Toelichting bij COM(2000)177 - Sluiting door de EG van het protocol van 1998 inzake zware metalen bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Op basis van het besluit van de Raad van 16 juni 1998 heeft de Gemeenschap op 24 juni 1998 in Aarhus (Denemarken) het Protocol inzake zware metalen bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand ondertekend.

De Gemeenschap is sinds 1982 partij bij dit verdrag. Op 17 juli 1986 heeft de Gemeenschap haar goedkeuring gehecht aan het Protocol aangaande langlopende financiering van het programma voor samenwerking inzake de bewaking en evaluatie van het transport van luchtverontreinigende stoffen over lange afstand in Europa (EMEP). Op 17 december 1993 is de Gemeenschap toegetreden tot het Protocol inzake de beheersing van emissies van stikstofoxiden of van de grensoverschrijdende stromen van deze stikstofverbindingen. Tevens heeft zij op 24 april 1998 het Protocol inzake een verdere beperking van de zwavelemissie goedgekeurd.

Het doel van het onderhavige protocol is het beheersen van door antropogene activiteiten veroorzaakte emissies van zware metalen die voor grensoverschrijdend atmosferisch transport over lange afstand vatbaar zijn en die belangrijke schadelijke gevolgen voor de volksgezondheid of het milieu kunnen hebben.

2.

De fundamentele verplichtingen krachtens het protocol kunnen als volgt worden samengevat:


* Vermindering van de totale jaarlijkse emissies in de atmosfeer van cadmium, lood en kwik, ten opzichte van het emissieniveau in het referentiejaar 1990 of een ander jaar in de periode van 1985 tot en met 1995 zoals bij goedkeuring bepaald. Deze verplichting wordt niet nader gekwantificeerd door middel van richt- of grenswaarden;

* Toepassing van de beste beschikbare technieken op bepaalde categorieën stationaire bronnen (stookinstallaties, afvalverbrandingsinstallaties - inclusief installaties voor het verbranden van medisch afval, productie en bewerking van metalen);

* Toepassing van emissiegrenswaarden voor deeltjes, lood en kwik op bepaalde belangrijke nieuwe stationaire bronnen; er kan voor verschillende strategieën ter vermindering van emissies worden gekozen mits die in totaal equivalente emissieniveaus opleveren;

* Toepassing van deze emissiegrenswaarden op bepaalde belangrijke bestaande stationaire bronnen, voor zover dit technisch uitvoerbaar en economisch verantwoord is;

* Bindende maatregelen voor productbeheersing voor gelode benzine (beperking van het loodgehalte tot 0,013 g/l, met uitzonderingen) en voor kwikhoudende batterijen (beperking van het kwikgehalte tot 0,05% of 0,025 gewichtsprocent).

3.

Deze bepalingen houden verband met de volgende relevante communautaire wetgeving:


* Richtlijn 96/62/EG van de Raad inzake de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit i, die het kader aangeeft voor maatregelen van de Gemeenschap op het gebied van luchtkwaliteit. De Commissie heeft tot taak voorstellen te doen voor 'dochterwetgeving' waarin voor de gehele Gemeenschap geldende grenswaarden met betrekking tot de luchtkwaliteit worden vastgesteld voor de twaalf onder de kaderrichtlijn vallende verontreinigende stoffen. De eerste dochterrichtlijn voor lood, zwaveldioxide, stikstofdioxide en deeltjes werd vastgesteld in 1999 (Richtlijn 1999/30/EG van de Raad) i. Aan richtlijnen voor kwik, cadmium, nikkel en arseen wordt nog gewerkt.

* Richtlijn 96/61/EG van de Raad inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging i, die de in het protocol vermelde categorieën stationaire bronnen bestrijkt, met uitzondering van verbrandingsinstallaties voor medisch afval. De richtlijn bevat geen grenswaarden voor de emissie van zware metalen of deeltjes in de lucht, maar schrijft voor dat in de door de bevoegde instantie af te geven vergunning emissiegrenswaarden moeten worden opgenomen voor verontreinigende stoffen, met inbegrip van metalen en verbindingen daarvan, alsook stof (artikel 9, lid 3, en bijlage III). De emissiegrenswaarden moeten gebaseerd zijn op de beste beschikbare technieken (artikel 9, lid 4). De vergunningsvoorwaarden moeten bepalingen bevatten betreffende de minimalisering van grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand (artikel 9, lid 4). De lidstaten kunnen voor bijzondere categorieën installaties bijzondere verplichtingen vaststellen in dwingende algemene voorschriften en niet in de vergunningsvoorwaarden (artikel 9, lid 8).

Deze richtlijn geldt voor nieuwe installaties zodra de termijn voor de tenuitvoerlegging verstreken is, namelijk per 31 oktober 1999. Bestaande installaties moeten vóór oktober 2007 in overeenstemming worden gebracht met de bepalingen van de richtlijn.

De toepassing van de richtlijn dient te worden beschouwd als een 'andere strategie voor emissievermindering' in de zin van artikel 3, lid 2, onder b), en c), van het protocol i.

* Richtlijn 89/369/EEG van de Raad ter voorkoming van door nieuwe installaties voor de verbranding van stedelijk afval veroorzaakte luchtverontreiniging i, die voorziet in een gecombineerde emissiegrenswaarde voor lood, koper, chroom en magnesium van 5mg/Nm3 en een soortgelijke waarde voor cadmium en kwik van 0,2 mg/Nm3. De emissiegrenswaarde voor de totale stofemissies varieert, afhankelijk van de capaciteit van de installatie, tussen 30 en 200 mg/Nm3. De verbranding van medisch afval valt buiten de werkingssfeer van de richtlijn.

* Richtlijn 89/429/EEG van de Raad ter vermindering van door bestaande installaties voor de verbranding van stedelijk afval veroorzaakte luchtverontreiniging i, die voorziet in emissiegrenswaarden voor de totale stofuitstoot tussen 100 en 600 mg/Nm3, afhankelijk van de capaciteit van de installatie. De verbranding van medisch afval valt buiten de werkingssfeer van de richtlijn.

* Richtlijn 94/67/EG van de Raad betreffende de verbranding van gevaarlijke afvalstoffen i, die voorziet in een emissiegrenswaarde voor de totale stofuitstoot van 10 mg/m3, voor cadmium en thallium (gecombineerd) alsook voor kwik van 0,1 mg/m3 (bestaande installaties) en 0,05 mg/m3 (nieuwe installaties) en voor lood (gecombineerd met acht andere metalen) van 1 mg/m3 (bestaande installaties) en 0,5 mg/m3 (nieuwe installaties). De verbranding van medisch afval valt buiten de werkingssfeer van de richtlijn.

* Het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de verbranding van afval i, dat in zijn laatste versie (gemeenschappelijk standpunt van 25 november 1999, interinstitutioneel document 98/0289 (COD)), voorziet in een emissiegrenswaarde voor de uitstoot van stof in de lucht van 10 mg/m3, voor cadmium en thallium (gecombineerd) alsook voor kwik van 0,05 mg/m3 en voor lood (gecombineerd met acht andere metalen) van 0,5 mg/m3.. Deze richtlijn zal gelden voor verbrandingsinstallaties voor stedelijk afval, alsook voor verbrandingsinstallaties voor gevaarlijke afvalstoffen en medisch afval. Zij zal bovenvermelde richtlijnen 89/369/EEG, 89/429/EEG en 94/67/EG vervangen.

* Richtlijn 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof i, waarbij per 1 januari 2000 het in de handel brengen van gelode benzine wordt verboden. Ontheffingen zijn mogelijk tot 1 januari 2005. Ongelode brandstof moet aan gedetailleerde milieuspecificaties voldoen. Eén van deze specificaties betreft een maximum-loodgehalte van 0,013 g/l. Het voorstel voor deze richtlijn heeft tijdens de onderhandelingen over het protocol reeds als leidraad gediend.

* Richtlijn 91/157/EEG van de Raad inzake batterijen en accu's die gevaarlijke stoffen bevatten i, waarbij het in de handel brengen van alkali-mangaan batterijen waarvan het kwikgehalte een bepaalde waarde (0,05% of 0,025%) overschrijdt, wordt verboden. Tijdens de onderhandelingen zijn de desbetreffende bepalingen van het protocol in overeenstemming gebracht met de formulering van de richtlijn.

Een vergelijkende tabel met de emissiegrenswaarden in het protocol en in de communautaire wetgeving is aan dit document gehecht.

Tot besluit kan worden gesteld dat de voor de naleving van de bepalingen van het protocol benodigde communautaire wetgeving steeds grotendeels bestaat. De nog bestaande leemten zullen door de nieuwe richtlijn betreffende de verbranding van afvalstoffen worden opgevuld. De behandeling van dit dossier is reeds vrij ver gevorderd, en de vaststelling van het voorstel kan worden verwacht voor de zomer van 2000.

De Gemeenschap kan het protocol bijgevolg goedkeuren, op voorwaarde dat dit niet vóór de vaststelling van bovenvermeld wetgevingsvoorstel gebeurt.


1.

BIJLAGE - TABEL VAN EMISSIEGRENSWAARDEN


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


2000/zzz (CNS)