Toelichting bij COM(2000)47 - Lijst van prioriteitstoffen op het gebied van het waterbeleid

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Inleiding

2. Het systeem

2.1. De uitgangspunten

2.2. Gedetailleerde beschrijving van de geautomatiseerde bepaling van de prioriteit-rangorde volgens de COMMPS-procedure

2.2.1. Kandidaat-stoffen

2.2.2. Prioriteit-ranglijsten voor het aquatisch compartiment (lijsten A + B)

2.2.3. Prioriteit-ranglijst voor het sediment-compartiment (lijst C)

2.2.4. Prioriteit-ranglijsten voor metalen (lijst D)

2.3. Beoordeling door deskundigen voor de selectie van prioriteitstoffen

2.3.1. Selectie van stoffen uit lijst A (organische stoffen op basis van aquatische monitoringgegevens):

2.3.2. Selectie van stoffen uit lijst B (organische stoffen op basis van blootstellingsgegevens uit aquatische modellen):

2.3.3. Selectie van stoffen uit lijst C (organische stoffen op basis van monitoringgegevens in sedimenten):

2.3.4. Selectie van metalen uit lijst D (op basis van aquatische monitoringgegevens):

3. Ontwikkeling van de COMMPS-procedure in de toekomst

3.1. Algemene opmerkingen

3.2. Het zeewatercompartiment

3.3. Het grondwatercompartiment

3.4. De databank

3.5. Andere onderwerpen

3.6. Herziening

4. De voorgestelde beschikking van het Parlement en de Raad

Rechtsgrondslag



6. Evaluatie van de effecten op het bedrijfsleven

BESCHIKKING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van de lijst van prioriteitstoffen op het gebied van het waterbeleid

BIJLAGE

1.

Samenvatting



Krachtens artikel 16 (het voormalige artikel 21) van de voorgestelde richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid  i, hierna de Waterkaderrichtlijn (WKR) genoemd, moet het voorstel met een eerste lijst van prioriteitstoffen uiterlijk op 31 december 1999 door de Commissie worden ingediend. Krachtens de voorgestelde WKR (artikel 10, het voormalige artikel 12 bis) moet voor deze stoffen de 'gecombineerde aanpak' worden gevolgd, hetgeen betekent dat voor deze stoffen geharmoniseerde Europese waterkwaliteitsnormen en maatregelen voor emissiebeheersing worden ingevoerd.

De prioriteitenlijst moet worden gebaseerd op de risico's voor het aquatisch ecosysteem en de gezondheid van de mens via het aquatisch milieu. De voorgestelde WKR bevat drie mogelijkheden om prioriteitstoffen te specificeren. De enige die binnen een redelijk korte termijn praktisch gezien haalbaar is, vereist een 'vereenvoudigde, op wetenschappelijke grondslagen berustende risicobeoordelings procedure' waarbij rekening wordt gehouden met de intrinsieke gevaren van stoffen en de blootstelling van ecosystemen op basis van de gegevens van monitoring en modellen.

Op basis hiervan is in samenwerking met een consultant (het Fraunhofer-instituut voor milieuchemie en ecotoxicologie in Duitsland, hierna kortweg 'Fraunhofer-instituut' genoemd) een gecombineerd op monitoring en modellen gebaseerd systeem voor prioriteitstelling ontwikkeld (combined monitoring-based and modelling-based priority setting: COMMPS). Hierbij wordt uitgegaan van een geautomatiseerde rangschikking van stoffen waarvoor voldoende gegevens beschikbaar zijn aan de hand van hun relatieve risico voor het aquatisch milieu en een uiteindelijke selectie van de prioriteitstoffen op grond van een beoordeling door deskundigen.

Tijdens vergaderingen die in februari en juli 1998 zijn gehouden, is de COMMPS-procedure door deskundigen van de lidstaten, het Wetenschappelijk Comité voor de toxiciteit, de ecotoxiciteit en het milieu (WCTEM), het Europees Bureau voor chemische producten (ECB), de industrie, waterleidingbedrijven en milieuorganisaties besproken. Tijdens de vergadering in juli 1998 is een eerste studie van het Fraunhofer-instituut, waarin de effectiviteit van de COMMPS-procedure wordt aangetoond, gepresenteerd. Naar aanleiding van opmerkingen en aanvullende informatie van bovengenoemde deskundigen heeft het Fraunhofer-instituut de COMMPS-procedure grondig herzien, waarbij ook rekening is gehouden met de vakkennis van een door de Commissie gecontracteerde statisticus. In de herziene Fraunhofer-studie zijn ongeveer 750.000 individuele gegevens van de monitoring van oppervlaktewater en ongeveer 70.000 individuele gegevens van de monitoring van sedimenten verwerkt. De gegevens zijn verstrekt door alle vijftien lidstaten en de Europese unie van nationale verenigingen van waterleidingbedrijven en afvalwaterdiensten (EUREAU). De modelgegevens zijn afkomstig van het Europees Bureau voor chemische producten en deze zijn derhalve volledig compatibel met de databank die voor de prioriteitstelling van bestaande stoffen is gebruikt.

De herziene COMMPS-studie bevat de volgende op risico's gebaseerde ranglijsten:

- een lijst aan de hand van een geraamde blootstelling op basis van gegevens van de monitoring van oppervlaktewater (lijst op basis van monitoring);

- een lijst aan de hand van een geraamde blootstelling op basis van gegevens van modellen voor oppervlaktewater (lijst op basis van modellen);

- een lijst aan de hand van een geraamde blootstelling op basis van gegevens van de monitoring van sedimenten (sedimentenlijst);

- verschillende ranglijsten voor metalen op basis van verschillende scenario's voor blootstelling en effecten (metaallijsten).

De verschillende blootstellingscenario's zijn gecombineerd met de effecten van de stoffen waarbij rekening is gehouden met ecotoxicologische effecten voor waterorganismen (directe effecten), bioaccumulatie (indirecte effecten) en toxiciteit (effecten op de gezondheid van de mens). Uit de verschillende ranglijsten heeft het Fraunhofer-instituut een deelverzameling van hoog genoteerde 'kandidaat-prioriteitstoffen' geselecteerd en deze stuk voor stuk beoordeeld om te bepalen welke stoffen voor opneming in de eerste prioriteitenlijst in aanmerking komen.

De herziene COMMPS-studie is tijdens een vergadering van deskundigen op 19 april 1999 gepresenteerd en besproken. Men was het er algemeen over eens dat de aanbevolen lijst gezien de beschikbare tijd gebaseerd is op optimale wetenschappelijke gegevens. Aan de hand van opmerkingen van deskundigen heeft de Commissie de aanbevolen lijst van het Fraunhofer-instituut herzien en de laatste hand gelegd aan bijgaand voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de lijst van prioriteitstoffen op het gebied van het waterbeleid.


TOELICHTING

Inleiding



1. In 1997 heeft de Commissie een voorstel ingediend voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid. De Raad heeft op 22 oktober 1999 een gemeenschappelijk standpunt inzake dit voorstel vastgesteld  i. Deze richtlijn zal, wanneer zij is vastgesteld, de basiswetgeving vormen voor de bescherming van het Europees aquatisch milieu.

2. In artikel 10 (nieuw)/12 bis (oud) en artikel 16 (nieuw)/21 (oud)  i van de voorgestelde richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid, hierna WKR genoemd, wordt de strategie van de Gemeenschap voor de vaststelling van geharmoniseerde kwaliteitsnormen en emissiebeheersing van gevaarlijke stoffen (gecombineerde aanpak) vastgesteld. Na een overgangsperiode vervangt deze regeling het beleid voor emissiebeheersing dat is vastgesteld krachtens Richtlijn 76/464/EEG van de Raad betreffende de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatisch milieu van de Gemeenschap worden geloosd  i en de in het kader daarvan vastgestelde richtlijnen.

3. Richtlijn 76/464/EEG is momenteel het belangrijkste communautaire instrument voor de regulering van gevaarlijke stoffen die in het oppervlaktewater worden geloosd. In 1982 bevatte de Mededeling van de Commissie aan de Raad betreffende gevaarlijke stoffen die dienen te worden opgenomen in lijst I van Richtlijn 76/464/EEG van de Raad  i ongeveer 130 stoffen die op grond van hun hoge productievolume en hun toxiciteit, persistentie en bioaccumulatie in aanmerking kwamen voor een optreden van de Gemeenschap. Na de publicatie van deze lijst zijn 17 stoffen gereguleerd krachtens dochterrichtlijnen (82/176/EEG, 83/513/EEG, 84/156/EEG, 84/491/EEG en 86/280/EEG)  i die in het kader van Richtlijn 76/464/EEG van de Raad zijn vastgesteld.

4. Om verschillende redenen werd het steeds moeilijker nieuwe dochter richtlijnen in te voeren. In de eerste plaats was men algemeen van mening dat de alleen op water gerichte aanpak van Richtlijn 76/464/EEG althans voor grote installaties onvoldoende rekening zou houden met de algehele bescherming van het milieu, waaronder ook de emissie in de lucht en afval en andere aspecten zoals een rationeel energieverbruik moeten vallen. In de tweede plaats bood Richtlijn 76/464/EEG de keuze tussen een technisch omschreven emissiebeheersing en kwaliteitsdoelstellingen. Dit is strijdig met de steeds overtuigender aanwijzingen dat alleen een 'gecombineerde aanpak' met beide instrumenten afdoende is voor een bescherming op hoog niveau. Ten derde bevatte Richtlijn 76/464/EEG geen rationele en systematische aanpak voor de prioriteitstelling bij stoffen waarvoor communautaire maatregelen moeten worden ontwikkeld.

5. Met de vaststelling van Richtlijn 96/61/EG van de Raad inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging  i (de IPPC-richtlijn) voor grote installaties is het eerste probleem met succes opgelost, maar is er niets gedaan aan de andere problemen. In 1997 heeft de Commissie een voorstel geformuleerd voor een richtlijn inzake de emissiebeheersing bij het midden- en kleinbedrijf, dat bij de raadpleging van de lidstaten nauwelijks gesteund werd en kritiek kreeg omdat het te star zou zijn en niet zou voldoen aan het subsidiariteitsbeginsel. Uiteindelijk heeft de Commissie uit deze ontwikkelingen de conclusie getrokken dat de regeling van Richtlijn 76/464/EEG het best zou kunnen worden vervangen door een adequate wijziging van de voorgestelde WKR.

6. De maatregelen van artikel 16 (nieuw)/artikel 21 (oud) van de voorgestelde WKR behelzen de invoering van de gecombineerde aanpak, zoals gedefinieerd in artikel 10 (nieuw)/artikel 12 bis (oud) van de WKR, op communautair niveau. De gecombineerde aanpak vereist de invoering van twee onafhankelijke soorten maatregelen: emissiebeheersing aan de bron en de vaststelling van kwaliteitsnormen om te meten hoe goed deze beheersing geslaagd is.

7. Bovendien bevat artikel 16 (nieuw)/artikel 21 (oud) voor het eerst een wettelijk kader en een duidelijke methodologische grondslag voor de prioriteitstelling bij stoffen waarvoor de vaststelling van kwaliteitsnormen en emissiebeheersing op communautair niveau wordt overwogen.

8. In het oorspronkelijke voorstel voor de WKR van 1997 heeft de Commissie 31 december 1998 als ambitieuze uiterste termijn gesteld voor de voltooiing van een voorstel inzake de vaststelling van de lijst van prioriteitstoffen op het gebied van het waterbeleid (hierna de 'prioriteitenlijst' genoemd). Zij kreeg echter nog steeds significante kritiek omdat gevreesd werd dat de voorgestelde procedure voor prioriteitstelling vanwege de complexiteit te veel tijd zou vergen en zodoende de verdere ontwikkeling van communautaire maatregelen sterk zou belemmeren. Naar aanleiding hiervan heeft de Commissie zo spoedig mogelijk een begin gemaakt met besprekingen met deskundigen over de ontwikkeling van een algemeen aanvaard algoritme voor de prioriteitstelling. Drie discussierondes met deskundigen tussen februari 1998 en april 1999 hebben uiteindelijk in samenwerking met een consultant geleid tot de ontwikkeling van een gecombineerde op monitoring en modellen gebaseerd procedure voor prioriteitstelling (combined monitoring-based and modelling-based priority setting: de COMMPS-procedure) en deze is gevolgd bij de specificatie van de in dit voorstel opgenomen prioriteitstoffen.

9. De lijst met prioriteitstoffen zal een belangrijke rol spelen bij de totstandkoming van de toekomstige regulering voor de bescherming van de communautaire wateren. Een van de belangrijkste juridische gevolgen van de vaststelling van prioriteitstoffen is dat de Commissie binnen de in artikel 16 (nieuw)/artikel 21 (oud) van de voorgestelde WKR gespecificeerde termijn voorstellen voor emissiebeheersing en kwaliteitsnormen moet indienen. De Commissie is van mening dat een beschikking van het Europees Parlement en de Raad het geschiktste rechtsinstrument is om de prioriteitenlijst officieel vast te stellen.

10. Onderstaand wordt een kort overzicht gegeven van de gang van zaken bij de selectie van de voorgestelde stoffen.

2. Het systeem

2.1. De uitgangspunten

In lid 2 van artikel 16 (nieuw)/artikel 21 (oud) van de voorgestelde WKR worden drie mogelijk strategische routes voor de vaststelling van prioriteitstoffen ingevoerd:

een risicobeoordeling krachtens Verordening (EEG) nr. 793/93  i van de Raad, Richtlijn 91/414/EEG  i van de Raad en Richtlijn 98/8/EG  i van het Europees Parlement en de Raad,

een gerichte risicobeoordeling (volgens de methode van Verordening (EEG) nr. 793/93) waarin uitsluitend wordt gelet op aquatische ecotoxiciteit en toxiciteit voor de mens via het aquatische milieu,

of, wanneer dat binnen de gestelde termijn niet haalbaar is,

een vereenvoudigde op wetenschappelijke grondslagen berustende risicobeoordelingsprocedure waarbij met name rekening wordt gehouden met:

_ gegevens over het intrinsieke gevaar van de betrokken stof, met name de aquatische ecotoxiciteit en de toxiciteit voor de mens door blootstelling via het aquatische milieu,

_ gegevens verkregen uit de monitoring van wijdverbreide milieuverontreiniging en

_ andere aangetoonde factoren die op de mogelijkheid van wijdverbreide milieuverontreiniging wijzen, bijvoorbeeld de omvang van productie of gebruik van de betrokken stof en de gebruikspatronen.

11. De uiteindelijke doelstelling van het voorstel voor een waterkaderrichtlijn ten aanzien van gevaarlijke stoffen blijft weliswaar onderwerp van gesprek in de toekomstige onderhandelingsfasen, maar bovengenoemde selectiestrategie heeft van het Europees Parlement geen significante kritiek gekregen en is door de Raad overgenomen in het gemeenschappelijke standpunt van 22 oktober 1999.

12. Risicobeoordelingen krachtens Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en krachtens Richtlijn 91/414/EEG van de Raad worden voor elke stof afzonderlijk volgens een duidelijke maar tijdrovende procedure uitgevoerd. Dit betekent dat er nog maar voor betrekkelijk weinig stoffen een risicobeoordeling is uitgevoerd. Krachtens Richtlijn 98/8/EG van de Raad is er tot op heden nog geen enkele risicobeoordeling uitgevoerd. Het is dan ook duidelijk dat de risicobeoordeling in zijn huidige vorm geen voldoende ruime grondslag voor de vaststelling van de prioriteitenlijst voor water vormt.

13. Een gerichte of ad-hoc risicobeoordeling wordt in het algemeen geacht minder tijdrovend te zijn aangezien deze minder omvangrijk hoeft te zijn. Er is echter geen algemeen erkende procedure voor de uitvoering van een dergelijke beoordeling en er kan toch nog geruime tijd mee gemoeid zijn. Hieruit blijkt duidelijk dat in de praktijk van bovengenoemde drie routes alleen methode (c) binnen een redelijk korte termijn uitvoerbaar is.

14. Met route (c) als uitgangspunt is een gecombineerde op monitoring en modellen gebaseerd procedure voor prioriteitstelling (combined monitoring-based and modelling-based priority setting: de COMMPS-procedure) ontworpen als een wetenschappelijk verantwoorde vereenvoudigde methode voor prioriteitstelling op basis van risico's.

2.2. Gedetailleerde beschrijving van de geautomatiseerde bepaling van de prioriteit-rangorde volgens de COMMPS-procedure

15. De technische details van de COMMPS-procedure zijn beschreven in werkdocument M0498WD1 van de Commissie en in het onderzoekverslag (declaratie-ref: 98/788/3040/DEB/E1) 'Revised Proposal for a list of Priority Substances in the Context of the Water Framework Directive (COMMPS Procedure)' van het Fraunhofer-instituut voor milieuchemie en ecotoxicologie in Duitsland (hierna het 'COMMPS-verslag' genoemd). Hier wordt nu een kort overzicht van de technische procedure gegeven.

16. In de gangbare betekenis is risico de combinatie van de kans dat een ongewenste gebeurtenis zich voordoet en de ernst van de gevolgen van deze gebeurtenis. Voor aquatische ecosystemen kan risico in technischer termen worden uitgedrukt als het product van de concentratie van een stof in het aquatisch milieu en het intrinsieke gevaar van die stof voor dat systeem. De bedoeling van de COMMPS-procedure is een lijst van stoffen op te stellen waarvan de rangorde wordt bepaald door het relatieve risico dat ze voor het aquatisch ecosysteem opleveren. De rangorde van een stof wordt bepaald door een score die overeenkomt met de blootstelling van het milieu, te vermenigvuldigen met een score die overeenkomt met de ernst van de gevaarlijke effecten die deze stof kan hebben. In de volgende stap worden uit deze ranglijst de prioriteitstoffen geselecteerd door deskundigen die rekening houden met aanvullende informatie over de milieuproblemen die deze stoffen opleveren.

17. Aquatische ecosystemen bestaan uit verschillende subsystemen. Het aquatisch compartiment (oppervlaktewater) en het sedimentcompartiment zijn de twee belangrijkste subsystemen die in de COMMPS-procedure systematisch aan de orde komen.

2.2.1. Kandidaat-stoffen

18. De aan de COMMPS-procedure onderworpen stoffen zijn gekozen uit verschillende officiële lijsten en monitoringprogramma's. Deze 'lijst-gebaseerde aanpak' heeft als uitgangspunt dat ervoor moet worden gezorgd dat stoffen waarvan al bekend is dat ze problemen opleveren en waarover normaal gesproken voldoende informatie beschikbaar is, worden geselecteerd. Stoffen uit de volgende lijsten zijn in de COMMPS-procedure opgenomen:

_ lijst 1 en lijst 2 van Richtlijn 76/464/EEG van de Raad

_ bijlage 1A en bijlage 1D van de Derde Noordzeeconferentie

_ de prioriteitenlijsten 1-3 van Verordening nr. 793/93 van de Raad

_ de OSPAR-lijst van kandidaat-stoffen

_ de HELCOM-lijst van prioriteitstoffen

_ prioriteitenlijsten in het kader van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad.

19. Daarnaast zijn alle stoffen waarover monitoringgegevens beschikbaar waren, in de COMMPS-procedure opgenomen.

20. Deze stoffen zijn in de COMMPS-procedure aan de volgende beoordelingsfasen onderworpen.

2.2.2. Prioriteit-ranglijsten voor het aquatisch compartiment (lijsten A + B)

21. Bij de berekening van de aquatische blootstellingscore zijn voor de COMMPS-procedure twee belangrijke bronnen van blootstellingsgegevens gebruikt: monitoringgegevens en modelgegevens. De modelgegevens zijn echter alleen gebruikt als er geen of onvoldoende monitoringgegevens waren. Voor gewasbeschermingsmiddelen en metalen is alleen een beoordeling op basis van monitoring uitgevoerd omdat de geanalyseerde gegevens ruim voldoende waren en er geen adequate modellen beschikbaar waren.

22. Voor het COMMPS-verslag zijn monitoringgegevens verzameld uit alle vijftien lidstaten en van Europese waterleidingbedrijven. In totaal zijn ongeveer 752.000 individuele gegevens over 330 stoffen (waaronder metalen) verstrekt en beoordeeld. Aangezien de monitoringnetten van de lidstaten niet op een geharmoniseerde manier zijn opgezet, moesten er in de COMMPS-procedure strikte beoordelingsregels worden gehanteerd om de statistische relevantie van de gebruikte gegevens te waarborgen. De monitoringgegevens zijn onderzocht op geloofwaardigheid, representativiteit en statistische significantie. Op grond van deze beoordeling moest een aanzienlijk deel van de verstrekte gegevens worden geschrapt. Het COMMPS-criterium voor representativiteit vereist bijvoorbeeld dat de monitoring van een stof in ten minste drie lidstaten of in ten minste twee verschillende grensoverschrijdende stroomgebieden met twee of meer lidstaten plaatsvindt. Dit criterium heeft ertoe geleid dat het totale aantal stoffen met ongeveer 70% is gedaald omdat er voor veel stoffen slechts monitoringgegevens van één lidstaat beschikbaar waren. Na de selectie van de monitoringgegevens is voor elk monsternemingstation één algeheel gemiddelde berekend. Voor de bepaling van de blootstellingscore is het 90-percentiel van deze gemiddelden gebruikt. Vervolgens is de schaal genormaliseerd. zodat de maximale score 10 was. In totaal is een ranglijst met 86 stoffen samengesteld.

23. Gezien het grote aantal stoffen dat op statistische gronden is uitgesloten, is het heel belangrijk dat daarnaast modelgegevens als aanvullende informatiebron worden gebruikt. Met het oog op de consistentie gebruikt de COMMPS-procedure het EURAM-blootstellingsmodel dat is ontwikkeld voor de prioriteitstelling bij bestaande chemische stoffen krachtens Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad. Dit model levert op basis van bekende productievolumes, gebruikspatronen, verdeling in het milieu en afbraakprocessen een blootstellingscore op Europese schaal op. Het Europees Bureau voor chemische producten heeft blootstellingsgegevens voor 318 van de kandidaat-stoffen verstrekt. Voor de andere kandidaat-stoffen kon de blootstellingscore niet worden berekend, omdat de benodigde gegevens niet beschikbaar waren. Een aantal stoffen is van de procedure uitgesloten omdat het gewasbeschermingsmiddelen of anorganische metaalverbindingen zijn of omdat ze worden beschermd door met de industrie overeengekomen vertrouwelijkheidsregels. De meeste gewasbeschermingsmiddelen en metalen zijn echter al beoordeeld in het kader van de lijst op basis van monitoring. Uiteindelijk zijn 123 stoffen opgenomen in de lijst op basis van modellen.

24. Als aquatische effectscore wordt bij COMMPS een gecombineerde score gebruikt waarin rekening wordt gehouden met zowel directe en indirecte effecten op waterorganismen als effecten op de gezondheid van de mens. Directe toxische effecten worden uitgedrukt als concentraties zonder effect, die zijn afgeleid van ecotoxicologische testgegevens overeenkomstig de voorschriften van bijlage V van de voorgestelde WKR. Indirecte effecten van stoffen die in biologische organismen accumuleren worden uitgedrukt als de bioconcentratiefactor of de verdelingscoëfficiënt octanol/water. Effecten op de gezondheid van de mens via aquatische blootstelling, bijvoorbeeld door de consumptie van drinkwater of bij de vrijetijdsbesteding, worden uitgedrukt als R-zinnen die aangeven of er sprake is van carcinogeniteit, mutageniteit of teratogeniteit dan wel chronische effecten bij orale opname. De totale effectscore voor elke stof wordt genormaliseerd, zodat deze maximaal 10 is. Het relatieve gewicht van de directe en indirecte effecten en de effecten op de gezondheid van de mens is respectievelijk 5:3:2.

25. De voor de COMMPS-procedure gebruikte databank met gegevens over de effecten is diepgaand besproken en in samenwerking met deskundigen bijgewerkt. Hierbij is vooral gestreefd naar consistentie met lopende werkzaamheden op het gebied van risicobeoordeling en prioriteitstelling in het kader van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Richtlijn 91/414/EEG van de Raad.

26. De aquatische totaalscore die het relatieve risico van een stof voor het aquatische compartiment aangeeft, wordt in de COMMPS-procedure berekend als het product van de aquatische blootstellingscore en de aquatische effectscore. Aangezien er twee verschillende bronnen van blootstellingsgegevens naast elkaar zijn gebruikt, levert dit twee lijsten op waarvan er één op monitoringgegevens en de ander op modelgegevens is gebaseerd.

2.2.3. Prioriteit-ranglijst voor het sediment-compartiment (lijst C)

27. De kans bestaat dat stoffen met een sterke neiging tot accumulatie in sedimenten in het aquatisch compartiment slechts in lage concentraties voorkomen, zodat ze op de aquatische prioriteitenlijst een lage score halen. Daarom is in de COMMPS-procedure een aparte ranglijst voor het sediment-compartiment opgesteld.

28. De sediment-blootstellingscore is bij de COMMPS-procedure volledig analoog aan die van het aquatisch compartiment berekend. Voor het COMMPS-verslag zijn ongeveer 69.000 sediment-monitoringgegevens over 221 stoffen uit tien verschillende lidstaten verzameld. Na het onderzoek van geloofwaardigheid, representativiteit en statistische significantie waren er uiteindelijk gegevens over 60 stoffen voor de samenstelling van de ranglijst beschikbaar. Dit betekent dat het afvalpercentage vergelijkbaar was met het percentage voor de aquatische gegevens.

29. Omdat er geen adequate modellen beschikbaar zijn en vanwege de inherente onzekerheid bij de berekening van zowel effecten als blootstelling is er in de COMMPS-procedure voor het sediment-compartiment geen modelaanpak opgenomen. Dit betekent dat de blootstellingscore uitsluitend op monitoringgegevens gebaseerd is.

30. De sediment-effectscore is op dezelfde wijze bepaald als voor het aquatisch compartiment. Een van de belangrijkste beperkingen voor de bepaling van de directe effecten is echter dat er maar weinig gegevens beschikbaar zijn over de effecten op in sedimenten levende organismen of vissen met 'bodemvoeding'. Daarom zijn concentraties zonder sediment-effecten met behulp van de bekende verdelingscoëfficiënten water/sediment berekend uit aquatische ecotoxiciteitsgegevens.

31. De sediment-totaalscore is analoog aan de aquatische totaalscore berekend als het product van de sediment-blootstellingscore en de sediment-effectscore.

32. Kort samengevat zijn in de COMMPS-procedure op geautomatiseerde basis de volgende op risico gebaseerde ranglijsten samengesteld:

- lijst A: één lijst van organische verontreinigende stoffen in water op basis van aquatische monitoringgegevens;

- lijst B: één lijst van organische verontreinigende stoffen in water op basis van de resultaten van modellen voor het aquatisch compartiment;

- lijst C: één lijst van aan sedimenten geadsorbeerde organische verontreinigende stoffen op basis van monitoringgegevens in sedimenten of gesuspendeerde vaste stoffen;

- lijst D: verschillende lijsten voor metalen op basis van aquatische monitoringgegevens die uitgaande van verschillende scenario's voor blootstelling en effecten worden samengesteld.

2.2.4. Prioriteit-ranglijsten voor metalen (lijst D)

33. Metalen komen in de natuur in uiteenlopende lokale concentraties en vormen voor. De biologische beschikbaarheid van metalen voor waterorganismen is sterk afhankelijk van deze omstandigheden. Bovendien hebben veel organismen actieve mechanismen voor de opname en uitscheiding van metalen ontwikkeld waarmee ze zich aan de plaatselijke situatie kunnen aanpassen. Daarom is het moeilijk een volledig toereikende risicoscore te berekenen. Voor het COMMPS-verslag is een aantal rangschik-scenario's ontwikkeld op basis van een aantal ideale aannames voor de blootstelling en effecten ten aanzien van de achtergrondconcentratie van metalen en de verhouding tussen de concentratie van metalen in oplossing en de totale concentratie. Om rekening te houden met de belangrijkste verschillende tussen metalen en organische verbindingen zijn naast de ranglijsten voor organische verontreinigende stoffen aparte lijsten voor metalen samengesteld. Voor metalen was er een aanzienlijke hoeveelheid monitoringgegevens beschikbaar en het was daarom niet nodig voor de rangschikking van metalen een beroep te doen op modelgegevens. De resultaten van de verschillende rangschik-scenario's zijn bij de beoordeling door deskundigen gebruikt om de metalen met prioriteit te selecteren.

2.3. Beoordeling door deskundigen voor de selectie van prioriteitstoffen

34. In de tweede stap van de COMMPS-procedure zijn uit de vier ranglijsten op basis van risico de prioriteitstoffen geselecteerd. Daartoe is in het COMMPS-verslag een aantal stoffen met de hoogste scores als kandidaat-prioriteitstoffen gespecificeerd. Stoffen die op grond van Richtlijn 76/769/EEG en Richtlijn 79/117/EEG van de Raad  i strikt beperkt zijn of niet in de lidstaten worden gebruikt en derhalve als 'historische verontreiniging' kunnen worden beschouwd (zoals DDT of aldrin, dieldrin en isodrin), zijn geschrapt. Ook zijn sommige stoffen die meestal alleen als mengsel voorkomen, gecombineerd tot één groep (zoals trichloorbenzenen en PAK's).

35. De uitsluiting van 'historische verontreiniging' is per stof op voorstel van de consultant gebeurd en achteraf door deskundigen geëvalueerd. Afgezien van strikte beperkingen in de EU-wetgeving zijn alle uitgesloten stoffen gereguleerd krachtens het POP-protocol van de VN-ECE  i en komen ze in aanmerking voor een wereldwijd verbod krachtens het POP-verdrag van het UNEP  i. Daarnaast verplicht de voorgestelde waterkaderrichtlijn de lidstaten tot de specificatie van stoffen die voor de verschillende stroomgebieden problemen opleveren. Voor deze stoffen moet de 'gecombineerde aanpak' worden gehanteerd. Dit houdt in dat de lidstaten, als een 'goede ecologische toestand' van het oppervlaktewater niet kan worden gehaald vanwege de verontreiniging van sedimenten door 'historische verontreiniging', dit in het 'stroomgebiedbeheersplan' moeten rapporteren en saneringsactiviteiten in het 'maatregelenprogramma' moeten opnemen.

36. In het COMMPS-verslag is een aanbeveling voor de selectie van prioriteitstoffen uit de kandidaat-prioriteitenlijsten opgenomen. Deze aanbeveling is tijdens de vergadering van 19 april 1999 besproken met deskundigen van de lidstaten, de industrie en andere betrokkenen alsmede het Wetenschappelijk Comité voor de toxiciteit, de ecotoxiciteit en het milieu (WCTEM) en het Europees Bureau voor chemische producten (ECB). Aan de hand van de door de Commissie ontvangen opmerkingen van de deskundigen en het advies van het WCTEM van 28.9.1999 kan de volgende conclusie worden getrokken:

2.3.1. Selectie van stoffen uit lijst A (organische stoffen op basis van aquatische monitoringgegevens):

37. Lijst A bevat 20 kandidaat-stoffen die zijn geselecteerd op basis van de totaalscore voor het aquatisch milieu. Elke stof kreeg een nummer dat overeenkomt met zijn prioriteit op de ranglijst (nummer 1 heeft de hoogste prioriteit enz.). De twintigste kandidaat-stof (simazine) heeft een prioriteit van 39 in plaats van 20 omdat er stoffen geschrapt of tot groepen gecombineerd zijn. De blootstellingswaarden van de kandidaat-stoffen zijn gebaseerd op goed geëvalueerde monitoringgegevens. Voor de meeste stoffen, met uitzondering van enkele polyaromatische koolwaterstoffen, zijn de effectscores afgeleid van testgegevens en niet van standaardwaarden. Dit alles betekent dat er een deugdelijke basis is voor de hoge prioriteit van deze stoffen. Bij de besprekingen tussen deskundigen zijn er overtuigende argumenten naar voren gebracht als motivering voor de uitsluiting van enkele stoffen van de prioriteitenlijst of de opneming daarvan in een gewijzigde vorm. Hierbij gaat het om de volgende stoffen of groepen stoffen:

38. Polyaromatische koolwaterstoffen (PAK's): de rangorde van de aparte stoffen varieert van 1 tot 55. Sommige van deze stoffen worden opzettelijk vervaardigd en gebruikt, zoals naftaleen en antraceen, en deze hebben allemaal een hoge prioriteit. De meeste andere PAK's met een hoge prioriteit komen vooral als ongewild bijproduct van bepaalde activiteiten zoals verbrandings processen in het milieu terecht. Het is gebruikelijk om voor deze stoffen bepaalde individuele verbindingen als indicatieve parameters te specificeren. Zo zijn in Richtlijn 98/83/EG van de Raad betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water  i voor een deelverzameling van vijf aparte stoffen grenswaarden vastgesteld. Daarom wordt voorgesteld naftaleen en antraceen als aparte verbindingen in de eerste prioriteitenlijst op te nemen omdat ze in de Europese Unie in grote hoeveelheden worden geproduceerd. De overige PAK's moeten als groep worden opgenomen, waarbij als indicatieve parameters de krachtens Richtlijn 98/83/EG van de Raad gereguleerde individuele stoffen en daarnaast fluorantheen worden opgenomen.

39. Heptachloor: dit insecticide heeft een prioriteit van 10 op de aquatische ranglijst. Het op de markt brengen en het gebruik van deze stof is krachtens Richtlijn 79/117/EEG van de Raad houdende verbod van het op de markt brengen en het gebruik van bestrijdingsmiddelen bevattende bepaalde actieve stoffen  i verboden. Heptachloor is opgenomen in de POP-lijst (persistente organische verontreinigende stoffen) die is vastgesteld in het kader van het Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over grote afstand van de VN-ECE. Er zijn echter geen aanwijzingen gevonden dat heptachloor in Europa wordt geproduceerd of gebruikt. Heptachloor kan dan ook net als aldrin en dieldrin als 'historische verontreiniging' worden beschouwd en kan derhalve van de prioriteitenlijst worden uitgesloten.

40. Monochloornitrobenzenen: na de afronding van het COMMPS-verslag werd ontdekt dat de hoge prioriteit van 14 voor een van de isomeren (3-chloornitrobenzeen) werd veroorzaakt door een dimensiefout in de gerapporteerde gegevens van een lidstaat. Een nieuwe berekening leidde tot een prioriteit van 66 op de ranglijst. Daarom zijn monochloornitrobenzenen van de prioriteitenlijst geschrapt.

41. Trichloorbenzenen: Deze groep bestaat uit drie verschillende isomeren waarvan er slechts één (1,2,4-trichloorbenzeen) een hogere prioriteit heeft dan de stof met het laagste rangnummer in de definitieve lijst (simazine). Aangezien trichloorbenzenen worden geproduceerd in de vorm van een technisch mengsel dat alle drie isomeren bevat, wordt voorgesteld de trichloorbenzenen als groep in de prioriteitenlijst op te nemen en daarnaast 1,2,4-trichloorbenzeen als indicatieve parameter te vermelden.

42. Endosulfan: het technisch mengsel van dit breedspectrum-insecticide bestaat uit verschillende isomeren waarvan er slechts één, het alfa-isomeer, een hogere prioriteit heeft dan simazine. Aangezien endosulfan wordt geproduceerd in de vorm van een technisch mengsel dat alle isomeren bevat, wordt voorgesteld endosulfan als groep in de prioriteitenlijst op te nemen en daarnaast het alfa-isomeer als indicatieve parameter te vermelden.

43. Technisch hexachloorcyclohexaan (HCH) bestaat uit verschillende isomeren waarvan alleen het gamma-isomeer werkzaam is als insecticide. Lindaan is een mengsel dat ten minste 99% van dit isomeer bevat. Bij Richtlijn 79/117/EEG van de Raad wordt het op de markt brengen en het gebruik als gewasbeschermingsmiddel van technisch HCH met uitzondering van lindaan verboden. Er is in Europa slechts één locatie (in Oost-Europa) waar lindaan wordt geproduceerd. Sommige isomeren van HCH hebben weliswaar een hogere prioriteit dan simazine, maar lindaan zelf heeft een lagere prioriteit (nummer 45) op de ranglijst. Aangezien het echter waarschijnlijk is dat de isomeren van HCH met een hoge prioriteit via het gebruik van technisch lindaan in het oppervlaktewater terechtkomen, wordt voorgesteld HCH als groep in de prioriteitenlijst op te nemen en daarnaast het gamma-isomeer als indicatieve parameter te vermelden.

44. Samengevat wordt voorgesteld de volgende stoffen van lijst A in de eerste prioriteitenlijst op te nemen (de indicatieve parameters voor de groepen stoffen worden tussen haakjes vermeld):

_ PAK's (benzo(a)pyreen, benzo(b)fluorantheen, benzo(g,h,i)peryleen, benzo(k)fluorantheen, indeno(1,2,3-cd)pyreen en fluorantheen)

_ naftaleen

_ antraceen

_ pentachloorfenol

_ chloorpyrifos

_ hexachloorbenzeen

_ trichloorbenzenen (1,2,4-trichloorbenzeen)

_ chloorfenvinfos

_ diuron

_ trifluraline

_ trichloormethaan

_ dichloormethaan

_ 1,2-dichloorethaan

_ isoproturon

_ endosulfan (alfa-endosulfan)

_ alachloor

_ hexachloorbutadieen

_ hexachloorcyclohexaan (gamma-HCH, lindaan)

_ atrazine

_ simazine.

2.3.2. Selectie van stoffen uit lijst B (organische stoffen op basis van blootstellingsgegevens uit aquatische modellen):

45. Lijst B bevat 20 kandidaat-stoffen die op basis van de totaalscore zijn geselecteerd. Aangezien er geen stoffen zijn uitgesloten of tot een groep zijn gecombineerd, heeft de twintigste stof een prioriteit van 20 op de oorspronkelijke ranglijst. De op modellen gebaseerde blootstellingsrangorde van een stof kan verkregen zijn op basis van een of meer standaardwaarden voor productievolume, gebruikspatroon, afbraak en distributie. Dit betekent dat het oordeel van deskundigen een belangrijke rol moet spelen bij de beslissing of de prioriteit die een stof op basis van modelgegevens heeft gekregen, terecht is. In het licht van de in het COMMPS-verslag verstrekte gegevens en het oordeel van deskundigen wordt voorgesteld de volgende kandidaat-stoffen al dan niet in de definitieve prioriteitenlijst op te nemen:

46. Hypochloriet (natriumzout), chloor, dimethylsulfaat en epichloorhydrine worden uitgesloten omdat zij een in het blootstellingsmodel niet tot uiting komende hoge reactiviteit of sterke neiging tot hydrolyse in water vertonen.

47. Perboorzuur (natriumzout), minerale olie, tetraethyllood, talk-alkylamines, bis(hydroxylammonium)sulfaat and diethylftalaat (DEP) worden uitgesloten vanwege een hoge onzekerheid omtrent de rangorde (voor productievolume, gebruikspatroon en distributie zijn standaardwaarden gebruikt) en/of omdat er geen aanvullende informatie beschikbaar is aan de hand waarvan kan worden nagegaan of hun hoge prioriteit aannemelijk is.

48. Aniline, dibutyltindichloride en 4,4'-methyleendianiline worden uitgesloten omdat er monitoring- of modelgegevens op regionale schaal beschikbaar zijn die erop wijzen dat de stof op de ranglijst op basis van monitoring een lagere prioriteit zou hebben dan de stoffen die uit deze lijst werden geselecteerd.

49. Benzeen: deze stof heeft vanwege zijn mogelijke carcinogene werking de hoogst mogelijke score voor de gezondheid van de mens. Tijdens de discussies met de deskundigen is gesteld dat niet de blootstelling via water, maar inademing de belangrijkste route voor de carcinogene effecten is. De effectscore voor benzeen is echter gebaseerd op risicozin R45, waarin uitdrukkelijk ook andere routes dan inademing worden genoemd. Benzeen is gespecificeerd als relevante parameter in het kader van Richtlijn 98/83/EG van de Raad betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water, waarmee is erkend dat benzeen via het drinkwater significante gezondheidsproblemen oplevert. Daarom wordt voorgesteld benzeen in de eerste prioriteitenlijst op te nemen.

50. C10-13-chlooralkanen: de opneming van deze groep stoffen wordt geschraagd door de resultaten van risicobeoordeling in het kader van Verordening nr. 793/93 van de Raad, waarbij is aangetoond dat er zowel voor het aquatisch ecosysteem als voor niet aan een bepaald compartiment gebonden effecten die relevant zijn voor de voedselketen, specifieke maatregelen moeten worden genomen om de risico's te beperken. Daarom wordt voorgesteld deze groep stoffen in de prioriteitenlijst op te nemen.

51. Nitrobenzeen: de relatief hoge prioriteit van deze stof op de lijst op basis van modellen wordt hoogstwaarschijnlijk veroorzaakt door het gebruik van standaardwaarden voor het productievolume en het gebruikspatroon. Tijdens de discussies met deskundigen is erop gewezen dat het aanvullende bewijsmateriaal gebaseerd is op monitoringgegevens van slechts één lidstaat waarbij ongeveer 15% van de gegevens boven de bepalingsgrens ligt. In het licht van deze argumenten en rekening houdend met de hoge biologische afbreekbaarheid van de verbinding wordt voorgesteld nitrobenzeen uit te sluiten tot er nader bewijsmateriaal voor de hoge blootstelling beschikbaar is.

52. Bis(2-ethylhexyl)ftalaat (DEHP): deze stof is uitgesloten van de ranglijst op basis van monitoring omdat de monitoringgegevens niet voldeden aan het representativiteitscriterium. De hoge prioriteit op de ranglijst op basis van modellen (nummer 14) is vergeleken met de geschatte score op basis van de regionale blootstelling in het ontwerpverslag van de risicobeoordeling krachtens Verordening nr. 793/93 van de Raad. Op basis hiervan zou DEHP een hogere prioriteit hebben dan de stof met het laagste rangnummer in de definitieve lijst op basis van monitoring (simazine). Daarbij moet worden opgemerkt dat sommige gegevens die in het ontwerpverslag van de risicobeoordeling zijn gebruikt, door de industrie in twijfel zijn getrokken omdat de monitoring- en testgegevens een systematische fout zouden hebben of zelfs niet zouden kloppen aangezien niet afdoende rekening is gehouden met de extreem lage oplosbaarheid van DEHP. Deze discussie duurt nog voort, maar met nadruk is gesteld dat de voor bovengenoemde conclusie gebruikte gegevens van het ontwerpverslag van de risicobeoordeling tot op heden niet zijn gewijzigd. Bovendien wordt opgemerkt dat in het ontwerpverslag van de risicobeoordeling duidelijk wordt aangetoond dat de lokale concentratie van DEHP in water en sedimenten in de buurt van lozingen door puntbronnen aanzienlijk hoger kan liggen dan de concentratie zonder effect. Daarnaast wordt door deskundigen besproken of hormoonontregeling een eigenschap van DEHP is. Daarom wordt voorgesteld DEHP in de prioriteitenlijst op te nemen.

53. Nonylfenol: terwijl tert-octylfenol op de lijst op basis van modellen een prioriteit van 19 heeft, heeft het daarmee verwante nonylfenol een prioriteit van slechts 38 en 39. Deze stof heeft twee rangnummers in de lijst op basis van modellen omdat er verschillende technische producten bestaan (namelijk nonylfenol met CAS-nr. 25154-52-3 en het vertakte 4-nonylfenol met CAS-nr 84852-15-3). Daarnaast zijn beide stoffen afbraakproducten van alkylfenolethoxylaten (APEO's) en vormen nonylfenolethoxylaten 70-90% van het totale productievolume van APEO's. Voor beide stoffen voldoen de monitoringgegevens niet aan het representativiteitscriterium en ze zijn daarom niet opgenomen in de lijst op basis van monitoring. Als er op basis van de beschikbare monitoringgegevens bij benadering een rangnummer voor deze stoffen zou worden berekend, zou de prioriteit op de ranglijst op basis van monitoring uitkomen op 21 voor nonylfenol en 34 voor octylfenol. Dit wijst erop dat beide stoffen een hogere prioriteit zouden hebben dan de stof met het laagste rangnummer op de definitieve monitoring-lijst (simazine). Bovendien zijn beide stoffen genoemd als vermoedelijke hormoonontregelaars. Daarom wordt voorgesteld beide stoffen in de prioriteitenlijst op te nemen. Aangezien de para-isomeren van nonylfenol en tert-octylfenol de belangrijkste isomeren van de technische producten zijn, zijn deze stoffen als indicatieve parameters gekozen.

54. Tributyltinverbindingen (TBT): tributyltinverbindingen zijn vanwege de vertrouwelijkheid van de gegevens niet opgenomen in de lijst op basis van modellen. Ze voldoen ook niet aan het representativiteitscriterium voor de ranglijst op basis van monitoring. Slechts twee lidstaten hebben hogere concentraties dan de bepalingsgrens in water en sedimenten gerapporteerd. Het is opmerkelijk dat TBT, wanneer deze gegevens zonder op hun representativiteit te letten zouden worden gebruikt, prioriteit 1 op de aquatische ranglijst op basis van monitoring zouden krijgen. Bij de discussie met deskundigen werd benadrukt dat TBT, dat in aangroeiwerende verf voor schepen wordt gebruikt, een significant risico voor sedimenten en biota in zee- en kustwateren oplevert. Deze gegevens zijn niet in de COMMPS-procedure opgenomen, aangezien monitoringgegevens van mariene sedimenten en biota niet vergelijkbaar genoeg zijn om bij de systematische rangschikking van stoffen voor oppervlaktewateren te worden gebruikt. Twee landen hebben echter nieuwe gegevens ingediend met hoge TBT-concentraties in sedimenten in zee- en kustwateren en mariene biota. Zo zijn voor de TBT-concentratie in kustsedimenten waarden tot 400 (Denemarken) of zelfs 100.000 (Noorwegen) microgram TBT-ionen per kilogram drooggewicht sediment gerapporteerd, die honderden keren hoger liggen dan de concentratie zonder effect die voor sedimenten is geraamd op basis van de in het COMMPS-verslag opgenomen gegevens voor zoet water. Soortgelijke waarnemingen zijn in veel lidstaten in het sediment van havens gedaan. Van TBT wordt algemeen erkend dat het een significante werking als hormoonontregelaar heeft, zoals blijkt uit het aangetoonde verband met het imposex-verschijnsel in zee- en zoetwaterslakken. Daarom wordt voorgesteld TBT, zoals door verschillende lidstaten is voorgesteld, als groep in de prioriteitenlijst op te nemen en TBT-ionen als indicatieve parameter.

55. Samengevat wordt voorgesteld ook de volgende stoffen van de ranglijst op basis van modellen in de prioriteitenlijst op te nemen (de indicatieve parameters voor de groepen stoffen worden tussen haakjes vermeld):

_ benzeen

_ C10-13-chlooralkanen (nog geen indicatieve parameter beschikbaar)

_ bis(2-ethylhexyl)ftalaat (DEHP)

_ octylfenolen (para-tert-octylfenolen)

_ nonylfenolen (para-nonylfenolen)

_ tributyltinverbindingen (TBT-ionen).

2.3.3. Selectie van stoffen uit lijst C (organische stoffen op basis van monitoringgegevens in sedimenten):

56. Lijst C bevat 10 kandidaat-stoffen die op basis van de totaalscore zijn geselecteerd. De tiende stof (octylfenol) had rangnummer 39 als prioriteit. De blootstellingswaarden zijn gebaseerd op goed geëvalueerde monitoring gegevens. De effect-gegevens zijn geraamd op basis van aquatische testgegevens. Binnen deze benadering is er een goede basis voor de hoge prioriteit van de stoffen. De meeste stoffen waren al op basis van aquatische monitoring- of modelgegevens geselecteerd.

57. Daarnaast wordt voorgesteld ook de volgende stoffen van lijst C in de prioriteitenlijst op te nemen:

_ pentachloorbenzeen

_ broomdifenylethers (nog geen indicatieve parameter beschikbaar).

2.3.4. Selectie van metalen uit lijst D (op basis van aquatische monitoringgegevens):

58. Lijst D bevat de vijf metalen met de hoogste scores voor de verschillende scenario's voor blootstelling en effecten die in het COMMPS-verslag zijn onderzocht. Het patroon van de rangschikking van de drie metalen met de hoogste score (nikkel, lood en cadmium) is duidelijk vergelijkbaar voor de verschillende scenario's. Dit komt tot uiting in het feit dat het gemiddelde van de prioriteitsnummers voor de drie metalen in de verschillende scenario's dicht in de buurt van respectievelijk 1, 2 en 3 ligt (1,2 voor nikkel, 1,8 voor lood en 3,3 voor cadmium), hetgeen betekent dat de verschillen in de rangschikking op de verschillende lijsten gering zijn. De prioriteit van de twee andere elementen (arseen en koper) verschilt sterk op de ranglijsten van de verschillende scenario's. Dit lijkt erop te wijzen dat de rangschikking sterk afhankelijk is van verschillen in lokale omstandigheden en de verschillende specificaties. Aangezien er geen aanvullende informatie is die de hoge rangschikking van deze elementen bevestigt, wordt daarom voorgesteld deze stoffen niet in de eerste prioriteitenlijst op te nemen.

59. Kwik heeft onafhankelijk van de verschillende scenario's een opmerkelijk lage prioriteit op de aquatische lijst op basis van risico's. In de meeste scenario's heeft het zelfs de laagste prioriteit en het komt nooit hoger dan de vijfde plaats. Hieruit blijkt dat de maatregelen tegen kwikverontreiniging in het verleden succes lijken te hebben gehad. De deskundigen hebben tijdens de discussie echter gesteld dat kwik, vooral in organisch gebonden vorm, in biota en via de voedselketen een sterke neiging tot bioaccumulatie heeft. Deze effecten zijn met de COMMPS-procedure niet waarneembaar, aangezien de monitoringgegevens van biota niet vergelijkbaar genoeg zijn om voor een systematische rangschikking van stoffen te worden gebruikt. Daarnaast heeft kwik een sterke neiging tot accumulatie aan de gesuspendeerde vast stoffen en in het sediment. Een systematisch evaluatie van de beschikbare sedimentgegevens was niet mogelijk vanwege het gebrek aan gegevens over de directe effecten bij sedimenten. Er is een indicatieve vergelijking gemaakt met de kwaliteitsdoelstellingen die in de Internationale Commissie ter bescherming van de Rijn (ICBR) voor gesuspendeerde vaste stoffen zijn vastgesteld. Het 90-percentiel van de kwikconcentratie in gesuspendeerde vaste stoffen en sedimenten in Europa was twaalf keer zo hoog als de kwaliteitsdoelstellingen van de ICBR. Veel lidstaten bevestigden dat kwik in hun nationale programma's ter beperking van verontreiniging nog steeds een probleemstof is. Om bovengenoemde redenen wordt voorgesteld kwik in de eerste prioriteitenlijst op te nemen, zoals door veel lidstaten en in het advies van het WCTEM van 28.9.1999 is voorgesteld.

60. Samengevat wordt voorgesteld de volgende metalen met al hun verbindingen en specificaties in de prioriteitenlijst op te nemen:

_ nikkel

_ lood

_ cadmium

_ kwik.

3. Ontwikkeling van de COMMPS-procedure in de toekomst

3.1. Algemene opmerkingen

61. In artikel 16 (nieuw)/artikel 21 (oud)  i van de voorgestelde WKR wordt een dynamisch mechanisme voor de prioriteitstelling bij communautaire maatregelen voor stoffen beschreven. Daarin wordt gesteld dat de lijst met prioriteitstoffen ten minste om de zes jaar en indien nodig vaker wordt herzien. Dit betekent dat de COMMPS-procedure als een dynamisch instrument moet worden beschouwd dat voortdurend kan worden gewijzigd en verbeterd. Met het oog op de vaststelling en herziening van de prioriteitenlijst moet de Commissie rekening houden met alle informatie die haar ter ore komt. Hierbij gaat het met name om aanbevelingen van het Wetenschappelijk Comité voor de toxiciteit, de ecotoxiciteit en het milieu (WCTEM), de lidstaten, het Europees Milieuagentschap, communautaire onderzoekprogramma's, internationale organisaties waar de Gemeenschap bij aangesloten is, Europese brancheorganisaties waaronder die voor het midden- en kleinbedrijf of Europese milieuorganisaties.

62. In het licht van deze verplichtingen zal de Commissie met de betrokken partijen blijven samenwerken en specifiek onderzoek laten verrichten naar de verdere ontwikkeling van de COMMPS-procedure, waarna een herziening van de eerste prioriteitenlijst zal plaatsvinden zoals krachtens de toekomstige WKR verplicht is.

63. Er dient te worden opgemerkt dat de Commissie, zodra nieuwe gegevens beschikbaar komen, krachtens lid 7 van artikel 16 (nieuw)/artikel 21 (oud) van de WKR strategieën kan vaststellen voor andere niet als prioriteitstof vermelde verontreinigende stoffen of groepen verontreinigende stoffen.

64. Dit houdt in dat voor de ontwikkelingen in de toekomst de volgende hoofdpunten kunnen worden aangegeven:

3.2. Het zeewatercompartiment

65. Het mariene milieu komt in de WKR niet als zodanig aan de orde, maar de maatregelen en controle voor bronnen op het land en aan de kust zullen onvermijdelijk significante gevolgen hebben voor de beperking van de lozingen in zeewater. Daarom beschouwt de Commissie de voorgenomen maatregelen krachtens artikel 16 (nieuw)/artikel 21 (oud) van de voorgestelde WKR wat de verontreiniging vanuit Europa betreft als haar belangrijkste bijdrage tot de tenuitvoerlegging van de strategie voor gevaarlijke stoffen in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan en de Oostzee (Verdrag van Helsinki) die tijdens de ministersvergadering in het kader van het OSPAR-verdrag in 1998 is vastgesteld. De Commissie is actief betrokken bij de huidige werkzaamheden voor de prioriteitstelling van stoffen in het kader van het OSPAR-verdrag. Als hierbij duidelijk wordt dat er maatregelen nodig zijn voor andere stoffen dan voor de eerste prioriteitenlijst worden voorgesteld, zal de Commissie per geval bekijken of de prioriteitenlijst moet worden gewijzigd dan wel lid 7 van artikel 16 (nieuw)/artikel 21 (oud) van de voorgestelde WKR moet worden toegepast.

3.3. Het grondwatercompartiment

66. Het grondwatercompartiment komt in de huidige versie van de COMMPS-procedure niet systematisch aan de orde aangezien er geen adequate blootstellingsmodellen of voldoende representatieve monitoring gegevens beschikbaar zijn. Bij de bespreking van de voorgestelde WKR is duidelijk gebleken dat er een meer systematische en gestandaardiseerde beoordeling van de grondwaterreserves in heel Europa nodig is. De voorgestelde WKR zal hier naar verwachting toe bijdragen en heeft al de aanzet gegeven tot een intensieve discussie onder deskundigen. Zo is het grondwater een van de belangrijkste speerpunten van het initiatief van het Europees Milieuagentschap om een geharmoniseerd monitoringnetwerk voor water (Eurowaternet) op te zetten.

3.4. De databank

67. Twee duidelijke belemmeringen voor het volledig gebruik van de COMMPS-procedure zijn de beperkte kennis en de toegankelijkheid van gegevens. Het Europees Bureau voor chemische producten in ISPRA is voortdurend bezig met de uitbreiding en herziening van zijn databank voor bestaande chemische stoffen. Zo wordt bijvoorbeeld momenteel getracht met het bedrijfsleven tot overeenstemming te komen over het opheffen van de vertrouwelijkheid van productiegegevens. Wanneer dit lukt, zouden er ook stoffen in de COMMPS-procedure kunnen worden opgenomen waarvoor er slechts enkele producenten en importeurs zijn en waarover nu derhalve een open discussie niet mogelijk is.

3.5. Andere onderwerpen

68. De volgende gebieden, waarvoor fundamenteel onderzoek nodig is, moeten nog nader worden uitgewerkt: de statistische evaluatie van monitoring gegevens, de ontwikkeling van specifiek ontworpen blootstellingsmodellen en de evaluatie van de effecten van nieuwe soorten verontreinigende stoffen waarvoor adequate en algemeen erkende testmethoden nog ontbreken (zoals hormoonontregelaars).

69. De coördinatie van nationale monitoringprogramma's is een essentiële taak voor de toekomst. Veel stoffen zijn uitgesloten omdat monitoring maar in een of twee lidstaten plaatsvindt en daardoor is informatie over de toestand van het aquatisch milieu verloren gegaan. In veel lidstaten bestaan er zelfs nog veel meer monitoringgegevens maar zijn de databanken niet gecoördineerd of is de informatie zelfs nog niet in elektronische vorm beschikbaar. In het algemeen is er een enorm gebrek aan aanvullende informatie over bijvoorbeeld de detectie/bepalingsgrens en de gebruikte monsterneming- en analysemethoden. Onder andere voor de definities en procedures zouden Europese richtsnoeren een extra gereedschap zijn voor de verbetering van de gegevenskwaliteit. In de initiatieven van het Eurowaternet (EMA) en de voorgestelde WKR zijn al enkele kernpunten opgenomen, maar deze moeten nog nader worden uitgewerkt.

3.6. Herziening

70. Een voortdurende herziening van de prioriteitenlijst draagt niet bij tot een realistisch tijdschema en werkprogramma van de Commissie en de lidstaten. Voor elke stof op de lijst moet de Commissie kwaliteitsdoelstellingen en emissiebeheersende maatregelen uitwerken. De lidstaten moeten monitoring programma's opzetten. In de volgende fase moeten effectieve reductie programma's en maatregelen worden opgesteld en ingevoerd om de waterkwaliteit in Europa voor de geselecteerde prioriteitstoffen te verbeteren. Pas daarna kan het aantal stoffen op de prioriteitenlijst worden uitgebreid. Dit betekent dat de in de voorgestelde WKR opgenomen herzieningcyclus van zes jaar een realistische verplichting is. Toch kunnen bovengenoemde redenen ertoe leiden dat de prioriteitenlijst eerder moet worden herzien, mits de Commissie en de lidstaten kunnen waarborgen dat de daaraan verbonden verplichtingen worden nagekomen.

4. De voorgestelde beschikking van het Parlement en de Raad

71. De lijst van prioriteitstoffen, vastgesteld volgens de procedure van artikel 16 (nieuw)/artikel 21 (oud) van de voorgestelde WKR, zal de belangrijkste basis vormen voor de ontwikkeling van emissiebeheersing en geharmoniseerde kwaliteitsnormen voor de bescherming van het aquatisch milieu op communautair niveau. De lijst moet met krachtige steun van alle instellingen worden vastgesteld. De vaststelling van de prioriteitenlijst vereist geen aanvullende maatregelen voor de lidstaten. Een beschikking van de Raad en het Parlement is derhalve de meest geschikte rechtsvorm voor de vaststelling van de prioriteitenlijst.

Rechtsgrondslag



72. De vaststelling van de lijst van prioriteitstoffen is de eerste stap bij de invoering van de strategie tegen de waterverontreiniging die in artikel 16 (nieuw)/artikel 21 (oud) van de voorgestelde WKR is geformuleerd. Net als de toekomstige WKR valt deze onder artikel 175, lid 1, van het Verdrag.

6. Evaluatie van de effecten op het bedrijfsleven

73. De lijst van prioriteitstoffen legt de lidstaten geen extra verplichtingen op naast degene die al bij Richtlijn 76/464/EEG van de Raad en de voorgestelde WKR zijn opgelegd. Het voorstel leidt derhalve niet tot extra kosten voor de lidstaten. De voor de prioriteitstelling van stoffen gehanteerde methode kan daarentegen door de lidstaten als hulpmiddel worden gebruikt bij de specificatie van problematische verontreinigende stoffen op het niveau van stroomgebieden die hun bij artikel 7 van Richtlijn 76/464/EEG van de Raad en de voorgestelde WKR wordt opgelegd, hetgeen heel goed kan bijdragen tot de besparing van kosten bij de tenuitvoerlegging van deze richtlijnen.