Toelichting bij COM(2024)506 - - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2024)506 - . |
---|---|
bron | COM(2024)506 |
datum | 31-10-2024 |
• Motivering en doel van het voorstel
Verordening (EU) nr. 1380/20131 van het Europees Parlement en de Raad inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) (de “basisverordening”) bevat doelstellingen die onder meer moeten worden toegepast bij het vaststellen van de vangstmogelijkheden, d.w.z. de vangst- en visserijinspanningsbeperkingen die ervoor moeten zorgen dat de visserijen van de EU ecologisch, economisch en sociaal duurzaam zijn. Het Europees Parlement en de Raad hebben de Verordeningen (EU) 2018/9732 en (EU) 2019/4723 tot vaststelling van meerjarenplannen voor de Noordzee en de westelijke wateren aangenomen en daarin is voor een aantal bestanden bepaald hoe die doelstellingen bij de vaststelling van de vangstmogelijkheden moeten worden bereikt (“meerjarenplan voor de Noordzee” en “meerjarenplan voor de westelijke wateren”).
De vangstmogelijkheden moeten voor de meeste bestanden jaarlijks en voor bepaalde bestanden om de twee tot vier jaar worden vastgesteld.
Sommige vangstmogelijkheden moeten autonoom door de EU worden vastgesteld, terwijl andere moeten worden vastgesteld na multilateraal of bilateraal overleg met niet-EU-landen.
- bestanden waarvoor de vangstmogelijkheden autonoom door de EU worden vastgesteld, met inbegrip van diepzeebestanden;
- bestanden: i) die gezamenlijk met het Verenigd Koninkrijk (VK) worden beheerd in de Noordzee en de noordwestelijke wateren, met inbegrip van de diepzeebestanden in die gebieden; ii) die gezamenlijk met Noorwegen en het VK worden beheerd in de Noordzee; iii) die gezamenlijk met Noorwegen worden beheerd in het Skagerrak-Kattegat, of iv) waarvoor in de Visserijcommissie voor het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC) overleg met de kuststaten wordt gepleegd;
- bestanden die worden beheerd door regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s); en
- bestanden in wateren van niet-EU-landen.
In dit voorstel staat bij een aantal vangstmogelijkheden “p.m.” (pro memorie) omdat:
- het wetenschappelijk advies voor sommige autonome bestanden van de EU nog niet beschikbaar was toen het voorstel werd aangenomen, of
- bepaalde vangstbeperkingen en andere maatregelen van de betrokken ROVB’s nog niet zijn vastgesteld omdat de jaarvergadering nog niet heeft plaatsgevonden; of
- er in afwachting van de afsluiting van het multilaterale of bilaterale overleg met bepaalde niet-EU-landen nog geen cijfers beschikbaar zijn voor: i) gezamenlijk met niet-EU-landen beheerde bestanden, ii) met niet-EU-landen uitgewisselde vangstmogelijkheden, en iii) bestanden in wateren van niet-EU-landen.
Aanpak voor de vaststelling van de vangstmogelijkheden
De vangstmogelijkheden worden vastgesteld overeenkomstig artikel 16, lid 4, van de basisverordening, waarin wordt verwezen naar de GVB-doelstellingen en de meerjarenplannen voor de Noordzee en voor de westelijke wateren.
De Commissie publiceert jaarlijks een mededeling waarin zij op basis van wetenschappelijk advies een overzicht van de toestand van de bestanden geeft en toelicht hoe zij te werk gaat bij het voorstellen van de vangstmogelijkheden. De meest recente jaarlijkse mededeling is Duurzamere visserij in de EU: stand van zaken en oriëntaties voor 2025 (COM(2024) 235).
De Commissie stelt vangstmogelijkheden voor die op wetenschappelijk advies gebaseerd zijn en stroken met de in de jaarlijkse mededeling uiteengezette aanpak.
Tussen 31 mei en 30 juni 2024 heeft de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) op verzoek van de Commissie zijn jaarlijks of meerjarig wetenschappelijk advies over een aantal door dit voorstel bestreken autonome bestanden van de EU uitgebracht4.
- i) voor bestanden waarvoor uitgebreide gegevensreeksen beschikbaar zijn aan de hand waarvan een volledige analytische, leeftijds-/lengte-gestructureerde beoordeling kan worden gemaakt, maakt de ICES ramingen van de omvang van de bestanden en prognoses over de wijze waarop de verschillende exploitatiescenario’s de omvang van de bestanden zullen beïnvloeden (“vangstscenariotabellen”). Op basis daarvan maakt de ICES ramingen van de aanpassingen die moeten worden aangebracht aan de vangstmogelijkheden om het bestand op een niveau te brengen dat de maximale duurzame opbrengst (MDO) kan opleveren;
- ii) voor bestanden waarvoor minder gegevens beschikbaar zijn, verstrekt de ICES geen vangstscenario’s, maar identificeert hij langeretermijntrends op het gebied van rekrutering, biomassa en visserijsterfte. Op basis daarvan raamt de ICES de vangstmogelijkheden volgens de MDO op basis van waarden die de MDO benaderen, en
- iii) voor andere bestanden waarvoor weinig gegevens beschikbaar zijn, baseert de ICES zich bij zijn advies over het niveau van de vangstmogelijkheden op de voorzorgsbenadering voor het visserijbeheer en past hij een bepaalde methode toe5. Voor bestanden waarvoor meer gegevens beschikbaar zijn, identificeert de ICES langeretermijntrends op het gebied van rekrutering, biomassa en visserijsterfte om de toestand van de bestanden te beoordelen, maar maakt hij geen raming van waarden die de MDO benaderen. Voor de bestanden waarvoor het minst gegevens beschikbaar zijn, identificeert de ICES trends bij vangsten en aanlandingen om de toestand van de bestanden te beoordelen.
De ICES-beoordelingen voor de in de punten i) en ii) vermelde bestanden worden “analytische beoordeling” genoemd en het advies wordt “MDO-advies” genoemd. Beoordelingen van de in punt iii) bedoelde bestanden worden “voorzorgsbeoordeling” genoemd en het advies wordt “voorzorgsadvies” genoemd.
Voor de in punt i) vermelde bestanden brengt de ICES jaarlijks advies uit. Voor de in de punten ii) en iii) vermelde bestanden verricht de ICES geen jaarlijkse bestandsbeoordeling en brengt hij evenmin jaarlijks advies uit. In plaats daarvan beoordeelt de ICES voor de in de punten ii) en iii) vermelde bestanden de langeretermijntrends. De ICES is dan ook van mening dat de beoordeelde toestand van die bestanden niet ingrijpend zal worden gewijzigd gedurende de adviesperiode. Voor die bestanden is het door de ICES gepubliceerde advies het beste beschikbare wetenschappelijke advies voor de gehele adviesperiode. Voor de autonome EU-bestanden waarvoor de ICES een advies publiceert dat verscheidene jaren geldig blijft, stelt de Commissie voor jaarlijkse totale toegestane vangsten (TAC’s) vast te stellen voor de gehele adviesperiode, d.w.z. een periode van twee jaar (“meerjarige TAC’s”).
De vangstmogelijkheden waarover de EU beschikt, worden aan de lidstaten toegewezen overeenkomstig artikel 16, lid 1, van de basisverordening betreffende het beginsel van relatieve stabiliteit.
Later voor te stellen vangstmogelijkheden
De vangstmogelijkheden voor de autonome bestanden van de EU waarvoor nog geen wetenschappelijk advies beschikbaar is, worden in dit voorstel aangemerkt als “p.m.” en zullen zodra dat wetenschappelijk advies beschikbaar is, worden voorgesteld overeenkomstig de in de jaarlijkse mededeling uiteengezette aanpak. Zodra het wetenschappelijk advies beschikbaar is, wordt dit voorstel dienovereenkomstig geactualiseerd door middel van non-papers van de diensten van de Commissie.
Ook zullen vangstmogelijkheden voor bepaalde andere bestanden worden voorgesteld in het licht van de resultaten van het aan de gang zijnde overleg met niet-EU-landen en van de jaarvergaderingen van de ROVB’s die nog niet hebben plaatsgevonden. Met betrekking tot dat overleg en die jaarvergaderingen van de ROVB’s doet de Commissie een voorstel voor de namens de EU in te nemen EU-standpunten en stelt de Raad deze standpunten vast, dit alles overeenkomstig de in de jaarlijkse mededeling uiteengezette aanpak. Voor het bilaterale overleg met het Verenigd Koninkrijk over gedeelde bestanden en voor de jaarvergaderingen van de ROVB’s stelt de Commissie specificaties van de meerjarenstandpunten voor, die door de Raad worden vastgesteld6.
Zolang het overleg aan de gang is, de jaarvergaderingen van bepaalde ROVB’s nog niet hebben plaatsgevonden of er nog geen wetenschappelijk advies beschikbaar is, wordt de tekst van de desbetreffende overwegingen en bepalingen van Verordening (EU) 2024/257 van de Raad7 tussen vierkante haken in dit voorstel opgenomen en wordt bij de vangstmogelijkheden “p.m.” vermeld.
Zodra het overleg met de niet-EU-landen is afgesloten, de jaarvergadering van de betrokken ROVB heeft plaatsgevonden of het wetenschappelijke advies beschikbaar komt, zal dit voorstel worden geactualiseerd door middel van non-papers van de diensten van de Commissie.
Aanlandingsverplichting
Krachtens artikel 15 van de basisverordening vallen alle bestanden waarvoor vangstbeperkingen gelden, sinds 1 januari 2019 onder de aanlandingsverplichting, wat betekent dat alle vangsten aan boord van de vissersvaartuigen moeten worden gebracht en gehouden, moeten worden geregistreerd en aangeland en in voorkomend geval in mindering moeten worden gebracht op de quota. De basisverordening voorziet echter in bepaalde vrijstellingen van de aanlandingsverplichting. Op basis van gezamenlijke aanbevelingen van de lidstaten heeft de Commissie gedelegeerde verordeningen vastgesteld met nadere uitvoeringsbepalingen voor de aanlandingsverplichting voor bepaalde visserijen. Daarin wordt teruggooi toegestaan op basis van de-minimisvrijstellingen of vrijstellingen op grond van hoge overlevingskansen.
Overeenkomstig artikel 16, lid 2, van de basisverordening worden de vangstmogelijkheden sinds de invoering van de aanlandingsverplichting niet meer vastgesteld als afspiegeling van de aangelande hoeveelheid maar als afspiegeling van de gevangen hoeveelheid, aangezien teruggooi in beginsel niet meer is toegestaan.
Rekening houdend met de aanlandingsverplichting stelt de Commissie TAC’s voor op basis van het vangstadvies van de ICES. Bij de voorgestelde EU-quota wordt rekening gehouden met de teruggooi op basis van vastgestelde vrijstellingen; deze hoeveelheden worden niet aangeland en evenmin op de quota afgeboekt en worden daarom in mindering gebracht op de EU-quota. In afwachting van de berekening van deze hoeveelheden wordt bij de EU-quota “p.m.” vermeld in dit voorstel. Daarnaast stelt de Commissie voor bestanden waarvoor de ICES alleen aanlandingsadviezen verstrekt, TAC’s voor op basis van dat advies.
Jaarflexibiliteit
Ook moet rekening worden gehouden met de samenhang tussen de basisverordening en Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad8. De artikelen 3 en 4 van de laatstgenoemde verordening voorzien in jaarflexibiliteit voor quota voor zowel bestanden met een analytische beoordeling als bestanden met een voorzorgsbeoordeling. Krachtens artikel 2 van Verordening (EG) nr. 847/96 moet de Raad bij de vaststelling van de TAC’s bepalen voor welke bestanden de artikelen 3 en 4 van die verordening niet gelden, met name op basis van de biologische toestand van de bestanden. De Commissie stelt voor om jaarflexibiliteit op grond van de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 uit te sluiten voor bestanden met een analytische beoordeling en een biomassa die lager ligt dan Blim9, en voor bestanden met een voorzorgsbeoordeling waarvoor de ICES nulvangsten of een opschorting van de gerichte visserij aanbeveelt.
Artikel 15, lid 9, van de basisverordening voorziet nog in een andere vorm van jaarflexibiliteit voor quota. Om echter buitensporige flexibiliteit die de verwezenlijking van de GVB-doelstellingen zou ondermijnen, te voorkomen, mogen de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 en artikel 15, lid 9, van de basisverordening niet cumulatief van toepassing zijn.
Jaarflexibiliteit voor quota uit hoofde van artikel 15, lid 9, van de basisverordening mag ook niet worden toegepast indien daardoor de verwezenlijking van de GVB-doelstellingen wordt ondermijnd, met name voor: i) bestanden met een analytische beoordeling en een biomassa onder Blim waarvoor alleen bijvangsten of wetenschappelijke visserij worden toegestaan, en ii) voor bestanden met een voorzorgsbeoordeling waarvoor alleen bijvangsten en wetenschappelijke visserij worden toegestaan. Bovendien moet jaarflexibiliteit worden uitgesloten voor bestanden waarvoor de EU en het betrokken niet-EU-land of de betrokken niet-EU-landen niet tot overeenstemming over de toepassing van de jaarflexibiliteit zijn gekomen of de toepassing van die flexibiliteit hebben uitgesloten op basis van de biologische toestand van de bestanden.
Recreatievisserij
Recreatievisserij kan een grote impact op bestanden hebben wanneer die visserij een aanzienlijk deel uitmaakt van de totale vangsten van de betrokken bestanden. Voor die bestanden is het derhalve passend om alle activiteiten die een impact op de bestandstoestand kunnen hebben, in aanmerking te nemen, ongeacht of het om commerciële of recreatieve activiteiten gaat. Om de GVB-doelstellingen te verwezenlijken stelt de Commissie, indien van toepassing op grond van artikel 10, lid 4, van het meerjarenplan voor de Noordzee en artikel 11 van het meerjarenplan voor de westelijke wateren, ook maatregelen voor voor de recreatievisserij, inclusief vanaf de kust.
Voorgestelde vangstmogelijkheden en toelichting
Autonome bestanden van de EU
TAC | TAC-code | Voor 2025 voorgestelde TAC (ton) | Voorgestelde wijziging van de TAC ten opzichte van 2024 | Toelichting |
Zeeduivel (Lophiidae) zuidelijk deel van de Golf van Biskaje en de Iberische wateren 8c, 9 en 10; EU-wateren van Cecaf 34.1.1 | ANF/8C3411 | 5 432 | +17 % | De ICES geeft een MDO-advies10 voor twee verschillende soorten zeeduivel in dit gebied, nl. zwarte zeeduivel (Lophius budegassa) en witte zeeduivel (Lophius piscatorius). De Commissie stelt voor de TAC voor beide soorten vast te stellen in lijn met het MDO-advies en de FMDO-puntwaarde11. |
Heek (Merluccius merluccius) 8c, 9 en 10; EU-wateren van Cecaf 34.1.1 | HKE/8C3411 | 17 445 | verlenging | De ICES geeft voor dit bestand een MDO-advies12. De Commissie stelt voor de TAC voor 2024 te verlengen en deze vast te stellen in lijn met het MDO-advies en tussen de FMDO-puntwaarde en de hoogste waarde binnen de FMDO-bandbreedte (“MDO Fupper”). Dit is in overeenstemming met artikel 4, lid 5, punt a), van het meerjarenplan voor de westelijke wateren en hierbij wordt rekening gehouden met het feit dat heek de meest beperkende soort in gemengde visserijen is13. Om het bestand, waarvoor sinds 2022 TAC’s in lijn met MDO Fupper zijn vastgesteld, bovendien op lange termijn te beschermen, stelt de Commissie voor om de TAC voor 2025 onder MDO Fupper vast te stellen. |
Scharretong (Lepidorhombus spp.) 8c, 9 en 10; EU-wateren van Cecaf 34.1.1 | LEZ/8C3411 | 4 448 | +23 % | De ICES geeft een MDO-advies14 voor twee verschillende soorten scharretong in dit gebied, nl. Lepidorhombus whiffiagonis en Lepidorhombus Boscii. De Commissie stelt voor de TAC voor beide soorten vast te stellen in lijn met het MDO-advies en de FMDO-puntwaarde. |
Langoustine (Nephrops norvegicus) 8c, functionele eenheid 31 | NEP/8CU31 | 29 | +134 % | De ICES geeft voor dit bestand een MDO-advies15. De Commissie stelt voor de TAC vast te stellen in lijn met het MDO-advies. |
Schol (Pleuronectes platessa) | PLE/03AS. | 2 349 | verlenging | De ICES geeft voor dit bestand een MDO-advies16. Deze TAC vormt een gedeelte (26 %) van het ICES-advies voor schol in het Kattegat, de Belten en de Sont. Dat cijfer is gebaseerd op de in het ICES-advies vermelde verdeling van de vangsten in 2024. De Commissie stelt voor de TAC vast te stellen in lijn met het MDO-advies en onder de laagste waarde binnen de FMDO-bandbreedte (“MDO Flower’”). Zij stelt voor om de TAC onder MDO Flower vast te stellen aangezien schol en kabeljauw bijvangsten zijn in de visserijen op langoustine en er een nulvangstadvies is voor kabeljauw. |
Tong (Solea solea) 8a en 8b | SOL/8AB. | 2 510 | +0,8 % | De ICES geeft voor dit bestand een MDO-advies17. De Commissie stelt voor de TAC vast te stellen in lijn met het MDO-advies en de FMDO-puntwaarde, zoals evenredig verlaagd om rekening te houden met de afname van de biomassa (de biomassa zal naar verwachting ongeveer 93 % van MDO Btrigger18 bedragen, en bijgevolg wordt de aanbevolen totale vangst verminderd met 5 %). |
Tong (Solea solea) 3a; EU-wateren van de deelsectoren 22-24 | SOL/3ABC24 | 200 | -39 % | De ICES geeft voor dit bestand een MDO-advies19. De ICES voorspelt dat, bij vangsten van meer dan 15 ton in 2025, de waarschijnlijkheid dat het bestand onder Blim belandt in 2026, meer dan 5 % bedraagt. Op grond van artikel 4, lid 6, en artikel 7, lid 1, van het meerjarenplan voor de Noordzee stelt de Commissie daarom voor de gerichte visserij op tong op te schorten. Indien de TAC voor tong echter wordt vastgesteld op een niveau dat ervoor zorgt dat de waarschijnlijkheid dat het bestand onder Blim belandt minder dan 5 % bedraagt, zou de verplichting tot aanlanding van alle vangsten, inclusief bijvangsten van dat bestand in gemengde visserijen, resulteren in het verschijnsel van “choke species” (knelsoorten of verstikkingssoorten)20 in de visserijen op langoustine. Bijgevolg stelt de Commissie voor om voor de visserijen op langoustine een bijvangst-TAC voor tong vast te stellen op een niveau van 200 ton. Dat niveau stemt ongeveer overeen met het vangstniveau voor tong in 2023 en volgens de ICES zal de biomassa van het bestand hierdoor naar verwachting stabiel blijven. |
Horsmakreel (Trachurus spp.) | JAX/09. | 173 873 | +5 % | De ICES geeft voor dit bestand een MDO-advies21. De Commissie stelt voor de TAC vast te stellen in lijn met het MDO-advies. |
Zeebaars (Dicentrarchus labrax) 8a en 8b | Niet van toepassing | Niet van toepassing | Niet van toepassing | De ICES geeft voor dit bestand een MDO-advies22. De ICES voorspelt dat de biomassa van het bestand in 2024 verder zal dalen en onder MDO Btrigger zal blijven, maar wel boven Blim. De Commissie stelt voor dat Frankrijk en Spanje, wanneer zij gezamenlijk hun quota voor de commerciële visserij bepalen, ervoor moeten zorgen dat de som van commerciële aanlandingen, commerciële teruggooi, recreatieve aanlandingen en recreatieve teruggooi niet meer bedraagt dan de FMDO-puntwaarde voor de totale opgeviste hoeveelheden, zoals evenredig verlaagd om rekening te houden met de afname van de biomassa (de biomassa zal naar verwachting ongeveer 92 % van MDO Btrigger bedragen, en bijgevolg wordt de aanbevolen totale vangst verminderd met 7 %). Daarnaast stelt de Commissie voor om de meeneemlimiet van één vis per visser per dag voor de recreatievisserij te handhaven. Om de correcte toepassing te kunnen monitoren van de doelstellingen en voorschriften die in de basisverordening en in het meerjarenplan voor de westelijke wateren zijn opgenomen, stelt de Commissie bovendien voor de lidstaten te verplichten haar informatie over deze quota te bezorgen. |
Autonome diepzeebestanden van de Unie
In tabel F van bijlage 36 bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst vermelde bestanden
Voorts stelt de Commissie vangstmogelijkheden voor voor bepaalde bestanden die zijn vermeld in tabel F van bijlage 36 bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds23 (de “handels- en samenwerkingsovereenkomst”). In die bijlage zijn bestanden opgenomen die slechts in de wateren van één partij aanwezig zijn.
TAC | TAC-code | Voor 2025 voorgestelde TAC (ton) | Voorgestelde wijziging van de TAC ten opzichte van 2024 | Toelichting |
Zeebrasem (Pagellus bogaraveo) 10 | SBR/10- | 399 | –35 % | De ICES geeft voor dit bestand een MDO-advies24. De Commissie stelt voor de TAC vast te stellen in lijn met het MDO-advies. |
Aal
De ICES verstrekt advies voor het hele natuurlijke verspreidingsgebied van Europese aal (Anguilla anguilla), dat het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee omvat. Gezien de kritieke toestand van Europese aal heeft de ICES:
- i) de afgelopen twee decennia consequent geadviseerd de antropogene sterfte van Europese aal in zijn hele natuurlijke verspreidingsgebied zo dicht mogelijk bij nul te houden;
- ii) in november 2023 geadviseerd25 om voor 2024, bij toepassing van de voorzorgsbenadering, nulvangsten op te leggen voor aal in alle habitats. Dat advies geldt voor zowel recreatieve als commerciële vangsten en heeft ook betrekking op vangsten van glasalen voor uitzetting en aquacultuur;
- iii) op 30 mei 2022 geadviseerd26 dat, ondanks de inspanningen van de lidstaten, over het geheel genomen geen vooruitgang was geboekt bij de doelstelling dat in de hele EU 40 % van de biomassa aan schieraal naar zee moet kunnen ontsnappen, conform artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1100/2007 van de Raad27. Bovendien adviseerde de ICES dat de instandhoudingsinspanningen gericht moeten zijn op maatregelen die per definitie een grote kans maken om de sterfte terug te dringen en het ontsnappingspercentage te verhogen.
Het ICES-advies voor 2025 wordt op 1 november 2024 gepubliceerd.
In de jaarlijkse verordeningen tot vaststelling van de vangstmogelijkheden werd voor de aalvisserij een sluitingsperiode van drie opeenvolgende maanden vastgesteld voor de mariene en brakke wateren van de EU van het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (voor de periode 2018-2022). Bij Verordening (EU) 2023/194 van de Raad28 werd de sluitingsperiode verlengd tot zes maanden voor alle aalvisserijactiviteiten in de mariene en brakke wateren van de EU van het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan. Daarnaast werd bij Verordening (EU) 2023/194 een verbod ingesteld op elke recreatievisserij op aal in die wateren. Krachtens Verordening (EU) 2024/257 van de Raad29 blijven deze maatregelen gehandhaafd en moeten, met het oog op een doeltreffende bescherming van schieraal die van de Oostzee naar de Noordzee migreert, de kustlidstaten van ICES-deelgebied 3, zijnde Denemarken, Duitsland, Estland, Letland, Litouwen, Polen, Finland en Zweden, overeenstemming bereiken over doeltreffende sluitingsperioden voor schieraal. Ook werden in Verordening (EU) 2024/257 de voorwaarden verduidelijkt voor het toepassen van de afwijking betreffende de voortzetting van een beperkte visserij op aal tijdens de migratieperiode.
Gezien de aanhoudende kritieke toestand van Europese aal stelt de Commissie voor 2025 voor om de in Verordening (EU) 2024/257 vastgestelde maatregelen voor aal te handhaven. Dit voorstel zal worden bijgewerkt nadat de ICES zijn wetenschappelijk advies voor Europese aal in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee voor 2025 zal hebben uitgebracht.
• Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein
De voorgestelde maatregelen stroken met de doelstellingen en voorschriften die in de basisverordening en in de meerjarenplannen voor de Noordzee en de westelijke wateren zijn opgenomen.
• Samenhang met andere beleidsgebieden van de EU
De voorgestelde maatregelen stroken met andere EU-beleidsmaatregelen, met name Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad30 (“kaderrichtlijn mariene strategie”) en zijn erop gericht bij te dragen aan het bereiken van een goede milieutoestand, met name wat betreft beschrijvend element 3, waarin is bepaald dat alle commercieel geëxploiteerde soorten vis en schaal- en schelpdieren binnen veilige biologische grenzen moeten blijven.
2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
• Rechtsgrondslag
De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 43, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).
• Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)
Het voorstel valt onder de exclusieve bevoegdheid van de EU als bedoeld in artikel 3, lid 1, punt d), VWEU. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.
• Evenredigheid
In het voorstel worden de vangstmogelijkheden aan de lidstaten toegewezen overeenkomstig de doelstellingen en voorschriften die in de basisverordening en in de meerjarenplannen voor de Noordzee en de westelijke wateren zijn opgenomen, en op basis van de resultaten van bepaalde jaarvergaderingen van ROVB’s die reeds hebben plaatsgevonden. Derhalve moeten de vangstmogelijkheden worden vastgesteld op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies, waar mogelijk rekening houdend met biologische en sociaal-economische overwegingen betreffende gemengde visserijen.
Krachtens artikel 16, leden 6 en 7, en artikel 17 van de basisverordening beslissen de lidstaten zelf hoe de hun ter beschikking staande vangstmogelijkheden volgens bepaalde in die artikelen vermelde criteria kunnen worden toegewezen aan vissersvaartuigen die hun vlag voeren. De lidstaten beschikken dan ook over de nodige speelruimte om met het oog op de benutting van de voor hen beschikbare vangstmogelijkheden de toegewezen quota te verdelen volgens het sociale/economische model van hun keuze.
• Keuze van instrument
Een verordening wordt het meest passende instrument geacht omdat daarin voorschriften kunnen worden opgenomen die rechtstreeks van toepassing zijn voor de lidstaten en de betrokken exploitanten. Zo kan ervoor worden gezorgd dat de voorschriften tijdig en op geharmoniseerde wijze worden uitgevoerd, hetgeen tot grotere rechtszekerheid leidt.
3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING
• Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan
Niet van toepassing.
• Raadpleging van belanghebbenden
a)
Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten
De Commissie heeft, met name via de adviesraden, belanghebbenden geraadpleegd op basis van haar jaarlijkse mededeling Duurzamere visserij in de EU: stand van zaken en oriëntaties voor 2025.
Inhoudsopgave
- b) Samenvatting van de reacties en de manier waarop daarmee rekening is gehouden
- Dit voorstel heeft tot doel de vangstmogelijkheden vast te stellen voor bepaalde:
- - het wetenschappelijk advies voor sommige autonome bestanden van de EU nog niet beschikbaar was toen het voorstel werd aangenomen, of
- Gegevens zijn essentieel voor de wetenschappelijke adviezen van de ICES:
- zuidelijk deel van de Golf van Biskaje en de Iberische wateren 8c, 9 en 10; EU-wateren van Cecaf 34.1.1
- zuidelijk deel van de Golf van Biskaje en de Iberische wateren
- zuidelijk deel van de Golf van Biskaje en de Iberische wateren
- zuidelijk deel van de Golf van Biskaje en de Cantabrische Zee
- in het Kattegat
- Golf van Biskaje
- Skagerrak-Kattegat en het westelijk deel van de Oostzee
- Iberische wateren 9
- Golf van Biskaje
- Skagerrak-Kattegat
- wateren van de Azoren
- - de doelstellingen van het betrokken meerjarenplan te bereiken in het geval van gemengde visserijen, of
- - te voorkomen dat een bestand ernstig wordt geschaad door de dynamiek binnen of tussen soorten, of
In hun reactie op de bovengenoemde jaarlijkse mededeling hebben de belanghebbenden hun mening gegeven over de door de Commissie verrichte evaluatie van de toestand van de bestanden en over de vraag welke beheersmatige reactie passend is. De Commissie heeft met die reacties rekening gehouden bij de uitwerking van dit voorstel.
• Bijeenbrengen en gebruik van expertise
De deskundigengroepen en besluitvormingsorganen van de ICES hebben een kader opgezet voor het wetenschappelijk advies van de ICES. Op vraag van de Commissie wordt dat ICES-advies uitgebracht op basis van dat kader en in overeenstemming met de doelstellingen en voorschriften van de basisverordening en van de meerjarenplannen voor de Noordzee en de westelijke wateren.
Een van de doelstellingen van het GVB is bestanden te herstellen tot een niveau waarmee de MDO kan worden gehaald, en ze op dat niveau te houden. Dit doel is uitdrukkelijk opgenomen in artikel 2, lid 2, van de basisverordening, waarin is bepaald dat dit exploitatieniveau “[...] voor alle bestanden uiterlijk in 2020 [moet worden] verwezenlijkt”.
De vangstmogelijkheden voor doelbestanden in de Noordzee en de westelijke wateren31 waarvoor een MDO-advies bestaat, moeten worden vastgesteld op basis van de betrokken meerjarenplannen, waarin een bandbreedte van visserijsterftewaarden die de MDO opleveren (“FMDO-bandbreedte”) is vastgelegd en die dus onder bepaalde voorwaarden een zekere flexibiliteit bieden. De Commissie heeft de ICES verzocht wetenschappelijk advies te verstrekken dat kan worden gebruikt voor het implementeren van de flexibiliteit, onder meer om te beoordelen of aan de voorwaarden voor het gebruik van die flexibiliteit is voldaan. Voor de vaststelling van de TAC’s mag de hogere FMDO-bandbreedte worden gebruikt op voorwaarde dat de biomassa van het betrokken bestand boven MDO Btrigger ligt, en alleen indien dat blijkens wetenschappelijk advies of bewijsmateriaal noodzakelijk is om:
- de doelstellingen van het betrokken meerjarenplan te bereiken in het geval van gemengde visserijen, of
- te voorkomen dat een bestand ernstig wordt geschaad door de dynamiek binnen of tussen soorten, of
- grote jaarlijkse schommelingen te beperken.
Belandt de biomassa van een bestand onder MDO Btrigger, dan moeten de vangstmogelijkheden worden vastgesteld op een met de visserijsterfte overeenkomend niveau dat evenredig met de afname van de biomassa wordt verlaagd.
Voor dit voorstel wordt dan ook van MDO-adviezen gebruikgemaakt voor zover die voorhanden zijn. Overeenkomstig de GVB-doelstellingen stemmen TAC’s die op basis van MDO-advies worden voorgesteld, overeen met het niveau dat volgens dat advies borg zou staan voor het halen van de MDO. Deze aanpak is in overeenstemming met de beginselen van de jaarlijkse mededeling Naar een duurzamere visserij in de EU: stand van zaken en oriëntaties voor 2025.
Op grond van artikel 4, lid 6, van het meerjarenplan voor de Noordzee en artikel 4, lid 7, van het meerjarenplan voor de westelijke wateren moeten de vangstmogelijkheden voor de doelbestanden zo worden vastgesteld dat de waarschijnlijkheid dat de biomassa onder Blim terechtkomt, minder dan 5 % bedraagt. Wanneer een MDO-advies beschikbaar is, kan de ICES op korte termijn in zijn advies op dergelijke waarschijnlijkheden wijzen. Om ervoor te zorgen dat die waarschijnlijkheid wordt gehaald, kan het nodig zijn de visserijsterfte van het doelbestand dienovereenkomstig te verminderen of de gerichte visserij op te schorten.
Voor doelbestanden waarvoor weinig gegevens beschikbaar zijn, bevat het wetenschappelijk advies van de ICES kwantitatieve richtsnoeren voor de vangsten en daarvan is gebruikgemaakt voor de bepaling van het niveau van de voorgestelde TAC’s.
De vangstmogelijkheden voor bijvangstbestanden in de Noordzee en de westelijke wateren moeten ook op basis van de betrokken meerjarenplannen worden vastgesteld. De TAC’s voor bijvangstbestanden worden op basis van het MDO-advies voorgesteld, indien dat beschikbaar is. Bij de vaststelling van de vangstmogelijkheden voor bijvangstbestanden moet ook rekening worden gehouden met overwegingen betreffende gemengde visserijen uit hoofde van artikel 5, lid 3, van de meerjarenplannen voor de Noordzee en de westelijke wateren en artikel 16, lid 4, van de basisverordening, in samenhang met artikel 2, lid 1 en lid 5, punten c) en f), van die verordening.
Voor bijvangstbestanden waarvoor weinig gegevens beschikbaar zijn, worden de TAC’s voorgesteld op basis van de kwantitatieve richtsnoeren voor vangsten in het wetenschappelijk advies van de ICES.
• Effectbeoordeling
De werkingssfeer van de verordening tot vaststelling van de vangstmogelijkheden is omschreven in artikel 43, lid 3, VWEU.
Dit voorstel vermijdt een kortetermijnaanpak en is gericht op duurzaamheid op de lange termijn. Er is rekening gehouden met initiatieven van belanghebbenden en adviesraden indien deze door de ICES positief werden beoordeeld. Het GVB-hervormingsvoorstel van de Commissie was gebaseerd op een effectbeoordeling (SEC(2011) 891) waarin werd geoordeeld dat de verwezenlijking van de MDO-doelstelling een noodzakelijke voorwaarde was om tot ecologische, economische en sociale duurzaamheid te komen en dat die drie doelstellingen niet los van elkaar kunnen worden verwezenlijkt.
Wat de vangstmogelijkheden voor bestanden van ROVB’s en voor gezamenlijk met niet-EU-landen beheerde bestanden betreft, worden met dit voorstel hoofdzakelijk internationaal overeengekomen maatregelen geïmplementeerd. Bij het voorbereiden en voeren van de internationale onderhandelingen waarin vangstmogelijkheden van de EU worden overeengekomen met niet-EU-landen, worden alle aspecten die van belang zijn voor de beoordeling van de mogelijke gevolgen van de vangstmogelijkheden in aanmerking genomen.
• Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging
Niet van toepassing.
• Grondrechten
Het voorstel strookt met de grondrechten, en met name die welke in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend.
4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting.
5. OVERIGE ELEMENTEN
• Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage
De monitoring en de naleving van de voorschriften worden gewaarborgd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad32.