Toelichting bij COM(2000)847 - Melding van voorvallen in de burgerluchtvaart - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2000)847 - Melding van voorvallen in de burgerluchtvaart. |
---|---|
bron | COM(2000)847 |
datum | 19-12-2000 |
Ook voordat de bevoegdheid van de Gemeenschap op het gebied van de veiligheid van het vervoer werd bevestigd door wijziging van artikel 75 van het Verdrag i, heeft de Commissie steeds haar medewerking toegezegd aan het streven naar verhoging van de veiligheid van het luchtvervoer: de eerste specifieke communautaire wetgeving op het gebied van luchtvervoer was een richtlijn uit 1980 inzake onderzoek naar de oorzaken van luchtvaartongevallen i. Vervolgens werd de 'mededeling van de Commissie aan de Raad over communautaire initiatieven op het gebied van incidenten en ongevallen in de burgerluchtvaart' aangenomen i. In dit document werd een ongevallenpreventiebeleid in de Gemeenschap uitgestippeld, dat initiatieven op drie gebieden omvatte: onderzoek naar de oorzaken van ongevallen, verplichte melding van voorvallen en vertrouwelijke meldsystemen.
De vaststelling van een richtlijn inzake het onderzoek van ongevallen en incidenten in november 1994 i was het eerste blijvende resultaat van dit beleid. Die richtlijn beoogt verhoging van de luchtverkeersveiligheid door ervoor te zorgen dat ongevallen of ernstige incidenten behoorlijk worden onderzocht, met als enig doel herhaling te voorkomen. Deze benadering is echter in zoverre beperkt dat, omdat het aantal ongevallen gelukkig zeer laag is, de gelegenheid om eruit te leren beperkt is en de lessen pas geleerd worden, nadat de ramp zich voltrokken heeft.
Thans wordt voorgesteld om het eerste initiatief aan te vullen met een meer preventief gericht plan dat betrekking heeft op de verplichte en vertrouwelijke melding van incidenten, defecten en storingen die een gevaar kunnen betekenen voor de burgerluchtvaart en die meestal worden aangeduid met de verzamelnaam 'voorvallen'. Aangezien ongevallen gewoonlijk worden voorafgegaan door een aantal 'voorbodes', kan een betere kennis van voorvallen helpen bepaalde causale factoren te elimineren en daardoor leiden tot een betere ongevallenpreventie.
Hoofdstuk 7 van bijlage 13 van het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart houdt de volgende aanbeveling in: 'De staten dienen systemen voor officiële melding van incidenten op te zetten, om de verzameling van informatie over reële of potentiële tekortkomingen in de veiligheid te bevorderen' (7.3).
Geleid door deze aanbeveling heeft de Commissie een onderzoek ingesteld naar de stand van de implementatie van ICAO-SARP's i inzake systemen voor verplichte melding van voorvallen. In een voor de Commissie uitgevoerde studie heeft de IFALPA i geconstateerd dat slechts een paar lidstaten verplichte meldingen van voorvallen verzamelen en dat er nog minder de betreffende gegevens hebben opgeslagen, opgespoord of geanalyseerd.
Mogelijkerwijs is het aantal significante voorvallen in iedere staat afzonderlijk niet groot genoeg om in een vroeg stadium aanwijzingen op te leveren voor potentieel ernstig gevaar of trends duidelijk te maken. De doeltreffendheid van een meldsysteem en de kwaliteit van de veiligheidsinformatie die daaraan kan worden ontleend, kunnen daarom worden verbeterd, indien elke lidstaat toegang zou hebben tot een breder opgezette databank dankzij een uitwisseling van gegevens over voorvallen. Dit wordt ook bevestigd door een andere aanbeveling in hetzelfde ICAO i-document: 'Indien dit uitvoerbaar is, moeten de staten door databanken ondersteunde systemen opzetten, ... . Deze databanksystemen moeten gestandaardiseerde formaten gebruiken om de gegevensuitwisseling te vergemakkelijken' (7.4).
Thans is dat echter niet het geval; bestaande databanken kunnen niet onderling gekoppeld worden.
Het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek van de Commissie (GCO) kreeg de opdracht een instrument te ontwikkelen waarmee de lidstaten voorvalmeldingen kunnen verzamelen en gegevens uitwisselen, zonder hun bestaande systeem te moeten veranderen, en om voorts de lidstaten die geen databank hebben of voorvalmeldingen verzamelen de middelen te geven om wel meldingen te verzamelen en uit te wisselen.
Het GCO heeft daarop een proefproject gestart, met de naam ECCAIRS (European Co-ordination Centre for Aviation Incident Reporting Systems - Europees coördinatiecentrum voor meldsystemen inzake luchtvaartincidenten), onder toezicht van een externe stuurgroep bestaande uit vertegenwoordigers van Denemarken, Frankrijk, Duitsland, Italië, Portugal, Zweden, het Verenigd Koninkrijk, de ICAO en de Commissie.
Aan het einde van de implementatiefase concludeerde de stuurgroep 'dat de haalbaarheid was aangetoond.... Indien het politieke besluit tot implementatie van een gecoördineerd stelsel wordt genomen,... zou ECCAIRS het fundament van dat stelsel kunnen vormen. ... ECCAIRS zou als hoeksteen kunnen fungeren bij de totstandkoming van deze (geavanceerde analyse-) technieken, aangezien het in staat is om grote hoeveelheden gegevens uit meerdere bronnen samen te brengen'.
In maart 1998 heeft de Commissie een seminar georganiseerd voor de presentatie van ECCAIRS, en het project kreeg enthousiaste steun van de meerderheid van de deelnemers, die de volledige luchtvervoerssector vertegenwoordigden (burgerluchtvaartautoriteiten, instanties voor het onderzoeken van ongevallen, luchtverkeersbeheer, fabrikanten, luchtvaartmaatschappijen, personeels vertegenwoordigers, onderzoekinstellingen, veiligheidsspecialisten, enz.). Als Europees stelsel zal het de effectiviteit van de nationale systemen sterk vergroten, omdat dan een netwerk tot stand kan worden gebracht dat gemakkelijk toegang geeft tot data die een veel groter gebied bestrijken. Ook de toekomstige Europese organisatie voor de veiligheid in de luchtvaart zal dit soort gegevens nodig hebben om haar werk goed te kunnen doen.
Daar komt nog bij dat het ECCAIRS-systeem volledig compatibel is met het ADREP (Accident/incident Reporting)-systeem van de ICAO en de lidstaten de mogelijkheid geeft automatisch te melden, zodat zij beter zullen kunnen voldoen aan hun uit het Verdrag van Chicago voortvloeiende meldingsverplichting, hetgeen op het ogenblik te wensen overlaat. Ook dient te worden opgemerkt dat een aantal derde landen belangstelling heeft getoond voor het ECCAIRS-systeem en dat de Gemeenschap op het gebied van standaardisatie van ongevallen- en incidentenmelding baanbrekend werk zou kunnen verrichten, dat de veiligheid van het luchtverkeer in andere werelddelen ten goede kan komen.
Ondertussen is in het kader van JAA en EUROCONTROL gestreefd naar harmonisatie van technische meldingsvoorschriften in Europa. De Commissie heeft deelgenomen aan de werkgroepen die voor deze initiatieven zijn opgezet en de resultaten van hun werkzaamheden zijn verwerkt in de bijlagen bij deze richtlijn waarin een overzicht wordt gegeven van te melden voorvallen. Zodoende wordt ervoor gezorgd dat alle meldingsvoorschriften consistent zijn.
De Commissie is er nu van overtuigd dat de opzet op communautair niveau van een verplicht voorvalmeldsysteem haalbaar is en ze heeft een instrument ontwikkeld dat als centraal systeem kan fungeren voor die lidstaten die niet zelf een eigen databank willen opzetten, of als gedecentraliseerd systeem dat de uitwisseling en integratie van informatie met de lidstaten die wel een databank hebben, zal vergemakkelijken.
Daarom is de Commissie van mening dat het volledig in overeenstemming is met het bepaalde in artikel 80, lid 2, dat de Gemeenschap een initiatief neemt dat leidt tot de instelling van een communautair stelsel van verplichte melding voor het verzamelen, registreren, uitwisselen en verspreiden van informatie over gevaarlijke of potentieel gevaarlijke voorvallen.
Zodoende kunnen de burgerluchtvaartautoriteiten en personen of organisaties die invloed hebben op de luchtverkeersveiligheid daaruit leren en kunnen de implicaties van ieder voorval voor de veiligheid worden beoordeeld, zowel wat betreft het voorval op zichzelf als gerelateerd aan soortgelijke voorvallen in de rest van de Gemeenschap, zodat te zijner tijd de nodige maatregelen kunnen worden genomen. Voorts moet, van geval tot geval, geselecteerde informatie ook ter beschikking worden gesteld van andere partijen die een rol spelen op het gebied van de luchtverkeersveiligheid, wanneer hen dit bij de verhoging daarvan kan helpen.
Daartoe moeten echter alle lidstaten elkaar ten aanzien van de status van de uit te wisselen informatie vertrouwen. Indien dat vertrouwen er niet is, moet namelijk worden aangenomen dat landen die dergelijke informatie als vertrouwelijk beschouwen, deze informatie niet aan andere landen zullen doorgeven, wanneer ze daar openbaar wordt gemaakt. Daarom moet er een gemeenschappelijke regeling inzake de verspreiding van informatie komen. Gezien de gevoeligheid van dergelijke informatie en het gevaar dat ruwe gegevens bij het publiek verkeerde ideeën over de veiligheid van het luchtverkeer kunnen doen ontstaan, wordt het verstandig geacht alle gedetailleerde informatie als vertrouwelijk te behandelen en de toegang daartoe te beperken tot officiële instanties. Omdat echter gegevens beschikbaar moeten zijn voor beroepsmatig betrokken partijen die daarvan gebruik kunnen maken om de veiligheid van de luchtvaart te verhogen (exploitanten, fabrikanten, ontwerpers, opleidingsorganisaties, onderzoekinstellingen,...) dient de Commissie te worden gemachtigd een beleid te ontwikkelen en besluiten te nemen inzake de selectieve verspreiding naar die belanghebbende partijen, zodat zij de voor de vervulling van hun taken noodzakelijke informatie kunnen verkrijgen en bijdragen aan de verhoging van hun eigen veiligheid en van het algemene veiligheidsniveau in de luchtvaart. Daar het grote publiek bovendien recht heeft op informatie over het algemene veiligheidsniveau van het luchtverkeer in de Gemeenschap, zullen op gezette tijdstippen overzichtsstatistieken worden gepubliceerd.
Tenslotte zullen getuigen van voorvallen niet geneigd zijn deze te melden, indien zij het risico lopen voor mogelijke betrokkenheid te worden gestraft. De informatiebron, die zo nodig is voor verbetering van de luchtverkeersveiligheid, zou dan opdrogen. Daarom is het noodzakelijk tot overeenstemming te komen over bescherming van de informatiebron.
Benadrukt dient echter te worden dat dergelijke verplichte melding los staat van de interne melding die door fabrikanten, luchtvaartmaatschappijen en onderhouds organisaties als onderdeel van hun veiligheidsauditsystemen is ingesteld met het oog op het vervullen van hun taken op veiligheidsgebied. Het is dus niet de bedoeling om het ene systeem door het andere te vervangen. Integendeel deze interne procedures kunnen worden gebruikt om de te melden voorvallen i te halen uit het grote aantal niet voor melding in aanmerking komende voorvallen, omdat anders de verplichte meldsystemen met meldingen overstelpt kunnen raken.
De ervaring heeft uitgewezen dat verplichte melding betrekkelijk succesvol is bij het verzamelen van informatie over technische defecten en andere incidenten, waarbij de melders geen verantwoordelijkheid dragen. Menselijke fouten daarentegen, ook als zij het gevolg zijn van bijvoorbeeld gebreken in het cockpitontwerp of gecompliceerde procedures, worden zelden gemeld en er is dan ook weinig kans dat zij spontaan aan de dag komen. Als men weet dat menselijke factoren tot op zekere hoogte in circa tachtig percent van de ongevallen een rol spelen, vormen meldsystemen waarbij vertrouwelijkheid in acht wordt genomen, essentiële instrumenten voor ongevallenpreventie.
In september 1999 heeft de ICAO in Montreal een Accident Investigation and Prevention (AIG) Divisional Meeting (vergadering van de afdeling onderzoek en preventie van ongevallen) gehouden waar deskundigen op het gebied van luchtverkeersveiligheid uit 83 verdragsstaten en 11 organisaties met waarnemerstatus de Standards and Recommended Practices van de ICAO, met name die van bijlage 13, aan een onderzoek hebben onderworpen. Zij kwamen onder andere tot de volgende conclusies:
"Een staat moet een systeem van vrijwillige i melding van incidenten opzetten om het verzamelen te vergemakkelijken van informatie die niet door middel van een systeem van verplichte melding van incidenten kan worden ingewonnen.
Een systeem van vrijwillige melding van incidenten mag niet bestraffend zijn en moet de informatiebronnen bescherming verschaffen.
Noot 1.- Een niet-bestraffend klimaat is fundamenteel voor vrijwillige melding.
Noot 2.- De staten worden aangemoedigd om de vrijwillige melding van voorvallen die van invloed kunnen zijn op de veiligheid van de luchtvaart, te vergemakkelijken en te stimuleren door hun desbetreffende regelgeving en beleid voor zover nodig aan te passen.
Jammer genoeg hebben zeer weinig lidstaten het nodige gedaan om het opzetten van dergelijke vertrouwelijke meldsystemen mogelijk te maken.
De Commissie acht het noodzakelijk dat de Gemeenschap voor het vereiste kader zorgt om de invoering mogelijk te maken van een programma van vertrouwelijke melding van incidenten dat de vrijwillige melding van opgemerkte tekortkomingen in de luchtvaart die als een reëel of mogelijk gevaar worden beschouwd, stimuleert en de luchtvaart deze informatie aanreikt met het oog op het bijdragen aan de verhoging van het veiligheidsniveau.
Zoals reeds vermeld in de bovengenoemde studie van IFALPA, kan het vertrouwen van melders in de vertrouwelijkheid van het meldsysteem alleen worden gewonnen als identificatie van de verstrekte gegevens onmogelijk wordt gemaakt zodra deze gegevens zijn geregistreerd, zodat bij de verdere verspreiding en analyse niemand hen nog daarmee in verband kan brengen.
Ter beoordeling van de haalbaarheid van het concept heeft de Commissie financiële steun verleend aan de invoering van een vertrouwelijk meldsysteem in Duitsland. Dit systeem, dat EUCARE wordt genoemd, werd van 1993 tot 1999 als een onderzoekprototype toegepast. De exploitatie ervan werd begeleid door een stuurgroep die uit veiligheidsdeskundigen uit de lidstaten bestond onder voorzitterschap van de Commissie. Op basis van deze ervaring heeft de stuurgroep een document (Requirement Document) opgesteld waarin in detail wordt beschreven hoe een vertrouwelijk meldsysteem moet worden georganiseerd om het vertrouwen van alle partijen te winnen. Dankzij de betrokkenheid in dit project kon de Commissie tevens deelnemen aan de vergaderingen van de International Council of Aviation Safety Systems, die de wereldvereniging van vertrouwelijke meldsystemen is, en zodoende profijt trekken van de ervaringen in andere delen van de wereld.
Er werd nog een andere studie verricht i om de juridische haalbaarheid van vertrouwelijke melding te beoordelen in landen waar de wetgeving op de 'Code Napoléon' is gebaseerd, met name Frankrijk en Spanje. De conclusie van die studie luidde dat"...geen echt relevant juridisch obstakel de invoering van vrijwillige meldingen van luchtvaartincidenten in de weg staat. ...De Gemeenschap kan ...het algemene juridische kader vaststellen voor een standaardsysteem van vrijwillige melding van luchtvaartincidenten ...Uit een strikt juridisch oogpunt lijkt het niet onmogelijk een systeem in overweging te nemen waarvan de operationele beginselen niet noodzakelijkerwijs overeenstemmen met de juridische praktijken van elke lidstaat en waarvoor dus bijzondere afwijkingen van het strafrecht zijn vereist".
De organisatie op communautair niveau van vertrouwelijke incidentenmelding is derhalve haalbaar en de lidstaten en de Commissie hebben voldoende kennis en ervaring verworven om een grotendeels op menselijke factoren gericht netwerk van vertrouwelijke meldsystemen te faciliteren.
Aangezien menselijke factoren nauw verweven zijn met cultuur, communicatie en plaatselijke gewoontes, lijken de lidstaten goed geplaatst om vertrouwelijke melding op nationaal niveau te organiseren. In de kleine luchtvaartkring kan het echter zeer moeilijk zijn om vertrouwelijkheid te garanderen. Eventuele melders van voorvallen zullen dan ook wellicht meer vertrouwen hebben in regionale of subregionale instanties.
Het lijkt voorts gemakkelijker vertrouwen te winnen en de betrouwbaarheid te verhogen, indien de instanties die de meldingen beheren zelf geen officiële of administratieve organisaties zijn en indien belanghebbende partijen kunnen deelnemen aan het toezicht daarop, zodat vertrouwelijkheid is gewaarborgd. Dit wijst erop dat de beste organisatievorm voor instanties die met het beheer van vertrouwelijke meldingen zijn belast, waarschijnlijk die is van stichtingen waarbij alle belanghebbende partijen zijn betrokken en die door overheidsinstanties en het bedrijfsleven worden gesteund. Enkele organisaties die door nationale autoriteiten en het bedrijfsleven zijn opgericht, functioneren reeds met succes.
Volgens de Commissie is de beste optie dan ook dat de Gemeenschap het voor belanghebbende partijen gemakkelijker maakt de noodzakelijke structuren tot stand te brengen of bestaande instanties in staat stelt hun activiteiten in de Gemeenschap uit te breiden.
Daartoe dienen de juridische moeilijkheden te worden overwonnen die uit de haalbaarheidsstudies naar voren zijn gekomen. Het is namelijk van essentieel belang dat meldingen in de gehele Gemeenschap kunnen worden geanonimiseerd, zonder dat melders of personen die met het anonimiseren zijn belast, kunnen worden beschuldigd van vervalsing of van vernietiging van bewijsmateriaal indien een ongeval later aanleiding geeft tot een gerechtelijk onderzoek. De Commissie stelt derhalve voor dat de lidstaten hun wetten, voorschriften en administratieve praktijken aanpassen zodat meldingen van voorvallen waarvoor geen meldingsverplichting geldt, anoniem kunnen worden gemaakt.
De Commissie kan zo nodig eveneens onderzoeken hoe de Gemeenschapsbegroting voor verhoging van de luchtverkeersveiligheid kan worden gebruikt voor het verlenen van steun aan bestaande of nieuwe stichtingen die voldoen aan de noodzakelijke voorwaarden, zoals bepaald door de EUCARE-studie, om het vertrouwen van alle belanghebbende partijen te winnen.
De verhoging van de luchtverkeersveiligheid rechtvaardigt dat meer moeite wordt gedaan om ongevallen te voorkomen. Daartoe kan gebruik worden gemaakt van een betere kennis en analyse van grote hoeveelheden gegevens over incidenten en veel andere voorvallen, die weliswaar zelf geen ernstig karakter hebben, maar op zwakke punten of storingen kunnen wijzen die, indien zij niet worden verholpen en bij een samenloop van omstandigheden, tot een ongeval kunnen leiden.
Om dergelijke grote hoeveelheden gegevens te verkrijgen dient een kader tot stand te worden gebracht waarin zoveel mogelijk incidenten worden gemeld, informatie wordt gedeeld en verspreid naar degenen die ze kunnen analyseren en er de juiste conclusies uit kunnen trekken. Daartoe dienen stelsels voor verplichte en vertrouwelijke melding in het leven te worden geroepen, terwijl de informatie tevens moet worden gedeeld op basis van in onderling overleg vastgestelde regels van vertrouwelijkheid en verspreiding.
Dat zijn de doelstellingen van het bijgaande voorstel.
Inhoudsopgave
- Subsidiariteit
- 1. Eerdere initiatieven van de Gemeenschap
- 2. Verplichte melding van incidenten
- 2.1. Huidige situatie
- 2.2. Haalbaarheid van een communautair stelsel voor verplichte melding van incidenten
- 2.3. Totstandbrenging van het noodzakelijke kader
- 3. Vertrouwelijke melding van incidenten
- 3.1. Huidige situatie
- 3.2. Haalbaarheid van een communautair stelsel voor vertrouwelijke melding van incidenten
- 3.3. Totstandbrenging van het noodzakelijke kader
- 4. Conclusie
- / PROPORTIONALITEIT
- a) Wat zijn de doelstellingen van het voorstel in het licht van de verplichtingen van de Gemeenschap en wat is de communautaire dimensie van het probleem-
- b) Ligt de bevoegdheid voor de geplande activiteiten uitsluitend bij de Gemeenschap of deelt zij deze met de lidstaten-
- d) Welk soort maatregelen kan de Gemeenschap nemen-
- e) Is een uniforme regeling nodig of is het voldoende dat algemene doelstellingen in een richtlijn worden vastgelegd en de uitvoering aan de lidstaten zelf wordt overgelaten-
- ARTIKELSGEWIJS COMMENTAAR
- Artikel 2
- Artikel 3
- Artikel 4
- Artikel 5
- Artikel 6
- Artikel 7
- Artikel 8
- Artikel 9
- Artikel 10
- Artikelen 11 tot en met 13
De Commissie heeft ook gekeken of het voorstel in overeenstemming is met het subsidiariteitsbeginsel en heeft zich hierbij de volgende vragen gesteld:
a) Wat zijn de doelstellingen van het voorstel in het licht van de verplichtingen van de Gemeenschap en wat is de communautaire dimensie van het probleem-
De voornaamste doelstelling van het voorstel is de veiligheid van het luchtvervoer te verhogen op grond van artikel 80, lid 2, dat de Gemeenschap verplicht initiatieven te nemen op een gebied dat reeds door uitgebreide communautaire wetgeving wordt bestreken.
b) Ligt de bevoegdheid voor de geplande activiteiten uitsluitend bij de Gemeenschap of deelt zij deze met de lidstaten-
De beoogde maatregel valt niet onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap.
c) Welke aanpak is het meest doeltreffend: communautaire maatregelen of maatregelen van de lidstaten; wat is de meerwaarde van de voorgestelde communautaire maatregel en wat zijn de gevolgen van niets doen-
Op zichzelf staande meldsystemen van de lidstaten zijn minder efficiënt dan een gecoördineerd informatie uitwisselend netwerk, dat een snellere opsporing van mogelijke veiligheidsproblemen mogelijk maakt. De ervaring heeft uitgewezen dat incidenten die zich in de ene lidstaat voordeden, niet bekend waren in andere lidstaten en dat dergelijke omstandigheden tot een ongeval met fatale afloop hebben geleid.
Indien geen gemeenschappelijke juridische grondslagen voor bescherming van de vertrouwelijke melding van incidenten worden vastgesteld, heeft een dergelijk essentieel instrument voor het verhogen van de veiligheid in de luchtvaart overigens geen kans van slagen, gezien het gebrek aan rechtszekerheid over de grenzen heen dat melders en personen die de meldingen anonimiseren, in een bepaalde lidstaat niet kunnen worden vervolgd wegens hun betrokkenheid in een systeem van vertrouwelijke melding in een andere lidstaat.
De Gemeenschap kan door middel van financiële steun de opzet van meldsystemen in alle lidstaten en de instelling van een centrale databank stimuleren, maar dat zou niet volstaan, omdat wat het anonimiseren en de bekendmaking van veiligheidsinformatie aan het publiek betreft de lidstaten niet allemaal hetzelfde beleid voeren. De Gemeenschap heeft voor de oplossing van deze problemen geen andere keus dan wetgeving die voorziet in een gemeenschappelijke regeling terzake.
e) Is een uniforme regeling nodig of is het voldoende dat algemene doelstellingen in een richtlijn worden vastgelegd en de uitvoering aan de lidstaten zelf wordt overgelaten-
Op een dergelijk gebied is geen uniformiteit vereist. Een kaderrichtlijn met doelstellingen die de lidstaten met een zekere mate van vrijheid toepassen, wordt voldoende geacht.
De Commissie is derhalve tot de conclusie gekomen dat het voorstel strookt met het subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginsel.
Artikel 1
Dit artikel bevat de doelstelling van de richtlijn.
Dit artikel bakent het toepassingsgebied van de richtlijn af. Daarin wordt de meldingsverplichting tot buiten de Gemeenschap uitgebreid, omdat de staat van registratie of van exploitatie van een vliegtuig op de hoogte moet zijn van alle voorvallen waarbij zijn vliegtuigen zijn betrokken, ongeacht de plaats waar het voorval zich heeft voorgedaan.
Dit artikel geeft de nodige definities.
In dit artikel worden de bij het openbaar vervoer betrokken categorieën personen opgesomd die verplicht moeten worden voorvallen te melden. Het artikel laat ook de mogelijkheid open voor meldingen uit andere sectoren van de burgerluchtvaart en biedt de mogelijkheid om nieuwe categorieën melders en voorvallen toe te voegen.
Dit artikel bepaalt dat de meldingen van voorvallen worden verzameld, geëvalueerd, verwerkt en opgeslagen in een databank. De lidstaten moeten deze taak toevertrouwen aan een bevoegde instantie; dit kan een burgerluchtvaartinstantie zijn of de instantie die een ongeval onderzoekt.
Dit artikel verplicht de lidstaten tot informatie-uitwisseling. Om deze te vergemakkelijken heeft de Commissie programmatuur ter beschikking gesteld van de lidstaten waarmee zij aan deze verplichting kunnen voldoen. Lidstaten die reeds andere programmatuur gebruiken, moeten trachten deze compatibel te maken met die van de Commissie, hoewel gezegd moet worden dat vanaf het begin compatibiliteit is gecreëerd tussen deze programmatuur en de in de lidstaten gebruikte software.
Dit artikel bepaalt dat de uit de meldingen verzamelde informatie ter beschikking moet worden gesteld om voor verhoging van de veiligheid te kunnen worden gebruikt. De verzamelde en uitgewisselde informatie zal beschikbaar zijn voor iedere nationale burgerluchtvaartdienst, die er bij haar dagelijkse werkzaamheden als veiligheidsregelgever gebruik van zal maken, alsmede voor de instanties die ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart onderzoeken. De verschillende categorieën melders krijgen toegang tot het informatieniveau dat nodig is om hun deelname van nut te maken en om van de ervaring van hun gelijken te kunnen leren. Andere bij de verhoging van de luchtverkeersveiligheid betrokken partijen, zoals onderzoekcentra, opleidingsinstellingen en universiteiten kunnen ook geselecteerde informatie voor eigen gebruik krijgen. Vrijgave van deze informatie gebeurt van geval tot geval en op een 'need to know'-basis. Omdat ook het publiek er recht op en belang bij heeft om te worden geïnformeerd over de veiligheid in de luchtvaart, zullen er regelmatig specifieke overzichten worden gepubliceerd, en indien nodig uittreksels van reële, onnaspeurbaar gemaakte meldingen.
Dit artikel stelt de status vast van de krachtens deze richtlijn uitgewisselde informatie en beschermt de informatieverstrekkers en de door hen verstrekte informatie, teneinde vrije en vertrouwelijke informatieverstrekking te waarborgen in het belang van de veiligheid. Dit artikel wil ook een veiligheidsgericht klimaat scheppen waarin schuld geen rol speelt, en preventieve corrigerende maatregelen in de plaats stellen van strafmaatregelen.
Krachtens dit artikel dienen de lidstaten hun wetgeving aan te passen om de instelling van vertrouwelijke meldsystemen mogelijk te maken.
Krachtens dit artikel wordt een comité opgericht dat de Commissie moet helpen bij de tenuitvoerlegging van de bepalingen van deze richtlijn.
Procedurebepalingen.