Toelichting bij COM(2025)50 - Standpunt EU tijdens de twaalfde vergadering van de Conferentie van de Partijen bij het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen in verband met de verzoeken om verlenging van specifieke uitzonderingen en de voorstellen tot wijziging van bijlage A bij dat verdrag

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen op de twaalfde vergadering van de Conferentie van de Partijen (COP) bij het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen in verband met de voorgenomen vaststelling van besluiten tot wijziging van bijlage A door hieraan gechloreerde paraffinen met koolstofketenlengtes C14-C17 en chloreringsgehalten van 45 gewichtsprocent chloor of meer (gechloreerde paraffinen met een middellange keten, MCCP’s), chloorpyrifos en perfluorcarbonzuren met een lange keten, de zouten daarvan en aanverwante verbindingen toe te voegen.

MCCP’s worden gebruikt als vlamvertragers en weekmakers in kunststof en als additieven in metaalbewerkingsvloeistoffen. Het Europees Agentschap voor chemische stoffen heeft adviezen van zijn wetenschappelijke comités gepubliceerd over een beperkingsdossier dat is ingediend in het kader van Reach. Beide comités waren voor een verbod, maar over het al dan niet verlenen van een tijdelijke uitzondering voor gebruik in metaalbewerkingsvloeistoffen liepen de opvattingen uiteen. Een dergelijke uitzondering voor metaalbewerkingsvloeistoffen is opgenomen in de aanbeveling van de toetsingscommissie persistente organische verontreinigende stoffen (“de toetsingscommissie”) aan de COP. Het lijkt erop dat de EU aanvullende uitzonderingen nodig heeft en dat de vervaltermijn voor sommige defensie- en ruimtevaarttoepassingen (coatings, smeermiddelen en munitie en de verpakking ervan) moet worden verlengd.

Chloorpyrifos wordt wereldwijd veel gebruikt als insecticide in de landbouw en als biocide voor de bestrijding van plaagorganismen buiten de landbouw. In de Europese Unie is het gebruik ervan als werkzame stof in gewasbeschermingsmiddelen en biociden verboden.

Perfluorcarbonzuren met een lange keten, zouten daarvan en aanverwante verbindingen komen in de EU voornamelijk voor als onvermijdelijke bijproducten bij de vervaardiging van per- en polyfluorstoffen (PFAS). Buiten de EU worden zij gebruikt, of kunnen zij zijn gebruikt, in verschillende toepassingen, waaronder: industrieel gebruik; elektronische artikelen en medische en laboratoriuminstrumenten; fotografische toepassingen; inkten; materialen die met levensmiddelen in contact komen; verven, coatings en vernissen (waaronder voor de bouw en bouwmaterialen); blusschuim; textiel en kleding; producten voor persoonlijke verzorging; reinigingsmiddelen; skiwas en in de automobielindustrie. De chemische stoffen zijn in de EU al aan beperkingen onderworpen in het kader van Reach, met een aantal vrijstellingen die tot de specifieke uitzonderingen behoren die door de toetsingscommissie zijn aanbevolen of die kunnen worden afgedekt door de vaststelling van een grenswaarde voor onopzettelijke sporenverontreiniging in de EU.

Daarnaast betreft dit voorstel het besluit tot bepaling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de Conferentie van de Partijen bij het Verdrag van Stockholm in verband met het door Ethiopië ingediende voorstel tot wijziging van de vermelding inzake UV-328 in bijlage A bij het Verdrag door hieraan een specifieke uitzondering voor de luchtvaart toe te voegen.

Verder betreft dit voorstel het besluit tot bepaling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in verband met de beoogde vaststelling van een besluit tot verlenging van specifieke uitzonderingen voor het gebruik van perfluoroctaanzuur (PFOA), de zouten daarvan en aanverwante verbindingen en perfluoroctaansulfonzuur (PFOS), de zouten daarvan en perfluoroctaansulfonylfluoride in blusschuim voor de bestrijding van dampen van vloeibare brandstoffen en branden van vloeibare brandstoffen (branden van klasse B) in geïnstalleerde, zowel mobiele als vaste, installaties, op basis van verzoeken van de Republiek Korea.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1. Het Verdrag van Stockholm

Het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen (hierna “het Verdrag” genoemd) heeft tot doel de gezondheid van de mens en het milieu te beschermen tegen persistente organische verontreinigende stoffen (persistent organic pollutants, afgekort POP’s). Het Verdrag is op 17 mei 2004 in werking getreden. De Europese Unie is partij bij het Verdrag1. Het Verdrag biedt, op basis van het voorzorgsbeginsel, een kader voor de beëindiging van de productie, het gebruik, de invoer en de uitvoer van POP’s, de veilige hantering en verwijdering ervan, alsook de beëindiging of vermindering van de lozing van bepaalde onopzettelijk geproduceerde POP’s.

2.2. De Conferentie van de Partijen

De Conferentie van de Partijen, ingesteld bij artikel 19 van het Verdrag, is het bestuursorgaan van het Verdrag van Stockholm. Dit orgaan komt normaliter om de twee jaar samen om toezicht te houden op de uitvoering van het Verdrag. Het beoordeelt ook de chemische stoffen die door de Toetsingscommissie persistente organische verontreinigende stoffen (“de toetsingscommissie”) ter overweging naar voren zijn gebracht.

Overeenkomstig artikel 8, lid 1, van het Verdrag hebben de partijen bij het Secretariaat voorstellen ingediend om gechloreerde paraffinen met koolstofketenlengtes C14-C17 en chloreringsgehalten van 45 gewichtsprocent chloor of meer, chloorpyrifos en perfluorcarbonzuren met een lange keten, de zouten daarvan en aanverwante verbindingen op te nemen in bijlage A bij het Verdrag, hetgeen overeenkomstig artikel 8, leden 3 en 4, door de toetsingscommissie is bestudeerd. De toetsingscommissie heeft de Conferentie van de Partijen aanbevolen gechloreerde paraffinen met koolstofketenlengtes C14-C17 en chloreringsgehalten van 45 gewichtsprocent of meer, chloorpyrifos en perfluorcarbonzuren met een lange keten, de zouten daarvan en aanverwante verbindingen op te nemen in bijlage A, met specifieke uitzonderingen. De procedure voor het vaststellen van wijzigingen van de bijlagen is geregeld bij artikel 22 van het Verdrag.

Overeenkomstig artikel 23 van het Verdrag heeft elke partij één stem. Regionale organisaties voor economische integratie, zoals de EU, oefenen hun stemrecht echter uit met een aantal stemmen dat gelijk is aan het aantal van hun lidstaten die partij zijn bij het Verdrag.

2.3. De beoogde handelingen van de Conferentie van de Partijen

De Conferentie van de Partijen zal zich tijdens haar twaalfde gewone vergadering beraden op de aanneming van besluiten om gechloreerde paraffinen met koolstofketenlengtes C14-C17 en chloreringsgehalten van 45 gewichtsprocent of meer, chloorpyrifos en perfluorcarbonzuren met een lange keten, de zouten daarvan en aanverwante verbindingen op te nemen in bijlage A (Beëindiging), bijlage B (Beperking) en/of bijlage C (Onopzettelijke productie) bij het Verdrag.

De besluiten omvatten de opname van de stoffen in de bijlagen A, B en/of C, hetgeen tot gevolg heeft dat de chemische stoffen zullen worden onderworpen aan maatregelen die erop gericht zijn de productie en het gebruik ervan te beëindigen of te beperken, waaronder de beperking of beëindiging van lozingen van onopzettelijk geproduceerde POP’s.

Daarnaast zal de Conferentie van de Partijen een door Ethiopië ingediend voorstel bestuderen tot wijziging van bijlage A bij het Verdrag door toevoeging van een specifieke uitzondering voor bepaalde toepassingen van UV-328 in civiele en militaire luchtvaartuigen, waaronder in relevante reserveonderdelen. UV-328 was zonder deze specifieke uitzonderingen opgenomen in bijlage A bij het Verdrag van Stockholm bij Besluit SC-11/11, aangezien de behoefte aan dergelijke specifieke uitzonderingen destijds niet bekend was. De behoefte aan dergelijke uitzonderingen is onlangs door belanghebbenden uit de sector vastgesteld en aan een aantal van de partijen meegedeeld.

De beoogde handelingen zullen voor de partijen bindend zijn overeenkomstig artikel 22, lid 4, van het Verdrag, waarin het volgende is bepaald: “Voor het voorstellen, de aanneming en de inwerkingtreding van wijzigingen van bijlage A, B of C gelden dezelfde procedures als voor het voorstellen, de aanneming en de inwerkingtreding van aanvullende bijlagen bij dit Verdrag, met dien verstande dat een wijziging van bijlage A, B of C niet in werking treedt ten aanzien van een partij die een verklaring met betrekking tot de wijzigingen van die bijlagen heeft gedaan in overeenstemming met artikel 25, vierde lid, in welk geval een dergelijke wijziging ten aanzien van die partij in werking treedt 90 dagen na de datum van de indiening bij de depositaris van haar akte van bekrachtiging, aanvaarding of datum van de goedkeuring van, of toetreding met betrekking tot een dergelijke wijziging.”

Verder zal de Conferentie van de Partijen zich beraden op door de Republiek Korea ingediende verzoeken om de specifieke uitzonderingen voor het gebruik van perfluoroctaanzuur (PFOA), zouten daarvan en aanverwante verbindingen en perfluoroctaansulfonzuur (PFOS), zouten daarvan en perfluoroctaansulfonylfluoride in blusschuim voor de bestrijding van dampen van vloeibare brandstoffen en branden van vloeibare brandstoffen (branden van klasse B) in geïnstalleerde, zowel mobiele als vaste, installaties, te verlengen. De Conferentie van de Partijen zal een besluit moeten nemen over een verlenging van de vervaltermijn voor deze specifieke uitzonderingen met maximaal vijf jaar, overeenkomstig artikel 4, lid 7, van het Verdrag.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen op de twaalfde vergadering van de Conferentie van de Partijen bij het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen, is het steunen van de opneming in bijlage A van gechloreerde paraffinen met koolstofketenlengtes C14-C17 en chloreringsgehalten van 45 gewichtsprocent chloor of meer (gechloreerde paraffinen met een middellange keten, MCCP’s), chloorpyrifos en perfluorcarbonzuren met een lange keten, de zouten daarvan en aanverwante verbindingen, in overeenstemming met de respectieve aanbevelingen van de toetsingscommissie, behalve met betrekking tot MCCP’s, aangezien de Unie aanvullende specifieke uitzonderingen nodig lijkt te hebben voor het gebruik in bepaalde defensie- en ruimtevaarttoepassingen (coatings, smeermiddelen en munitie), evenals verlengde vervaltermijnen voor bepaalde defensie- en ruimtevaarttoepassingen. Deze behoeften zijn gecommuniceerd door belanghebbenden uit de defensie- en lucht- en ruimtevaartsector en zijn gebaseerd op informatie over het huidige gebruik van MCCP’s.

Partijen hebben overeenkomstig artikel 8, lid 1, van het Verdrag bij het Secretariaat voorstellen ingediend voor opname van MCCP’s, chloorpyrifos en perfluorcarbonzuren met een lange keten, de zouten daarvan en aanverwante verbindingen in bijlage A bij het Verdrag, die volgens artikel 8, leden 3 en 4, door de toetsingscommissie zijn geëvalueerd. De toetsingscommissie heeft de voorstellen onderzocht door toepassing van de selectiecriteria overeenkomstig bijlage D bij het Verdrag en is tot de conclusie gekomen dat aan de criteria is voldaan. Na de risicoprofielen voor MCCP’s, chloorpyrifos en perfluorcarbonzuren met een lange keten, de zouten daarvan en aanverwante verbindingen te hebben geëvalueerd en te hebben geconcludeerd dat deze stoffen, als gevolg van de verspreiding ervan over grote afstand in het milieu waarschijnlijk tot grote nadelige gevolgen kunnen leiden voor de gezondheid van de mens en voor het milieu, zodat wereldwijde actie gerechtvaardigd is, heeft de toetsingscommissie de Conferentie van de Partijen aanbevolen om de opneming van MCCP’s, chloorpyrifos en perfluorcarbonzuren met een lange keten, de zouten daarvan en aanverwante verbindingen in bijlage A met specifieke uitzonderingen te overwegen.

Ter bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu tegen verdere lozingen van MCCP’s, chloorpyrifos en perfluorcarbonzuren met een lange keten, de zouten daarvan en aanverwante verbindingen moeten de productie en het gebruik van die chemische stoffen wereldwijd worden beperkt of beëindigd en moet de opname ervan in de desbetreffende bijlagen bij het Verdrag worden ondersteund. Het voorstel is in overeenstemming met en vormt een aanvulling op Verordening (EU) 2019/1021, die het Verdrag van Stockholm in de Unie ten uitvoer legt. Het strookt volledig met de doelstelling het milieu en de gezondheid van de mens te beschermen tegen POP’s.

Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen op de twaalfde vergadering van de Conferentie van de Partijen bij het Verdrag van Stockholm met betrekking tot het door Ethiopië ingediende voorstel tot wijziging van bijlage A bij het Verdrag door toevoeging van een specifieke uitzondering voor bepaalde toepassingen van UV-328 in civiele en militaire luchtvaartuigen, waaronder in relevante reserveonderdelen, is de toevoeging van die specifieke uitzonderingen te ondersteunen, aangezien het aanwijzen van alternatieven enige tijd vergt en de levensduur van de delen waarvoor UV-328 wordt gebruikt in deze toepassingen vrij lang is, mits specifieke informatie beschikbaar is die de noodzaak van deze uitzonderingen bevestigt. Als dergelijke specifieke uitzonderingen worden verleend, moeten zij zo kortstondig mogelijk zijn om ervoor te zorgen dat UV-328 in deze toepassingen zo snel mogelijk wordt uitgefaseerd.

Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen op de twaalfde vergadering van de Conferentie van de Partijen bij het Verdrag van Stockholm met betrekking tot de door de Republiek Korea ingediende verzoeken om verlenging van de vervaltermijn van bepaalde specifieke uitzonderingen voor het gebruik van perfluoroctaanzuur (PFOA), de zouten daarvan en aanverwante verbindingen en perfluoroctaansulfonzuur, de zouten daarvan en perfluoroctaansulfonylfluoride, is het steunen van de verzoeken, aangezien de Republiek Korea meer tijd nodig heeft om het respectieve gebruik volledig uit te faseren, onder meer door alternatieven aan te wijzen.

Wat betreft chloorpyrifos is het voorstel in overeenstemming met de algemene aanpak van Verordening (EG) nr. 1107/2009 en Verordening (EU) nr. 528/2012 ten aanzien van PBT-stoffen, aangezien beide handelingen voorzien in criteria die in beginsel het in de handel brengen en het gebruik van persistente, bioaccumulerende en toxische werkzame stoffen niet toestaan. Wat MCCP’s en perfluorcarbonzuren met een lange keten, zouten daarvan en aanverwante verbindingen betreft, is in een Common Understanding Paper2 de relatie tussen het Verdrag van Stockholm, Verordening (EU) 2019/1021 en Verordening (EG) nr. 1907/2006 met betrekking tot beperkingen en toelatingsvoorwaarden onderzocht om de coherentie te waarborgen.

4. Rechtsgrondslag

4.1. Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1. Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die niet bindend zijn uit hoofde van het internationale recht, maar die “beslissende invloed [hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt3.

4.1.2. Toepassing op het onderhavige geval

De Conferentie van de Partijen is een lichaam dat is ingesteld krachtens een overeenkomst, te weten het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen.

De door de Conferentie van de Partijen vast te stellen handelingen zijn handelingen met rechtsgevolgen. De beoogde handelingen zullen overeenkomstig artikel 22 van het Verdrag van Stockholm volkenrechtelijk bindend zijn en zullen moeten worden doorgevoerd in Verordening (EU) 2019/1021.

De beoogde handelingen strekken niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is daarom artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2. Materiële rechtsgrondslag

4.2.1. Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling waarover namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

4.2.2. Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op het milieu.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is daarom artikel 192 VWEU.

4.3. Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 192, lid 1, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.