Toelichting bij COM(1999)337 - Bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen en organen van de EG en betreffende het vrije verkeer van die gegevens - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(1999)337 - Bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen en organen van ... |
---|---|
bron | COM(1999)337 |
datum | 14-07-1999 |
Bij de vaststelling van de richtlijn hebben de Commissie en de Raad zich in een publieke verklaring ertoe verbonden de regels van de richtlijn in acht te nemen en hebben zij de overige communautaire instellingen en organen opgeroepen hetzelfde te doen.
Tijdens de intergouvernementele conferentie over de herziening van de Verdragen werd het vraagstuk van de toepassing van de regels inzake de bescherming van persoonsgegevens op de communautaire instellingen door de Nederlandse en de Griekse regering aan de orde gesteld. Op grond van die besprekingen voegt het Verdrag van Amsterdam in het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap een specifieke bepaling terzake in. In de definitieve nummering gaat het om artikel 286, dat als volgt luidt:
1. Met ingang van 1 januari 1999 zijn de besluiten van de Gemeenschap inzake de bescherming van personen met betrekking tot de verwerking en het vrije verkeer van persoonsgegevens van toepassing op de instellingen en organen die bij of op grond van dit Verdrag zijn opgericht.
2. Vóór de in lid 1 genoemde datum stelt de Raad volgens de procedure van artikel 251 een onafhankelijk controleorgaan in dat belast is met het toezicht op de toepassing van die besluiten van de Gemeenschap op de communautaire instellingen en organen, en neemt hij zo nodig andere bepalingen terzake aan
Artikel 286 schrijft met andere woorden voor dat de communautaire instellingen en organen met ingang van 1 januari 1999 de communautaire regels inzake de bescherming van persoonsgegevens, die in hoofdzaak vervat zijn in Richtlijn 95/46/EG, moeten toepassen en dat een onafhankelijk controleorgaan toezicht moet houden op de naleving van die regels. Dit voorstel voor een verordening beoogt dit tweeledige doel te bereiken.