Toelichting bij COM(2002)44 - Toetreding, namens de EG, tot het Protocol inzake vermindering van verzuring, eutrofiëring En ozon op leefniveau bij het verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


Verzuring, eutrofiëring en ozon in de omgevingslucht zijn enkele van de belangrijkste problemen op het stuk van luchtverontreiniging die heden ten dage voor het milieu en de volksgezondheid in de Gemeenschap relevant zijn. Het betreft grensoverschrijdende problemen die alleen door middel van internationale actie met succes kunnen worden aangepakt.

De 15 lidstaten en de Europese Gemeenschap zijn partij bij het Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand. Op 30 november 1999 heeft het uitvoerend orgaan van dat verdrag te Göteborg (Zweden) het Protocol inzake vermindering van verzuring, eutrofiëring en ozon op leefniveau aangenomen.

Het Protocol van Göteborg stelt voor ieder land dat partij is, een maximaal emissieniveau (emissieplafond) vast voor vier (groepen) verontreinigende stoffen: zwavel, stikstofoxiden, vluchtige organische stoffen en ammoniak. Deze plafonds, die tegen 2010 moeten worden nageleefd, werden in onderling overleg vastgesteld op basis van wetenschappelijke evaluaties van de effecten van verontreiniging en de mogelijkheden om de emissies te beperken. Wanneer het protocol volledig ten uitvoer zal zijn gelegd, zullen de zwavelemissies in Europa met ten minste 63 %, de NOx- emissies met 41 %, de VOC-emissies met 40 % en de ammoniak emissies met 17 % zijn verminderd ten opzichte van 1990.

Het protocol stelt voorts ook grenswaarden vast voor specifieke emissie bronnen (bijvoorbeeld stookinstallaties, elektriciteitscentrales, stomerijen, personenauto's en vrachtwagens) en het schrijft de toepassing voor van de beste beschikbare technieken om de uitstoot zoveel mogelijk te beperken. VOC-emissies door producten zoals verf en aërosols moeten eveneens worden gereduceerd. Landbouwers tenslotte zullen specifieke maatregelen moeten treffen om de ammoniakuitstoot te beheersen. In richtsnoeren die tezamen met het protocol werden aangenomen, wordt een overzicht gegeven van een brede scala van bestrijdingstechnieken en economische instrumenten ter vermindering van de emissies in de betrokken sectoren, met inbegrip van het vervoer.

Volgens bepaalde ramingen zal, wanneer het protocol ten uitvoer is gelegd, de totale oppervlakte van de gebieden in heel Europa, de niet lidstaten inbegrepen, waar teveel verzuring optreedt, afnemen van 93 miljoen hectare in 1990 tot 15 miljoen hectare. Het areaal met buitensporige eutrofiëring zal afnemen van 165 miljoen hectare in 1990 tot 108 miljoen hectare. Het aantal dagen waarop de ozon drempelwaarde wordt overschreden, zal worden gehalveerd en het niveau van zwevende deeltjes zal ook verminderen. Als gevolg daarvan zal het aantal levensjaren dat verloren gaat ten gevolge van chronische blootstelling aan luchtvervuiling, in 2010 naar schatting 2 300 000 eenheden lager zijn dan in l990 (dit is een inschatting van de verlaging van de levensverwachting die te wijten is aan de lange-termijn blootstelling aan vervuiling). Er wordt ook ingeschat dat het aantal gevallen van voortijdige sterfte op dagen met een zeer hoog niveau van ozon en zwevende deeltjes in de lucht met circa 47 500 eenheden afnemen (hoofdzakelijk betrekking hebbende op personen met al bestaande hart and longafwijkingen). De blootstelling van de vegetatie aan te hoge ozonniveaus zal ten opzichte van 1990 met 44% zijn afgenomen.

Alle 15 lidstaten van de Gemeenschap hebben het protocol ondertekend. Het protocol werd eveneens ondertekend door Bulgarije, Tsjechië, Hongarije, Letland, Polen, Roemenië, Slowakije, Slovenië, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland alsook door andere partijen waaronder Canada, de Russische Federatie en de Verenigde Staten van Amerika. De Europese Gemeenschap zal in aanzienlijke mate profiteren van de uitstootvermindering die door partijen buiten het grondgebied van haar huidige lidstaten tot stand wordt gebracht. Het protocol treedt in werking zodra 16 partijen het hebben bekrachtigd. Op 24 september 2001 had alleen Luxemburg dit gedaan.

De Europese Gemeenschap heeft het protocol niet vóór de sluitingsdatum van 31 mei 2000 ondertekend. De Gemeenschap kan alsnog toetreden tot het protocol. Dit zou een nuttige stap zijn op weg naar de uiteindelijke goedkeuring.

Op 23 oktober 2001 hebben het Europees Parlement en de Raad Richtlijn 2001/81/EG inzake nationale emissiemaxima aangenomen alsook Richtlijn 2001/80/EG inzake de beperking van de emissies van bepaalde verontreinigde stoffen in de lucht door grote stookinstallaties. De richtlijn inzake nationale emissiemaxima stelt voor iedere lidstaat juridisch verbindende emissieplafonds vast voor elk van de verontreinigende stoffen waarop het Protocol van Göteborg van toepassing is. Deze emissieplafonds zijn zonder uitzondering vastgesteld op een niveau dat ten minste gelijk is aan, en in vele gevallen strenger is dan, het uit hoofde van het protocol voorgeschreven plafond. Aan deze emissiemaxima moet tegen 2010 worden voldaan. De grote stookinstallaties richtlijn stelt nieuwe limieten vast voor uitstoot van zwafeldioxide en stikstofoxiden die overeenkomen met die zoals genoemd in het Protocol.

Het is derhalve wenselijk dat de Gemeenschap toetreedt tot het Protocol inzake vermindering van verzuring, eutrofiëring en ozon op leefniveau bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand.