Toelichting bij COM(2001)584 - Instelling van het Europees Jaar van opvoeding door sport 2004 - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2001)584 - Instelling van het Europees Jaar van opvoeding door sport 2004. |
---|---|
bron | COM(2001)584 ![]() ![]() |
datum | 16-10-2001 |
Eén op drie Europeanen doet geregeld aan lichaamsbeweging. In de 20e eeuw is sport in Europa een van de markantste sociale verschijnselen geworden. Sport vertegenwoordigt ook het best gestructureerde sociale weefsel van de Europese civiele maatschappij. Meer dan 600 000 sportclubs in Europa getuigen van het sociale belang van sport.
Deze ontwikkeling komt tot uiting in het aantal sportbeoefenaars, in de belangstelling van de burgers voor sport, in het feit dat het overheidsbeleid rekening houdt met sport, maar ook in het economisch effect ervan. Sport is niet meer alleen een vrijetijdsbesteding van de meerderheid van de Europese burgers, het is een belangrijk economisch en sociaal verschijnsel geworden. De lidstaten van de Europese Unie behoren tot de belangrijkste sportmogendheden ter wereld en op het grondgebied van de Unie worden steeds meer sportevenementen georganiseerd. Sport is een maatschappelijk verschijnsel geworden.
In die context is sport een uitstekend instrument voor elk onderwijsbeleid en elk onderwijsinitiatief. Sportactiviteiten maken onlosmakelijk deel uit van de onderwijsprogramma's. Bovendien draagt sport ook essentiële educatieve waarden in zich: sport maakt vertrouwd met de regels van het leven in een gemeenschap, bevordert de integratie in een groep en helpt waarden eigen maken zoals respect voor de anderen (partners en tegenstanders), het naleven van regels, solidariteit, zin voor inspanning, gemeenschappelijke discipline en het leven in de groep.
Deze educatieve waarden van sport en de noodzaak die te vrijwaren zijn in decembe 2000 door de Europese Raad van Nice erkend in de Verklaring over de specifieke kenmerken van de sport en de maatschappelijke functie daarvan in Europa, waarmee bij de uitvoering van het gemeenschappelijk beleid rekening moet worden gehouden. De Raad memoreert: 'Ook al beschikt de Gemeenschap niet over rechtstreekse bevoegdheden op dit gebied, toch moet zij bij haar optreden uit hoofde van de verschillende Verdragsbepalingen rekening houden met de maatschappelijke, educatieve en culturele functie van de sport'.
Inhoudsopgave
De sterke maatschappelijke penetratie maakt sport tot een factor die bijdraagt tot de ontplooiing van de mens. De UNESCO heeft in haar documenten herhaaldelijk onderstreept dat sportactiviteiten met de onderwijsprogramma's moeten worden geassocieerd, aangezien sport bijdraagt tot de algemene vorming van de burger, of het nu om de lichamelijke ontwikkeling gaat of om de ontwikkeling van sociale gewoonten.
In haar verslag 'De concrete doelstellingen van de onderwijsstelsels' i heeft de Commissie een aantal onderwijsdoelstellingen vastgesteld waarvoor de combinatie met lichamelijke activiteiten, met sport, bijzonder nuttig lijkt. Het is in de eerste plaats de bedoeling de scholing van de leerkrachten en opleiders te verbeteren. Op het gebied van de sport heeft een studie van de Commissie i evenwel aangetoond dat de leraren lichamelijke opvoeding beter moeten worden voorbereid en dat de inhoud van dat vak beter moet worden gedefinieerd. Sport kan bovendien een niet te verwaarlozen bron van werkgelegenheid worden, op voorwaarde dat de deskundigheid in de sector wordt bevorderd en de verhouding opleiding/werk en de arbeidsmogelijkheden in de sportsector worden verbeterd.
Het 'Verslag van Helsinki' i over sport bevat eveneens vrij precieze verwijzingen naar de educatieve mogelijkheden die de sport biedt. Het verslag wijst er namelijk op dat kennis in het witboek over onderwijs en opleiding [4] van de Commissie wordt gedefinieerd als 'een geheel van basis- en technische kennis en sociale vaardigheden'. Onder sociale vaardigheden vallen 'relationele vaardigheden, het vermogen om in een groep of samen te werken, creativiteit en het streven naar kwaliteit', waarden die ook in de sportwereld tot uiting komen.
[4] 'Onderwijzen en leren - Naar een cognitieve samenleving', witboek van de Commissie over onderwijs en opleiding, OPOCE, Luxemburg, 1995.
Een andere doelstelling waar de Commissie de aandacht op vestigt, is de toegang tot levenslang leren i. Deze doelstelling vereist een democratisering van de onderwijsstelsels, zodat die voor iedereen toegankelijk worden. Leren via de sport is evenwel een bijzonder geschikte manier om die doelstellingen te bereiken, aangezien sport zo'n hoge sociale penetratiegraad heeft.
Een andere uitdaging is de actualisering van de definitie van de basisvaardigheden in de kennismaatschappij. Tot die vaardigheden behoren volgens de Commissie i 'de vaardigheden op sociaal of persoonlijk vlak die mensen in staat stellen samen te werken en een gelukkig en productief bestaan te leiden'. Op dit vlak is voor de sport nog een belangrijke rol weggelegd. Door de nieuwe technologieën leiden mensen veel meer een zittend leven, waardoor de lichamelijke capaciteiten dreigen weg te kwijnen. Het werk met computers bevordert het contact met mensen veraf, maar werkt het isolement in de hand, leidt zelfs tot een verlies van de vaardigheden om in teamverband te werken en tast de bereidheid aan om de regels van het leven in een samenleving te aanvaarden.
Sportactiviteiten zijn een onmisbaar instrument om het onderwijs open te stellen voor de lokale omgeving, voor Europa en voor de rest van de wereld. Door een openstelling voor de lokale omgeving kan bijvoorbeeld beter gebruik worden gemaakt van de sportuitrusting van de plaatselijke teams, wat bijdraagt tot de totstandbrenging van een partnerschap tussen onderwijs en sportclubs. Hetzelfde geldt voor de maatregelen ter bevordering van de mobiliteit en uitwisselingen. De rijke traditie van en de ruime ervaringen met uitwisselingen in de sport kunnen het aantal uitwisselingen tussen scholieren helpen opdrijven.
Tot slot is sport een waardevol instrument om bij te dragen tot de doelstellingen die het programma Comenius nastreeft: de bevordering van onderwijs in een multicultureel kader, steunverlening aan achtergestelde groepen, de bestrijding van het falen op school en de preventie van sociale uitsluiting.
Sportactiviteiten zijn bijzonder geschikt om discriminatie in al haar vormen (op grond van geslacht, van een handicap enz.) tegen te gaan en om racisme te bestrijden. Sport heeft dus een horizontale dimensie die in overeenstemming is met de communautaire doelstellingen op het gebied van de bestrijding van de uitsluiting zoals die zijn vastgesteld in artikel 13 van het Verdrag. Zoals de Raad van Europa reeds onderstreepte, vormt sport op die manier een uitstekende tribune voor de maatschappelijke democratie.
In zijn resolutie i van 17 december 1999 merkt de Raad op dat de Europese jeugdprogramma's er onder meer toe strekken de buitenschoolse vorming te bevorderen. In verband daarmee erkent de Raad het belang van de sportbeoefening vanuit pedagogisch oogpunt en als element dat een actief burgerschap, betrokkenheid, solidariteit en verdraagzaamheid kan bevorderen.
De Raad verzoekt de Commissie om in samenwerking met de lidstaten maatregelen te ontwerpen teneinde het buitenschoolse vormingspotentieel van sportactiviteiten optimaal te benutten. Dat verzoek stemt overeen met het resultaat van een studie i van de Commissie die wijst op de lage participatiegraad van jongeren aan het verenigingsleven. Uit de studie kan worden afgeleid dat de sportorganisaties de hoogste participatiegraad noteren. De participatie aan sportorganisaties ligt trouwens veel hoger dan die aan religieuze, politieke of vakorganisaties of aan jeugdgroeperingen.
De verklaring van Nice over de specifieke kenmerken van de sport spoort de lidstaten ertoe aan om, eventueel met de steun van de Gemeenschap in het kader van haar bevoegdheden, de bescherming van het vrijwilligerswerk te bevorderen.
De sportevenementen en de normale activiteiten van de sportorganisaties kunnen op een meer specifieke manier bijdragen tot acties met een Europese dimensie op het gebied van het vrijwilligerswerk. Aangezien in Europa het grootste aantal transnationale competities wordt gehouden, kan die ervaring worden benut en kan een stabiel partnerschap tot stand worden gebracht tussen de sportorganisaties en de onderwijswereld om op het gebied van het vrijwilligerswerk gemeenschappelijke ervaringen te bevorderen als factor van buitenschoolse vorming.
De Europese Raad heeft de Europese instellingen verzocht het Gemeenschapsbeleid in het licht van de verklaring te onderzoeken. Sport werd in de Gemeenschap traditioneel vanuit strikt economisch oogpunt gezien. In het kader van het Gemeenschapsbeleid zijn slechts weinig acties ondernomen. Op het gebied van het onderwijs kan evenwel een duidelijk verband worden vastgesteld tussen de sportactiviteit en de doelstellingen van de communautaire maatregelen met betrekking tot het onderwijs.
Daarom is het van belang het partnerschap tussen de onderwijsinstellingen en de sportorganisaties aan te moedigen, zodat meer profijt kan worden getrokken uit de educatieve waarden van de sport en beter gebruik kan worden gemaakt van de mogelijkheden die de Gemeenschapsprogramma's en -acties bieden. In het kader van de onderwijsprogramma's lopen nu reeds specifieke proefprojecten in samenwerking met sportorganisaties. Dit zijn een paar voorbeelden:
- Proefproject sport/school in samenwerking met drie Europese Olympische comités, met de bedoeling bij de schoolactiviteiten de Olympische waarden toe te passen;
- De organisatie van sportactiviteiten in tweedekansscholen, gelet op het integrerend effect van sport;
- Maatregelen in het kader van het Socrates-programma om de mobiliteit te verhogen door middel van uitwisselingen tussen scholen.
Nu komt het erop aan de mogelijkheden die inzake samenwerking sport/school worden geboden, meer vorm te geven en zichtbaarder te maken. De formule van het Europees Jaar - een grootschalige maar in de tijd beperkt actie - is het best geschikt om de doelstellingen te bereiken die in een eerste fase worden nagestreefd. Op grond van de ervaringen die tijdens het jaar worden opgedaan, kan de Commissie een voorstel voor een gemeenschapsactie uitwerken en zodoende gevolg geven aan de resolutie i van de Raad.
Bovendien vinden de Olympische Spelen in 2004 plaats in Athene, de bakermat van de Olympische geest. Deze spelen bieden een uitstekende gelegenheid om te praten over sport en over de noodzaak om de sportieve waarden te herstellen. De sport heeft namelijk te lijden onder de corruptie- en dopingschandalen en de dreiging van een overmatige commercialisering van de sportevenementen, waardoor de ware sociale en educatieve functie van de sport verloren dreigt te gaan.
Het Europees Jaar van opvoeding door sport streeft dus de volgende doelstellingen na:
de onderwijsinstellingen en de sportorganisaties ontvankelijk maken voor samenwerking, gezien het educatieve belang van sport als maatschappelijk verschijnsel met een hoge penetratiegraad in alle lagen van de samenleving, en meer bepaald bij de jongeren;
overwegen hoe de waarden van de sport kunnen worden toegepast bij het ontwikkelen van de zogenaamde educatieve basisvaardigheden, waardoor vooral jongeren niet alleen hun lichamelijk kunnen, maar ook hun sociale vaardigheden zoals teamwerk, solidariteit, verdraagzaamheid en fair play kunnen ontwikkelen;
de positieve bijdrage van het vrijwilligerswerk aan de buitenschoolse vorming van meer bepaald jongeren, alsook aan de ontwikkeling van de sportbeweging onderstrepen;
de mobiliteit en de uitwisselingen van scholieren bevorderen, met name in een multiculturele omgeving en via de organisatie van sportieve en culturele ontmoetingen in het kader van de schoolactiviteiten;
de bezinning en het debat aanmoedigen over de maatregelen die moeten worden genomen om de maatschappelijke integratie van de achtergestelde groepen door middel van sportactiviteiten in de onderwijsstelsels te bevorderen;
de opname van sportactiviteiten in het schoolwerkplan aanmoedigen om het zittend leven van de schoolbevolking te compenseren en zodoende bij te dragen tot een verbetering van de lichamelijke conditie van de leerlingen;
aandacht besteden aan de onderwijsproblemen van jonge sporters, voor wie de sportloopbaan steeds vroeger aanvangt.
Om deze doelstellingen te verwezenlijken, kunnen de volgende acties worden opgezet:
- de organisatie van ontmoetingen en manifestaties, alsook van openings- en slotconferenties;
- de organisatie van vrijwilligerswerk naar aanleiding van de Olympische Spelen en de Paralympics in Athene;
- de lancering van voorlichtings- en promotiecampagnes om de educatieve waarden van de sport te verspreiden;
- samenwerking met de media;
- de uitvoering van enquêtes en verslagen;
- de organisatie van manifestaties die tot doel hebben informatie te verstrekken en in het bijzonder voorbeelden van goede praktijken te geven;
- de toekenning van financiële steun aan initiatieven op transnationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau om de doelstellingen van het Europees Jaar van opvoeding door sport te bevorderen.
Deze maatregelen zijn in de bijlage gedetailleerd beschreven.
Het budget dat voor het Europees Jaar van opvoeding door sport is voorgesteld, is beperkt. Onder voorbehoud van de definitieve beslissing van de begrotingsautoriteit wordt voor deze maatregelen voor heel Europa voor de jaren 2003 en 2004 een bedrag van 11,500 miljoen euro uitgetrokken. Dat budget wordt aangewend om een grote verscheidenheid aan activiteiten en de deelname van tal van actoren te stimuleren en wordt aangevuld met andere initiatieven van de Commissie en van de lidstaten. Het welslagen van het Europees Jaar hangt bijgevolg hoofdzakelijk af van de bereidheid en de mogelijkheden van de actoren op lokaal, regionaal en nationaal niveau om actief deel te nemen aan de mobilisering van de bevolking en van de organisaties van de Europese Unie.
Met de hulp van gespecialiseerde communicatieorganisaties financiert en beheert de Commissie een coherente promotiecampagne die zich tot alle bestaande media richt.
Zonder afbreuk te doen aan het regelgevingskader zet de Commissie zich ervoor in om op een gestructureerde manier geregelde gedachtewisselingen over de tenuitvoerlegging van het Europees Jaar te organiseren met de sportorganisaties, de onderwijsinstellingen en de ngo's die hen vertegenwoordigen.
In 2005 zal een evaluatie worden uitgevoerd om de werkelijke impact van het Europees Jaar vast te stellen en er lessen uit te trekken voor de toekomst.
Het Europees Jaar sluit aan op de andere communautaire acties en vormt met name een aanvulling op het anti-discriminatieprogramma en op andere acties op het gebied van de bestrijding van discriminatie en sociale uitsluiting en de bevordering van de gelijke kansen voor mannen en vrouwen. De Commissie legt er zich ook op toe om opvoeding door sport te integreren in de Europese manifestaties die in 2003 zijn gepland. In het kader van andere communautaire acties die met dit themajaar verband houden, beijvert de Commissie zich bovendien om bij te dragen tot de doelstellingen van het Europees Jaar, niet alleen via de activiteiten die in de context van haar programma's reeds lopen, maar ook door initiatieven die speciaal voor het Europees Jaar worden genomen.
Tot slot zorgt de Commissie bij de tenuitvoerlegging van het Europees Jaar voor een nauwe coördinatie van haar activiteiten met die van andere internationale instellingen zoals de Raad van Europa en de UNESCO.
Om doeltreffend te zijn en tastbare en duurzame resultaten op te leveren, moet het Europees Jaar van opvoeding door sport kunnen rekenen op de inzet en de actieve steun van alle betrokken partijen. De Europese Unie kan weliswaar een actiekader bieden om de bevolking open te stellen voor opvoeding door sport, maar alleen met een ruime deelname van de lidstaten en de sportorganisaties op nationaal niveau kan tastbare vooruitgang worden geboekt.
De goede praktijken die in de lidstaten worden toegepast, zijn tal van voorbeelden die in het kader van het Europees Jaar kunnen worden overgenomen of nagevolgd. Daarbij moet worden toegezien op de deelname van alle betrokken actoren, en meer bepaald van de sportorganisaties en de onderwijsinstellingen. Die goede praktijken betreffen met name:
- de oprichting van een task force op communautaire schaal met vertegenwoordigers van de regeringen, van de sportorganisaties en onderwijsinstellingen en van andere belangrijke segmenten van de civiele maatschappij;
- de organisatie van een breed nationaal forum in elke lidstaat om de openstelling en de mobilisering van de bevolking te verbeteren en bijdragen en verbintenissen op lange termijn in het kader van het Europees Jaar tot stand te brengen. Op dat forum kan de situatie van opvoeding door sport op nationaal niveau worden besproken, kan een beleidsverklaring voor de lange termijn worden geformuleerd en kunnen strategische doelstellingen worden goedgekeurd. Aan het forum nemen vertegenwoordigers deel van de aangewezen ministeries, het nationaal coördinatiecomité, de sportorganisaties en de onderwijsinstellingen, de vakverenigingen op het gebied van onderwijs en sport, het verenigingsleven, burgerverenigingen en de gezinnen. Ook wetgevers en vertegenwoordigers van de bedrijven en van de Europese agentschappen of organen kunnen aan het forum deelnemen;
- het formuleren of bijwerken van een beleidsverklaring voor de lange termijn, met daarin algemene doelstellingen en wezenlijke principes, als conceptueel kader voor het Europees Jaar op nationaal niveau;
- het vormen van brede partnerschappen, met deelname van niet-traditionele partners, zoals de media, jongerenorganisaties en vrijwilligersgroeperingen;
- het decentraliseren van de organisatie van activiteiten om ervoor te zorgen dat de acties op de doelgroep zijn afgestemd en gebaseerd zijn op een duurzame lokale knowhow.
Het kan nuttig zijn de kandidaat-lidstaten en de EVA/EER-landen uit te nodigen om dezelfde verbintenis aan te gaan en het Europees Jaar actief te steunen.
In 2004 zal de publieke opinie in Europa bijzonder gevoelig zijn voor al wat sport aanbelangt. Het Europees voetbalkampioenschap en in het bijzonder de Olympische Spelen en de Paralympics in Athene zullen de topsport op de voorgrond stellen.
Op die manier beschikt de Gemeenschap, die steeds belang heeft gehecht aan de educatieve waarden die de sport kan overbrengen, over een buitengewone kans om de regeringen van de lidstaten, de onderwijsinstellingen en de sportorganisaties gevoelig te maken voor het belang van een breed partnerschap om de sportactiviteiten beter aan te wenden voor onderwijsdoeleinden.
Aangezien de overmatige commercialisering de beroepssport bedreigt en de sport bij de burgers in een kwaad daglicht stelt, is het van belang de echte Olympische idealen te herstellen, zodat ze weer kunnen bijdragen tot volledige persoonlijke ontplooiing. Op die manier zal het Europees Jaar bijdragen tot de herwaardering van het imago van de sport in de Europese samenleving en het gevaar van een sedentair leven en sociaal isolement ingevolge het toenemende gebruik van nieuwe technologieën helpen tegengaan.