Toelichting bij COM(2002)259 - Wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG, 83/349/EEG en 91/674/EEG van de Raad betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen en verzekeringsondernemingen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Inleiding

Teneinde de voltooiing van de interne markt voor financiële diensten te versnellen, heeft de Europese Raad van Lissabon van 23-24 maart 2000 bepaald dat het door de Commissie opgestelde Actieplan voor financiële diensten vóór 2005 moet worden uitgevoerd en er tevens op aangedrongen dat de nodige maatregelen worden genomen om de vergelijkbaarheid te verbeteren van de jaarrekeningen van EU-vennootschappen waarvan de effecten op een gereglementeerde markt genoteerd zijn.

Op 13 juni 2000 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de mededeling 'Strategie van de EU inzake de financiële verslaglegging: verdere maatregelen' i. Daarin wordt voorgesteld alle beursgenoteerde EU-vennootschappen te verplichten uiterlijk in 2005 hun geconsolideerde jaarrekening op te stellen overeenkomstig één enkele reeks standaarden voor jaarrekeningen, namelijk de International Accounting Standards (IAS). Het hanteren van uniforme en degelijke regels voor de financiële verslaglegging op de EU-kapitaalmarkten zal de algehele marktefficiëntie verhogen en zo de kapitaalkosten voor ondernemingen verminderen.

Op 17 juli 2000 juichte de Raad (Ecofin) in zijn conclusies de mededeling van de Commissie van juni 2000 toe en benadrukte dat de vergelijkbaarheid van de jaarrekeningen van beursgenoteerde vennootschappen, financiële instellingen en verzekeringsondernemingen uit de EU een wezenlijk aspect is van de integratie van de financiële markten. Daarnaast heeft de Raad (Ecofin) de Commissie verzocht een voorstel in te dienen om deze nieuwe verplichting in te voeren en tevens een adequaat mechanisme te ontwikkelen voor de goedkeuring van de IAS.

Op 13 februari 2001 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen i ("de IAS-verordening"). Het voorstel voorziet in een goedkeuringsmechanisme om de IAS in de EU te erkennen. De IAS worden daarbij aan gespecificeerde criteria getoetst en indien zij op basis van deze criteria geschikt worden bevonden, worden zij 'goedgekeurd' voor toepassing binnen de EU.

Van bijzonder groot belang is dat dit voorstel voor een verordening alle beursgenoteerde EU-vennootschappen ertoe verplicht om vanaf 2005 hun geconsolideerde jaarrekening overeenkomstig de goedgekeurde IAS op te stellen. Voorts biedt het de lidstaten de mogelijkheid beursgenoteerde vennootschappen toe te staan of te verplichten hun enkelvoudige jaarrekeningen overeenkomstig de goedgekeurde IAS op te stellen, alsook niet-beursgenoteerde vennootschappen toe te staan of te verplichten de goedgekeurde IAS toe te passen.

Uit een recent onderzoek i onder 700 beursgenoteerde EU-vennootschappen blijkt dat 79% van de financieel directeuren achter de aanbeveling van de Europese Commissie staat om de IAS met ingang van 2005 verplicht te stellen voor beursgenoteerde EU-vennootschappen. Niet zozeer overwegingen op het gebied van de verslaglegging, maar veeleer strategische zakelijke en financiële redenen vormen de motivatie voor de overschakeling op de IAS. Het gaat daarbij onder meer om verkoopbaarheid, grensoverschrijdende fusies en overnames, de communicatie met de aandeelhouders en het aantrekken van vermogen.

De momenteel in de EU vigerende verslagleggingsvoorschriften zijn hoofdzakelijk gebaseerd op de volgende EU-wetsteksten (hierna gezamenlijk aangeduid met de benaming 'jaarrekeningenrichtlijnen'):

* de Vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen, waarin de voorschriften zijn neergelegd waaraan vennootschappen zich moeten houden bij het opstellen van hun jaarrekening i;

* de Zevende Richtlijn 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 betreffende de geconsolideerde jaarrekening, waarin de voorschriften zijn vervat die bij de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening in acht moeten worden genomen i;

* Richtlijn 86/635/EEG van de Raad van 8 december 1986 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen, waarin aspecten worden behandeld die specifiek voor dergelijke instellingen van belang zijn i; en

* Richtlijn 91/674/EEG van de Raad van 19 december 1991 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van verzekeringsondernemingen, waarin de specifieke voorschriften zijn vastgesteld die deze entiteiten bij de opstelling van beide soorten jaarrekeningen in acht moeten nemen i.

De jaarrekeningenrichtlijnen zullen een belangrijke rol spelen in het bij de voorgestelde IAS-verordening ingevoerde mechanisme voor de goedkeuring van de IAS. Voorts zullen zij de grondslag blijven vormen voor de jaarrekeningenwetgeving voor entiteiten die hun jaarrekeningen of geconsolideerde jaarrekeningen niet overeenkomstig de op grond van de IAS-verordening goedgekeurde IAS opstellen. De jaarrekeningenrichtlijnen hebben ten slotte ook betrekking op belangrijke aangelegenheden die buiten de werkingssfeer van de IAS-verordening vallen (bijvoorbeeld de verplichting een accountantscontrole te laten uitvoeren en een jaarverslag op te stellen). Zij zullen op deze terreinen van kracht blijven.

De jaarrekeningenrichtlijnen zijn sedert hun goedkeuring, niet minder dan 23 jaar geleden, grotendeels ongewijzigd gebleven. Intussen hebben de theorie op het gebied van de financiële verslaglegging en de algemeen aanvaarde werkwijzen een ingrijpende ontwikkeling doorgemaakt, die overigens nog steeds voortduurt. De Commissie heeft tal van studies verricht of ontvangen waaruit blijkt dat de jaarrekeningenrichtlijnen in vele opzichten nog steeds consistent zijn met de actuele theorie op het gebied van de financiële verslaglegging en de thans gangbare werkwijzen. Op een beperkt aantal gebieden druisen de erin neergelegde voorschriften echter in tegen de IAS die de EU uit hoofde van de IAS-verordening wil invoeren. Deze situatie is onaanvaardbaar, en wel om twee redenen.

Ten eerste: indien het de bedoeling is dat de jaarrekeningenrichtlijnen een belangrijke rol spelen in het bij de voorgestelde IAS-verordening ingevoerde mechanisme voor de goedkeuring van de IAS, moeten zij aansluiten bij de actuele ontwikkelingen op het gebied van de financiële verslaglegging. In dit verband is het van belang deze richtlijnen zodanig te structureren dat zij berekend zijn op stapsgewijze verdere ontwikkelingen in de IAS - er moet met andere woorden worden vermeden dat telkens als een nieuwe IAS wordt voorgesteld, de richtlijnen dienen te worden gewijzigd.

Ten tweede moeten er gelijke concurrentievoorwaarden gelden voor vennootschappen die de IAS toepassen en vennootschappen die dat niet doen. Dit is ook noodzakelijk om een vlotte overgang mogelijk te maken wanneer vennootschappen een beursnotering voorbereiden.

Met dit voorstel wordt derhalve een drieledige doelstelling nagestreefd:

wegwerken van alle bestaande tegenstrijdigheden tussen de jaarrekeningenrichtlijnen en de IAS;

ervoor zorgen dat de in het kader van de IAS geboden optionele verslagleggingsmethoden kunnen worden toegepast door de EU-vennootschappen waarvoor de jaarrekeningenrichtlijnen als de grondslag van hun jaarrekeningenwetgeving blijven fungeren (dit zijn de vennootschappen die hun jaarrekening of geconsolideerde jaarrekening niet overeenkomstig de op grond van de IAS-verordening goedgekeurde IAS opstellen); en

actualiseren van de fundamentele structuur van de jaarrekeningenrichtlijnen zodat deze voorzien in een kader voor de financiële verslaglegging dat aansluit bij de moderne praktijk en tegelijkertijd flexibel genoeg is om op toekomstige ontwikkelingen in de IAS te kunnen inspelen.

De voorgestelde wijzigingen zullen alle tegenstrijdigheden tussen de Richtlijnen 78/660/EEG, 83/349/EEG en 91/674/EEG en de per 1 mei 2002 bestaande IAS wegnemen.

Te gelegener tijd zal de Commissie voorstellen van dezelfde strekking doen in verband met Richtlijn 86/635/EEG van de Raad van 8 december 1986 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen.

1.

2. Tijdschema en toepassingsdatum


Hierboven is erop gewezen dat de Europese Raad van Lissabon heeft bepaald dat het door de Commissie opgestelde Actieplan voor financiële diensten vóór 2005 moet worden uitgevoerd. Zowel de IAS-verordening als de modernisering van de jaarrekeningenrichtlijnen zijn essentiële onderdelen van dit plan. Om deze uiterste termijn te halen, moeten beide bovengenoemde maatregelen derhalve vóór 2005 zijn uitgevoerd. Het is dan ook van bijzonder groot belang dat de voorgestelde wetgeving zo snel mogelijk kan worden toegepast.

2.

3. Overzicht van de inhoud van dit voorstel


3.

3.1. Artikel 1


Ter verwezenlijking van de bovenbeschreven doelstellingen brengt artikel 1 de noodzakelijke wijzigingen aan in de Vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen.

Lid 1 - Het is algemeen gebruikelijk dat de jaarrekening bepaalde aanvullende stukken bevat, zoals bijvoorbeeld een kasstroomoverzicht. Deze herziening machtigt de lidstaten er uitdrukkelijk toe toe te staan of voor te schrijven dat dergelijke stukken in de jaarrekening worden opgenomen. Zie ook de soortgelijke wijziging ten aanzien van de geconsolideerde jaarrekening in artikel 2, lid 7.

Lid 2 - Het verslagleggingsbeginsel dat 'het wezen boven de vorm gaat' - waarbij niet alleen de juridische gedaante, maar ook het economische effect van een transactie of overeenkomst in aanmerking wordt genomen -, is reeds in de jaarrekeningenrichtlijnen neergelegd (bijvoorbeeld voor het vaststellen van de identiteit van dochterondernemingen). Dit strookt met het vereiste dat de jaarrekening (en de geconsolideerde jaarrekening) een 'getrouw beeld' moet geven (artikel 2, lid 3).

Benevens de verwerking van deze posten is er ook nog het probleem van de wijze waarop zij in de bij de richtlijn voorgeschreven schema's voor de winst- en verliesrekening en de balans moeten worden vermeld. Volgens de IAS moeten bepaalde transacties en overeenkomsten in de winst- en verliesrekening en de balans worden vermeld in posten die het wezen van de transactie of overeenkomst weergeven, veeleer dan de juridische gedaante ervan. Deze herziening machtigt de lidstaten er uitdrukkelijk toe toe te staan of voor te schrijven dat voor het uitmaken in welke post van het schema een bedrag moet worden vermeld, zowel op het wezen als op de vorm mag worden afgegaan.

Leden 3 en 6 - De in de artikelen 9 en 10 van de Vierde Richtlijn vervatte schema's voor de indeling van de balans zullen het niet in alle omstandigheden mogelijk maken een balans op te stellen die aan de IAS-voorschriften beantwoordt. Er wordt evenwel aangenomen dat de IAS-voorschriften voor de opstelling van de balans vergelijkbare informatie zullen opleveren en dat het bijgevolg passend is de lidstaten te machtigen toe te staan dat de balans volgens deze vereisten worden opgesteld als alternatief voor de in de artikelen 9 en 10 voorgeschreven schema's.

Leden 4, 5, 7, 9 en 11 - IAS 37 'Voorzieningen en niet uit de balans blijkende activa en passiva' ("Provisions, contingent liabilities and contingent assets") bevat specifieke voorschriften ten aanzien van de bedragen die als voorzieningen voor risico's moeten worden geboekt. Artikel 31 van de Vierde Richtlijn bevat een aantal basisregels met betrekking tot de risico's die bij de opstelling van de jaarrekening in aanmerking moeten worden genomen, en in artikel 20 van dezelfde richtlijn wordt nader op deze beginselen ingegaan, waarbij specifieke regels voor voorzieningen worden vastgesteld.

De overeenkomstig de IAS te boeken voorzieningen zijn restrictiever omschreven dan in de Vierde Richtlijn. Zo beperkt de IAS de te boeken bedragen tot de op de balansdatum bestaande verplichtingen, terwijl de Vierde Richtlijn bepaalt dat naast deze bedragen ook voorzieningen mogen worden getroffen voor "voorzienbare risico's". Het voorstel neemt deze tegenstrijdigheid weg voor vennootschappen die de IAS toepassen, zonder daarom noodzakelijkerwijze te raken aan de status quo voor de jaarrekening van niet-beursgenoteerde vennootschappen. Dit is bewerkstelligd door artikel 31 zodanig te wijzigen dat de bedragen overeenkomstig de IAS moeten worden geboekt, terwijl de lidstaten nog steeds de mogelijkheid wordt gelaten de boeking toe te staan of voor te schrijven van de aanvullende bedragen waarin de richtlijn momenteel voorziet. Voorts worden enkele geringe wijzigingen in de terminologie en de verwijzingen voorgesteld om het makkelijker te maken IAS 37 toe te passen.

Lid 8 - Deze aanpassing heeft betrekking op de vormgeving van de winst- en verliesrekening van een vennootschap (dit is een overzicht van de baten en lasten van een vennootschap die ten doel heeft informatie te verschaffen over de financiële resultaten van de vennootschap). Andere voordelen en verliezen, zoals bijvoorbeeld die welke zich bij bepaalde activa voordoen en waarvan wordt aangenomen dat zij niet gerealiseerd zijn, worden momenteel rechtsreeks in de reserves van de vennootschap opgenomen, als zij al worden geboekt.

De in de artikelen 22 tot en met 26 van de Vierde Richtlijn vervatte schema's zijn verenigbaar met de huidige IAS-voorschriften. De presentatie van de resultaten wordt momenteel echter door diverse instanties uit de gehele wereld die standaarden voor de verslaglegging opstellen, met inbegrip van de International Accounting Standards Board, aan een hernieuwd onderzoek onderworpen. Het wordt zeer waarschijnlijk geacht dat de baten en lasten die thans in de winst- en verliesrekening zijn opgenomen, op een gegeven moment in de toekomst samen met andere voordelen en verliezen in een allesomvattend overzicht van de totale resultaten voor de verslagperiode zullen moeten worden vermeld. De voorstellen bouwen dan ook enige manoeuvreerruimte in de richtlijn in om ervoor te zorgen dat de daarin neergelegde voorschriften verenigbaar zullen zijn met deze verwachte ontwikkelingen.

Lid 10 - IAS 38 'Immateriële activa' ("Intangible assets") staat in welomschreven omstandigheden toe dat immateriële vaste activa worden geherwaardeerd. De Vierde Richtlijn staat uitdrukkelijk toe dat materiële vaste activa worden geherwaardeerd; er is evenwel geen sprake van de herwaardering van immateriële activa. Met de voorgestelde herziening wordt beoogd artikel 33, lid 1, onder c), zodanig te wijzigen dat de lidstaten de mogelijkheid wordt geboden toe te staan dat alle vaste activa, met inbegrip van immateriële vaste activa, worden geherwaardeerd.

Leden 12 en 22 - In mei 2001 is Richtlijn 2001/65/EEG i aangenomen met de bedoeling de Vierde Richtlijn zodanig te wijzigen dat financiële instrumenten tegen hun waarde in het economisch verkeer (reële waarde) kunnen worden gewaardeerd en dat zich voordoende voordelen en verliezen in de winst- en verliesrekening kunnen worden opgenomen. Dit was nodig om de toepassing van IAS 39 'Financiële instrumenten: verwerking en waardering' ("Financial instruments: Recognition and measurement") toe te staan.

Andere IAS, zoals met name IAS 40 'Vastgoedbeleggingen' ("Investment property") en IAS 41 'Landbouw' ("Agriculture"), schrijven voor of staan toe dat bepaalde categorieën activa tegen hun reële waarde worden verwerkt. Vorenvermelde standaarden bevatten gedetailleerde voorschriften ten aanzien van de reële waarde en in beide gevallen moeten de voordelen en verliezen die uit de waardering op basis van de reële waarde voortvloeien, in de winst- en verliesrekening worden weergegeven. De voorgestelde herziening, namelijk de inlassing van de nieuwe artikelen 42 sexties en 42 septies, is noodzakelijk om de toepassing van deze standaarden toe te staan. Wanneer een lidstaat toestaat en een vennootschap besluit de waarde in het economisch verkeer te gebruiken, dan wordt dit uitsluitend geacht te gebeuren in overeenstemming met een erkend en algemeen aanvaard verslagleggingssysteem, zoals dat waarin de goedgekeurde IAS voorzien.

De wijzigingsrichtlijn bevat een algemene bepaling die de lidstaten machtigt toe te staan dat om het even welke gespecificeerde categorie of categorieën activa op deze wijze kan respectievelijk kunnen worden behandeld. Dit is van essentieel belang om adequaat op toekomstige ontwikkelingen te kunnen inspelen.

Om verwarring te vermijden, wordt de verwijzing in artikel 60 van de richtlijn naar 'marktwaarde' vervangen door een verwijzing naar 'waarde in het economisch verkeer'.

Leden 13, 21 en 23 - Deze leden brengen de nodige aanpassingen aan in de verwijzingen.

Lid 14 - Momenteel bevat de Vierde Richtlijn een verplichting om een jaarverslag op te stellen 'waarin ten minste een getrouw overzicht wordt gegeven van de gang van zaken en de positie van de vennootschap'. De interpretatie van deze verplichting heeft aanleiding gegeven tot een zeer uiteenlopende verslaggeving, die varieerde van een daadwerkelijk tot een beter begrip van de jaarrekening bijdragende informatieverstrekking tot de publicatie van nietszeggende staten. Hoewel geen wijziging wordt voorgesteld in de basisverplichting een 'getrouw overzicht' te geven, is het toch wenselijk een grotere eenvormigheid in de kwaliteit van deze overzichten te bewerkstelligen en aanvullende richtsnoeren te verstrekken met betrekking tot de informatie die een 'getrouw overzicht' geacht wordt te bevatten.

Bij de redactie van deze amendementen is rekening gehouden met de huidige optimale werkwijzen, en met name met het recentelijk door de European Accounting Study Group opgestelde document "Management's analysis of the business", alsook met de informatieverplichtingen waarin de IAS voorzien. Er zijn geen gedetailleerde bepalingen opgenomen om te vermijden dat deze leiden tot de verstrekking van nietszeggende informatie. Deze aanpak biedt bovendien de mogelijkheid op toekomstige ontwikkelingen in de optimale werkwijzen in te spelen.

Aansluitend bij Aanbeveling 2001/453/EG van de Commissie van 30 mei 2001 i betreffende de verantwoording, waardering en vermelding van milieuaangelegenheden in de jaarrekeningen en jaarverslagen van ondernemingen, wordt bepaald dat de opgenomen informatie niet beperkt mag blijven tot de financiële aspecten van de bedrijfsuitoefening van de onderneming. Verwacht wordt dat dit zal leiden tot een analyse van de ecologische, sociale en andere aspecten die relevant zijn voor een goed begrip van de ontwikkeling en positie van de vennootschap.

Lid 15 - In aansluiting op de in artikel 51 van de Vierde Richtlijn voorgestelde wijzigingen (zie leden 17 en 18) is de laatste zin van artikel 48 betreffende de bekendmaking van bepaalde elementen van het verslag van de met de wettelijke controle van de jaarrekening belaste perso(o)n(en) geschrapt.

Lid 16 - Dit lid brengt een wijziging aan in de bepaling van de Vierde Richtlijn die betrekking heeft op de bekendmaking van en verwijzing naar het verslag van de met de wettelijke controle belaste persoon in gevallen waarin uittreksels uit de jaarrekening openbaar worden gemaakt. De voorschriften worden enigszins aangepast zodat deze overeenstemmen met de thans gangbare praktijk, waarbij ook alle aangelegenheden moeten worden vermeld waarop de met de wettelijke controle belaste persoon in zijn verslag de aandacht heeft gevestigd zonder daarom een verklaring met voorbehoud op te stellen.

Leden 17 en 18 - In elke lidstaat bestaan standaarden voor de accountantscontrole, die eveneens betrekking hebben op de opstelling en vormgeving van een 'accountantsverslag'. De interpretatie van deze standaarden heeft helaas niet tot de verwachte mate van harmonisatie geleid, waardoor de accountantsverslagen van lidstaat tot lidstaat verschillen. Deze soms grote verschillen doen afbreuk aan de vergelijkbaarheid en maken het moeilijker voor de gebruiker om dit essentiële onderdeel van de financiële verslaglegging te begrijpen. De met betrekking tot het accountantsverslag voorgestelde wijzigingen sporen met de optimale werkwijzen op het gebied van de vormgeving en inhoud van een dergelijk verslag en zullen een grotere harmonisatie in de hand werken.

Lid 19 - Doel van deze wijziging is de richtlijn te actualiseren zodat zij verwijst naar de euro.

Lid 20 - De Vierde Richtlijn voorziet in een beperkt aantal ontheffingen, veelal van de verplichting om bepaalde inlichtingen in de jaarrekening te vermelden. Deze ontheffingen zijn afhankelijk gesteld van het economisch belang van de vennootschap. Conform de Commissievoorstellen ten aanzien van de toepassing van de IAS door beursgenoteerde EU-vennootschappen wordt geoordeeld dat op dergelijke ontheffingen geen beroep mag kunnen worden gedaan door beursgenoteerde vennootschappen, ongeacht het economische belang ervan. Dit is het gevolg van het allesoverheersende economisch belang dat aan de openbare verhandeling van de aandelen van een vennootschap wordt gehecht. Deze aanpassing maakt het voor dergelijke vennootschappen dan ook onmogelijk een beroep te doen op de bovenbedoelde ontheffingen.

4.

3.2. Artikel 2


Ter verwezenlijking van de bovenbeschreven doelstellingen brengt artikel 2 de noodzakelijke wijzigingen aan in de Zevende Richtlijn 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 betreffende de geconsolideerde jaarrekening.

Lid 1 - In artikel 1 van de Zevende Richtlijn wordt een omschrijving gegeven van de ondernemingen die als 'dochterondernemingen' van een moederonderneming worden beschouwd. De bepalingen in hun huidige vorm onderkennen dat de zeggenschap over een onderneming de vorm kan aannemen van de uitoefening van een overheersende invloed (effectieve zeggenschap), zonder dat het daarom noodzakelijk is rechten te hebben op een meerderheid van de stemrechten van de onderneming (juridische zeggenschap). De huidige bepalingen schrijven echter wel voor dat er sprake moet zijn van een deelneming (als omschreven in artikel 17 van de Vierde Richtlijn - algemeen genomen: een minimumbelang in het kapitaal). Overeenkomstig de IAS is een onderneming een dochteronderneming wanneer zij onder de zeggenschap staat van een moederonderneming, ongeacht of deze al dan niet een deelneming in het kapitaal van de betrokken onderneming bezit.

Dit vraagstuk heeft de laatste jaren aan belang gewonnen als gevolg van de ontwikkeling van juridische structuren (vaak Special Purpose Entities genoemd) waarmee hetzelfde effect van een dochteronderneming wordt beoogd zonder dat het evenwel om een dochteronderneming gaat die onderworpen is aan de huidige voorschriften van artikel 1. De thans in de richtlijn neergelegde verplichting dat er sprake moet zijn van een deelneming, wordt derhalve niet langer gerechtvaardigd geacht en er wordt dan ook voorgesteld deze te schrappen. De richtlijn sluit daardoor aan op de IAS-voorschriften.

Lid 2, lid 4, onder b), en leden 5, 6, 9 en 10 - Momenteel schrijft de Zevende Richtlijn voor dat een onderneming niet in de geconsolideerde jaarrekening van de moederonderneming mag worden opgenomen wanneer zij activiteiten uitoefent die zodanig sterk van die van de moederonderneming afwijken dat de opneming ervan in de consolidatie strijdig zou zijn met de verplichting een getrouw beeld te geven van de gezamenlijke ondernemingen die in de consolidatie zijn begrepen.

Thans wordt algemeen aanvaard dat dit nooit het geval is. Hoewel de onderneming sterk verschillende activiteiten kan ontplooien, wordt het aangewezen geacht deze toch in de jaarrekening op te nemen, maar tegelijk ook adequate aanvullende informatie te verstrekken over de gevolgen daarvan voor de geconsolideerde jaarrekening. Deze bepaling wordt thans bijgevolg overbodig geacht en is dan ook geschrapt. De richtlijn sluit daardoor aan op de IAS-voorschriften.

Ook de verwijzingen naar de weggevallen bepaling zijn geschrapt.

Lid 3, onder a), lid 4, onder c), en lid 13 - De Zevende Richtlijn voorziet in een beperkt aantal ontheffingen van de voorschriften die erin zijn neergelegd. Deze ontheffingen zijn afhankelijk gesteld van het economisch belang van de vennootschap. Conform de Commissievoorstellen ten aanzien van de toepassing van de IAS door beursgenoteerde EU-vennootschappen wordt thans geoordeeld dat op dergelijke ontheffingen geen beroep mag kunnen worden gedaan door beursgenoteerde vennootschappen, ongeacht het economisch belang ervan. Dit is het gevolg van het allesoverheersende economisch belang dat aan de openbare verhandeling van de aandelen van een vennootschap wordt gehecht. Deze aanpassingen maken het voor dergelijke vennootschappen dan ook onmogelijk een beroep te doen op de bovenbedoelde ontheffingen.

5.

Lid 3, onder b), en lid 4, onder a) - Deze leden voorzien in de schrapping van thans achterhaalde overgangsbepalingen


Lid 7 - Het is algemeen gebruikelijk dat de geconsolideerde jaarrekening bepaalde aanvullende stukken bevat, zoals bijvoorbeeld een kasstroomoverzicht. Deze herziening machtigt de lidstaten er uitdrukkelijk toe toe te staan of voor te schrijven dat dergelijke stukken in de geconsolideerde jaarrekening worden opgenomen. Zie ook de soortgelijke wijziging ten aanzien van de jaarrekening in artikel 1, lid 1.

Lid 8 - Dit lid brengt een wijziging in de Zevende Richtlijn aan die voortvloeit uit een aantal bovenbeschreven aanpassingen van de Vierde Richtlijn.

Lid 11 - Deze wijzigingen behelzen een aanvulling van de richtsnoeren met betrekking tot de inhoud van het geconsolideerde jaarverslag en sluiten aan bij die waarin artikel 1, lid 14, voorziet. Wanneer zowel een jaarverslag als een geconsolideerd jaarverslag zijn vereist, kan het aanbeveling verdienen beide samen te voegen tot één enkel document, waarin de nadruk wordt gelegd op de aangelegenheden die relevant zijn voor alle ondernemingen die in de gezamenlijke consolidatie zijn opgenomen.

Lid 12 - Deze wijzigingen hebben betrekking op de voorschriften ten aanzien van het accountantsverslag over de geconsolideerde jaarrekening. Zij sluiten aan bij de aanpassingen waarin leden 17 en 18 van artikel 1 voorzien.

6.

3.3. Artikel 3


Ter verwezenlijking van de bovenbeschreven doelstellingen brengt artikel 3 de wijzigingen in Richtlijn 91/674/EEG van de Raad van 19 december 1991 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van verzekeringsondernemingen aan welke nodig zijn om deze richtlijn verenigbaar te maken met de IAS.

Het merendeel van de voorgestelde wijzigingen vloeit voort uit de bovenbeschreven aanpassingen van de Vierde Richtlijn.

Daarnaast worden aanvullende amendementen voorgesteld die samenhangen met de bij Richtlijn 2001/65/EG van mei 2001 in de Vierde Richtlijn, de Zevende Richtlijn en Richtlijn 86/637 EEG aangebrachte wijzigingen. Deze wijzigingen houden verband met de waardering van bepaalde specifieke posten tegen de waarde in het economisch verkeer (reële waarde) overeenkomstig IAS 39 'Financiële instrumenten: verwerking en waardering' ("Financial Instruments: Recognition and measurement").

Vooralsnog worden geen wijzigingen voorgesteld in de voorgeschreven schema's voor de opstelling van de balans en de winst- en verliesrekening van verzekeringsondernemingen. Dergelijke wijzigingen zullen slechts worden overwogen en waar nodig ook worden doorgevoerd wanneer een internationale standaard voor financiële verslaglegging (International Financial Reporting Standard) wordt gepubliceerd die specifiek op de jaarrekening van verzekeringsondernemingen betrekking heeft.

Lid 1 - De eerste volzin van artikel 1, lid 1, van Richtlijn 91/674/EEG is als volgt bijgewerkt zodat deze tevens verwijst naar de nieuwe en gewijzigde artikelen van de Vierde Richtlijn:

* er is een nieuwe verwijzing naar artikel 51 bis toegevoegd, die aansluit bij de inlassing van dit artikel in de Vierde Richtlijn (zie artikel 1, lid 18);

* er is een nieuwe verwijzing opgenomen naar de artikelen 42 bis tot en met 42 septies van de Vierde Richtlijn, welke betrekking hebben op de waarde in het economisch verkeer;

* de verwijzing naar artikel 43 van de Vierde Richtlijn is zodanig aangepast dat zij ook verwijst naar punt 14 betreffende de vermelding van gegeven in verband met de waarde in het economisch verkeer in de toelichting;

* er is een nieuwe verwijzing opgenomen naar artikel 61 bis van de Vierde Richtlijn betreffende de herziening van de bepalingen inzake de reële waarde na drie jaar (of vijf jaar na de goedkeuring van de richtlijn);

* wat de verwijzing naar artikel 46 betreft, worden de leden 1 en 2 specifiek genoemd.

* voor de volledigheid is een nieuwe verwijzing naar artikel 50 bis toegevoegd;

* de verwijzing naar artikel 54 is geschrapt, omdat dit artikel niet meer bestaat.

Tevens is een nieuwe tweede volzin toegevoegd die betrekking heeft op financiële activa en passiva. Deze zin bevat een 'dubbel primaat'-bepaling waarin wordt gesteld dat de artikelen 46 tot en met 48, 51 en 53 van Richtlijn 91/674/EEG niet van toepassing zijn op activa en passiva die overeenkomstig afdeling 7 bis van de Vierde Richtlijn worden gewaardeerd. In dit lid wordt de hiërarchie van de regels van Richtlijn 91/674/EEG en de Vierde richtlijn met betrekking tot financiële instrumenten vastgelegd; het strookt tevens met de wijziging die bij Richtlijn 2001/65/EEG in Richtlijn 86/635/EEG is aangebracht.

Daarnaast zijn in de in artikel 1, lid 2, vervatte verwijzingen de nodige aanpassingen aangebracht.

Lid 2 - Dit lid brengt een wijziging aan in de gehanteerde terminologie.

Lid 3 - Om een volledige toepassing van IAS 39 mogelijk te maken, is artikel 46, lid 5, zodanig gewijzigd dat de lidstaten de mogelijkheid wordt geboden ondernemingen toe te staan verschillende waarderingsmethoden toe te passen voor de onderscheiden bestanddelen van beleggingen die onder een met een Arabisch cijfer aangeduide post of als activa onder C I op de balans zijn opgenomen. Een wijziging van artikel 46, lid 6 bepaalt dat, wanneer verschillende methoden worden toegepast, de toelichting bij de jaarrekening een beschrijving moet bevatten van de toegepaste methoden en de aldus vastgestelde bedragen.

7.

3.4. Artikelen 4 tot en met 6 - Slotbepalingen


Het bepaalde in deze artikelen heeft betrekking op de inwerkingtreding en tenuitvoerlegging van het richtlijnvoorstel.

8.

4. Overige aangelegenheden


Zoals in afdeling 1 wordt aangegeven, zullen de voorgestelde wijzigingen alle inconsistenties tussen de Richtlijnen 78/660/EEG, 83/349/EEG en 91/674/EEG en de op 1 mei 2002 bestaande IAS wegwerken.

Deze conclusie wordt bevestigd door een beoordeling van de voorstellen door de European Financial Reporting Advisory Group (EFRAG).

Bij de uitwerking van de voorstellen is een aantal kwesties op het gebied van de financiële verslaglegging zorgvuldig onderzocht, waarbij tot de conclusie werd gekomen dat er geen sprake was van inconsistenties of tegenstrijdigheden. In dat geval werd het niet nodig geacht wijzigingen voor te stellen en dit is dan ook niet gebeurd.

Voor alle duidelijkheid zij erop gewezen dat er na onderzoek geen tegenstrijdigheid is vastgesteld met betrekking tot de volgende drie kwesties:

* de inaanmerkingneming van actuariële winsten en verliezen overeenkomstig de zogeheten 'bandbreedtebenadering' ("corridor approach") zoals deze in IAS 19 'Personeelsbeloningen' (Employee Benefits) wordt omschreven;

* de correctie van fouten door opneming van een post 'vorige boekjaren' of een post voor het lopende boekjaar overeenkomstig IAS 8 'Winst of verlies over de periode, herstel van fundamentele fouten en wijzigingen in grondslagen' (Net profit or loss for the period, Fundamental errors and Changes in Accounting Policies);

* de verantwoording van omgekeerde overnames overeenkomstig IAS 22 'Fusies en overnames' (Business combinations) - d.w.z. een overname waarbij de eigenaren van de onderneming die wordt overgenomen, als tegenprestatie zoveel aandelen met stemrecht in de overnemende onderneming ontvangen dat zij de zeggenschap over de nieuwe combinatie verkrijgen. Bij de verantwoording van een omgekeerde overname wordt de onderneming die de aandelen uitgeeft, geacht te zijn overgenomen door de andere onderneming; dit betekent dat uit verslagleggingsoogpunt (anders dan uit juridisch oogpunt) laatstgenoemde onderneming als verkrijgende partij wordt aangemerkt en dat derhalve op de activa en passiva van de onderneming die de aandelen uitgeeft, de overnamemethode wordt toegepast.

Deze kwesties en de vermelde conclusies zijn besproken en overeengekomen met EFRAG.