Toelichting bij COM(2000)398 - Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende levensverzekering

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

I. Inleiding


1. In de context van een 'Europa van de burgers' hecht de Commissie groot belang aan vereenvoudiging en verduidelijking van het Gemeenschapsrecht om het voor de gewone burger toegankelijker en begrijpelijker te maken, waardoor deze nieuwe kansen geboden krijgt en in de gelegenheid wordt gesteld van de specifieke rechten die hem worden toegekend, gebruik te maken.


Dit doel kan niet worden verwezenlijkt zolang een groot aantal bepalingen die meermaals, vaak ingrijpend, gewijzigd zijn, versnipperd blijven, zodat zij deels in de oorspronkelijke versie, deels in latere wijzigingen daarop moeten worden gezocht. Nagaan wat de geldende bepalingen zijn, vergt derhalve aanzienlijk speurwerk, waarbij tal van verschillende communautaire besluiten moeten worden vergeleken.


Om deze reden is een codificatie van dikwijls gewijzigde bepalingen van wezenlijk belang, wil het Gemeenschapsrecht duidelijk en doorzichtig zijn.


2. Op 1 april 1987 gaf de Commissie daarom haar diensten de instructie alle wetgeving uiterlijk na tien wijzigingen te codificeren, waarbij zij beklemtoonde dat dit een minimum was en dat de diensten ernaar zouden moeten streven de teksten waarvoor zij verantwoordelijk zijn, nog vaker te codificeren om ervoor te zorgen dat de communautaire bepalingen helder en leesbaar zijn.


De conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Edinburgh (december 1992) bevestigden dit, met onderstreping van het belang van een officiële codificatie, omdat daarmee rechtszekerheid wordt geschapen over het op een gegeven tijdstip op een bepaald gebied toepasselijke recht.


3. Bijgevolg nam de Commissie in haar wetgevingsprogramma voor 1994 de officiële codificatie op van de Eerste Richtlijn 79/267/EEG van de Raad van 5 maart 1979 tot coördinatie van wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe levensverzekeringsbedrijf en de uitoefening daarvan, van Richtlijn 90/619/EEG van de Raad van 8 november 1990 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe levensverzekeringsbedrijf, tot vaststelling van de bepalingen ter bevordering van de daadwerkelijke uitoefening van het vrij verrichten van diensten en houdende wijziging van Richtlijn 79/267/EEG, en van Richtlijn 92/96/EEG van de Raad van 10 november 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe levensverzekeringsbedrijf en tot wijziging van de Richtlijnen 79/267/EEG en 90/619/EEG (Derde levensrichtlijn).


4. Tijdens de voorbereiding van bovengenoemd voorstel voor een officiële codificatie is evenwel gebleken dat het, om een zo doorzichtig en correct mogelijke nieuwe tekst te verkrijgen, noodzakelijk is om enkele wijzigingen op de bestaande richtlijnen voor te stellen die inhoudelijk verder gaan dan hetgeen voor een loutere codificatie in de zin van het Interinstitutioneel Akkoord van 20 december 1994 voor een versnelde werkmethode voor de officiële codificatie van wetteksten aanvaardbaar is. Daarom hebben alle voorgestelde wijzigingen die hieronder worden genoemd, uitsluitend betrekking op omissies in de geldende bepalingen, op verduidelijking van bepaalde juridische situaties en op het schrappen van de namen van ondernemingen die hun activiteiten hebben gestaakt en niet meer moeten worden vermeld.


De Commissie heeft daarom besloten om in plaats van een voorstel voor een officiële codificatie een voorstel tot omwerking van de bovengenoemde richtlijnen in te dienen.


De redenen voor nieuwe bepalingen die een inhoudelijke wijziging van bestaande wetgeving betekenen, worden in het navolgende uiteengezet. Deze veranderingen worden duidelijk aangegeven in het lichaam van de tekst door daarvoor cursiefjes te gebruiken en door, in de rechtermarge, op die plaatsen het woord 'nieuw' op te nemen.


Alle overige bestaande bepalingen waarvoor de Commissie thans niet voornemens is wijzigingen voor te stellen, vormen het gedeelte 'officiële codificatie' van bijgaand voorstel. Dit 'officiële codificatie-'gedeelte berust op de teksten van de communautaire besluiten die in alle officiële talen in het Publicatieblad zijn bekendgemaakt. De inhoud daarvan is volledig behouden met uitsluitend die formele wijzigingen die voor de codificatie in eigenlijke zin nodig zijn. In dit verband zij opgemerkt dat de Commissie in de bestaande teksten de wijzigingen heeft verwerkt die bij Besluit 1999/468/EG van de Raad in de comitéprocedures (de 'comitologie') zijn aangebracht, waarbij evenwel het type van procedure wordt behouden dat in de het voorwerp van het onderhavige voorstel voor een omwerking vormende richtlijnen was vastgesteld. Hoewel de nummering van de artikelen is gewijzigd, is de oude nummering in de marge vermeld om verwijzing en opzoeken te vergemakkelijken; de correlatie tussen de oude en de nieuwe nummers is te vinden in de tabel in Bijlage V.


Het gedeelte 'officiële codificatie' beantwoordt aan hetgeen gewoonlijk wordt gevolgd voor voorstellen waarmee louter codificatie van wetteksten wordt beoogd.


De opneming van een aantal inhoudelijke veranderingen in één enkele tekst waarin ook de geldende wetgeving wordt gecodificeerd, stelt het Europees Parlement en de Raad in staat deze wijzigingen in de passende context te behandelen en biedt alle belanghebbenden één enkele duidelijke en coherente wettekst, in plaats van nieuwe, losstaande wijzigingen of van een eenvoudige codificatie, waarin nog bepalingen voorkomen die onduidelijk zouden zijn of die geen samenhangen met andere wetgeving zouden hebben.


II. Opmerkingen over de voorgestelde wijzigingen.


1. Artikel 1, lid 1, punt m). Definitie van 'gereglementeerde markt'.


De definitie van een 'gereglementeerde markt', zoals vastgesteld in de Derde Levensrichtlijn, was als tijdelijk bedoeld, in afwachting van de vaststelling van een definitie in een richtlijn over beleggingsdiensten. Richtlijn 93/22/EEG van de Raad van 10 mei 1993 betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten is op 31 december 1995 in werking getreden, maar artikel 2 van die richtlijn sluit levensverzekeringsondernemingen uit van het toepassingsgebied daarvan. Daarom kan in de levensverzekeringsrichtlijn de definitie van een gereglementeerde markt slechts langs de weg van een wijziging worden opgenomen.


De voorgestelde nieuwe definitie verwijst naar die van 'gereglementeerde markten' in de Richtlijn 'Beleggingsdiensten' waar het markten betreft die zich in een van de lidstaten bevinden. Voor markten in derde landen wordt voorgesteld het aan de lidstaten over te laten om voor hun verzekeringsondernemingen te besluiten wanneer dergelijke markten kunnen worden geacht aan vereisten te voldoen die vergelijkbaar zijn met die welke aan de gereglementeerde markten van de Europese Unie (EU) worden gesteld.


2. Artikel 18, lid 3 - Datums betreffende gecombineerde activiteiten.


Met de vaststelling van de Eerste Richtlijn 'Levensverzekering' werd het recht om vergunningen te verlenen die ondernemingen in staat stellen gecombineerde activiteiten (zowel 'leven' als 'niet-leven') te verrichten, met ingang van de datum van bekendmaking van die richtlijn (15 maart 1979) afgeschaft. De reeds bestaande maatschappijen die over een vergunning voor het gecombineerde verzekeringsbedrijf beschikten, mochten hun activiteiten voortzetten. Sindsdien zijn zes nieuwe landen tot de EU toegetreden, maar geen van de Akten van toetreding voor die zes bevat een afwijking voor de bovengenoemde datum, omdat verondersteld werd dat de bepaling betreffende het gecombineerde verzekeringsbedrijf in het geval van Griekenland, Portugal en Spanje vanaf de datum van toetreding, en wat Oostenrijk, Finland en Zweden betreft, vanaf de in de EER-Overeenkomst overeengekomen datum moest worden toegepast.


Een juridische analyse van de situatie heeft tot de conclusie geleid dat de lidstaten zonder specifieke afwijking in de Akte van toetreding de algemene bepalingen moeten eerbiedigen. Wat de afschaffing van het recht om vergunningen voor het gecombineerde verzekeringsbedrijf te verlenen betreft, is altijd uitgangspunt geweest dat de zes laatst toegetreden lidstaten deze bepaling in het geval van Griekenland, Portugal en Spanje vanaf de datum van toetreding, en in dat van Oostenrijk, Finland en Zweden vanaf de in de EER-Overeenkomst overeengekomen datum zouden moeten toepassen. Om de situatie te verduidelijken, wordt daarom voorgesteld de bepaling zodanig te wijzigen dat deze hetgeen altijd al als toepasselijk recht wordt beschouwd, weerspiegelt.


3. Artikel 27, punt 3, onder a) - De berekening van 'toekomstige winsten'.


Met de vaststelling van de Derde 'Leven'-richtlijn werd het beginsel van controle door het land van herkomst geïntroduceerd. Niettemin geeft de tekst die de berekening van de vermenigvuldigingsfactor behandelt, de gastautoriteit in dit verband nog enige zeggenschap, en het wordt als een omissie beschouwd dat dit punt niet in de Derde 'Leven'-richtlijn is gewijzigd. Met de voorgestelde wijziging wordt daarom beoogd de omissie te corrigeren door het besluit aan de lidstaat van herkomst te laten overeenkomstig het beginsel van controle door het land van herkomst.


4. Artikel 49, lid 2, onder g), en de leden 3 en 4. Programma van werkzaamheden.


Met de vaststelling van de Derde 'Leven'-richtlijn werd het beginsel van één enkele vergunning voor het gehele EU-gebied ingevoerd. Dit betekende dat verzekeringsondernemingen die in een lidstaat over een vergunning beschikken, zonder verdere vergunningen bijkantoren in andere lidstaten kunnen vestigen. Het was niet langer nodig bepalingen te handhaven over de gegevens die in een programma van werkzaamheden aan het gastland moeten worden verstrekt alvorens aldaar een bijkantoor kan worden gevestigd. Daarom is artikel 11 van de Eerste Richtlijn 'Levensverzekering', die de inhoud van het programma van werkzaamheden bevatte, bij artikel 33 van de Derde 'Leven'-richtlijn geschrapt. Het vereiste om een programma van werkzaamheden in te dienen, geldt ook wanneer bijkantoren van ondernemingen uit derde landen in de EU worden gevestigd. Ongelukkigerwijze is de inhoud van het programma van activiteiten voor bijkantoren uit derde landen die in de EU worden gevestigd, geschrapt toen artikel 11 voor bijkantoren uit de Gemeenschap kwam te vervallen. Met de voorgestelde wijziging wordt beoogd de tekst van het geschrapte artikel betreffende het programma van activiteiten dat voor bijkantoren uit derde landen moet worden ingediend, opnieuw op te nemen.


5. Artikel 59, lid 2 - Afwijkingen en afschaffing van beperkende maatregelen.


Toen de Eerste Richtlijn 'Levensverzekering' werd vastgesteld, werd een Belgische maatschappij, de "Caisse générale d'épargne et de retraite (CGER)"/"Algemene Spaar- en Lijfrentekas (ASLK)", de op grond van de 'Friendly Societies Acts' in het Verenigd Koninkrijk geregistreerde ondernemingen en een Italiaanse onderneming, de 'Banca nazionale delle communicazioni', bij uitzondering het recht verleend de activiteiten die zij ten tijde van de bekendmaking van de richtlijn verrichtten, voort te zetten. Inmiddels is de specifieke structuur van zowel de Belgische als de Italiaanse maatschappij verdwenen en zullen de beide maatschappijen de bijzondere afwijking voortaan niet meer nodig hebben. Daarom wordt voorgesteld het desbetreffende lid te wijzigen door de namen van de Belgische en van de Italiaanse maatschappij te schrappen. De verwijzing naar de ondernemingen die uit hoofde van de 'Friendly Societies Acts' in het Verenigd Koninkrijk zijn geregistreerd, behoudt haar geldigheid en blijft daarom in het voorstel behouden.


6. Artikel 67, lid 1 - Verkregen rechten van bestaande bijkantoren.


De tekst van dit lid verwijst naar 'De bijkantoren die, overeenkomstig de bepalingen van de lidstaat van vestiging, hun werkzaamheden hebben aangevangen ...'. De definitie van het begrip 'vestiging' in artikel 1 omvat hoofdkantoor, agentschap of bijkantoor. Daarom valt uit de tekst niet duidelijk af te leiden of met de bepalingen waarnaar wordt verwezen, die van de lidstaat van herkomst of die van de lidstaat van het bijkantoor worden bedoeld. Oorspronkelijk is die tekst de Tweede Bankrichtlijn overgenomen, maar de tekst is daar duidelijker, omdat in de bewoordingen ervan sprake is van 'lidstaat van ontvangst'. De verzekeringsrichtlijn geeft geen definitie voor de lidstaat van ontvangst, maar wel van de 'lidstaat van het bijkantoor'. Om de tekst te verduidelijken, wordt voorgesteld om de woorden 'lidstaat van vestiging' te vervangen door de woorden 'lidstaat van het bijkantoor'.