Toelichting bij COM(2000)593 - Gemeenschappelijk mechanisme voor de coördinatie van interventies op het gebied van civiele bescherming in noodsituaties - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2000)593 - Gemeenschappelijk mechanisme voor de coördinatie van interventies op het gebied van civiele bescherming in noodsituaties. |
---|---|
bron | COM(2000)593 |
datum | 27-09-2000 |
1.1. Een reeks natuur-, milieu- en technologische rampen heeft onlangs ernstige schade aangericht in een aantal lidstaten en buurlanden. Het ging onder andere om aardbevingen, olievervuiling voor de Bretonse kunst, verwoestende stormen in verschillende lidstaten en zware overstromingen in een aantal kandidaat-landen. Dijkbreuken in het stroomgebied van de Donau hebben ernstige verontreiniging veroorzaakt en de recente vuurwerkexplosie in Nederland heeft een groot aantal mensenlevens gekost.
1.2. De ervaring met deze grootschalige rampen was aanleiding tot oproepen voor dringende verbetering van het optreden van de civiele bescherming op communautair niveau. Het Europees Parlement heeft tevens een aantal resoluties aangenomen waarin de Commissie wordt verzocht dergelijke initiatieven te nemen. Het belangrijkste gemeenschappelijke element in deze oproepen is het verzoek om bij rampen binnen of buiten de Unie de individuele interventies van de teams van de civiele bescherming uit de lidstaten op efficiëntere wijze te coördineren. Met onderhavig voorstel wordt bijgevolg beoogd de coördinatie van interventies bij natuur-, milieu- en technologische rampen, met inbegrip van gevallen van ernstige zeeverontreiniging, te verbeteren. Ook wordt daarin rekening gehouden met de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Santa Maria da Feira op 19 en 20 juni 2000, waarin werd aangekondigd dat de Commissie op korte termijn met voorstellen op het gebied van de civiele bescherming zou komen.
1.3. Dit voorstel voor een versterkt communautair mechanisme voor interventies op het gebied van civiele bescherming is een aanvulling op het bestaande communautaire actieprogramma voor civiele bescherming (2000-2004) i. In een aantal van de voorgestelde maatregelen, zoals kennisgeving in een vroeg stadium, de aanwijzing van operationele teams, de oprichting van evaluatie- en coördinatieteams en de vaststelling van gemeenschappelijke regels voor gezamenlijke interventies is niet voorzien in het bestaande actieprogramma. Bovendien verschillen de doelgroepen voor het opleidingsprogramma ter verbetering van de wederzijdse interventiecapaciteit sterk van die van het bestaande actieprogramma. Tenslotte dient er ook op te worden gewezen dat de voorgestelde maatregelen niet in het bestaande programma konden worden ondergebracht vanwege de zeer beperkte middelen die daarvoor beschikbaar zijn gesteld. Voor de nodige samenhang en complementariteit tussen het bestaande actieprogramma en de maatregelen in het kader van de voorgestelde regeling zal onder andere worden gezorgd door daarvoor hetzelfde beheerscomité in te schakelen.
1.4. In afwachting van het resultaat van de besprekingen in het Europees Parlement en de Raad over dit voorstel wil de Commissie het bestaande actieprogramma integreren met het voorgestelde mechanisme.
1.5. De resolutie van 8 juli 1991 betreffende de verbetering van de onderlinge hulp tussen lidstaten bij natuurrampen en technische rampen i is de grondslag van het huidige systeem van de Europese Unie voor rampenbestrijding. Het basisinstrument is het operationeel handboek voor de civiele bescherming in de Europese Unie, dat hoofdzakelijk bestaat uit:
* een lijst van bevoegde instanties, met inbegrip van de 24 uur per etmaal bereikbare contactpunten,
* een inventaris van de in de lidstaten beschikbare middelen voor civiele bescherming.
Door middel van dit handboek is een netwerk tot stand gebracht dat de lidstaten in staat stelt rechtstreeks of via de Commissie met elkaar contact op te nemen. De resolutie schrijft de lidstaten echter niet dwingend voor in geval van een ramp het communautaire systeem in te schakelen. Het systeem wordt alleen in werking gesteld wanneer een lidstaat of een derde land dat met een ramp wordt geconfronteerd daarom verzoekt.
Wat betreft accidentele verontreiniging van de zee, is sinds het begin van de jaren tachtig een vergelijkbaar systeem in gebruik dat wederzijdse bijstand moet vergemakkelijken en een bijbehorend communautair informatiesysteem omvat.
1.6. Er bestaan ook nog verschillende andere communautaire maatregelen met betrekking tot civiele bescherming. Deze worden behandeld in de bijlage bij deze toelichting.
Inhoudsopgave
- 2. Huidige communautaire regelingen voor de aanpak van noodsituaties
- 3. Ervaring met de huidige regelingen
- 4. Voorstel voor een verbeterde regeling
- 5. Noodsituaties binnen de Unie
- 6. Noodsituaties buiten de Unie
- 7. Noodzakelijke politieke verbintenissen
- 8. Juridische grondslag
- 9. Andere aspecten
- Bijlage
Wanneer zich een ernstige noodsituatie voordoet en een lidstaat of een derde land daarom verzoekt, zorgt het huidige communautaire systeem voor civiele bescherming ervoor dat de 24 uur per etmaal bereikbare operationele structuur voor civiele bescherming, die deel uitmaakt van het Directoraat-generaal Milieu, onmiddellijk wordt geactiveerd. Deze structuur staat voortdurend paraat voor het vergemakkelijken of coördineren van het verlenen van bijstand door andere lidstaten aan de lidstaat die daarom verzoekt. Op deze wijze wordt via het bestaande netwerk voor civiele bescherming, dat bestaat uit de bevoegde instanties en de diensten van de Commissie, om de nodige expertise en andere hulpmiddelen verzocht, die op korte termijn kunnen worden ingezet.
Zo heeft Italië na de aardbeving in Assisi in 1997 via deze operationele structuur voor civiele bescherming om noodhuisvesting verzocht voor de door de ramp dakloos geworden mensen in Umbria en Marche. Binnen enkele uren kon Oostenrijk onderkomens voor 3.300 personen en andere uitrusting leveren. Verschillende andere lidstaten hebben onmiddellijk andere belangrijke voorzieningen aangeboden.
Na de olieverontreiniging door de Erika in december 1999 heeft de Commissie onder andere een contactpersoon, een coördinator en drie deskundigen gedetacheerd om de Franse autoriteiten te assisteren en is de andere lidstaten verzocht uitrusting beschikbaar te stellen.
Een andere essentiële functie van de operationele structuur is het verzamelen van gevalideerde informatie en het doorgeven daarvan aan de lidstaten. Uit de ervaring met recente rampen blijkt duidelijk van welk cruciaal politiek belang voor de lidstaten het verkrijgen van deze informatie is.
Het belangrijkste voordeel van het huidige systeem is de zeer lichte structuur daarvan, die door betrekkelijk weinig mensen en met betrekkelijk geringe begrotingsmiddelen draaiend kan worden gehouden.
Uit de in de afgelopen jaren opgedane ervaring is echter gebleken dat het huidige systeem de capaciteit mist om voldoende middelen van de lidstaten los te krijgen en de vereiste interventies te coördineren. Bovendien maken de lidstaten niet altijd optimaal gebruik van de bestaande structuur en van het daardoor geboden ondersteunings- en coördinatiepotentieel.
Ook lijken de lidstaten niet altijd een goed beeld te hebben van de operationele hulpmiddelen die in de lidstaten beschikbaar zijn en die voor het verlenen van bijstand zouden kunnen worden gebruikt, of in de mogelijkheden die voorhanden zijn om deze hulpmiddelen reeds in een vroeg stadium bij noodsituaties in te zetten.
Voorts is er bij het huidige systeem sprake van reële belemmeringen voor het opzetten van gezamenlijke bijstandverlening vanuit verschillende lidstaten: de operationele teams kennen elkaar niet en zijn al evenmin bekend met de door hun collega's in andere lidstaten gebruikte technieken. Dit leidt tot een gebrek aan efficiëntie wanneer zij in noodgevallen moeten samenwerken.
Voorts is communicatie met een lidstaat die met een ernstige noodsituatie wordt geconfronteerd altijd uiterst moeilijk en wordt daardoor het verlenen van bijstand door andere lidstaten bepaald niet vergemakkelijkt.
De conclusie is dat het huidige systeem niet in staat lijkt tegemoet te komen aan de reële behoefte de interventies door teams van verschillende lidstaten beter te coördineren. Er is dus duidelijk behoefte aan de aanzienlijk versterkte regeling waarom op politiek niveau is gevraagd.
4.1. Er zijn vier belangrijke elementen geïnventariseerd die noodzakelijk lijken om de met een verbeterde regeling nagestreefde doeleinden te realiseren, namelijk:
* Inventarisatie vooraf van de voor interventies beschikbare hulpmiddelen. Het doel is vooraf na te gaan welke interventieteams bij de diensten voor civiele bescherming van de lidstaten op zeer korte termijn (over het algemeen binnen 2 à 24 uur na het ontstaan van de noodsituatie) beschikbaar zijn en kunnen worden ingezet (de samenstelling van deze teams varieert naar gelang van het type noodsituatie en de specifieke eisen die daardoor worden gesteld).
* Opleidingsprogramma ter verbetering van de inzetbaarheid. Het doel is een opleidingsprogramma op te zetten waardoor het vermogen tot samenwerking van de betrokken teams moet worden vergroot en een optimale onderlinge complementariteit moet worden bevorderd. Dit programma zal gezamenlijke opleidingscursussen en oefeningen omvatten en zal teamleden tevens de kans geven voor korte periodes gedetacheerd te worden bij teams in andere lidstaten.
* Evaluatie- en coördinatieteams. Het doel is het mogelijk te maken een klein evaluatie- en coördinatieteam te mobiliseren en onmiddellijk naar de plaats van de ramp te sturen om ter plaatse voor een betere efficiency en coördinatie te zorgen en te bepalen welke middelen het beste in die bepaalde noodsituatie kunnen worden ingezet, alsook, waar nodig, te zorgen voor de contacten met de bevoegde instanties van het land dat bijstand vraagt.
* Totstandbrenging van een gemeenschappelijk communicatiesysteem voor noodsituaties. Het doel is een gemeenschappelijk operationeel systeem te ontwikkelen voor de communicatie tussen de instanties voor civiele bescherming van de lidstaten en de bevoegde diensten van de Commissie in noodsituaties.
4.2. Bovenvermelde interventieteams zouden het kernelement van de regeling vormen. Bij de beheersing van noodsituaties is er echter altijd een grote behoefte aan flexibiliteit en daarom moet de lidstaten en derde landen de gelegenheid worden gegeven om in bijzondere noodsituaties een beroep te doen op ander gespecialiseerd personeel en om specifieke uitrusting te verzoeken. De met civiele bescherming belaste instanties in de lidstaten en daarnaast ook niet-gouvernementele organisaties en andere op dit gebied actieve entiteiten kunnen deze hulpmiddelen verstrekken. Bovendien zal gebruik moeten worden gemaakt van de diensten van een wetenschappelijk en technisch netwerk dat gevaren en risico's kan helpen inschatten.
In geval van een noodsituatie binnen de Unie wordt het systeem geactiveerd door de lidstaat waar de noodsituatie zich voordoet. Deze lidstaat moet de noodsituatie melden en kan indien nodig om bijstand door andere lidstaten verzoeken. Zulke verzoeken kunnen hetzij rechtstreeks aan andere lidstaten worden gericht, hetzij worden gedaan via de 24 uur per etmaal bereikbare operationele structuur van het DG Milieu via het noodcommunicatiesysteem waarin dit voorstel voorziet.
De operationele structuur van het DG milieu komt in actie zodra de melding is ontvangen; zij verricht onmiddellijk een eerste evaluatie van de situatie en licht indien nodig de overige lidstaten in. Vervolgens kan zij verzoeken om teams, uitrusting of andere specifieke hulpmiddelen doorgeven.
De structuur kan ook een evaluatie- en coördinatieteam ter beschikking stellen van de lidstaat die met de noodsituatie te maken heeft. Dit team zorgt dan voor de contacten met de structuur en met de assisterende lidstaten teneinde een optimale gezamenlijke interventiecapaciteit tot stand te brengen.
Er dient op te worden gewezen dat de verantwoordelijkheid voor de besluitvorming te allen tijde volledig blijft berusten bij de lidstaten die om bijstand verzoeken of deze verlenen.
Wanneer zich een technologische of natuurramp voordoet buiten de Unie, kan een derde land om bijstand door de Gemeenschap en/of haar lidstaten verzoeken. Dergelijke verzoeken kunnen rechtstreeks worden ingediend bij de Commissie, dan wel via een lidstaat of andere kanalen worden gedaan. Na ontvangst van een dergelijk verzoek activeert de operationele structuur van het DG Milieu het mechanisme en gaat zij verder op dezelfde wijze te werk als bij noodsituaties binnen de Unie wat betreft het coördineren van de interventies van de teams uit de lidstaten die bereid zijn bijstand te verlenen.
De interventies in de beginfase van een ramp zouden reddingsoperaties en het bieden van de dringendste humanitaire hulp omvatten. Zij zouden worden uitgevoerd in nauwe samenwerking met het Humanitaire Bijstandsbureau van de Europese Gemeenschap (ECHO) om te zorgen voor een soepele overgang naar het stadium waarin deze laatste de humanitaire taken kan overnemen.
Het versterkte mechanisme voor civiele bescherming zou voorts een bijdrage kunnen leveren tot het algemene niet-militaire ingrijpen van de Unie bij crises in derde landen in het kader van het gemeenschappelijke buitenlandse veiligheidsbeleid waartoe is besloten op de Europese Raad van Helsinki.
Twee belangrijke politieke kwesties moeten worden geregeld om de doeltreffendheid van een versterkte EU-samenwerking op dit gebied te waarborgen, namelijk:
* een politieke verbintenis door de lidstaten om deel te nemen aan dit versterkte Europese mechanisme voor de coördinatie van interventies;
* een uitnodiging aan het adres van de kandidaat-landen om zich er eveneens toe te verbinden aan dit mechanisme deel te nemen.
Het gaat hier om fundamentele kwesties: de recente ervaringen met grote rampen hebben duidelijk de technische beperkingen van het bestaande systeem aangetoond. Alleen een eenduidige politieke toezegging, die op het hoogste niveau wordt gedaan, kan de effectiviteit daarvan op lange termijn waarborgen.
In artikel 2 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is onder meer bepaald dat de Gemeenschap tot taak heeft om, door de uitvoering van het gemeenschappelijk beleid of de gemeenschappelijke activiteiten bedoeld in artikel 3, de sociale samenhang en de solidariteit tussen de lidstaten te bevorderen. Volgens artikel 2, lid 1, onder u), van het Verdrag omvatten die activiteiten maatregelen op het gebied van civiele bescherming. Artikel 308 van het EG-Verdrag verschaft hiervoor de juridische grondslag.
In artikel 2, onder b), van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor atoomenergie is bepaald dat de Gemeenschap voor de vervulling van haar taak uniforme veiligheidsnormen moet vaststellen voor de gezondheidsbescherming van de bevolking en de werknemers en ervoor moet waken dat deze worden toegepast. Hoofdstuk 3 van het Euratom-Verdrag bevat bepalingen voor de bescherming van de gezondheid van de bevolking en de werknemers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren. Artikel 203 van het Euratom-Verdrag verschaft de juridische grondslag voor maatregelen ter verwezenlijking van één van de doelstellingen van de Gemeenschap.
Het Economisch en Sociaal Comité zal over dit voorstel worden geraadpleegd en daarnaast zal dit voor advies worden voorgelegd aan het Comité van de Regio's, aangezien een mechanisme van dit type ook van belang is voor regionale en lokale autoriteiten.
Overzicht van andere met civiele bescherming samenhangende activiteiten van de Gemeenschap
Een kort overzicht van de communautaire activiteiten op dit gebied is verreist om de achtergrond en context van dit voorstel te schetsen. Civiele bescherming kan over het algemeen worden aangemerkt als een inter-departementale activiteit. Het doel daarvan is personen, het milieu en goederen te beschermen. Civiele bescherming omvat de volgende vier hoofdstadia:
* preventie van ongevallen;
* paraatheid voor onmiddellijk ingrijpen;
* optreden in noodsituaties;
* herstelmaatregelen na rampen.
Afgezien van de bovenvermelde communautaire systemen ter vergemakkelijking van wederzijdse bijstand houdt de EU zich momenteel ook bezig met algemene activiteiten die relevant zijn voor de civiele bescherming; de kernelementen daarvan kunnen in de volgende drie categorieën worden ingedeeld:
* Civiele bescherming: op 9 december 1999 heeft de Raad zijn goedkeuring gehecht aan een communautair actieprogramma voor civiele bescherming met een looptijd van vijf jaar (2000-2004) i. Het is niet de bedoeling dat dit actieprogramma in de plaats komt van de eigen activiteiten van de lidstaten op dit gebied, maar dat het, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, deze ondersteunt en aanvult. De twee hoofdprioriteiten van het programma zijn het voorkomen van rampen en publieksvoorlichting. Tevens wordt voorzien in diverse andere activiteiten, zoals workshops, uitwisseling van deskundigen en oefeningen, die als doel hebben de paraatheid in de Gemeenschap te verhogen en ervaringen uit te wisselen.
* Accidentele verontreiniging van de zee: aan de ontwikkeling van communautaire samenwerking op dit gebied wordt al gewerkt sinds 1978. Aan een besluit van de Raad en het Europees Parlement tot vaststelling van een geconsolideerd zevenjarig (2000-2006) communautair kader voor samenwerking op het gebied van accidentele verontreiniging van de zee zal weldra de laatste hand worden gelegd (interinstitutioneel dossier 98/0350(COD)). De binnen dit kader te ontwikkelen activiteiten omvatten opleidingscursussen, modelprojecten ter verbetering van schoonmaaktechnieken en de totstandbrenging van een communautair informatiesysteem. Het algemene doel van het optreden van de Gemeenschap op dit gebied is de inspanningen van de lidstaten aan te vullen en te ondersteunen zodat deze beter het hoofd kunnen bieden aan gevallen van zeeverontreiniging.
* Seveso II: met de Richtlijn 96/82/EG i betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken ("Seveso II"-richtlijn) wordt beoogd dergelijke ongevallen te voorkomen en de gevolgen daarvan voor mens en milieu te beperken. Daarbij zijn nieuwe eisen ingevoerd betreffende veiligheidsbeheersystemen, rampenplannen en ruimtelijke ordening, alsook bepalingen inzake door de lidstaten uit te voeren inspecties.
Een groot aantal andere beleidsonderdelen van de Commissie omvat initiatieven die ook een bijdrage leveren aan de doelstellingen van de civiele bescherming (namelijk bescherming van personen, het milieu en goederen), onder andere op de volgende terreinen:
* Stralingsbescherming: Beschikking 87/600/Euratom van de Raad inzake snelle uitwisseling van informatie in geval van stralingsgevaar i. Het 24 uur per etmaal operationele ECURIE-systeem wordt regelmatig getest bij de contactpunten van de lidstaten, en met steun van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek in Ispra worden verdere technische ontwikkelingen gerealiseerd. Daarnaast moet de Commissie krachtens Verordening (Euratom) nr. 3954/87 van de Raad i indien nodig onmiddellijk het nationaal toelaatbare niveau van radioactieve besmetting van levensmiddelen en diervoeders vaststellen.
* Structuurfondsen: een ander belangrijk onderdeel van het optreden van de Gemeenschap op het gebied van civiele bescherming is de forse financiële steun die wordt verleend aan onder de doelstellingen van de Structuurfondsen vallende gebieden die getroffen kunnen worden door rampen. Door de Structuurfondsen medegefinancierde programma's geven extra manoeuvreerruimte in noodsituaties. In het verleden zijn verschillende opties aangehouden voor het omgaan met natuurrampen. Gevraagd kan worden om in eenzelfde lidstaat financiële middelen over te hevelen tussen verschillende maatregelen binnen eenzelfde programma of tussen verschillende programma's, met dien verstande dat deze optie alleen in bepaalde omstandigheden openstaat. In de nieuwe richtsnoeren voor programma's die door het EFRO moeten worden medegefinancierd in het kader van het communautaire initiatief INTERREG III wordt uitdrukkelijk bepaald dat civiele bescherming en preventie van rampen daarvoor in aanmerking komen. In dergelijke preventieve maatregelen wordt voor beide voorzien in het onderdeel grensoverschrijdende samenwerking alsook in het onderdeel transnationale samenwerking van het communautaire initiatief INTERREG III.
* Bedrijfsleven: Richtlijn 89/106/EEG van de Raad i betreffende voor de bouw bestemde producten beoogt ervoor te zorgen dat die producten zodanige eigenschappen bezitten dat gebouwen en andere constructies waarin zij worden verwerkt kunnen voldoen aan fundamentele voorschriften, onder andere inzake mechanische stabiliteit, brandveiligheid en gebruiksveiligheid. Er wordt voorzien in financiering en steun voor daarmee samenhangende normalisatiewerkzaamheden en de ontwikkeling van Europese codes voor structureel ontwerp (Eurocodes), waarbij onder andere rekening wordt gehouden met het gedrag van constructies bij natuurgevaren zoals brand, aardbevingen en sneeuwbelasting.
* Landbouw: Verordening (EEG) nr. 2158/92 van de Raad van 23 juli 1992 i betreffende de bescherming van de bossen in de Gemeenschap tegen brand zet de inspanningen van de lidstaten op het gebied van bosbrandpreventie kracht bij, en zorgt er terzelfder tijd voor dat bosbouwmaatregelen met steun uit andere bronnen, zoals subsidies voor plattelandsontwikkeling in brandgevaarlijke gebieden, gekoppeld worden aan beschermingssystemen door het opzetten van geïntegreerde plannen voor bescherming tegen bosbranden. Voorts heeft deze verordening het mogelijk gemaakt een communautair informatiesysteem betreffende bosbranden op te richten dat kan zorgen voor de uitwisseling van informatie tussen op dit gebied actieve internationale/supranationale organisaties.
* Energie en vervoer: wat de veiligheid in het wegvervoer betreft, is communautaire wetgeving vastgesteld in de vorm van diverse beleids- en technische maatregelen. Er zijn sociale bepalingen die voorzien in normen voor het behalen van een rijbewijs, regels inzake rij- en rusttijden voor bestuurders van bedrijfsvoertuigen, alsook de verplichting een veiligheidsgordel te dragen. Qua technische maatregelen is voorzien in een rijvaardigheidstest alsook in een groot aantal veiligheidsnormen in het kader van de typegoedkeuring van voertuigen. Ook zijn er normen voor het vervoer van gevaarlijke goederen, inzake beperking van de maximumsnelheid en betreffende gewichten en afmetingen van zware bedrijfsvoertuigen. Ook zijn belangrijke inspanningen gedaan om de heersende cultuur op het gebied van verkeersveiligheid te verbeteren. In dit verband is onlangs een mededeling over de veiligheid op de weg aangenomen. De bestaande activiteiten met betrekking tot de veiligheid op zee zijn gericht op ongevalpreventie, de bescherming van mensenlevens en het milieu en het op peil houden van de veiligheid van de zeevaart. Daarbij gaat de aandacht vooral uit naar de veiligheid van olietankers; in dit verband dient met name de goedkeuring door de Commissie te worden vermeld van een pakket voorstellen ter voorkoming van de rampen zoals die met de Erika. Als onderdeel van het Gallileo-initiatief werkt de Commissie aan toekomstige communautaire maatregelen die een aanzienlijk effect zullen hebben op de opzet van opsporings- en reddingsactiviteiten, met name het vinden van slachtoffers van ongevallen. Hetzelfde geldt wellicht voor de voorbereiding van communautaire wetgeving in de context van de 'Europese gemeenschappelijke luchtvaartruimte'. Wat de veiligheid van de kernenergie aangaat, berust de verantwoordelijkheid in de eerste plaats bij de bevoegde nationale instanties van de lidstaten. Er bestaan internationale overeenkomsten die voorzien in het in een vroeg stadium melden van en het verlenen van bijstand bij kernongevallen of stralingsgevaar.
* Onderzoek: binnen het vijfde kaderprogramma wordt via het onderdeel generieke activiteiten van het onderzoekprogramma Milieu steun verleend voor projecten voor de bestrijding van belangrijke natuurlijke en technologische risico's. Wat betreft natuurlijke risico's hebben aardbevingen, overstromingen en hydrogeologische risico's, vulkanische activiteit en bosbranden prioriteit. Bij de activiteiten met betrekking tot technologische risico's ligt het accent op het doorgronden van processen en het evalueren, voorspellen, verminderen en beheersen van risico's in verband met de exploitatie van door de mens gerealiseerde structuren en industriële installaties.
* Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek: binnen het vijfde kaderprogramma heeft het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek reeds wetenschappelijke en technische ondersteuning geleverd voor communautaire samenwerking inzake civiele bescherming; het ging onder andere om bewaking van overstromingen en bosbranden, de totstandbrenging van het communautaire systeem voor de uitwisseling van informatie over rampen, de ontwikkeling van technieken ter ondersteuning van besluitvorming, risicoanalyse, preventie van technologische rampen en evaluatie van de milieukwaliteit. Het GCO kan ook technische ondersteuning verstrekken met betrekking tot technologische en natuurrampen, inclusief risicoanalyse en preventieve maatregelen.
* Informatiemaatschappij: het programma Trans-Europese Telecommunicatienetwerken (TEN-Telecom) ondersteunt projecten inzake de beheersing van risico's en noodsituaties die onder andere betrekking hebben op beheersing van overstromingen, bosbranden en aardbevingen, beheersing van industriële risico's, bewaking van zee, ijs en kustwateren en toezicht op onbeheerde plekken. In het kader van het IST-programma wordt steun verleend voor projecten op het gebied van milieubescherming en ontmijning, alsook voor de tenuitvoerlegging van de beschikking van de Raad van 29 juli 1991 inzake de invoering van een gemeenschappelijk Europees oproepnummer voor hulpdiensten (112) [9]. Onlangs is een coördinatiegroep bestaande uit vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en de bevoegde instanties opgericht met de opdracht onderzoek te doen naar de mogelijkheid de hulpdiensten toegang te verlenen tot informatie waardoor noodoproepen kunnen worden gelokaliseerd.
* Onderwijs en cultuur: verschillende projecten hebben raakpunten met de civiele bescherming, met name projecten in het kader van het Leonardo-programma van het programma Europees vrijwilligerswerk.
* Buitenlandse betrekkingen: in het kader van het gemeenschappelijk Europees veiligheids- en defensiebeleid werkt de Unie aan de ontwikkeling van capaciteit voor niet-militaire crisisbeheersing. Binnen het buitenlandse beleid heeft de Gemeenschap zich via de Commissie op dit gebied reeds sterk geprofileerd door middel van een brede scala aan instrumenten voor diverse doeleinden die gericht zijn op uiteenlopende regio's. Om de Commissie in staat te stellen snel en efficiënt te reageren op dreigende en werkelijke crises zal het bestaande instrumentarium op grootscheepse wijze moeten worden aangepast. Het voorstel van de Commissie voor een Snellereactiefaciliteit, dat nu in behandeling is bij de Raad, beoogt steun te verlenen voor tot de eerste pijler behorende acties met betrekking tot crisispreventie en -beheersing waarvoor dringend behoefte is aan financiering die volgens de huidige begrotingspraktijk niet kan worden gerealiseerd. De Snellereactiefaciliteit en de nieuwe crisisbeheersingseenheid die bij de Commissie wordt opgericht dienen te worden beschouwd als twee complementaire elementen van een groter geheel. Deze initiatieven zullen resulteren in verdere maatregelen, inclusief de ontwikkeling van een nieuwe strategische visie over de wijze waarop een anticiperend optreden van de Commissie kan worden bevorderd en deze zich sterker kan profileren op veiligheidsgebied. De ACS-EG-partnerschapsovereenkomsten omvatten specifieke clausules en financieringsmogelijkheden voor ramppreventie en het verlenen van bijstand in noodsituaties.
* Bescherming van de volksgezondheid en van de consumenten: het actieprogramma inzake letselpreventie zal een bijdrage leveren aan activiteiten met betrekking tot de volksgezondheid die erop gericht zijn het voorkomen van letsels te beperken. Tevens is een interdienstenwerkgroep opgericht die zich gaat bezighouden met de brandveiligheid van hotels. Vóór eind 2000 wordt hierover een verslag verwacht. Als onderdeel van de veiligheid van bepaalde diensten zullen brandveiligheidsaspecten worden onderzocht in het kader van de activiteiten op het gebied van de veiligheid van diensten die door de Commissie zijn aangekondigd in haar actieplan voor het consumentenbeleid voor de periode 2000-2001.
* ECHO: ECHO is één van de belangrijkste mondiale verstrekkers van humanitaire hulp buiten de Europese Unie. In de afgelopen jaren is in het kader van dit initiatief jaarlijks in totaal 500 à 800 miljoen euro besteed in meer dan 60 landen. In 1999 werd 64 miljoen euro aan humanitaire steun voor de slachtoffers van natuurrampen in derde landen verleend. In het kader van het ECHO-programma inzake paraatheid voor rampen ("DIPECHO") worden modelprojecten gefinancierd in verschillende rampgevoelige regio's in de wereld. Het is gebaseerd op Verordening (EG) nr. 1257/96 betreffende humanitaire hulp, waarin is bepaald dat één van de hoofddoelstellingen van humanitaire steun bestaat in 'het bewerkstelligen van een goede voorbereiding op dreigende natuurrampen of vergelijkbare uitzonderlijke omstandigheden, alsmede het opzetten van een geschikt systeem voor tijdige waarschuwing en interventie' (artikel 2, onder f)). DIPECHO beschikt over een budget van 7,5 miljoen euro in 2000. Ter versterking van zijn capaciteit om tijdig waarschuwingen te laten uitgaan werkt ECHO momenteel aan de ontwikkeling van een op het internet gebaseerd informatiesysteem dat in de hele wereld systematisch rampgevoelige gebieden moet observeren. Door het analyseren van de informatie op zorgvuldig geselecteerde gespecialiseerde internetsites, satellietbeelden en databanken zal het systeem dagelijks een overzicht van de situatie in de wereld met betrekking tot potentiële rampen produceren.
* Justitie en binnenlandse zaken: politietaken bij activiteiten op het gebied van civiele bescherming betreffen het identificeren van slachtoffers door forensische experts, alsook het handhaven van de openbare orde en veiligheid. Daarnaast zal de civiele politie een belangrijk onderdeel vormen van voornoemde capaciteit voor niet-militaire crisisbeheersing. In politiesamenwerking is voorzien bij het Verdrag betreffende de Europese Unie, waarin de Commissie met een aantal verantwoordelijkheden op dit gebied wordt belast.