Toelichting bij COM(2024)454 -

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2024)454 - .
bron COM(2024)454
datum 15-10-2024
VERSLAG VAN DE COMMISSIE

AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de uitoefening van de aan de Commissie verleende bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen uit hoofde van Richtlijn 86/278/EEG van de Raad van 12 juni 1986 betreffende de bescherming van het milieu, in het bijzonder de bodem, bij het gebruik van zuiveringsslib in de landbouw, Richtlijn 94/62/EG van 20 december 1994 betreffende verpakking en verpakkingsafval, Richtlijn 2000/53/EG van 18 september 2000 betreffende autowrakken, Verordening (EG) nr. 1013/2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen, Richtlijn 2006/66/EG van 6 september 2006 inzake batterijen en accu’s, alsook afgedankte batterijen en accu’s, en Richtlijn 2008/98/EG van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen


1. Inleiding

1.

Aan de Commissie is de bevoegdheid verleend om gedelegeerde handelingen vast te stellen voor een periode van vijf jaar vanaf 4 juli 2018, uit hoofde van:


a. artikel 15 bis, lid 2, eerste zin, van Richtlijn 86/278/EEG van de Raad van 12 juni 1986 betreffende de bescherming van het milieu, in het bijzonder de bodem, bij het gebruik van zuiveringsslib in de landbouw1;

b. artikel 21 bis, lid 2, eerste zin, van Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 betreffende verpakking en verpakkingsafval2;

c. artikel 9 bis, lid 2, eerste zin, van Richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende autowrakken3;

d. artikel 38 bis, lid 2, eerste zin, van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen4.

Uit hoofde van artikel 58 bis, lid 2, eerste zin, van Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen5 en uit hoofde van artikel 23 bis, lid 2, eerste zin, van Richtlijn 2006/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 inzake batterijen en accu’s, alsook afgedankte batterijen en accu’s6 is aan de Commissie de bevoegdheid verleend om gedelegeerde handelingen vast te stellen voor een periode van vijf jaar, respectievelijk met ingang van 17 juli 2014 en 30 december 2013.

De Commissie moet uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag opstellen over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

Op 22 november 20187 en 14 mei 20188 zijn verslagen vastgesteld over de uitoefening van de bevoegdheden uit hoofde van respectievelijk Verordening (EG) nr. 1013/2006 en Richtlijn 2006/66/EG. Aangezien noch het Europees Parlement noch de Raad zich tegen de verlenging van de bevoegdheden van de Commissie hebben verzet, werd de bevoegdheidsdelegatie aan de Commissie stilzwijgend verlengd met een periode van identieke duur vanaf 17 juli 2019 en 30 december 2018.

In dit verslag worden de activiteiten van de Commissie beschreven in de periode vanaf respectievelijk 4 juli 2018, 17 juli 2019 en 30 december 2018.


2. Richtlijn 86/278/EEG

In Richtlijn 86/278/EEG wordt de Commissie de bevoegdheid verleend gedelegeerde handelingen vast te stellen, als bedoeld in artikel 15 bis, om de bijlagen te wijzigen teneinde deze aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang aan te passen, met uitzondering van de parameters en waarden die zijn aangegeven in de bijlagen I A, I B en I C, gegevens die van invloed kunnen zijn op de beoordeling van die waarden, en de parameters voor analyse die worden genoemd in de bijlagen II A en II B.


1. Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

Gedurende de verslagperiode heeft de Commissie geen gebruikgemaakt van de gedelegeerde bevoegdheden die aan haar zijn toegekend uit hoofde van Richtlijn 86/278/EEG. Geen van de bovengenoemde bijlagen werd aangepast aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang. In een evaluatie van de richtlijn uit 20239 werd geconcludeerd dat de richtlijn aan de laatste wetenschappelijke en technische vooruitgang zou moeten worden aangepast (met name wat betreft de reeks verontreinigende stoffen die onder de richtlijn moeten vallen en hun passende grenswaarden). Dit gaat echter verder dan de huidige bevoegdheid zoals opgenomen in artikel 15 bis.


3. Richtlijn 94/62/EG

2.

In Richtlijn 94/62/EG wordt aan de Commissie de bevoegdheid toegekend om gedelegeerde handelingen, als bedoeld in artikel 21 bis, vast te stellen om:


- de voorwaarden te bepalen waaronder de totale concentraties van lood, cadmium, kwik en zeswaardig chroom in verpakking, zoals gespecificeerd in artikel 11, lid 1, niet van toepassing zijn op gerecycleerd materiaal en producten die in een gesloten en gecontroleerde keten zijn opgenomen, alsmede te bepalen welke verpakkingssoorten van de in artikel 11, lid 1, derde streepje, bedoelde eis betreffende het gehalte van deze zware metalen in verpakking en verpakkingscomponenten zijn vrijgesteld, zoals bepaald in artikel 11, lid 3;

- de in bijlage I opgenomen lijst van voorbeelden ter illustratie van de definitie van verpakking te wijzigen, zoals bepaald in artikel 19, lid 2;

- de richtlijn indien nodig aan te vullen om eventuele problemen bij de toepassing van de bepalingen van deze richtlijn op te vangen, met name voor verpakkingsmateriaal dat inert is en in zeer kleine hoeveelheden (d.w.z. ongeveer 0,1 gewichtsprocent) binnen de EU in de handel is gebracht, de primaire verpakking van medische hulpmiddelen en farmaceutische producten, kleine verpakking en luxeverpakking, zoals bepaald in artikel 20.

Op 4 maart 2023 werd een akkoord bereikt over het voorstel voor een nieuwe verordening betreffende verpakking en verpakkingsafval10 en dit werd voorlopig goedgekeurd door de medewetgevers. De huidige bevoegdheidsdelegaties in Richtlijn 94/62/EG blijven relevant en zouden moeten worden gehandhaafd totdat de nieuwe verordening in werking treedt, naar verwachting in 2025.


1. Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

Gedurende de verslagperiode heeft de Commissie geen gebruikgemaakt van de gedelegeerde bevoegdheden die aan haar zijn verleend uit hoofde van Richtlijn 94/62/EG. Vóór de verslagperiode had de Commissie echter al handelingen vastgesteld op de gebieden die onder de bevoegdheidsdelegatie vallen, op basis van eerdere bevoegdheden voorafgaand aan de herziening van de richtlijn in 201811, zoals hieronder nader wordt toegelicht.



1. Vrijstellingen van beperkingen op zware metalen in verpakking

Overeenkomstig artikel 11, lid 1, van Richtlijn 94/62/EG zorgen de lidstaten ervoor dat de totale concentraties van lood, cadmium, kwik en zeswaardig chroom in verpakking of verpakkingscomponenten niet meer bedraagt dan 100 ppm-gewicht.

Overeenkomstig voormalig artikel 11, lid 3, van Richtlijn 94/62/EG stelt de Commissie vast onder welke voorwaarden de in artikel 11, lid 1, bedoelde concentraties niet van toepassing zijn op gerecycleerd materiaal en producten die zijn opgenomen in een gesloten en gecontroleerde keten, en welke verpakkingssoorten vrijgesteld zijn van de in voormalig artikel 11, lid 3, derde streepje, bedoelde eis.

3.

De Commissie heeft onder meer de volgende beschikkingen vastgesteld op basis van het voormalige artikel 11, lid 3:


1. Beschikking 2001/171/EG van de Commissie van 19 februari 2001 tot vaststelling van de voorwaarden voor een afwijking voor glazen verpakkingen van de bij Richtlijn 94/62/EG vastgestelde grenswaarden voor de concentratie van zware metalen12;

2. Beschikking 2006/340/EG van de Commissie van 8 mei 2006 tot wijziging van Beschikking 2001/171/EG van de Commissie met het oog op de verlenging van de geldigheidsduur van de voorwaarden voor een afwijking voor glazen verpakkingen van de bij Richtlijn 94/62/EG vastgestelde grenswaarden voor de concentratie van zware metalen13;

3. Beschikking 2009/292/EG van de Commissie van 24 maart 2009 tot vaststelling van de voorwaarden voor een afwijking ten aanzien van de bij Richtlijn 94/62/EG vastgestelde concentraties van zware metalen in kunststof kratten en kunststof paletten14.

De Commissie heeft niet vastgesteld dat de bovengenoemde beschikkingen moeten worden gewijzigd of dat er nieuwe handelingen op dit gebied moeten worden vastgesteld.



2. Wijziging van voorbeelden ter illustratie van de definitie van verpakking

Bijlage I bij Richtlijn 94/62/EG bevat een lijst met voorbeelden ter illustratie van de toepassing van de criteria in artikel 3, punten i) tot en met iii), die de definitie van verpakking in artikel 3, lid 1, van de richtlijn aanvullen. In artikel 19, lid 2, wordt de Commissie de bevoegdheid verleend om de lijst met voorbeelden ter illustratie in bijlage I te wijzigen.

De Commissie heeft deze bevoegdheid uitgeoefend door Richtlijn 2013/2/EU van de Commissie van 7 februari 2013 tot wijziging van bijlage I bij Richtlijn 94/62/EG15 vast te stellen.



3. De richtlijn aanvullen om eventuele problemen bij de toepassing van de bepalingen van de richtlijn op te vangen

De Commissie heeft niet vastgesteld dat het nodig is om gebruik te maken van de op grond van deze bepaling gedelegeerde bevoegdheid. Echter, in de toekomst kan zich de noodzaak voordoen om Richtlijn 94/62/EG aan te vullen door praktische problemen aan te pakken met betrekking tot verpakkingsmateriaal dat inert is en in zeer kleine hoeveelheden in de handel wordt gebracht, de primaire verpakking van medische hulpmiddelen en farmaceutische producten, kleine verpakking en luxeverpakking. Daarom moet de bevoegdheid worden gehandhaafd totdat een nieuwe verordening in werking treedt.


4. Richtlijn 2000/53/EG

4.

In Richtlijn 2000/53/EG wordt aan de Commissie de bevoegdheid verleend om gedelegeerde handelingen vast te stellen om:


- bijlage II te wijzigen teneinde deze aan te passen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang, uit hoofde van artikel 4, lid 2, punten b), i) tot en met iv), zoals bepaald in artikel 4, lid 2, punt b);
- minimumeisen vast te stellen voor het certificaat van vernietiging, zoals bepaald in artikel 5, lid 5;
- bijlage I te wijzigen teneinde deze aan te passen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang, zoals bepaald in artikel 6, lid 6;
- onderdeel- en materiaalcoderingsnormen vast te stellen, zodat met name onderdelen en materialen die zich voor hergebruik en nuttige toepassing lenen gemakkelijker kunnen worden herkend, die de producenten, in samenwerking met de materiaal- en apparatuurfabrikanten, moeten gebruiken, zoals bepaald in artikel 8, lid 2.

Op 13 juli 2023 is een voorstel voor een nieuwe verordening betreffende autowrakken16 aangenomen dat momenteel wordt besproken in het kader van de gewone wetgevingsprocedure. De huidige bevoegdheidsdelegaties in Richtlijn 2000/53/EG blijven relevant en zouden moeten worden gehandhaafd totdat de nieuwe verordening in werking treedt.


1. Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

Tijdens de verslagperiode heeft de Commissie drie gedelegeerde handelingen vastgesteld tot wijziging van bijlage II bij Richtlijn 2000/53/EG, waarin uitzonderingen op de werkingssfeer van de richtlijn worden vermeld.



1. Wijzigingen van bijlage II

Overeenkomstig artikel 4, lid 2, punt a), van Richtlijn 2000/53/EG zien de lidstaten erop toe dat materialen en onderdelen van voertuigen die na 1 juli 2003 in de handel worden gebracht, geen lood, kwik, cadmium of zeswaardig chroom bevatten, behoudens in de gevallen genoemd in bijlage II, onder de aldaar vermelde voorwaarden.

Tijdens de verslagperiode17 heeft de Commissie drie gedelegeerde handelingen tot wijziging van bijlage II vastgesteld:

1. Gedelegeerde Richtlijn (EU) 2020/362 van de Commissie van 17 december 2019 tot wijziging van bijlage II bij Richtlijn 2000/53/EG wat betreft de vrijstelling voor zeswaardig chroom als anticorrosiemiddel in het koolstofstalen koelsysteem in absorptiekoelkasten in kampeerauto’s18;

2. Gedelegeerde Richtlijn (EU) 2020/363 van de Commissie van 17 december 2019 tot wijziging van bijlage II bij Richtlijn 2000/53/EG wat betreft bepaalde vrijstellingen voor lood en loodverbindingen in onderdelen19; en

3. Gedelegeerde Richtlijn (EU) 2023/544 van de Commissie van 16 december 2022 tot wijziging van Richtlijn 2000/53/EG wat betreft de vrijstellingen voor het gebruik van lood in aluminiumlegeringen voor verwerkingsdoeleinden, in koperlegeringen en in bepaalde batterijen20.




2. Vaststelling van minimumeisen voor het certificaat van vernietiging

Overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Richtlijn 2000/53/EG zetten de lidstaten een systeem op waarbij het voorleggen van een certificaat van vernietiging een voorwaarde voor de uitschrijving van het afgedankte voertuig is.

In de periode voorafgaand aan dit verslag heeft de Commissie, op basis van het voormalige artikel 5, lid 5, van Richtlijn 2000/53/EG, Beschikking 2002/151/EG van de Commissie van 19 februari 2002 inzake minimumeisen voor het certificaat van vernietiging overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Richtlijn 2000/53/EG21 vastgesteld.

De Commissie heeft niet vastgesteld dat het nodig is om deze handeling te wijzigen of een nieuwe handeling vast te stellen.



3. Wijziging van bijlage I

In bijlage I bij Richtlijn 2000/53/EG worden technische minimumeisen voor de verwerking van autowrakken vastgesteld.

De Commissie heeft niet vastgesteld dat het nodig is om gebruik te maken van de op grond van deze bepaling gedelegeerde bevoegdheid. Echter, in de toekomst kan zich de noodzaak voordoen om bijlage I te wijzigen, en daarom moet de bevoegdheid worden gehandhaafd totdat de nieuwe verordening in werking treedt.



4. Vaststelling van onderdeel- en materiaalcoderingsnormen

Overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Richtlijn 2000/53/EG nemen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de producenten, in samenwerking met de materiaal- en apparatuurfabrikanten, gemeenschappelijke onderdeel- en materiaalcoderingsnormen gebruiken, zodat met name onderdelen en materialen die zich voor hergebruik en nuttige toepassing lenen gemakkelijker kunnen worden herkend.

Uit hoofde van artikel 8, lid 2, van Richtlijn 2000/53/EG is de Commissie bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen om de richtlijn aan te vullen door deze normen vast te stellen.

In de periode voorafgaand aan dit verslag heeft de Commissie, op basis van het voormalige artikel 8, lid 2, van Richtlijn 2000/53/EG, Beschikking 2003/138/EG van de Commissie van 27 februari 2003 tot vaststelling van onderdeel- en materiaalcoderingsnormen voor voertuigen uit hoofde van Richtlijn 2000/53/EG22 vastgesteld.

De Commissie heeft niet vastgesteld dat het nodig is om deze handeling te wijzigen of een nieuwe handeling vast te stellen.


5. Verordening (EG) nr. 1013/2006

De Unie is partij bij het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan van 22 maart 1989, dat ten doel heeft de menselijke volksgezondheid en het milieu te beschermen tegen de schadelijke effecten van gevaarlijke afvalstoffen. Door middel van Verordening (EG) nr. 1013/2006 wordt dit verdrag omgezet in Uniewetgeving. De Commissie is uit hoofde van artikel 58 van de verordening bevoegd om gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van:

- de bijlagen IA, IB, IC, II, III, IIIA, IIIB, IV, V, VI en VII om rekening te houden met de wijzigingen die in het kader van het Verdrag van Bazel en van het OESO-besluit23 zijn overeengekomen;

- bijlage V om deze in overeenstemming te brengen met de wijzigingen in de lijst van afvalstoffen die overeenkomstig artikel 7 van Richtlijn 2008/98/EG zijn vastgesteld;

- bijlage VIII om deze in overeenstemming te brengen met de besluiten die genomen zijn ingevolge internationale verdragen en overeenkomsten.

Op 11 april 2024 is de nieuwe Verordening (EU) 2024/1157 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de overbrenging van afvalstoffen24 vastgesteld. De huidige in Verordening (EG) nr. 1013/2006 opgenomen bevoegdheidsdelegaties blijven relevant en zouden moeten worden gehandhaafd zolang deze verordening van toepassing is.


1. Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

Tijdens de verslagperiode heeft de Commissie Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/2174 van de Commissie van 19 oktober 2020 tot wijziging van de bijlagen I C, III, III A, IV, V, VII en VIII bij Verordening (EG) nr. 1013/200625 vastgesteld om de bijlagen in overeenstemming te brengen met de wijzigingen in de codes betreffende kunststofafval in de bijlagen bij het Verdrag van Bazel.


6. Richtlijn 2006/66/EG

5.

In Richtlijn 2006/66/EG wordt aan de Commissie de bevoegdheid toegekend om gedelegeerde handelingen, als bedoeld in artikel 23 bis, lid 2, vast te stellen om:


- criteria vast te stellen voor de beoordeling of de recycling van afgedankte batterijen en accu’s buiten de EU heeft plaatsgevonden in omstandigheden die stroken met de eisen van de richtlijn, zoals bepaald in artikel 15, lid 3, ter aanvulling van de voorschriften in artikel 15, lid 2;

- nadere bepalingen vast te stellen ter aanvulling van het voorschrift om de capaciteit van draagbare batterijen en accu’s en autobatterijen en -accu’s zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar op die batterijen en accu’s te vermelden, zoals bepaald in artikel 21, lid 2;

- vrijstellingen van de markeringsvoorschriften van artikel 21 te verlenen, zoals bepaald in artikel 21, lid 7.

Bij Verordening (EU) 2023/1542 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2023 inzake batterijen en afgedankte batterijen26 wordt Richtlijn 2006/66/EG ingetrokken per 18 augustus 2025. Het is dus niet waarschijnlijk dat de Commissie in de toekomst gebruik zal maken van bevoegdheden uit hoofde van deze richtlijn.


1. Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

Gedurende de verslagperiode heeft de Commissie geen gebruikgemaakt van de gedelegeerde bevoegdheden die aan haar zijn verleend uit hoofde van Richtlijn 2006/66/EG Vóór de verslagperiode zijn echter al handelingen van de Commissie vastgesteld op de gebieden die onder de bevoegdheidsdelegatie vallen.



1. Criteria voor de beoordeling of de recycling van afgedankte batterijen en accu’s buiten de EU heeft plaatsgevonden in omstandigheden die stroken met de eisen van de richtlijn

Uit hoofde van artikel 15, lid 1, van Richtlijn 2006/66/EG mag de verwerking buiten de lidstaat in kwestie of buiten de EU plaatsvinden, mits de verzending van de afgedankte batterijen en accu’s in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1013/2006 geschiedt. Overeenkomstig artikel 15, lid 2, worden afgedankte batterijen en accu’s die uit hoofde van de respectieve wetgeving naar bestemmingen buiten de EU worden uitgevoerd, alleen geacht bij te dragen tot de naleving van de verplichtingen en de rendementen als bepaald in bijlage III bij deze richtlijn, indien er harde bewijzen zijn dat de recycling heeft plaatsgevonden in omstandigheden die stroken met de eisen van deze richtlijn. De Commissie heeft het recht om nadere bepalingen vast te stellen ter aanvulling van de in artikel 15, lid 2, bedoelde voorschriften, met name criteria voor de beoordeling of de omstandigheden stroken met de eisen van de richtlijn, zoals bedoeld in dat artikel.

Aangezien de onlangs vastgestelde Verordening (EU) 2024/1157 voorschriften bevat voor criteria met betrekking tot de beoordeling van gelijkwaardige omstandigheden voor de behandeling van afval buiten de EU, is er geen gedelegeerde handeling uit hoofde van Richtlijn 2006/66/EG vastgesteld.



2. Nadere bepalingen ter aanvulling van het voorschrift om de capaciteit van draagbare batterijen en accu’s en autobatterijen en -accu’s op die batterijen en accu’s te vermelden

Overeenkomstig artikel 21, lid 2, van Richtlijn 2006/66/EG zorgen de lidstaten ervoor dat uiterlijk op 26 september 2009 op alle draagbare batterijen en accu’s en autobatterijen en -accu’s de capaciteit zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar wordt vermeld. De Commissie heeft het recht om gedelegeerde handelingen vast te stellen met nadere bepalingen ter aanvulling van dit voorschrift.

In de periode voorafgaand aan dit verslag heeft de Commissie, op basis van het voormalige artikel 21, lid 2, van deze richtlijn, Verordening (EU) nr. 1103/2010 van de Commissie van 29 november 2010 tot vaststelling, overeenkomstig Richtlijn 2006/66/EG, van voorschriften voor de vermelding van de capaciteit op draagbare secundaire (oplaadbare) batterijen en accu’s en autobatterijen en -accu’s27 vastgesteld.

De Commissie heeft niet vastgesteld dat het nodig is om deze handeling te wijzigen of een nieuwe handeling vast te stellen.



3. Verlening van vrijstellingen van markeringsvoorschriften

Overeenkomstig artikel 21, lid 7, van Richtlijn 2006/66/EG is de Commissie bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen om vrijstellingen van de markeringsvoorschriften van artikel 21 te verlenen.

In de periode voorafgaand aan dit verslag heeft de Commissie op basis van het voormalige artikel 21, lid 7, van deze richtlijn Verordening (EU) nr. 1103/2010 van de Commissie vastgesteld.

De Commissie heeft niet vastgesteld dat het nodig is om deze handeling te wijzigen of een nieuwe handeling vast te stellen.


7. Richtlijn 2008/98/EG

6.

In Richtlijn 2008/98/EG wordt aan de Commissie de bevoegdheid toegekend om gedelegeerde handelingen, als bedoeld in artikel 38 bis, vast te stellen om:


- een lijst van afvalstoffen vast te stellen en die te toetsen overeenkomstig artikel 7, leden 2 en 3, zoals bepaald in artikel 7, lid 1;

- een gemeenschappelijke methode en minimale kwaliteitsvereisten vast te stellen voor de eenvormige meting van de hoeveelheden levensmiddelenafval, zoals bepaald in artikel 9, lid 8;

- regels vast te stellen voor de berekening en verificatie van en de verslaglegging over het gewicht van materialen en stoffen die na een sorteringshandeling worden verwijderd en die daarna niet worden gerecycleerd, op basis van gemiddelde verliespercentages voor gesorteerd afval, zoals bepaald in artikel 11 bis, lid 10;

- technische minimumnormen vast te stellen voor verwerkingsactiviteiten, met inbegrip van afvalsortering en -recycling, waarvoor uit hoofde van artikel 23 een vergunning vereist is indien er bewijs is dat dergelijke minimumnormen een voordeel ten aanzien van de bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu zouden opleveren, zoals bepaald in artikel 27, lid 1;

- minimumnormen vast te stellen voor activiteiten van inrichtingen of ondernemingen die beroepsmatig afvalstoffen inzamelen of vervoeren, alsook van makelaars en handelaars, waarvoor registratie vereist is indien er bewijs is dat dergelijke minimumnormen een voordeel ten aanzien van de bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu of wat betreft het voorkomen van verstoring van de interne markt zouden opleveren, zoals bepaald in artikel 27, lid 4;

- bijlage II, R1, te wijzigen door de toepassing van de daarin bedoelde formule voor verbrandingsinstallaties te bepalen, zoals bepaald in artikel 38, lid 2;

- de bijlagen IV en V aan te passen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang, zoals bepaald in artikel 38, lid 3.


1. Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

Tijdens de verslagperiode heeft de Commissie één gedelegeerde handeling vastgesteld betreffende een gemeenschappelijke methode en minimale kwaliteitsvereisten voor de eenvormige meting van de hoeveelheden levensmiddelenafval.



1. Vaststelling en toetsing van een lijst van afvalstoffen

Uit hoofde van artikel 7, lid 1, van Richtlijn 2008/98/EG is de Commissie bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen tot vaststelling en toetsing, overeenkomstig de leden 2 en 3 van dit artikel, van een lijst van afvalstoffen.

Voorafgaand aan deze verslagperiode heeft de Commissie, op basis van het voormalige artikel 7, lid 1, van Richtlijn 2008/98/EG, Besluit 2014/955/EU van de Commissie van 18 december 2014 tot wijziging van Beschikking 2000/532/EG betreffende de lijst van afvalstoffen overeenkomstig Richtlijn 2008/98/EG28 vastgesteld.

De Commissie heeft niet vastgesteld dat het nodig is om deze handeling te wijzigen of een nieuwe handeling vast te stellen.



2. Vaststelling van een gemeenschappelijke methode en minimale kwaliteitsvereisten voor de eenvormige meting van de hoeveelheden levensmiddelenafval

Overeenkomstig artikel 9, lid 8, van Richtlijn 2008/98/EG stelt de Commissie een gedelegeerde handeling vast tot vaststelling van een gemeenschappelijke methode en minimale kwaliteitsvereisten voor de eenvormige meting van de hoeveelheden levensmiddelenafval. Op 3 mei 2019 heeft de Commissie Gedelegeerd Besluit (EU) 2019/1597 van de Commissie vastgesteld tot aanvulling van Richtlijn 2008/98/EG met betrekking tot een gemeenschappelijke methode en minimale kwaliteitsvereisten voor de eenvormige meting van hoeveelheden levensmiddelenafval29.



3. Vaststelling van regels voor de berekening en verificatie van en de verslaglegging over het gewicht van materialen en stoffen die na een sorteringshandeling worden verwijderd en die daarna niet worden gerecycleerd, op basis van gemiddelde verliespercentages voor gesorteerd afval

Overeenkomstig artikel 11 bis, lid 10, van Richtlijn 2008/98/EG stelt de Commissie uiterlijk 31 maart 2019 een gedelegeerde handeling vast tot vaststelling van regels voor de berekening en verificatie van en de verslaglegging over het gewicht van materialen of stoffen die na een sorteringshandeling worden verwijderd en die daarna niet worden gerecycled, op basis van gemiddelde verliespercentages voor gesorteerd afval.

De Commissie heeft op 31 augustus 2021 een voorstel voor een gedelegeerd besluit van de Commissie aangenomen, maar de Raad heeft op 13 december 2021 bezwaar gemaakt tegen dit voorstel30.



4. Vaststelling van technische minimumnormen voor verwerkingsactiviteiten

Overeenkomstig artikel 27, lid 1, van Richtlijn 2008/98/EG stelt de Commissie gedelegeerde handelingen vast om de richtlijn aan te vullen door technische minimumnormen vast te stellen voor verwerkingsactiviteiten, met inbegrip van afvalsortering en -recycling, waarvoor een vergunning vereist is indien er bewijs is dat dergelijke minimumnormen een voordeel ten aanzien van de bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu zouden opleveren.

De Commissie heeft niet vastgesteld dat het nodig is om gebruik te maken van de op grond van deze bepaling gedelegeerde bevoegdheid.



5. Vaststelling van de minimumnormen voor activiteiten met betrekking tot het op beroepsmatige basis inzamelen of vervoeren van afval en voor activiteiten van handelaars of makelaars

Uit hoofde van artikel 27, lid 4, van Richtlijn 2008/98/EG stelt de Commissie gedelegeerde handelingen vast om de richtlijn aan te vullen door technische minimumnormen vast te stellen voor activiteiten van inrichtingen of ondernemingen die op beroepsmatige basis afval inzamelen of vervoeren, alsook van handelaars of makelaars indien er bewijs is dat dergelijke minimumnormen een voordeel ten aanzien van de bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu of wat betreft het voorkomen van verstoring van de interne markt zouden opleveren.

De Commissie heeft niet vastgesteld dat het nodig is om gebruik te maken van de op grond van deze bepaling gedelegeerde bevoegdheid.



6. Wijziging van bijlage II, R1

Overeenkomstig artikel 38, lid 2, van Richtlijn 2008/98/EG is de Commissie bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen om de richtlijn te wijzigen voor de nadere bepaling van de wijze waarop de in bijlage II, R1, bedoelde formule voor verbrandingsinstallaties moet worden toegepast Bijlage II bevat een lijst met handelingen van nuttige toepassing, waaronder R1, omschreven als “Hoofdgebruik als brandstof of als ander middel voor energieopwekking”.

In de periode voorafgaand aan dit verslag heeft de Commissie, op basis van het voormalige artikel 38, lid 1, van Richtlijn 2008/98/EG, Richtlijn (EU) 2015/1127 van de Commissie van 10 juli 2015 tot wijziging van bijlage II bij Richtlijn 2008/98/EG31 vastgesteld.

De Commissie heeft niet vastgesteld dat het nodig is om deze handeling te wijzigen of een nieuwe handeling vast te stellen.



7. Wijziging van bijlagen IV en V

Uit hoofde van artikel 38, lid 3, van Richtlijn 2008/98/EG is de Commissie bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanpassing van de bijlagen IV en V aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang. Bijlage IV bevat voorbeelden van afvalpreventiemaatregelen en bijlage V is een concordantietabel.

De Commissie heeft niet vastgesteld dat het nodig is om gebruik te maken van de op grond van deze bepaling gedelegeerde bevoegdheid.


8. Conclusies

In de verslagperiode heeft de Commissie de gedelegeerde bevoegdheden uitgeoefend die haar bij de Richtlijnen 2000/53/EG en 2008/98/EG en Verordening (EG) nr. 1013/2006 zijn verleend. De Commissie verzoekt het Europees Parlement en de Raad kennis te nemen van dit verslag.

1 PB L 181 van 4.7.1986, blz. 6.

2 PB L 365 van 31.12.1994, blz. 10.

3 PB L 269 van 21.10.2000, blz. 34.

4 PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3.

5 PB L 190 van 12.7.2006, blz. 1.

6 PB L 266 van 26.9.2006, blz. 1.

7 COM(2018) 762 final.

8 COM(2018) 266 final.

9 SWD(2023) 0157 final.

10 COM(2022) 677 final.

11 Richtlijn (EU) 2018/852 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 94/62/EG betreffende verpakking en verpakkingsafval (PB L 150 van 14.6.2018, blz. 141).

12 PB L 62 van 2.3.2001, blz. 20.

13 PB L 125 van 12.5.2006, blz. 43.

14 PB L 79 van 25.3.2009, blz. 44.

15 PB L 37 van 8.2.2013, blz. 10.

16 COM(2023) 451 final.

17 De Commissie heeft vóór het begin van de verslagperiode verschillende keren gebruikgemaakt van de bevoegdheden die haar in dit verband zijn verleend.

18 PB L 67 van 5.3.2020, blz. 116.

19 PB L 67 van 5.3.2020, blz. 119.

20 PB L 73 van 10.3.2023, blz. 5.

21 PB L 50 van 21.2.2002, blz. 94.

22 PB L 53 van 28.2.2003, blz. 58.

23 Besluit C(2001) 107 def. van de OESO-Raad.

24 PB L, 2024/1157, 30.4.2024, ELI: data.europa.eu/eli/reg/2024/1157/oj.

25 PB L 433 van 22.12.2020, blz. 11.

26 PB L 191 van 28.7.2023, blz. 1.

27 PB L 313 van 30.11.2010, blz. 3.

28 PB L 370 van 30.12.2014, blz. 44.

29 PB L 248 van 27.9.2019, blz. 77.

30 Gegevens gedelegeerde handeling — Register van gedelegeerde handelingen (europa.eu).

31 PB L 184 van 11.7.2015, blz. 13.

NL NL