Toelichting bij COM(2024)576 - Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL on cooperation among enforcement authorities responsible for the enforcement of Directive (EU) 2019/633 on unfair trading practices in business-to-business relationships in the agricultural and food supply chain - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2024)576 - Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL on cooperation among enforcement authorities ... |
---|---|
bron | COM(2024)576 |
datum | 10-12-2024 |
• Motivering en doel van het voorstel
Krachtens Richtlijn (EU) 2019/6330 (de richtlijn) moesten de lidstaten handhavingsautoriteiten aanwijzen om de doeltreffende handhaving van de in artikel 3 van deze richtlijn neergelegde verbodsbepalingen te waarborgen. De handhavingsautoriteiten kunnen optreden op eigen initiatief dan wel op basis van klachten van partijen die het slachtoffer zijn van oneerlijke handelspraktijken in de landbouw- en voedselvoorzieningsketen.
Bij de richtlijn worden ook regels ingevoerd met betrekking tot de bevoegdheden van de handhavingsautoriteiten om ervoor te zorgen dat die autoriteiten onderzoek kunnen voeren, informatie kunnen verzamelen en de beëindiging van een verboden handelspraktijk kunnen gelasten (artikel 6 van de richtlijn).
Daarnaast zijn de handhavingsautoriteiten op grond van de richtlijn verplicht op doeltreffende wijze met elkaar en met de Commissie samen te werken en elkaar wederzijdse bijstand te verlenen bij onderzoeken met een grensoverschrijdende dimensie (artikel 8 van de richtlijn).
De ervaring van de handhavingsautoriteiten leert dat het verzamelen van informatie, het vaststellen van een inbreuk en het opleggen en afdwingen van een geldboete of een andere even doeltreffende sanctie niet eenvoudig is wanneer de afnemer in een andere lidstaat gevestigd is. De handhavingsautoriteiten moeten beter in staat worden gesteld om in dergelijke gevallen samen te werken.
Door de kloof op handhavingsgebied te dichten, wordt beoogd de positie van landbouwers in de toeleveringsketen te versterken. Om een antwoord te bieden op deze uitdaging heeft de Commissie op 15 maart 2024 een discussienota voorgelegd waarin zij een aantal maatregelen heeft aangekondigd met als doel de positie van landbouwers in de voedselvoorzieningsketen te versterken. In de door de Commissie aangekondigde reeks maatregelen was een afzonderlijke rechtshandeling opgenomen waarin nieuwe voorschriften voor grensoverschrijdende handhaving van de richtlijn werden geïntroduceerd.
De politieke beleidslijnen voor de volgende Europese Commissie 2024-2029 bevatten toezeggingen om de positie van landbouwers te versterken en hen te blijven beschermen tegen oneerlijke handelspraktijken. Bovendien werd in het eindverslag van de strategische dialoog over de toekomst van de landbouw in de EU0, die door de voorzitter van de Europese Commissie werd aangekondigd in haar toespraak over de Staat van de Unie op 13 september 2023 en werd gelanceerd in januari 2024, en waarin 29 belangrijke belanghebbenden uit de Europese agrovoedingssector, het maatschappelijk middenveld, plattelandsgemeenschappen en de academische wereld werden samengebracht, opgeroepen om zowel op Europees als nationaal niveau proactieve stappen te zetten, onder meer om oneerlijke handelspraktijken beter aan te pakken.
In het verslag van de strategische dialoog over de toekomst van de landbouw in de EU waren aanbevelingen opgenomen voor een doeltreffend, evenwichtig en evenredig kader om oneerlijke handelspraktijken aan te pakken, onder meer de doeltreffende handhaving van wetgeving inzake oneerlijke handelspraktijken, samenwerking tussen handhavingsautoriteiten bij grensoverschrijdende zaken, waaronder een gemeenschappelijk onlineplatform om onderzoeken en informatie over zaken te delen, evenals de noodzaak voor handhavingsautoriteiten om over passende en evenredige middelen te beschikken om de wetgeving te handhaven.
• Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein
Het voorstel vormt een aanvulling op de richtlijn teneinde ervoor te zorgen dat de handhavingsautoriteiten over de nodige instrumenten beschikken om informatie te verzamelen, een inbreuk vast te stellen, en geldboeten en andere even doeltreffende sancties op te leggen aan en af te dwingen van afnemers die in een andere lidstaat gevestigd zijn.
Het voorstel staat de lopende evaluatie van de richtlijn, die de Commissie momenteel uitvoert overeenkomstig haar wettelijke verplichting op grond van de richtlijn zelf, niet in de weg en het loopt niet vooruit op de uitkomst van die evaluatie.
• Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie
Zoals uiteengezet in de toelichting van het voorstel dat heeft geleid tot de richtlijn, heeft het mededingingsrecht een ander toepassingsgebied dan de regels inzake oneerlijke handelspraktijken, aangezien oneerlijke handelspraktijken eenzijdige praktijken zijn waarbij in de meeste gevallen geen sprake is van een dominante positie op een bepaalde markt of misbruik van die positie.
Dienovereenkomstig zijn de regels in dit voorstel waarin uitsluitend maatregelen worden vastgesteld voor de op grond van de richtlijn aangewezen handhavingsautoriteiten, verenigbaar met en vormen zij een aanvulling op de mededingingsregels van de EU.
Terwijl de EU ook regels heeft vastgesteld voor de samenwerking tussen nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming0, verschilt het toepassingsgebied van die regels van het toepassingsgebied van de regels in dit voorstel, aangezien de regels inzake consumentenbescherming van toepassing zijn op situaties van ondernemingen jegens consumenten (B2C) en als zodanig geen betrekking hebben op situaties tussen ondernemingen (B2B), hoewel de lidstaten ervoor kunnen kiezen het toepassingsgebied uit te breiden.
2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
• Rechtsgrondslag
Dit voorstel is gebaseerd op artikel 43, lid 2, VWEU want het vormt een aanvulling op de richtlijn die op haar beurt gebaseerd is op artikel 43, lid 2, VWEU.
• Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)
Dit voorstel heeft betrekking op oneerlijke handelspraktijken met een grensoverschrijdende dimensie. De lidstaten zijn onvoldoende in staat om de grensoverschrijdende dimensie van het handhaven van de regels inzake oneerlijke handelspraktijken aan te pakken, vooral bij gevallen van oneerlijke handelspraktijken die betrekking hebben op meer dan twee lidstaten.
• Evenredigheid
Het voorstel is erop gericht de samenwerking tussen handhavingsautoriteiten te verbeteren en te intensiveren, en tegelijkertijd zo weinig mogelijk in te grijpen in de rechtsorden van de lidstaten. De voorgestelde regels voor het verzamelen van informatie en de voorgestelde regels voor handhaving wijzigen de nationale voorschriften voor het verzamelen van informatie en het vaststellen van handhavingsmaatregelen niet. De voorgestelde regels beogen veeleer te waarborgen dat een rechtsgrondslag wordt geboden om uitwisseling van informatie en verzoeken om handhavingsmaatregelen mogelijk te maken, waarvoor de aangezochte autoriteit haar nationale voorschriften zal volgen.
Het voorstel is evenmin van invloed op het administratieve systeem of het procesrecht van de lidstaten, die de vrijheid behouden om hun systemen voor de handhaving van de regels inzake oneerlijke handelspraktijken te ontwikkelen.
• Keuze van het instrument
Er werd gekozen voor een verordening (net als voor andere dergelijke EU-instrumenten voor samenwerking, met name inzake douanesamenwerking0, samenwerking op het gebied van btw0, controles van levensmiddelen en diervoeder0 en consumentenbescherming0), aangezien de voorgestelde regels in wezen voorzien in rechtstreeks toepasselijke samenwerkingsregelingen tussen overheidsinstanties.
Zonder een passend EU-rechtskader dat rechtstreeks van toepassing is in alle lidstaten, kan elke lidstaat een andere benadering hanteren bij het vaststellen van regels met betrekking tot verzoeken om informatie en verzoeken om handhavingsmaatregelen, en kunnen de lidstaten de acties van de handhavingsautoriteiten afhankelijk stellen van verschillende factoren. Dit kan leiden tot rechtsonzekerheid en kan de handhaving in verband met oneerlijke handelspraktijken bij grensoverschrijdende zaken die door de richtlijn wordt beoogd uiteindelijk in de weg staan.
3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING
• Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan
Dit is een voorstel voor een nieuwe verordening van het Europees Parlement en de Raad en vloeit niet voort uit een ex-postevaluatie of een geschiktheidscontrole van bestaande wetgeving.
• Raadpleging van belanghebbenden
Wegens de urgentie werd geen formeel verzoek om input gelanceerd. Er vonden echter tal van workshops, evenementen en bijeenkomsten met belanghebbenden plaats, waarbij belanghebbenden opmerkingen formuleerden, feitenmateriaal aandroegen en suggesties deden over de wijze waarop de handhaving van oneerlijke handelspraktijken kon worden verbeterd.
De handhavingsautoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van de richtlijn komen minstens eenmaal per jaar samen om beste praktijken, nieuwe zaken en nieuwe ontwikkelingen op het gebied van oneerlijke handelspraktijken in de landbouw- en voedselvoorzieningsketen te bespreken en informatie uit te wisselen. De Commissie faciliteert al deze bijeenkomsten en heeft in dit verband de standpunten van de handhavingsautoriteiten inzake grensoverschrijdende handhaving verzameld.
• Bijeenbrengen en gebruik van expertise
Hoewel er geen verzoek om input werd gelanceerd en geen openbare raadpleging werd gehouden wegens de urgentie om op te treden, heeft de Commissie de voorgestelde maatregelen meermaals aan belanghebbenden en aan de handhavingsautoriteiten voorgelegd in bilaterale bijeenkomsten waarbij alle relevante, in de EU gevestigde verenigingen binnen de landbouw- en voedselvoorzieningsketen, inclusief consumenten, betrokken waren.
De handhavingsautoriteiten hebben de uitdagingen die gepaard gaan met grensoverschrijdende handhaving in verband met oneerlijke handelspraktijken erkend, en zij hebben gemeenschappelijke richtsnoeren, modellen en procedures ontwikkeld om doeltreffendere onderlinge samenwerking te waarborgen.
• Effectbeoordeling
Er werd voor dit voorstel geen effectbeoordeling uitgevoerd gezien het beperkt aantal mogelijke beleidsopties die de Commissie ter beschikking had. Het voorstel moet worden beschouwd als een handhavingsinstrument waarbij verplichtingen die reeds bestaan in het kader van de richtlijn oneerlijke handelspraktijken (unfair trading practice, UTP) (waarvoor nog geen procedureregels voorhanden zijn over de wijze waarop dit moet worden bereikt) worden uiteengezet, om de samenwerking tussen de handhavingsautoriteiten te versterken.
• Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging
Dit voorstel is een van de maatregelen die in de discussienota van de Commissie van 15 maart 2024 werden aangekondigd in het kader van het vereenvoudigingspakket.
Door een EU-rechtskader uit te werken dat van toepassing is in alle lidstaten, wordt ervoor gezorgd dat er geen sprake is van uiteenlopende benaderingen die de rechtszekerheid kunnen ondermijnen, tot lange procedures kunnen leiden, en voor verwarring kunnen zorgen bij de samenwerking tussen de handhavingsautoriteiten.
Bovendien werd in het advies van het “Fit for Future”-platform opgemerkt dat, hoewel meer harmonisatie kan leiden tot minder flexibiliteit om de regels op nationaal niveau aan te passen, de talrijke uitdagingen die zich bij het omgaan met oneerlijke handelspraktijken met een grensoverschrijdende dimensie aandienen, het noodzakelijk maken om rechtsregels in te voeren die in alle lidstaten van toepassing zijn bij het omgaan met oneerlijke handelspraktijken met een grensoverschrijdende dimensie.
• Grondrechten
De EU hecht aan hoge normen op het gebied van bescherming van de grondrechten.
In dit voorstel worden de rechten die zijn verankerd in het Handvest van de grondrechten van de EU geëerbiedigd. Met het voorstel worden leveranciers beter in staat gesteld om een bedrijf uit te oefenen. Het voorstel beoogt er ook voor te zorgen dat de uitoefening van de in deze verordening bedoelde bevoegdheden onderworpen is aan passende waarborgen met betrekking tot de rechten van verdediging van afnemers, waaronder het recht om te worden gehoord en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte. Voorts is het krachtens het voorstel vereist dat de handhavingsprocedures van de handhavingsautoriteiten binnen een redelijke termijn worden afgehandeld.
4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de EU. Voor de informatie-uitwisseling zou een bestaande website moeten worden gebruikt door de handhavingsautoriteiten en de Commissie.
5. OVERIGE ELEMENTEN
• Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage
Dit voorstel is een voorstel voor een nieuwe EU-verordening als aanvullend instrument bij de richtlijn. Derhalve blijven het uitvoeringsplan en de regelingen betreffende monitoring, evaluatie en rapportage hetzelfde als bij het huidige kader.
• Toelichtende stukken (bij richtlijnen)
Het voorstel betreft een EU-verordening.
• Artikelsgewijze toelichting
Ten eerste moeten procedureregels voor de uitwisseling van informatie tussen de handhavingsautoriteiten worden vastgesteld. Verzoeken om informatie moeten schriftelijk worden ingediend, met vermelding van de overeenkomstige bepaling van de richtlijn, evenals van de nationale wet. Het verzamelen van de gevraagde informatie moet gebeuren door de aangezochte handhavingsautoriteit en deze moet door de verzoekende handhavingsautoriteit worden gebruikt overeenkomstig haar nationale recht.
Ten tweede wordt het voor de aangezochte autoriteiten mogelijk gemaakt om de bevoegdheden die hun krachtens de richtlijn zijn toegekend, uit te oefenen in overeenstemming met de nationale voorschriften van hun lidstaat.
Ten derde moet een handhavingsautoriteit de definitieve besluiten waarbij geldboeten of andere even doeltreffende sancties en voorlopige maatregelen die overeenkomstig de richtlijn zijn vastgesteld op verzoek van een andere handhavingsautoriteit kunnen handhaven in overeenstemming met de nationale voorschriften van haar lidstaat.
Ten vierde moeten de handhavingsautoriteiten, met het oog op meer transparantie, de andere handhavingsautoriteiten in kennis kunnen stellen van hun besluiten.
Ten vijfde moeten, om ervoor te zorgen dat het op grond van de verordening opgezette mechanisme voor wederzijdse bijstand wordt verwezenlijkt, exhaustieve voorschriften worden vastgesteld op basis waarvan de handhavingsautoriteiten kunnen weigeren gevolg te geven aan een verzoek om wederzijdse bijstand.
Ten zesde moeten, om belemmeringen te voorkomen voor een soepele samenwerking die gepaard gaan met het ontbreken van een overeengekomen taalregeling, regels worden vastgesteld zodat de handhavingsautoriteiten kunnen afspreken welke taal moet worden gebruikt in alle kennisgevingen, verzoeken en mededelingen tussen hen beide, evenals regels voor het geval zij van mening verschillen.
Ten zevende moet een oneerlijke handelspraktijk met een grensoverschrijdende dimensie waarbij ten minste drie lidstaten betrokken zijn overeenkomstig deze verordening worden beschouwd als een wijdverbreide oneerlijke handelspraktijk.
Ten achtste moeten de handhavingsautoriteiten van de betrokken lidstaat in geval van wijdverbreide oneerlijke handelspraktijken waarschuwingen kunnen afgeven, kunnen deelnemen aan gecoördineerde acties, en een coördinator kunnen aanwijzen om de samenwerking tussen de betrokken autoriteiten op wier grondgebied de praktijk mogelijk plaatsvindt, te coördineren.
Ten negende moeten procedures worden vastgesteld om onderzoeks- en handhavingsmaatregelen met betrekking tot wijdverbreide oneerlijke handelspraktijken met een grensoverschrijdende dimensie te coördineren.
Ten tiende is het noodzakelijk een lijst op te stellen van de gevallen waarin een betrokken handhavingsautoriteit kan beslissen om te weigeren aan een gecoördineerde actie deel te nemen.
Ten elfde moeten in deze verordening regels voor talenregelingen worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat de handhavingsautoriteiten waarop de gecoördineerde actie betrekking heeft, over alle nodige instrumenten voor communicatie, samenwerking en coördinatie beschikken.