Toelichting bij COM(2001)266 - Aanvulling van de bijlage bij Verordening 1107/96 betreffende de registratie van de geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen in het kader van de procedure van artikel 17 van Verordening 2081/92

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Op 14 juli 1992 heeft de Raad Verordening (EEG) nr. 2081/92 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen goedgekeurd.

In het kader van de zogenaamde vereenvoudigde procedure van artikel 17 van Verordening (EEG) nr. 2081/92 hebben de Duitse autoriteiten binnen de daarvoor geldende termijn de benaming 'Bayerisches Bier' ingediend voor registratie als beschermde geografische aanduiding. Na te hebben onderzocht of de registratieaanvraag voldoet aan de artikelen 2 en 4, is de Commissie tot de conclusie gekomen dat de benaming aan de criteria van de verordening beantwoordt en bijgevolg voor bescherming in aanmerking komt. Bovendien gaat het om een benaming die is beschermd in het kader van bilaterale overeenkomsten tussen Duitsland en andere lidstaten (Frankrijk, Spanje, Italië, Griekenland), en waarvan de reputatie is aangetoond.

Artikel 7 van Verordening (EEG) nr. 2081/92, dat voorziet in een gedetailleerde bezwaarprocedure om rekening te houden met verworven rechten of andere relevante elementen, is in het kader van de procedure van artikel 17 niet van toepassing. Bijgevolg moeten de lidstaten zich met eventuele bezwaren tegen de registratie van een benaming richten tot het Comité voor geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen. Ook naar aanleiding van de voorgenomen registratie van de benaming 'Bayerisches Bier' hebben verscheidene lidstaten opmerkingen gemaakt.

1.

Deze opmerkingen waren gebaseerd op:


- het bestaan van merken waarin de term 'Bayerisches Bier', of een vertaling ervan, is opgenomen,

- de overweging dat de term 'Bayerisches' of de vertaling ervan, een soortnaam is geworden.

Rekening houdend met deze elementen heeft de Commissie deze vraagstukken diepgaand onderzocht en gezocht naar eventuele oplossingen binnen het kader van de communautaire wetgeving.

In artikel 13 van de verordening is bepaald dat geregistreerde benamingen zijn beschermd tegen onder andere elk misbruik en elke nabootsing of voorstelling, zelfs indien de werkelijke oorsprong van het product is aangegeven of indien de beschermde benaming is vertaald. Dit betekent dat de betrokken benaming na de registratie en na de in artikel 13, lid 2, bedoelde overgangsperiode niet meer mag worden gebruikt door derden die geen partij zijn bij de beschermde geografische aanduiding.

In artikel 14 van de verordening is echter een reeks regels vastgesteld om rekening te houden met merken, die ook wanneer zij onder de bepalingen van artikel 13 vallen, verder mogen worden gebruikt als zij voldoen aan bepaalde, met name in lid 2 van artikel 14 omschreven voorwaarden. Hierbij zij vermeld dat al in overweging nr. 7 van Verordening (EG) nr. 1107/96 van de Commissie uitdrukkelijk wordt verwezen naar artikel 14, lid 2, met andere woorden naar de feit dat een merk en een geografische benaming onder bepaalde voorwaarden naast elkaar kunnen bestaan. Het beginsel is dus duidelijk vastgelegd in de verordening van de Raad en overgenomen in de verordening van de Commissie waarbij de eerste benamingen volgens de procedure van artikel 17 zijn vastgesteld.

Om echter tegemoet te komen aan het dringende verzoek van verscheidene lidstaten om bij het onderhavige voorstel opnieuw te verwijzen naar artikel 14, lid 2, ten behoeve van bepaalde merken die a priori onder deze bepaling vallen, worden in de overwegingen enkele voorbeelden genoemd van merken die zich in een dergelijke situatie zouden kunnen bevinden, zonder vooruit te lopen op eventuele latere beslissingen van de nationale rechter bij de toepassing van de communautaire bepalingen. Met betrekking tot de merken is formeel onderzocht of is voldaan aan de termijnen voor indiening en registratie en aan de voorwaarden van Richtlijn 89/104/EEG van de Raad betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten, en zijn talrijke door de bezitters van de merken aangevoerde bewijzen onderzocht.

Artikel 3 bevat een definitie en zeer nauwkeurige criteria op basis waarvan kan worden bepaald of een naam een soortnaam is. Volgens deze bepalingen moet de situatie in de Gemeenschap, dat wil zeggen in de lidstaten, worden beoordeeld. Aangezien soortnamen niet kunnen worden geregistreerd, is het van essentieel belang dat dit punt in detail wordt onderzocht, wanneer deze kwestie met betrekking tot een benaming aan de orde wordt gesteld. De Deense, Zweedse en Finse autoriteiten hebben de Commissie meegedeeld dat de term 'Bayerisches' of de vertaling ervan in de respectievelijke talen in hun taalgebied en op hun grondgebied een soortnaam is geworden.

Naar aanleiding hiervan is aan alle lidstaten aanvullende informatie gevraagd om na te gaan of de betrokken benaming en/of de vertaling ervan een soortnaam is geworden, ten einde bij het besluit rekening te kunnen houden met de situatie in de Gemeenschap. Na onderzoek van de antwoorden is duidelijk geworden dat de benaming 'Bayerisches' op het grondgebied van de Gemeenschap geen gangbare benaming is geworden. Er zijn weliswaar aanwijzingen dat de vertaling van deze term in het Deens langzamerhand een soortnaam aan het worden is, maar dat geldt alleen voor deze taal. In andere talen zijn daarvoor namelijk geen aanwijzingen gevonden, zelfs niet voor het Zweeds en Fins, ondanks de verstrekte informatie. Op grond hiervan en rekening houdend met de bepalingen van artikel 3 kan niet worden aangetoond dat de benaming 'Bayerisches Bier' een soortnaam geworden is. Het feit dat een benaming in een van de lidstaten een soortnaam is geworden, is niet voldoende om te concluderen dat deze een soortnaam in de zin van genoemd artikel 3 is.

Bijgevolg is op 30 maart 2001 een ontwerpverordening van de Commissie tot registratie van de benaming 'Bayerisches Bier' ingediend bij het Comité voor geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen.

Het resultaat van de stemming daarover luidde als volgt: 58 stemmen vóór, 10 stemmen tegen en 19 onthoudingen. Dit betekent dat het comité geen advies heeft uitgebracht.

2.

De stemverdeling was als volgt:


Vóór: België, Duitsland, Griekenland, Spanje, Italië, Luxemburg, Nederland, Verenigd Koninkrijk, Ierland.

Tegen: Denemarken, Zweden, Finland.

Onthoudingen: Frankrijk, Oostenrijk, Portugal.

3.

De tegenstemmen en onthoudingen waren als volgt gemotiveerd:


a) De benaming 'Bayerisches' en de vertalingen ervan in het Deens, Zweeds en Fins zijn in deze talen een soortnaam geworden. Op grond hiervan zou de benaming 'Bayerisches' niet mogen worden geregistreerd, of zou een oplossing moeten worden gevonden waardoor deze term en/of de vertalingen ondanks de registratie van de benaming verder zouden kunnen worden gebruikt (Denemarken, Zweden, Finland).

b) Overweging nr. 5 betreffende dit probleem biedt geen oplossing en houdt bovendien geen rekening met het feit dat de benaming ook in het Zweeds en het Fins een soortnaam is geworden (Denemarken, Zweden, Finland).

c) Overweging nr. 4, waarin bij wijze van voorbeeld enkele merken worden genoemd die duidelijk aan de voorwaarden van artikel 14, lid 2, voldoen, is overbodig; bovendien is het niet aan de Commissie maar aan de nationale rechter om dit te beoordelen (Frankrijk, Portugal).

d) De registratie van 'Bayerisches' mag niet verhinderen dat de benaming wordt gebruikt voor een soort bier (Oostenrijk).

4.

De Commissie acht deze motiveringen ongegrond om de volgende redenen:


a) Overeenkomstig artikel 3 van de verordening moet, om vast te stellen of een naam al dan niet een soortnaam in de zin van deze bepaling is geworden, rekening worden gehouden met de bestaande situatie in de Gemeenschap, d.w.z. de situatie in alle lidstaten. Het feit dat de betrokken benaming (en/of de vertaling ervan) in een van de lidstaten een soortnaam is geworden, is niet voldoende om te concluderen dat de benaming een soortnaam is in de zin van genoemd artikel 3.

b) Dat de benaming een soortnaam is geworden, is in het licht van de definitie van artikel 3 alleen aangetoond voor de Deense taal en niet voor het Zweeds of Fins. Bovendien biedt het juridisch kader van de verordening niet de mogelijkheid om bij het in de handel brengen van een product in een lidstaat een soortnaam te gebruiken als deze benaming op grond van de betrokken verordening is geregistreerd en derhalve uitsluitend mag worden gebruikt voor producten die aan de voorwaarden van het productdossier voldoen. Deze mogelijkheid staat alleen open voor merken; merken en benamingen kunnen onder bepaalde voorwaarden naast elkaar bestaan. In dit geval worden slechts bij wijze van voorbeeld enkele merken genoemd. Andere meegedeelde merken zijn echter niet erkend aangezien niet is voldaan aan de voorwaarden om naast de geregistreerde benaming te blijven bestaan. De voorwaarden zijn namelijk dat het merk te goeder trouw moet zijn geregistreerd vóór de datum van de registratie van de geografische aanduiding, en dat het geen aanleiding geeft tot nietig- of vervallenverklaring op grond van Richtlijn 89/104/EEG van de Raad betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten. Bovendien vormt het feit dat een benaming in een van de lidstaten een soortnaam is geworden, geen beletsel voor de registratie van de betrokken benaming mits aan de voorwaarden van de verordening is voldaan, wat hier het geval is.

c) Het is inderdaad aan de nationale rechter om bij geschillen per geval en rekening houdend met alle elementen te beoordelen of artikel 14, lid 2, van toepassing is op een bepaald merk. De Commissie kan een bepaalde situatie echter, ter indicatie, nader motiveren, verduidelijken en toelichten, met name naar aanleiding van een verzoek van een of meer lidstaten die de nodige elementen hebben aangedragen, zoals in het geval van Nederland, Denemarken en Zweden. De Zweedse delegatie had aanvankelijk verzocht om bepaalde Zweedse merken in overweging nr. 4 op te nemen. Van deze merken bleek er uiteindelijk een te voldoen aan de voorwaarden van artikel 14, lid 2, maar aangezien de delegatie daarna verzocht om geen enkel Zweeds merk in de tekst te noemen, is ook dit merk uit de tekst geschrapt. Artikel 14, lid 2, is namelijk van toepassing ongeacht of een merk in de overwegingen wordt vermeld. En dergelijke vermelding is namelijk louter indicatief en zonder juridische gevolgen.

d) Artikel 13 biedt bescherming tegen het gebruik van vertalingen van geregistreerde benamingen, maar ook tegen het gebruik van deze benamingen in combinatie met uitdrukkingen zoals 'soort', 'type', 'methode', 'op de wijze van', 'imitatie', en dergelijke.

Aangezien het Comité geen advies heeft uitgebracht over de ontwerpverordening van de Commissie, dient de Commissie hierbij, overeenkomstig artikel 5, vierde alinea, van Besluit 1999/468/EG van de Raad tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden, een voorstel voor een verordening in bij de Raad, en stelt zij het Parlement hiervan in kennis.

Dit voorstel heeft geen gevolgen voor de Gemeenschapsbegroting.