t.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

N.v.t.

Effectbeoordeling

N.v.t.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

N.v.t.

Grondrechten

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de bescherming van de grondrechten.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Dit voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

N.v.t.

Er kan geen uitvoeringsplan worden opgesteld omdat Verordening (EU) nr. 1026/2012 het kader biedt voor de vaststelling van bepaalde maatregelen in verband met visserijgerelateerde activiteiten en beleidslijnen van derde landen. Zij verleent de Commissie de bevoegdheid om alleen in bepaalde omstandigheden in actie te komen (aangeven om welk land het gaat, en maatregelen treffen), terwijl van tevoren niet kan worden gepland wanneer die omstandigheden zich zullen voordoen en aan de voorwaarden wordt voldaan om de verordening in te zetten.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

N.v.t.

Artikelsgewijze toelichting

Dit voorstel wijzigt Verordening (EU) nr. 1026/2012 op drie punten.

Ten eerste is een nieuwe definitie aan het bestaande artikel 2 toegevoegd waarin de eis tot samenwerking in het kader van het Unclos en de UNFSA wordt verduidelijkt.

Ten tweede wordt verduidelijkt dat een land kan worden geacht niet-duurzame visserij toe te laten, indien het niet de nodige maatregelen, waaronder controlemaatregelen, uitvoert.

Ten derde worden de procedures vóór en na de vaststelling van maatregelen ten aanzien van landen die niet-duurzame visserij toelaten, versterkt.