Toelichting bij COM(2025)126 - Standpunt in de Associatieraad EU-Israël inzake de verlenging van de looptijd van het Actieplan EU-Israël - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2025)126 - Standpunt in de Associatieraad EU-Israël inzake de verlenging van de looptijd van het Actieplan EU-Israël. |
---|---|
bron | COM(2025)126 |
datum | 26-03-2025 |
Dit voorstel betreft het besluit tot vaststelling van het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in de Associatieraad EU-Israël die is opgericht bij de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Staat Israël, anderzijds (“de Euro-mediterrane overeenkomst”)1, inzake de goedkeuring van een aanbeveling betreffende de verlenging van het Actieplan EU-Israël2.
2. Achtergrond van het voorstel
2.1. De Euro-mediterrane overeenkomst
De Euro-mediterrane overeenkomst werd op 20 november 1995 te Brussel ondertekend en is op 1 juni 2000 in werking getreden. De Euro-mediterrane overeenkomst vormt de rechtsgrondslag voor de bilaterale betrekkingen tussen de EU en Israël. De Euro-mediterrane overeenkomst heeft het volgende ten doel:
- een passend kader te bieden voor de politieke dialoog, waardoor nauwe politieke betrekkingen tussen de partijen mogelijk worden;
- de handel te stimuleren, onder andere door de uitbreiding van de handel in goederen en diensten, de wederzijdse liberalisering van het recht van vestiging, de verdere geleidelijke liberalisering van de overheidsopdrachten en het vrije verkeer van kapitaal;
- de wetenschappelijke en technologische samenwerking uit te breiden ter bevordering van de harmonieuze ontwikkeling van de economische betrekkingen tussen de Gemeenschap en Israël en ter stimulering, zowel in de EU als in Israël, van de bloei van de economische activiteit, de verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden en de groei van de productiviteit en de financiële stabiliteit;
- regionale samenwerking aan te moedigen ter consolidatie van het vreedzaam samenleven en de economische en politieke stabiliteit;
- de samenwerking op andere gebieden van wederzijds belang te bevorderen.
De Euro-mediterrane overeenkomst is op 1 juni 2000 in werking getreden.
2.2. De Associatieraad
De Associatieraad die is opgericht bij de Euro-mediterrane overeenkomst, bestaat uit enerzijds leden van de Raad van de Europese Unie en leden van de Europese Commissie en anderzijds leden van de regering van de Staat Israël. De Associatieraad komt op ministerieel niveau ten minste eenmaal per jaar bijeen en verder wanneer de omstandigheden zulks vereisen, op initiatief van zijn voorzitter en overeenkomstig de bepalingen van het reglement van orde. De besluiten en aanbevelingen van de Associatieraad worden in onderlinge overeenstemming tussen de partijen vastgesteld. Tussen de vergaderingen in kan de Associatieraad besluiten vaststellen of aanbevelingen doen via een schriftelijke procedure, indien de partijen daarmee instemmen, overeenkomstig artikel 10 van het reglement van orde.
2.3. De beoogde handeling van de Associatieraad
De Associatieraad moet een aanbeveling doen over de verlenging van de looptijd van het Actieplan EU-Israël (“de beoogde handeling”). Overeenkomstig artikel 10 van zijn reglement van orde zal de Associatieraad de aanbeveling via schriftelijke procedure aannemen.
De beoogde handeling heeft tot doel de looptijd van het Actieplan EU-Israël met twee jaar te verlengen, teneinde de voortzetting van de samenwerking tussen beide partijen te garanderen. Overeenkomstig artikel 69, lid 1, van de Euro-mediterrane overeenkomst zijn de aanbevelingen van de Associatieraad niet juridisch bindend. Aangezien de Euro-mediterrane overeenkomst uitdrukkelijk voorziet in de vaststelling van aanbevelingen door de Associatieraad, moeten dergelijke aanbevelingen echter geacht worden rechtsgevolgen te hebben.
3. Namens de Unie in te nemen standpunt
Het door de Europese Unie in te nemen standpunt in de Associatieraad die is opgericht bij de Euro-mediterrane overeenkomst inzake de goedkeuring van een aanbeveling tot verlenging van de looptijd van het Actieplan EU-Israël met twee jaar wordt gebaseerd op de tekst van de aanbeveling die aan dit besluit is gehecht.
Beide partijen hebben bij herhaling de rijkdom en vitaliteit van de betrekkingen tussen de Europese Unie en Israël bevestigd, alsook hun volledige verbintenis tot de voortdurende ontwikkeling van de bilaterale betrekkingen op alle gebieden van wederzijds belang.
Het recente conflict in de Gazastrook na de brute terroristische aanslagen van Hamas op Israël op 7 oktober 2023 en het fragiele staakt-het-vuren en de instabiliteit in de regio bieden geen gunstig klimaat voor strategische besprekingen op de korte termijn. De verlenging van het actieplan zou meer tijd bieden om een strategische dialoog aan te gaan.
Aangezien in het actieplan de vooruitzichten voor het partnerschap en prioriteiten worden vastgesteld om de bilaterale betrekkingen bevorderen, is de verlenging van het plan bovendien in het belang van de partijen in het kader van de lopende werkzaamheden voor een nieuw pact voor het Middellandse Zeegebied en een nieuwe strategie voor het Midden-Oosten. Het actieplan is in overeenstemming met het Europees nabuurschapsbeleid.
4. Rechtsgrondslag
4.1. Procedurele rechtsgrondslag
4.1.1. Beginselen
Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.
Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt”3.
4.1.2. Toepassing op het onderhavige geval
De Associatieraad is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, namelijk de Euro-mediterrane overeenkomst.
De door de Associatieraad vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen.
De beoogde handeling heeft rechtsgevolgen omdat artikel 69 van de Euro-mediterrane overeenkomst uitdrukkelijk voorziet in de vaststelling van aanbevelingen door de Associatieraad, die derhalve uit hoofde van het internationaal recht rechtsgevolgen hebben, en omdat zij het huidige Actieplan EU-Israël met twee jaar zal verlengen.
De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.
4.2. Materiële rechtsgrondslag
4.2.1. Beginselen
De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.
4.2.2. Toepassing op het onderhavige geval
De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op de samenwerking met een derde land in het kader van een associatieovereenkomst en het Europees nabuurschapsbeleid.
De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 217, VWEU.
4.3. Conclusie
De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit moet zijn artikel 217, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.
5. Bekendmaking van de beoogde handeling
Aangezien het besluit van de Associatieraad de looptijd van het Actieplan EU-Israël zal wijzigen, is het passend het besluit na vaststelling ervan te publiceren in het Publicatieblad van de Europese Unie, overeenkomstig het reglement van orde van de Associatieraad EU-Israël, alsook in Reshumot, het Publicatieblad van Israël, indien de Associatieraad daartoe besluit.