Toelichting bij COM(1999)324 - Overeenkomst voor samenwerking op wetenschappelijk en technologisch gebied tussen de EG en Rusland

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Gezien de belangrijke plaats die Rusland inneemt onder de Nieuwe Onafhankelijke Staten (NOS) en in de internationale wetenschappelijke en technische wereld, zal een intensievere samenwerking op OTO-gebied niet alleen de economische ontwikkeling en het menselijk potentieel van Rusland stimuleren, maar ook de eigen wetenschappelijke en technologische onderzoekactiviteiten van de EU versterken.

2. Sinds de ondertekening in juni 1994 van de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst hebben de Gemeenschap en Rusland op wetenschappelijke en technische gebieden in verschillende sectoren en onder verschillende samenwerkingsregelingen betrekkingen ontwikkeld. In de periode 1993-1998 heeft de Gemeenschap deze activiteiten gefinancierd met bijna 140 miljoen euro. Er waren ongeveer 35.000 Russische onderzoekers bij betrokken

3. Onder het 4e OTO-kaderprogramma van de EU (KP4) konden teams van Russische onderzoekers deelnemen aan projecten die gericht waren op de NOS en Midden- en Oost-Europa (INCO-Copernicus) en aan projecten van alle andere programma’s. In totaal bedroeg de financiële bijdrage van de EG aan Russische organisaties in deze specifieke activiteiten 18 miljoen euro.

Daarnaast worden gezamenlijke onderzoekprojecten gesteund in het kader van INTAS-activiteiten waarin laboratoria uit de lidstaten van INTAS en de NOS worden samengebracht met Europese partners. Ongeveer 95% van het INTAS-budget wordt geleverd door de Europese Unie en de bijdrage van INTAS aan Rusland voor de periode 1993-1998 bedroeg bijna 65 miljoen euro.

4. Onder het 5e OTO-kaderprogramma van de EU (KP5) blijven al deze mogelijkheden bestaan. Zo is in maart 1999 een uitnodiging tot het indienen van voorstellen voor Copernicus die betrekking hebben op Rusland en de andere NOS gepland en zal de volgende uitnodiging tot het indienen van voorstellen voor INTAS in april worden gepubliceerd.

5. Bovendien is het Internationale Centrum voor Wetenschap en Technologie (ISTC) in Moskou gezamenlijk opgericht door de EU, de VS, Japan en de Russische Federatie om wetenschappers en technici uit de NOS die voorheen in de militaire sector werkzaam waren, mogelijkheden te bieden om in het niet-militaire onderzoek werkzaam te zijn. De EU draagt ongeveer 17 miljoen euro per jaar bij aan de ISTC-activiteiten, waarvan ongeveer 90% ten goede komt aan Rusland.

6. Naast deze projecten zijn er recent diverse specifieke initiatieven ondernomen, bijvoorbeeld op het gebied van informatietechnologie, telecommunicatie, milieu en vervoer. Bovendien werken Rusland en de Europese Unie al op multilateraal niveau samen in het kader van Eureka en van bepaalde individuele COST-acties.

7. Al deze elementen pleiten voor een formelere coördinatie en systematischer follow-up van de strategie en de middelen die beschikbaar zijn voor OTO-samenwerking met Rusland. Het is derhalve nuttig een formele overeenkomst voor wetenschappelijke en technologische samenwerking te sluiten teneinde een solider kader te creëren.

8. In juli 1997 heeft de Commissie de Raad om een onderhandelingsmandaat verzocht. Op 10 november 1997 heeft de Raad de Commissie gemachtigd te onderhandelen over een overeenkomst voor samenwerking op wetenschappelijk en technologisch gebied tussen de Europese Gemeenschap en de Russische Federatie gedurende de looptijd van het 5e kaderprogramma.

9. De onderhandelingen hebben geleid tot de bijgevoegde ontwerp-overeenkomst en de twee bijlagen daarbij, die op 11 februari 1999 zijn geparafeerd. De ontwerp-overeenkomst is in overeenstemming met de onderhandelingsrichtsnoeren die op 10 november 1997 door de Raad waren aangenomen. Tijdens de onderhandelingen is de Commissie bijgestaan door het speciale comité dat door de Raad overeenkomstig artikel 300, lid 1, van het EG-Verdrag was aangewezen.

10. Gezien het bovenstaande stelt de Commissie voor dat de Raad:

- de bijgevoegde overeenkomst voor samenwerking op wetenschappelijk en technologisch gebied tussen de Europese Gemeenschap en de Russische Federatie goedkeurt;

- besluit dat de overeenkomst namens de Gemeenschap wordt ondertekend en de voorzitter van de Raad machtigt de personen aan te wijzen die bevoegd zijn om de overeenkomst namens de Gemeenschap te ondertekenen;

- na raadpleging van het Europees Parlement concludeert dat de nodige procedures voor de inwerkingtreding van de overeenkomst van de zijde van de Europese Gemeenschap zijn voltooid en de Russische regering daarvan kennis geeft.