Toelichting bij COM(2001)280 - Prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2001)280 - Prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden ... |
---|---|
bron | COM(2001)280 |
datum | 30-05-2001 |
Met de totstandbrenging van een geïntegreerde Europese kapitaalmarkt beoogt de Commissie in de eerste plaats het kader voor het verrichten van investeringen en beleggingen en het aantrekken van kapitaal op het niveau van de EU als geheel te optimaliseren. Een eengemaakte financiële markt zal immers aan het concurrentievermogen van de Europese economie ten goede komen doordat alle categorieën ondernemingen minder kosten zullen moeten maken om kapitaal aan te trekken. De totstandbrenging van een dergelijke markt zal tevens belangrijke voordelen voor consumenten en beleggers met zich meebrengen.
Bovengenoemde doelstelling sluit eveneens aan bij het verzoek van de Europese Raad van Lissabon om in de Europese Unie één enkel paspoort voor emittenten in te voeren.
Teneinde het bedrijfsleven, met inbegrip van het MKB, een zo ruim mogelijke toegang tot investeringskapitaal te bieden, dienen de beide bestaande prospectusrichtlijnen (namelijk Richtlijn 80/390/EEG van de Raad van 17 maart 1980 tot coördinatie van de eisen gesteld aan de opstelling van, het toezicht op en de verspreiding van het prospectus dat gepubliceerd moet worden voor de toelating van effecten tot de officiële notering aan een effectenbeurs en Richtlijn 89/298/EEG van de Raad van 17 april 1989 tot coördinatie van de eisen gesteld aan de opstelling van, het toezicht op en de verspreiding van het prospectus dat moet worden gepubliceerd bij een openbare aanbieding van effecten), waarvan de eerste reeds 20 jaar oud is, grondig te worden herzien.
Het actualiseren van beide richtlijnen werd zowel in het Actieplan voor financiële diensten als in het Actieplan voor risicokapitaal als een topprioriteit aangemerkt.
In mei 2000 heeft het FESCO (Forum of European Securities Commissions) een raadplegingsdocument gepubliceerd over de Europese openbare aanbieding. Na afloop van de raadpleging heeft het FESCO op 17 januari 2001 een document gepubliceerd met als titel 'A European Passport for Issuers - A report to the EU Commission'. Daarin werd aangedrongen op een dringende herziening van de bestaande regelgeving en werden tevens mogelijke nieuwe benaderingen voorgesteld.
Gezien de dringende behoefte aan een nieuw kader en in het licht van de resultaten van de uitvoerige raadpleging van de nationale regeringen, de regelgevers, de toezichthouders en andere belanghebbende partijen over dit onderwerp, heeft de Commissie besloten thans met een voorstel te komen in plaats van dit nog langer uit te stellen door eerst een formeler raadplegingsprocedure te doorlopen, zoals die waarin het verslag-Lamfalussy voorziet.
Momenteel bestaan er tal van verschillende werkwijzen en uiteenlopende interpretaties wat de inhoud en vorm van het prospectus betreft als gevolg van het feit dat binnen de Europese Unie diverse tradities heersen op dat gebied. De toegepaste werkwijzen en de voorgeschreven termijnen voor de verificatie van de in het prospectus vermelde informatie zijn eveneens verschillend. Indien geen hervormingen worden doorgevoerd, zullen de inconsistenties blijven bestaan en zal de Europese financiële markt gefragmenteerd blijven. Het aantrekken van kapitaal over de grenzen heen zal dan veeleer de uitzondering dan de regel zijn - wat haaks staat op de redenering die aan de invoering van de eenheidsmunt ten grondslag ligt.
Het huidige stelsel van wederzijdse erkenning wordt gekenmerkt door complexiteit en is behept met onvolkomenheden, waardoor het niet slaagt in zijn opzet in één enkel paspoort voor emittenten te voorzien. Het stelsel dient te worden gemoderniseerd en flexibeler te worden gemaakt. Hiertoe dient de in elk type prospectus op te nemen informatie te worden geharmoniseerd, hetgeen alle beleggers overal in de Gemeenschap een gelijkwaardige bescherming zou bieden.
De invoering van een Europees paspoort voor emittenten biedt voorts een unieke gelegenheid om de formaliteiten te vereenvoudigen die emittenten moeten vervullen om aan de vigerende voorschriften te voldoen, zodat zij voortaan geen verschillende reeksen grotendeels gelijkluidende documenten meer hoeven op te stellen en tevens niet langer met diverse aanvullende nationale verplichtingen worden geconfronteerd.
De nieuwe regeling rust op de volgende pijlers:
- invoering van hoogwaardiger standaarden voor de informatieverstrekking, die aansluiten bij de internationale standaarden voor een openbare aanbieding van effecten en voor de toelating van effecten tot de handel;
- invoering van een op een registratiedocument berustende regeling voor emittenten wier effecten tot de handel op gereglementeerde markten zijn toegelaten, teneinde ervoor te zorgen dat de kerngegevens over de emittent jaarlijks worden geactualiseerd;
- voorzien in de mogelijkheid om effecten aan te bieden of tot de handel toe te laten na gewone kennisgeving van het door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst goedgekeurde prospectus;
- concentratie van de bevoegdheden en verantwoordelijkheden bij de bevoegde administratieve instantie van de lidstaat van herkomst;
- intensieve gebruikmaking van comitéprocedures in aansluiting op de algemene instemming van de Europese Raad van Stockholm met het verslag-Lamfalussy in de door de staatshoofden en regeringsleiders aangenomen resolutie over een effectievere regulering van de effectenmarkten in de Europese Unie.
Inhoudsopgave
- Er is nood aan hoogwaardiger Europese standaarden voor de informatievoorziening bij openbare aanbiedingen van effecten
- Een eenvoudige en efficiënte kennisgevingsregeling om één enkele reeks informatiedocumenten te kunnen gebruiken bij een multinationale aanbieding of toelating tot de handel
- Er is behoefte aan optimale standaarden wat de inhoud van de verstrekte financiële informatie betreft
- Er is behoefte aan een uniform modelprospectus en aan gemakkelijk beschikbare informatie
- De noodzaak om intensiever gebruik te maken van comitéprocedures om de ontwikkelingen in de financiële sfeer te kunnen bijhouden
- 2. BESCHRIJVING VAN DE ARTIKELEN
- Artikel 2 - Definities
- Artikel 3 - Voorwaarden voor de aanbieding van effecten aan het publiek
- Artikel 4 - Voorwaarden voor de toelating van effecten tot de handel op gereglementeerde markten
- Artikel 5 - Inhoud van het prospectus
- Artikel 6 - In het prospectus op te nemen minimuminformatie
- Artikel 7 - Taal en vorm van het prospectus
- Artikel 8 - Gebruik van registratiedocument, verrichtingsnota en samenvatting
- Artikel 9 - Jaarlijkse actualisering van het registratiedocument
- Artikel 10 - Opneming van informatie door middel van verwijzing
- Artikel 11 - Goedkeuring en publicatie van het prospectus
- Artikel 12 - Beschikbaarheid van het prospectus
- Artikel 13 - Adverteren
- Artikel 14 - Document ter aanvulling van het prospectus
- Artikel 15 - Wederzijdse erkenning
- Artikel 16 - Taalregeling
- Artikel 17 - Kennisgeving aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst
- Artikel 18 - Emittenten met statutaire zetel in een derde land
- Artikel 19 - Bevoegdheden van de bevoegde autoriteiten
- Artikel 20 - Beroepsgeheim
- Artikel 21 - Conservatoire maatregelen
- Artikel 22 - Comité
- Artikel 23 - Sancties
- Artikel 24 - Recht van beroep
- Artikel 25 - Omzetting
- Artikel 26 - Ingetrokken richtlijnen
- Artikel 27 - Overgangsbepalingen
- Artikel 28 - Inwerkingtreding
Er is nood aan hoogwaardiger Europese standaarden voor de informatievoorziening bij openbare aanbiedingen van effecten
In alle Europese lidstaten dienen bij een openbare aanbieding van effecten of de toelating van effecten tot de handel adequate en gelijkwaardige standaarden voor de informatievoorziening te worden gehanteerd.
Dit houdt in dat de bestaande standaarden moeten worden gelijkgetrokken, zodat overal in de Europese Unie dezelfde standaarden voor de informatievoorziening worden toegepast wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of op gereglementeerde markten worden verhandeld.
Er moeten duidelijke gemeenschappelijke definities worden afgesproken teneinde klaarheid te scheppen over de werkingssfeer van de richtlijn en de noodzakelijke harmonisatie op Europees niveau te bewerkstelligen. Zoals in het eerste verslag van het comité van wijzen (15 november 2000) werd benadrukt, is de invoering van een definitie van het begrip 'aanbieding van effecten aan het publiek' een eerste vereiste om deze doelstelling te kunnen verwezenlijken en de ondernemingen in staat te stellen overal in Europa kapitaal aan te trekken op basis van vergelijkbare regels. Op deze manier wordt tevens vermeden dat er lacunes ontstaan op het niveau van de Gemeenschap en dat kleine beleggers verschillend worden behandeld omdat dezelfde operatie in een aantal lidstaten als een onderhandse plaatsing wordt beschouwd (waarvoor geen prospectus behoeft te worden gepubliceerd) en in andere niet.
De voorgestelde definitie gaat vergezeld van een nieuwe regeling voor het verlenen van ontheffingen van de verplichting om een prospectus te publiceren. Hiermee wordt eveneens gepoogd tot een harmonisatie van de in de lidstaten vigerende voorschriften te komen.
Het voorstel breidt de werkingssfeer van de bestaande maatregelen uit om ervoor te zorgen dat er geharmoniseerde voorschriften voor de informatievoorziening gelden voor alle aandelen en obligaties die op gereglementeerde markten worden verhandeld. Het toepassingsgebied van de huidige richtlijn betreffende het prospectus voor de toelating tot de notering blijft in feite beperkt tot effecten die tot de officiële effectenbeurzen zijn toegelaten en die bekend waren toen de richtlijn werd aangenomen. Er zij op gewezen dat de effecten van startende en hightechondernemingen voornamelijk worden verhandeld op gereglementeerde markten die niet tot het officiële segment behoren. Thans mag elke lidstaat voor zichzelf beslissen in welke vorm informatie moet worden verstrekt, met alle gevolgen van dien voor de mogelijkheid om deze effecten over de grenzen heen aan te bieden.
Een eenvoudige en efficiënte kennisgevingsregeling om één enkele reeks informatiedocumenten te kunnen gebruiken bij een multinationale aanbieding of toelating tot de handel
Om tot een echt Europees paspoort voor emittenten te komen, moet het huidige stelsel van wederzijdse erkenning worden vervangen door een eenvoudige kennisgevingsregeling die vergelijkbaar is met die welke in de richtlijnen inzake financiële intermediairs is vastgesteld voor de grensoverschrijdende verrichting van diensten. Na de invoering van de nieuwe regeling zullen de lidstaten van ontvangst niet langer over de mogelijkheid beschikken te verlangen dat aanvullende informatie in het prospectus wordt opgenomen.
Een dergelijke regeling kan echter enkel naar behoren functioneren als de bevoegde autoriteiten die met de goedkeuring van het prospectus en het toezicht op de emittenten zijn belast, groot vertrouwen in elkaar stellen. Het voorstel verduidelijkt daarom dat de bevoegde administratieve instantie van de lidstaat van herkomst een adequaat toezicht moet uitoefenen, teneinde een gelijke behandeling van de beleggers en de permanente verstrekking van relevante informatie door de emittent te waarborgen.
Onafhankelijke administratieve instanties, d.w.z. instanties belast met de verwezenlijking van doelstellingen van algemeen belang, verkeren in een betere positie om de markten en de beleggers te beschermen. Eigenlijk zouden beurzen, die thans instanties met winstoogmerk geworden zijn waardoor belangentegenstellingen kunnen ontstaan, geen 'functies van algemeen belang', zoals het goedkeuren van prospectussen, meer mogen uitoefenen. Tegelijkertijd zullen de beurzen en markten, wanneer zij van de uitoefening van dergelijke functies worden ontheven, volledig vrij kunnen concurreren en louter de commerciële efficiëntie kunnen laten primeren.
Er zijn nog andere maatregelen gepland om een betere werking van de bestaande Gemeenschapswetgeving te garanderen. Zo wordt de multinationale aanbieding van effecten of de toelating van effecten tot de handel in meerdere lidstaten momenteel bemoeilijkt door de eis dat de inhoud van het prospectus volledig wordt vertaald. Het voorstel voorziet in een nieuwe taalregeling: de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van ontvangst zullen voortaan alleen mogen verlangen dat de samenvatting van het prospectus wordt vertaald, op voorwaarde evenwel dat het volledige prospectus is opgesteld in een taal die in financiële zaken pleegt te worden gebruikt (dit is normaal gesproken het Engels). Deze bepaling zou de ontplooiing van grensoverschrijdende activiteiten in de hand moeten werken en er tegelijkertijd voor moeten zorgen dat de kleine beleggers een afdoende bescherming genieten. In de praktijk moeten de kleine beleggers steeds een samenvatting van de kerngegevens in hun landstaal ontvangen. Met de samenvatting wordt in feite beoogd met name kleine beleggers onmiddellijk en in beknopte vorm in te lichten over de meest relevante aspecten met betrekking tot de emittent en de geplande operatie.
Er is behoefte aan optimale standaarden wat de inhoud van de verstrekte financiële informatie betreft
De bij Richtlijn 80/390/EG vastgestelde voorschriften voor de informatievoorziening komen niet meer tegemoet aan de behoeften van de op de moderne, wereldwijde financiële markten actieve beleggers. Bij het nemen van hun beslissingen willen deze beleggers immers steeds meer kunnen afgaan op continu verstrekte, gestandaardiseerde financiële en niet-financiële bedrijfsinformatie. De huidige voorschriften moeten derhalve worden vervangen door nieuwe Europese standaarden voor de informatievoorziening. Het bevorderen van optimale werkwijzen terzake zal het marktvertrouwen vergroten en aantrekkingskracht uitoefenen op het kapitaal. De EU-standaarden voor de informatievoorziening zullen worden bijgeschaafd en geactualiseerd, waarbij zij in overeenstemming zullen worden gebracht met de internationale standaarden voor de informatievoorziening die in 1998 door de IOSCO (International Organisation of Securities Commissions) zijn goedgekeurd. De bedoeling van deze nieuwe aanpak is ervoor te zorgen dat kerngegevens wordt verstrekt over aspecten zoals risicofactoren, transacties met verbonden partijen, ondernemingsbestuur en discussies en analyses van de bedrijfsleiding, thema's die thans op EU-niveau niet aan de orde komen.
Teneinde de totstandbrenging van een eengemaakte effectenmarkt te versnellen en de vergelijkbaarheid van de informatie te bevorderen, is de Europese Commissie tevens voornemens de EU-voorschriften voor de verslaglegging te actualiseren. Alle EU-ondernemingen waarvan de effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten, zullen in de toekomst hun geconsolideerde jaarrekening dienen op te stellen op basis van één enkele reeks standaarden voor jaarrekeningen, namelijk de International Accounting Standards (IAS). Deze verplichting zou uiterlijk in 2005 in werking moeten treden. Aldus wordt gegarandeerd dat de effecten op de communautaire en internationale financiële markten kunnen worden verhandeld op basis van een enkel samenstel van standaarden voor de verslaglegging.
Het voorstel voorziet in een nieuw modelprospectus voor de gehele EU. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het bovenbeschreven beleid, dat erop gericht is de kwaliteit en de kwantiteit van de aan beleggers en markten te verstrekken informatie te bevorderen. De Commissie is er rotsvast van overtuigd dat het versterken van het vertrouwen van de beleggers aanzienlijke voordelen zal opleveren in de vorm van lagere kosten voor het aantrekken van kapitaal, en uiteindelijk aan de werkgelegenheid en de dynamiek van de Europese economie als geheel ten goede zal komen.
Het nieuwe prospectus zal uit meerdere afzonderlijke documenten bestaan: het registratiedocument met informatie over de emittent en de verrichtingsnota met informatie over de effecten (hierna wordt in detail op beide documenten teruggekomen). In een ad hoc samenvatting zal de informatie betreffende de emittent en de effecten op beknopte wijze worden weergegeven.
Krachtens de nieuwe, op een registratiedocument berustende regeling zal de permanent aan de houders van effecten te verstrekken informatie ten minste jaarlijks moeten worden geactualiseerd, hetgeen een aanvulling betekent op de huidige regeling die de permanente verstrekking van informatie verplicht stelt (zie Richtlijnen 79/279/EEG, 82/121/EEG en 88/627/EEG). Voorts wordt een versnelde procedure voor nieuwe emissies ingevoerd, die er in feite op neerkomt dat bij een nieuwe emissie alleen informatie moet worden verstrekt over de effecten die worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten. De toezichthoudende autoriteit zal alleen nog de verrichtingsnota moeten goedkeuren, wat tot een verkorting van de goedkeuringstermijn zal leiden.
Met de invoering van deze nieuwe regeling wordt tegemoetgekomen aan een nadrukkelijk verzoek van multinationale emittenten (d.w.z. emittenten die vaak kapitaal op Europese en wereldwijde markten aantrekken).
Het ligt echter ook in de bedoeling het gebruik van dit nieuwe model verplicht te stellen voor emittenten wier effecten op gereglementeerde markten worden verhandeld. Emittenten wier effecten gewoon aan het publiek worden aangeboden zonder dat zij tot de handel worden toegelaten, beschikken over de mogelijkheid het prospectus in de vorm van één enkel document te publiceren volgens het traditionele model.
Bovendien zal ook opneming door middel van verwijzing worden toegestaan. Dit betekent dat de in een prospectus te verstrekken informatie in dat document kan worden opgenomen door middel van een verwijzing naar een ander document dat voordien is ingediend en door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst is goedgekeurd. Hierdoor zullen ondernemingen die veelvuldig kapitaal op de markt aantrekken, tijd en geld uitsparen. Het zal de emittent tevens zijn toegestaan een eerder opgesteld stuk of registratiedocument te gebruiken, waardoor hij minder papierwerk zal hebben. Bij een nieuwe emissie of toelating van effecten tot de handel zal de emittent immers alleen maar de verrichtingsnota en een samenvatting behoeven te publiceren. Zoals reeds gezegd, zal de emittent na gewone kennisgeving toegang hebben tot alle EU-markten, waarbij als enige voorwaarde wordt gesteld dat hij de samenvatting van de informatie vertaalt in de landstalen van de betrokken lidstaten.
De snelle ontwikkeling van de informatie- en communicatietechnologieën is niet zonder gevolgen gebleven voor de wijze waarop financiële informatie wordt verspreid. Ter bevordering van de verspreiding van prospectussen (en van de diverse documenten waaruit een prospectus is samengesteld) wordt het gebruik van elektronische hulpmiddelen, zoals internet, aangemoedigd. Dit zal niet alleen minder kosten voor de ondernemingen met zich meebrengen dan bij de huidige voorschriften het geval is, maar het zou ook een aantal voordelen bieden. Doordat het prospectus voortaan op de website van de bevoegde autoriteit beschikbaar moet zijn en de emittent tevens de mogelijkheid wordt geboden het prospectus in elektronische vorm te publiceren, zouden de beleggers voortaan immers effectieve en vrije toegang hebben tot in real-time beschikbare informatie.
De noodzaak om intensiever gebruik te maken van comitéprocedures om de ontwikkelingen in de financiële sfeer te kunnen bijhouden
De effectenmarkten van de lidstaten worden met ingrijpende veranderingen en een voortschrijdende consolidatie geconfronteerd. Deze ontwikkelingen worden in de hand gewerkt door de invoering van nieuwe technologieën, de mondialisering en het effect van de euro. Ook het vaststellen van standaarden is aan snelle veranderingen onderhevig. De concurrentie tussen effectenmarkten doet de behoefte ontstaan aan optimale werkwijzen die rekening houden met nieuwe financiële technieken en producten. Daarnaast moet het consumentenvertrouwen op het niveau van de Gemeenschap worden beschermd. Het is van belang dat nieuwe maatregelen kunnen worden genomen teneinde te vermijden dat consumenten die bereid zijn om in innoverende producten te investeren, geen passende bescherming genieten, geen afdoende verhaalsmogelijkheden hebben of verschillend worden behandeld als gevolg van uiteenlopende regelingen in de onderscheiden lidstaten.
Teneinde het hoofd te kunnen bieden aan de uitdaging om de moderne financiële markten te reguleren, moeten nieuwe wetgevingstechnieken worden ingevoerd. Op 17 juli 2000 heeft de Raad het comité van wijzen voor de regulering van de Europese effectenmarkten opgericht. In zijn eindverslag heeft het comité ervoor gepleit in elke richtlijn een scheiding vast te stellen tussen kaderbeginselen en 'niet-essentiële' technische uitvoeringsmaatregelen die aan de hand van de comitéprocedures van de Unie door de Commissie dienen te worden aangenomen. In zijn resolutie over een effectievere regulering van de effectenmarkten in de Europese Unie heeft de Europese Raad van Stockholm zich verheugd getoond over het voornemen van de Commissie om een Comité voor het effectenbedrijf op te richten. Het Comité dient als adviesorgaan over beleidskwesties te worden geraadpleegd, in het bijzonder, doch niet uitsluitend, voor het soort maatregelen dat de Commissie op het niveau van de kaderbeginselen voorstelt. De Europese Raad voegde er in zijn resolutie aan toe dat, afhankelijk van de specifieke wetgevingsbesluiten die door de Commissie worden voorgesteld en door het Europees Parlement en de Raad worden aangenomen, het Comité voor het effectenbedrijf ook dient te fungeren als een regelgevend comité in de zin van het comitologiebesluit van 1999, om de Commissie bij te staan bij haar besluitvorming over de uitvoeringsmaatregelen uit hoofde van artikel 202 van het EG-Verdrag. De richtlijn ligt in de lijn van het concept dat door de Europese Raad van Stockholm is uitgetekend.
In dit voorstel wordt aangegeven welke de niet-essentiële uitvoeringsmaatregelen zijn die door de Commissie aan de hand van een comitéprocedure moeten worden behandeld. Deze maatregelen omvatten onder meer de aanpassing en verduidelijking van de definities en vrijstellingen teneinde een eenvormige toepassing van de richtlijn en de samenhang ervan met de ontwikkelingen op de financiële markten te waarborgen. Ook de aanpassing van de standaarden voor de informatievoorziening en de termijnen, alsook de verduidelijking van de voorschriften inzake de publicatie van het prospectus en de technische details betreffende het adverteren en het op de markt brengen van effecten, zijn terreinen die de Commissie aan de hand van een comitéprocedure dient te behandelen. Deze terreinen zijn zodanig gekozen dat direct kan worden ingespeeld op de snel veranderende realiteit en dat zowel de goede werking van de interne markt (op basis van de benadering per lidstaat) als de bescherming van de kleine beleggers afdoende worden gewaarborgd.
Conform de resolutie van de Europese Raad van Stockholm moeten voor alle stadia van de werkzaamheden op niveau 2 termijnen worden gesteld; deze richtlijn voorziet in termijnen voor de maatregelen die nodig zijn om een doeltreffende werking ervan te waarborgen. Overeenkomstig het verslag van het comité van wijzen zal de Commissie, zoals in de resolutie van de Europese Raad van Stockholm is voorzien, raadplegingen houden wanneer zij de uitvoeringsmaatregelen vaststelt uit hoofde van de desbetreffende bepalingen van het richtlijnvoorstel.
Artikel 1 - Voorwerp en werkingssfeer
Het doel van de richtlijn wordt omschreven in het eerste lid van artikel 1. Daarin wordt verduidelijkt dat de onderhavige richtlijn strekt tot de harmonisatie van de eisen gesteld aan de opstelling van, het toezicht op en de verspreiding van het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten.
De richtlijn is van toepassing op effecten die aan het publiek worden aangeboden of die toegelaten zijn tot de handel op een gereglementeerde markt in de zin van de Richtlijn Beleggingsdiensten (Richtlijn 93/22/EEG - RBD). Dit is een hele verandering ten opzichte van de vorige regeling, die gebaseerd was op Richtlijn 80/390/EEG betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden voor de toelating van effecten tot de officiële notering aan een effectenbeurs, en Richtlijn 89/298/EEG inzake de openbare aanbieding van effecten.
Er is gekozen voor de formulering 'toelating tot de handel' teneinde eventuele lacunes in de toepassing van de richtlijn te vermijden. In de communautaire regelgeving is het begrip 'toelating tot de officiële notering' immers niet gedefinieerd. In vele gevallen wordt dit begrip geïnterpreteerd als toelating tot het officiële segment van de nationale beurs (waarbij er soms zelfs geen handel plaatsvindt). Dit houdt in dat de voorschriften voor de informatievoorziening voor andere categorieën 'gereglementeerde markten' (bij de RBD ingevoerd begrip) niet volledig geharmoniseerd zijn op EU-niveau en dat in talrijke gevallen wederzijdse erkenning niet is toegestaan. In andere lidstaten heeft de toepassing van de RBD geleid tot de afschaffing van het begrip 'officiële notering'. Deze lidstaten hebben primaire markten, secundaire markten enz. ingevoerd. Uit hoofde van de in de RBD gegeven definitie van gereglementeerde markten moeten in elk geval voorschriften worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat aan bepaalde vereisten is voldaan voordat de effecten op de markt kunnen worden verhandeld (namelijk, indien toepasselijk, de bij Richtlijn 79/279/EEG inzake de toelating van effecten tot de officiële notering aan een effectenbeurs vastgestelde vereisten, of anders specifieke nationale vereisten). Met de nieuwe richtlijn wordt beoogd te waarborgen dat de bij de richtlijn vastgestelde voorschriften voor de informatievoorziening als basisvoorschriften terzake worden gehanteerd.
Zoals door de Europese effectenregelgevers werd verlangd, zijn beide richtlijnen thans samengevoegd en zijn de standaarden voor de informatievoorziening gelijkgetrokken. Voorts vallen bepaalde categorieën effecten waarop de oude regeling niet van toepassing was omdat deze effecten op gereglementeerde markten werden verhandeld zonder tot de officiële notering te zijn toegelaten, thans wel onder de werkingssfeer van de onderhavige richtlijn, waardoor zij van het ene paspoort kunnen profiteren.
Tegelijkertijd garandeert de nieuwe regeling de beleggers uit de Europese Unie een betere voorlichting en bescherming.
De traditionele vrijstellingen voor specifieke categorieën effecten (zoals rechten van deelneming in ICBE's, die onder andere harmonisatiebepalingen vallen) of voor effecten die door lidstaten of internationale instellingen worden uitgegeven, zijn gehandhaafd.
De in artikel 2 vervatte definities zijn gedeeltelijk gebaseerd op die uit bestaande richtlijnen en gedeeltelijk nieuw. Zo is de definitie van 'effecten' vrijwel ongewijzigd (op een actualisering na) overgenomen uit Richtlijn 89/298/EEG, terwijl de invoering van een definitie van 'aanbieding van effecten aan het publiek' als een belangrijke nieuwigheid moet worden aangemerkt. Bij de aanneming van Richtlijn 89/298/EEG was het onmogelijk gebleken een consensus te bereiken over een dergelijke gemeenschappelijke definitie (zie overweging nr. 7 van genoemde richtlijn). Zoals in het verslag van het comité van wijzen echter wordt opgemerkt, is het van belang tot een gemeenschappelijke aanpak van deze materie te komen om een ongelijke bescherming van de beleggers te vermijden in een tijdperk waarin deze via elektronische communicatienetwerken overal in Europa (en elders) bereikbaar zijn. Wanneer de lidstaten het begrip 'aanbieding van effecten aan het publiek' op uiteenlopende wijze interpreteren, kan dit er in bepaalde gevallen toe leiden dat effecten worden verkocht zonder dat terzake voorschriften voor de informatievoorziening gelden (dergelijke gedragingen kunnen negatieve gevolgen hebben voor de gehele Europese kapitaalmarkt).
Ter aanvulling van deze definitie wordt een nieuwe geharmoniseerde benadering voorgesteld voor vrijstellingen. Zo behoeft onder meer bij aanbiedingen aan bepaalde 'gekwalificeerde beleggers' (die specifieke beroepskwalificaties bezitten) of aan beleggers die effecten voor een tegenwaarde van ten minste 150 000 euro kunnen verwerven, geen prospectus beschikbaar te worden gesteld. Hetzelfde geldt voor aanbiedingen aan een beperkte groep van beleggers.
De nieuwe regeling is gebaseerd op de goedkeuring van het prospectus door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst; daarom zijn definities vastgesteld van respectievelijk de lidstaat van herkomst en de lidstaat van ontvangst. Voorts wordt een definitie gegeven van de lidstaat van herkomst van een emittent met statutaire zetel buiten de EU wiens effecten in de EU worden aangeboden of tot de handel zijn toegelaten.
Indien nodig kunnen de definities volgens de in artikel 22 bedoelde procedure worden verduidelijkt en aangepast, conform het voorstel om de vaststelling van gedetailleerde technische bepalingen aan de Commissie over te laten. Dit houdt in dat de Commissie, bijgestaan door het Comité voor het effectenbedrijf, eventueel in detail kan aangeven welke categorieën bestaande effecten onder de richtlijn vallen om ervoor te zorgen dat deze gelijke tred houdt met de marktontwikkelingen.
Artikel 3 verduidelijkt dat in de EU geen effecten mogen worden aangeboden zonder dat aan initiële voorschriften voor de informatievoorziening is voldaan, of met andere woorden zonder dat een prospectus beschikbaar is voor de markt en de beleggers.
Zoals bij de toelichting op de definitie van het begrip 'aanbieding van effecten aan het publiek' werd opgemerkt, is een geharmoniseerde aanpak geboden om lacunes en verschillen in de behandeling en bescherming van beleggers binnen de EU te vermijden. Het verdient derhalve aanbeveling een gemeenschappelijke en eenvormige vrijstellingsregeling in te voeren.
Om dit doel te bereiken, werden de bestaande bepalingen herzien en is de lidstaten de vrijheid ontnomen de vrijstellingen wel of niet in nationaal recht om te zetten.
Een eerste reeks vrijstellingen is ingevoerd om rekening te houden met de bijzondere aard van de beleggers tot wie de aanbieding is gericht. Deze vrijstellingen gelden voor aanbiedingen van effecten aan 'gekwalificeerde' beleggers (d.w.z. beleggers met specifieke 'kwalificaties') die voor eigen rekening handelen en niet de bedoeling hebben deze effecten later door te verkopen, aanbiedingen aan een beperkte groep van personen met minder dan 150 leden per lidstaat of met minder dan 1 500 leden in geval van een multinationale aanbieding, en aanbiedingen van effecten die slechts kunnen worden verworven voor een tegenwaarde van ten minste 150 000 euro per belegger.
Een tweede reeks vrijstellingen houdt verband met het feit dat bepaalde categorieën effecten ter omwisseling van reeds bestaande effecten worden aangeboden, dan wel voortkomen uit specifieke operaties ten aanzien waarvan reeds gelijkwaardige informatie is verstrekt aan het publiek of de aandeelhouders.
Indien nodig kunnen de definities en/of vrijstellingen volgens de in artikel 22 bedoelde procedure worden verduidelijkt en aangepast, conform het voorstel om de vaststelling van gedetailleerde technische bepalingen aan de Commissie over te laten. Dit houdt in dat de Commissie, bijgestaan door het Comité voor het effectenbedrijf, eventueel voorschriften kan uitvaardigen om aan te geven welke de entiteiten zijn die als 'instellingen zonder winstoogmerk' moeten worden beschouwd en derhalve vrijgesteld zijn van de verplichting een prospectus te publiceren. Dit om te vermijden dat het streven van deze richtlijn om alle beleggers een afdoende bescherming te bieden, door een verschillende tenuitvoerlegging ervan in de lidstaten wordt doorkruist.
Artikel 4 verduidelijkt dat effecten pas tot de handel op gereglementeerde markten worden toegelaten mits een prospectus is gepubliceerd. Er wordt echter uitdrukkelijk bepaald dat geen nieuw prospectus behoeft te worden gepubliceerd wanneer de emittent het registratiedocument en de verrichtingsnota voor de openbare aanbieding of voor de toelating tot de notering op een andere gereglementeerde markt reeds bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst heeft ingediend. De Europese gereglementeerde markten die de effecten wensen te verhandelen, zijn verplicht het prospectus te aanvaarden dat door de bevoegde autoriteit van het land van herkomst van de emittent is goedgekeurd. De bedoeling hiervan is de multinationale verhandeling van effecten op de gereglementeerde markten van de EU te bevorderen. Na de inwerkingtreding van de nieuwe regeling zal de emittent niet langer verplicht zijn telkens een nieuwe reeks initiële informatiedocumenten te verstrekken, mits alle relevante informatie (die bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst is ingediend) beschikbaar wordt gesteld.
In dit artikel zijn de algemene beginselen over de functie en inhoud van het prospectus opgenomen die reeds voorkwamen in de richtlijnen betreffende respectievelijk het prospectus voor de toelating tot de notering en het prospectus bij een openbare aanbieding van effecten. Deze beginselen, die ertoe strekken te garanderen dat alle relevante informatie aan de beleggers wordt medegedeeld, sluiten tevens aan bij de internationale beginselen die door de IOSCO zijn goedgekeurd (zie ook IOSCO Objectives and Principles for Securities Regulation).
Overeenkomstig de internationaal gangbare, optimale werkwijzen schrijft lid 2 voor dat de gegevens moeten worden gepresenteerd in een opmaak welke het analyseren en het begrijpen ervan zo gemakkelijk mogelijk maakt; datzelfde lid bepaalt voorts dat het prospectus de vorm kan aannemen van één enkel informatiedocument, dan wel van een samenstel van informatiedocumenten, bestaande uit een registratiedocument, een verrichtingsnota en een samenvatting. Het registratiedocument dient zowel algemene informatie over de emittent als zijn jaarrekening te bevatten. In de verrichtingsnota moeten nadere bijzonderheden worden verstrekt over de effecten die aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten, alsook over de voorwaarden van de emissie. De samenvatting geeft een beknopt overzicht van de kerngegevens die in het prospectus (of, in voorkomend geval, in het registratiedocument en de verrichtingsnota) zijn opgenomen.
De minimuminformatie die het prospectus in de vorm van één enkel document of van een samenstel van documenten moet bevatten, wordt omschreven in de leden 3 en 4 met behulp van kruisverwijzingen naar de bijlagen bij de richtlijn. In bijlage I wordt een opsomming gegeven van de gegevens die in het prospectus moeten worden vermeld wanneer dit de vorm aanneemt van één enkel document. De bijlagen II, III en IV hebben betrekking op de inhoud van respectievelijk het registratiedocument, de verrichtingsnota en de samenvatting.
In lid 5 van het onderhavige artikel wordt bepaald dat het net als bij de huidige regeling de bestuurs-, leidinggevende of toezichthoudende organen van de emittent, de aanbieder en, in voorkomend geval, de garant zijn die ervoor moeten zorgen dat het prospectus alle relevante informatie bevat.
Artikel 6 verduidelijkt dat alle relevante informatie moet worden bekendgemaakt. Naar analogie van de internationale beginselen en de thans bestaande regeling voorziet het artikel alleen in een lijst met de in het prospectus op te nemen inlichtingen. De specifieke gegevens die de emittenten onder elke vereiste rubriek dienen te vermelden, moeten immers als technische maatregelen worden aangemerkt. Deze zijn noodzakelijk om een zodanige mate van harmonisatie en wederzijds vertrouwen tot stand te brengen dat de lidstaten na gewone kennisgeving het in de lidstaat van herkomst goedgekeurde prospectus aanvaarden zonder te eisen dat er aanvullende informatie in wordt opgenomen.
Deze voorschriften dienen te worden aangenomen volgens de in het verslag van het comité van wijzen voorgestelde procedure (het zogeheten niveau 2). De Commissie heeft echter geen volledige vrijheid van handelen. De specifieke standaarden voor de informatievoorziening moeten immers in overeenstemming zijn met de IOSCO-standaarden voor multinationale aanbiedingen en noteringen.
De beslissing om de regeling op de IOSCO-standaarden voor de informatievoorziening te baseren, houdt eveneens in dat het Europese prospectus spoort met de internationaal gangbare optimale werkwijzen en derhalve eveneens aanvaardbaar zou moeten zijn voor een aanbieding of toelating van effecten tot de handel buiten Europa, en met name in rechtsgebieden van IOSCO-leden. Dit biedt belangrijke voordelen voor EU-emittenten: deze zullen zich immers niet langer verplicht zien meerdere gelijksoortige informatiedocumenten op te stellen.
De fundamentele IOSCO-standaarden voor de informatievoorziening moeten worden aangepast aan de verschillende categorieën effecten die worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten. Deze aanpassing dient te worden verricht door de Commissie, die daartoe gebruik moet maken van de comitéprocedures. Aangezien het Europese paspoortstelsel pas in werking kan treden nadat deze maatregelen zijn uitgevoerd, is een termijn voor de goedkeuring ervan vastgesteld (namelijk 180 dagen te rekenen vanaf de inwerkingtreding van de richtlijn). Dit houdt in dat de Commissie, bijgestaan door het Comité voor het effectenbedrijf, gedetailleerde technische voorschriften dient uit te vaardigen met betrekking tot de specifieke informatie die in de prospectussen moet worden opgenomen. Deze voorschriften dienen te voorzien in modellen voor de prospectussen die voor de verschillende categorieën effecten en emittenten moeten worden opgesteld.
In het laatste lid van artikel 6 wordt tevens verduidelijkt hoe gegevens moeten worden behandeld die niet in het prospectus kunnen worden vermeld omdat zij nog niet bekend zijn op het tijdstip dat het prospectus wordt opgesteld. Het betreft de definitieve prijs waartegen de effecten zullen worden aangeboden en het totaalbedrag van de effecten die aan het publiek zullen worden uitgereikt. In dit geval moet het prospectus de objectieve criteria bevatten op grond waarvan een definitieve beslissing terzake zal worden genomen, en moeten bovengenoemde gegevens worden gepubliceerd in een document ter aanvulling van het prospectus. Dit document dient onder dezelfde voorwaarden voor het publiek beschikbaar te worden gesteld als het oorspronkelijke prospectus. Ook in dit geval dienen gedetailleerde voorschriften te worden uitgevaardigd aan de hand van (comité)procedures van niveau 2. De door de Commissie in acht te nemen termijn is dezelfde als hierboven, namelijk 180 dagen te rekenen vanaf de inwerkingtreding van de richtlijn.
Artikel 7 bepaalt in welke taal het prospectus gesteld moet zijn en welke vorm het moet aannemen. Het prospectus moet worden opgesteld in een taal die door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst wordt aanvaard. Lid 2 verduidelijkt welke categorieën emittenten het prospectus in de vorm van een samenstel van informatiedocumenten moeten opstellen. Emittenten wier aandelen tot de handel zijn of zullen worden toegelaten, moeten een prospectus opstellen in de vorm van een samenstel van informatiedocumenten, bestaande uit een registratiedocument, een verrichtingsnota en een samenvatting.
Emittenten wier effecten niet tot de handel zijn toegelaten, kunnen opteren voor een prospectus in de vorm van één enkel document. In dat geval wordt het aan het oordeel van de emittent overgelaten welk model het best geschikt is.
In dit artikel wordt verduidelijkt dat de emittent die reeds een registratiedocument heeft ingediend, bij een nieuwe emissie (of toelating tot de handel) alleen nog een samenvatting en een verrichtingsnota beschikbaar moet stellen. Dit houdt in dat geen volledig nieuw prospectus behoeft te worden opgesteld.
Teneinde de beleggers adequate informatie te verschaffen, wordt, in aanvulling op de bestaande verplichtingen op het gebied van de permanente informatievoorziening, van de emittent verlangd dat hij het registratiedocument elk jaar actualiseert (en bij de bevoegde autoriteit indient). De emittent dient het registratiedocument elk jaar bij te werken na de goedkeuring van de jaarrekening. De verstrekte informatie wordt dan volgens de algemene procedure door de bevoegde autoriteit gecontroleerd.
Ter vereenvoudiging van de procedure en ter vermindering van de kosten staat de richtlijn de emittent toe van het registratiedocument gebruik te maken voor de doeleinden van artikel 46 van Richtlijn 78/770/EEG (vierde richtlijn vennootschapsrecht) en artikel 36 van Richtlijn 83/349/EEG (zevende richtlijn vennootschapsrecht).
De richtlijn voert nog een andere vereenvoudigende en kostenbesparende maatregel voor de emittent in: de opneming van informatie door middel van verwijzing.
Artikel 10 bepaalt dat de relevante informatie in het prospectus kan worden opgenomen door middel van verwijzing naar één of meer documenten. De aldus verstrekte informatie moet door de bevoegde autoriteit zijn goedgekeurd en onder dezelfde voorwaarden ter beschikking van het publiek worden gesteld als die welke gelden voor het prospectus.
Aan de hand van een (comité)procedure van niveau 2 dienen nadere bijzonderheden te worden verstrekt over welke documenten door middel van verwijzing kunnen worden opgenomen en hoe dit moet gebeuren.
Aangezien het Europese paspoortstelsel pas in werking kan treden nadat deze maatregelen zijn uitgevoerd, is een termijn voor de goedkeuring ervan vastgesteld (namelijk 180 dagen te rekenen vanaf de inwerkingtreding van de richtlijn).
Het prospectus moet eerst door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst worden goedgekeurd voordat het mag worden gepubliceerd. Ook onder de vorige regeling moest het prospectus eerst worden goedgekeurd en kwamen uitsluitend vooraf goedgekeurde prospectussen in aanmerking voor wederzijdse erkenning. Voor een vlotte werking van de regeling stelt de richtlijn echter duidelijke goedkeuringstermijnen vast, waarbij eveneens rekening wordt gehouden met de onderscheiden categorieën emittenten, namelijk reeds op de markt bekende en onder toezicht staande emittenten enerzijds, en emittenten die voor het eerst kapitaal aantrekken anderzijds.
De standaardtermijn (die kan worden onderbroken indien aanvullende informatie wordt verlangd of de verstrekte documentatie onvolledig is) wordt vastgesteld op 15 dagen. De termijn wordt echter verlengd tot 40 dagen ingeval het gaat om een eerste openbare aanbieding en teruggebracht tot 7 dagen wanneer alleen de verrichtingsnota dient te worden gecontroleerd.
Teneinde een eenvormige toepassing te waarborgen, worden richtsnoeren voor het toezicht op het prospectus verstrekt; deze richtsnoeren dienen te worden vastgesteld aan de hand van een (comité)procedure van niveau 2. Voor de aanpassing van de voor de goedkeuring vastgestelde termijnen moet dezelfde procedure worden gevolgd indien een dergelijke aanpassing in het licht van de ontwikkelingen op de financiële markten noodzakelijk blijkt.
Dit houdt in dat de Commissie richtsnoeren moet verstrekken met betrekking tot de werkwijze die het best door de effectenregelgevers wordt gevolgd wanneer zij in de praktijk de ter goedkeuring voorgelegde prospectussen verifiëren, en tevens richtsnoeren moet vaststellen met betrekking tot de daarbij in acht te nemen termijnen.
Dit artikel actualiseert de voorschriften die reeds bij de richtlijnen betreffende respectievelijk het prospectus voor de toelating tot de notering en het prospectus bij een openbare aanbieding van effecten zijn vastgesteld. Het voorziet in de mogelijkheid om benevens de reeds toegelaten communicatiemiddelen ook de moderne technologieën aan te wenden. De Commissie dient gedetailleerde voorschriften terzake vast te stellen om een eenvormige toepassing van de richtlijn te waarborgen. Dit houdt in dat de Commissie eventueel voorschriften kan uitvaardigen met betrekking tot de wijze waarop kosteloos een afschrift van het prospectus moet worden verstrekt aan beleggers die daarom verzoeken.
Teneinde in een centraal informatiepunt te voorzien en de beleggers in staat te stellen op de relevante informatie de hand te leggen, bepaalt de richtlijn dat het prospectus (hetzij in de vorm van één enkel document, hetzij in de vorm van afzonderlijke documenten) op de website van de bevoegde autoriteit moet kunnen worden geraadpleegd.
De richtlijn stelt voorschriften vast inzake het adverteren.
Teneinde de beleggers afdoende bescherming te bieden en de samenhang te waarborgen met de informatie die zal worden vermeld in het prospectus (dat wordt beschouwd als het document op grond waarvan beleggingsbeslissingen dienen te worden genomen), moet aan bepaalde voorwaarden worden voldaan. De advertenties, aanplakbiljetten en folders moeten eerst ter kennis van de bevoegde autoriteiten worden gebracht en door hen worden gecontroleerd voordat tot de publicatie ervan mag worden overgegaan.
De richtlijn voert tevens het beginsel in dat advertenties duidelijk als zodanig herkenbaar moeten zijn en dat de in een advertentie vervatte informatie waarheidsgetrouw en accuraat moet zijn en in ieder geval moet stroken met de informatie die in het prospectus is vermeld.
De gedetailleerde voorschriften om een eenvormige tenuitvoerlegging van de richtlijn en een afdoende bescherming van de beleggers te garanderen, dienen door de Commissie te worden uitgevaardigd aan de hand van een (comité)procedure van niveau 2. Dit houdt in dat de Commissie eventueel richtsnoeren kan vaststellen met betrekking tot de wijze waarop het rendement van de aan de belegger aangeboden effecten moet worden geadverteerd om te vermijden dat kleine beleggers een misleidende indruk krijgen van de toekomstige opbrengsten.
Aangezien het Europese paspoortstelsel pas in werking kan treden nadat deze maatregelen zijn uitgevoerd, is een termijn voor de goedkeuring ervan vastgesteld (namelijk 180 dagen te rekenen vanaf de inwerkingtreding van de richtlijn).
De richtlijn bepaalt dat de door de emittent aan gekwalificeerde of speciale categorieën beleggers verstrekte informatie of gedane aanbieding eveneens aan het publiek bekend moet worden gemaakt.
In dit artikel zijn bepalingen opgenomen die reeds vervat waren in de richtlijnen betreffende respectievelijk het prospectus voor de toelating tot de notering en het prospectus bij een openbare aanbieding van effecten. Er moet een aanvullend document worden verstrekt wanneer zich tussen de publicatie van het prospectus en de beëindiging van de aanbieding of de aanvang van de handel belangrijke nieuwe feiten voordoen die op de beoordeling van de effecten van invloed kunnen zijn. Om de samenhang te bewaren, gelden voor het aanvullende document dezelfde voorschriften inzake de voorafgaande goedkeuring en de beschikbaarstelling aan het publiek als die welke op het prospectus van toepassing zijn.
Dit artikel vervangt het bestaande stelsel van wederzijdse erkenning. Doel van de bepaling is ervoor te zorgen dat bij een multinationale aanbieding of meervoudige handel (d.w.z. een aanbieding van effecten of een toelating van effecten tot de handel in andere staten dan de lidstaat van herkomst) het door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst goedgekeurde prospectus in alle betrokken lidstaten wordt aanvaard zonder dat extra informatie moet worden verstrekt of aanvullende goedkeuring is vereist.
Aangezien informatie echter snel achterhaald is, voorziet lid 2 in een aantal garanties. Ingeval meer dan drie maanden zijn verstreken, heeft de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst het recht de publicatie te verlangen van een geactualiseerde verrichtingsnota en samenvatting, die beide door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst moeten worden goedgekeurd.
Het artikel voorziet in een nieuwe taalregeling: wanneer het registratiedocument en de verrichtingsnota beschikbaar zijn in een taal die in financiële zaken pleegt te worden gebruikt, mogen de lidstaten van ontvangst enkel verlangen dat de samenvatting in de landstaal wordt vertaald. Dit beginsel is reeds in de vigerende wetgeving op effectengebied neergelegd. Zo wordt met name in artikel 17, lid 2, van Richtlijn 79/279/EEG inzake de toelating van effecten tot de officiële notering bepaald dat de bekendmaking van de informatie moet geschieden in een taal of talen die 'in financiële zaken pleegt (plegen) te worden gebruikt en door de bevoegde autoriteiten wordt (worden) aanvaard'. Een soortgelijke bepaling is ook in artikel 7, lid 2, van Richtlijn 82/121/EEG (periodieke informatieverstrekking) en artikel 10, lid 2, van Richtlijn 88/627/EEG (belangrijke deelnemingen) opgenomen en in Richtlijn 80/390/EEG ingevoegd bij Richtlijn 94/18/EG (Eurolist).
Teneinde een adequate bescherming te waarborgen en naar analogie van het bepaalde in de richtlijnen die in een Europees paspoort voorzien (Richtlijn Beleggingsdiensten, Tweede Bankrichtlijn), moeten de autoriteiten van de lidstaten van ontvangst in kennis worden gesteld van het prospectus (en van de relevante aanvullende documenten) en een verklaring ontvangen waarin de autoriteit van de lidstaat van herkomst bevestigt dat het prospectus alle overeenkomstig de onderhavige richtlijn vereiste gegevens bevat.
Bij emittenten met statutaire zetel in een derde land moet het prospectus worden goedgekeurd door de EU-autoriteit die overeenkomstig deze richtlijn als autoriteit van de 'lidstaat van herkomst' wordt aangewezen. Deze autoriteit kan zijn goedkeuring hechten aan het prospectus dat overeenkomstig de op de emittent in het derde land toepasselijke voorschriften is opgesteld, mits de in dat derde land geldende informatievereisten gelijkwaardig zijn aan die welke bij de richtlijn zijn voorgeschreven. Zodra het prospectus door de bevoegde autoriteit van de 'lidstaat van herkomst' uit de EU is goedgekeurd, mag het in andere lidstaten van de EU worden gebruikt.
Teneinde tot een pan-Europese aanpak te komen, dienen de bevoegde autoriteiten de Commissie en de lidstaten in kennis te stellen van de op emittenten uit derde landen toepasselijke voorschriften. Indien de Commissie of andere lidstaten bezwaar aantekenen tegen de gelijkwaardigheid van deze voorschriften, leidt de Commissie over deze zaak een comitéprocedure in.
De lidstaten dienen de Commissie tevens in kennis te stellen van de lijst van emittenten wier prospectus is goedgekeurd.
De Commissie dient een verslag op te stellen betreffende de uitvoering van dit artikel en zo nodig een voorstel voor een nieuwe richtlijn in te dienen.
Voorts dienen aan de hand van een (comité)procedure van niveau 2 richtsnoeren te worden verstrekt teneinde een gemeenschappelijke en samenhangende aanpak van de lidstaten te bevorderen.
Bij de invoering van een kennisgevingsregeling is het noodzakelijk dat de bevoegde autoriteiten elkaar vertrouwen en hun regelgevende en toezichthoudende taken op vergelijkbare wijze vervullen. Momenteel schrijven de richtlijnen gewoon voor dat de lidstaten moeten mededelen wie de bevoegde autoriteiten zijn.
Met de aanwijzing van een bevoegde administratieve instantie in elke lidstaat wordt tegemoetgekomen aan de behoefte aan efficiëntie en duidelijkheid en aan de noodzaak de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten te optimaliseren.
Deze bevoegde autoriteiten moeten een administratief karakter hebben, zodat zij onafhankelijk zijn van de markten en belangenconflicten worden voorkomen.
In de richtlijn wordt aangegeven over welke bevoegdheden de bevoegde autoriteiten ten minste moeten beschikken. Dit moet hen in staat stellen hun taken naar behoren te vervullen en zal tevens bijdragen tot een consequentere en transparantere toepassing van de bepalingen van de richtlijn.
Zoals in de communautaire wetgeving op financieel gebied gebruikelijk is, worden voorschriften vastgesteld om de vertrouwelijkheid te waarborgen van de informatie waarvan de bevoegde autoriteiten tijdens de uitoefening van hun taken kennis hebben gekregen.
Vertrouwelijkheid mag echter geen belemmering vormen voor wederzijdse bijstand en onderlinge samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten op EU-niveau en, mits aan bepaalde vereisten is voldaan, voor bijstand aan en samenwerking met de bevoegde autoriteiten van derde landen.
Dit artikel komt tegemoet aan al deze eisen op een manier die aansluit bij reeds bestaande wetgeving (met inbegrip van die betreffende de handel met voorwetenschap en de Richtlijn Beleggingsdiensten).
Dit artikel past een beginsel toe dat reeds in het Verdrag is neergelegd en dat algemeen gangbaar is in de communautaire wetgeving op financieel gebied. Wanneer de bevoegde autoriteit van een lidstaat van ontvangst constateert dat de emittent of de financiële instellingen die met de procedures voor de openbare aanbieding zijn belast, onregelmatigheden hebben begaan of dat de emittent zijn verplichtingen niet is nagekomen die voortvloeien uit het feit dat zijn effecten tot de handel zijn toegelaten, moet zij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst hiervan in kennis stellen. Voorzover zulks nodig en dringend is, mag de autoriteit van een lidstaat van ontvangst alle passende maatregelen nemen ter bescherming van de beleggers. Deze maatregelen moeten naar behoren worden gemotiveerd en vatbaar zijn voor beroep bij de rechter van de lidstaat waar zij zijn genomen.
Het is de bedoeling dat de Commissie van de maatregelen in kennis wordt gesteld. De Commissie heeft het recht om van de bevoegde autoriteit te verlangen dat zij de maatregelen wijzigt of afschaft.
In dit artikel wordt verwezen naar het bij Comité voor het effectenbedrijf. Dit Comité zal de Commissie bijstaan bij de uitoefening van de taken van niveau 2 (comitologie).
De richtlijn bepaalt tevens dat elke lidstaat een adequate sanctieregeling moet instellen. De sancties, moet inbegrip van de administratieve sancties, moeten een doeltreffend, evenredig en ontradend karakter hebben.
Teneinde alle betrokken partijen een afdoende bescherming te bieden, schrijft de onderhavige richtlijn voor dat tegen alle besluiten die worden genomen uit hoofde van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die overeenkomstig de richtlijn zijn vastgesteld, beroep bij de rechter open moet staan.
Dit artikel stelt de voor de omzetting beschikbare termijn vast.
Richtlijn 80/390/EEG, zoals gewijzigd bij de Richtlijnen 82/148/EEG, 87/345/EEG, 90/211/EEG en 94/18/EG, en Richtlijn 89/298/EEG worden ingetrokken op dezelfde datum als die waarop deze richtlijn krachtens artikel 25 in werking treedt.
Dit artikel bepaalt wanneer emittenten wier effecten reeds tot de handel op gereglementeerde markten zijn toegelaten, voor de eerste maal een registratiedocument moeten indienen.
In dit artikel wordt de inwerkingtreding van deze richtlijn geregeld en de termijn vastgesteld voor de omzetting ervan in het recht van de lidstaten.