Toelichting bij COM(2000)537 - Wijziging van Richtlijn 77/388/EEG betreffende het gemeenschappelijk stelsel van btw wat betreft de geldigheidsduur van de minimumhoogte van het normale tarief - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2000)537 - Wijziging van Richtlijn 77/388/EEG betreffende het gemeenschappelijk stelsel van btw wat betreft de geldigheidsduur van de ... |
---|---|
bron | COM(2000)537 ![]() ![]() |
datum | 20-09-2000 |
2. Deze bepaling past in het kader van artikel 93 van het EG-Verdrag op grond waarvan de Raad maatregelen vaststelt die de harmonisatie betreffen van de voorschriften over de omzetbelastingen, voor zover deze harmonisatie voor de totstandbrenging en het functioneren van de interne markt noodzakelijk is. In verband hiermee werd de vaststelling van het normale tarief altijd onontbeerlijk geacht zowel in het kader van de thans geldende overgangsmaatregelen, als met het oog op de definitieve regeling voor het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde.
3. In 1987 had de Commissie al in het kader van haar werkprogramma voor de totstandbrenging van de interne markt in januari 1993 voorstellen geformuleerd voor de invoering van een definitief, geharmoniseerd belastingsysteem. De kernelementen van deze voorstellen, die bedoeld waren om een werkelijke binnenmarkt te verwezenlijken door belastingheffing in het land van oorsprong, waren, wat de tarieven betreft, de volgende: een geharmoniseerde belastingstructuur met twee tarieven en een onderlinge aanpassing, binnen een marge, van de door de lidstaten toegepaste tarieven.
4. Vanaf 1989 werd het evenwel duidelijk dat het onmogelijk zou zijn de voorstellen van de Commissie voor 1 januari 1993 aan te nemen, waarop de ECOFIN Raad besloot een overgangsregeling aan te nemen. Inzake tarieven werd Richtlijn 92/77/EEG i aangenomen, die voorzag in een onderlinge aanpassing van de tarieven.
5. Met deze richtlijn werd een systeem met minimumtarieven ingevoerd en mocht het normale tarief vanaf 1 januari 1993 niet lager zijn dan 15%. Daarbij werd de lidstaten evenwel de mogelijkheid gegeven om een of twee verlaagde tarieven toe te passen van 5% of meer op een beperkte lijst van categorieën goederen en diensten. Daarnaast werden bepaalde tijdelijke afwijkingen toegestaan om rekening te houden met bijzondere situaties.
6. Tegelijkertijd echter bekrachtigde de Raad zijn juridische en politieke verbintenis van april 1967 om een definitief systeem van heffingen in te voeren gebaseerd op het belasting van goederen en diensten in de lidstaat van oorsprong en stelde hij voor de verwezenlijking van dit doel een nieuwe streefdatum vast, namelijk 31 december 1996.
7. Het door de Commissie in juli 1996 goedgekeurde programma beoogde een geleidelijke overgang naar het definitieve systeem. De eerste etappe zou bestaan uit de modernisering en een uniformere toepassing van de bestaande regeling door de lidstaten, tezamen met wijzigingen die tot het definitieve systeem zouden leiden. Bij die gelegenheid benadrukte de Commissie de noodzaak van harmonisatie van de BTW-tarieven binnen een geharmoniseerde structuur. Bovendien is een zekere mate van harmonisatie van de tarieven nodig om de neutraliteit van de belasting met betrekking tot de concurrentievoorwaarden tussen de ondernemingen te waarborgen. Zeer spoedig werd het evenwel duidelijk, zoals ook in 1987 het geval was, dat deze mate van harmonisatie ingevolge de interne situatie in de verschillende lidstaten, niet te verwezenlijken was.
8. Om die reden legde de Commissie, zoals in de richtlijn over de onderlinge aanpassing van de BTW-tarieven van 1992 bepaald was, op 20 december 1995 een nieuw voorstel voor een richtlijn voor i, teneinde het reeds bereikte harmonisatiepeil te behouden, en met het oog op een definitief BTW-stelsel, gebaseerd op het principe van het land van oorsprong, waarvoor een verdere harmonisatie van de BTW nodig was. Dat voorstel had betrekking op een normaal tarief binnen een bandbreedte waarvan de benedengrens was vastgesteld op 15% en de bovengrens op 25%. Gezien de tijdelijke aard van het geldende belastingsysteem was de geldigheidsduur van deze bepaling beperkt tot twee jaar (van 1 januari 1997 tot 31 december 1998).
9. Deze bandbreedte was gebaseerd op de tarieven die in de lidstaten werden gehanteerd, waarbij de normale tarieven steeds tussen 15 en 25% hadden geschommeld. Nu nog wordt het laagste tarief van 15% in één lidstaat toegepast (Luxemburg) en het hoogste van 25% in twee lidstaten (Denemarken en Zweden).
10. Voor de periode 1 januari 1999 - 31 december 1999 diende de Commissie bij de Raad een identiek voorstel in.
11. Deze voorstellen om de tarieven te harmoniseren, gebaseerd op de vaststelling van een bandbreedte voor het bepalen van de normale tarieven, werden door de Raad verworpen. In beide gevallen werden deze voorstellen door de Raad gewijzigd i; de Raad behield alleen het principe van een minimumtarief, onder verwijzing naar een benedengrens van 15%, vergelijkbaar met het systeem dat door de richtlijn van 1992 werd ingevoerd, en waarvoor als einddatum 31 december 2000 is vastgesteld.
12. De Commissie heeft onlangs een nieuwe strategie ter verbetering van de werking van het BTW-stelsel in het kader van de Interne Markt i aangenomen, waarbij het idee van een definitief belastingsysteem of van de harmonisatie van de tarieven als langetermijndoelstellingen niet opnieuw aan de orde wordt gesteld.
13. Met het oog op een betere werking van de Interne Markt op korte termijn was het evenwel nodig om het programma dat de Commissie in 1996 had uitgebracht opnieuw te beoordelen. Daarom heeft de Commissie een strategie voorgesteld om in verschillende fasen vier hoofddoelstellingen te verwezenlijken, namelijk de vereenvoudiging en modernisering van de bestaande regels, een uniformere toepassing van de huidige bepalingen en een verbetering van de administratieve samenwerking.
14. Gedurende deze periode moet evenwel worden voorkomen dat het verschil tussen de door de lidstaten toegepaste normale BTW-tarieven groter wordt en zou leiden tot structurele onevenwichtigheden in de Unie of tot concurrentieverstoringen in bepaalde bedrijfssectoren.
15. In deze omstandigheden lijkt het derhalve aangewezen het principe van het minimumniveau van het huidige normale tarief van 15% tijdelijk aan te houden en verlenging van de thans geldende voorschriften voor te stellen.
16. Aangezien de periode voor de toepassing van dit tarief op grond van artikel 12, lid 3, onder a), van Richtlijn 77/388/EEG op 31 december 2000 afloopt, moet dit voorstel de Raad in de gelegenheid stellen de geldigheidsduur van het normale minimumtarief te verlengen. De benedengrens van het normale tarief wordt aldus op 15% vastgesteld voor een periode van vijf jaar van 1 januari 2001 tot 31 december 2005.
Toelichting op de artikelen
Artikel 1
In de eerste alinea wordt voorgesteld de geldigheidsduur van het huidige minimumniveau van het normale tarief van de belasting over de toegevoegde waarde in de verschillende lidstaten (15%) voor de periode 1 januari 2001 - 31 december 2005 te verlengen.
In de tweede alinea wordt als einddatum van het voorgestelde minimumniveau voor het normale tarief 31 december 2005 vastgesteld. Deze bepaling zal worden herzien aangezien de Raad, op voorstel van de Commissie, uiterlijk op 31 december 2005 zal moeten besluiten over de hoogte van het na die datum toe te passen normale tarief.
Artikelen 2 tot en met 4
De bepalingen van deze artikelen regelen de inwerkingtreding van de richtlijn.