Toelichting bij COM(2002)404 - Bewaking van bossen en milieu-interacties in de EG (Forest Focus)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

DOEL VAN HET VOORSTEL

Het onderhavige voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad heeft een nieuwe communautaire actie tot doel voor de bewaking van bossen en milieu-interacties, ter bescherming van de communautaire bossen. Deze actie is gebaseerd op de resultaten van de twee verordeningen van de Raad waarin de bewaking van de impact van luchtverontreiniging i en brand i op bosecosystemen werd geregeld. Het onderhavige voorstel biedt een meerjarig kader, dat aanvankelijk voor een periode van zes jaar, van 2003 tot en met 2008, geldt. Het doel is het toepassingsgebied van de bovengenoemde verordeningen aan te passen teneinde tot een flexibele bewakingsactie te komen en zodoende de gesteldheid van bosecosystemen in een bredere context te evalueren. Tevens worden met dit voorstel de bestaande activiteiten vereenvoudigd door elementen uit beide verordeningen te hergroeperen in een enkele kaderverordening die zowel op de bescherming als op de bewaking betrekking heeft.

1.

Achtergrond



2.

Wetgeving


Bij Verordening van de Raad (EEG) nr. 3528/86 is een communautaire actie ingevoerd om de bossen in de Gemeenschap beter te beschermen en daardoor in het bijzonder te helpen het productiepotentieel van de landbouw veilig te stellen.

De actie is gericht op het opzetten van een systeem voor de bewaking van bossen op de lange termijn. De communautaire actie werd uitgevoerd in nauwe samenwerking met het internationaal samenwerkingsprogramma voor de evaluatie en de bewaking van de gevolgen van luchtverontreiniging voor bossen (ICP Forests) in het kader van het VN-Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand (Genève, 1979) i, dat door de Europese Gemeenschap is medeondertekend. De verordening voorziet in cofinanciering door de Gemeenschap van 50% van maatregelen die door de lidstaten in de context van nationale programma's worden uitgevoerd.

Bij Verordening (EEG) nr. 2158/92 is in hoofdzaak voor de preventie van bosbranden een actiekader opgezet. In het kader van deze verordening zijn verscheidene maatregelen medegefinancierd, zoals de schepping of verbetering van bestaande preventiesystemen en in het bijzonder het opzetten van beschermingsinfrastructuur (bospaden, -wegen, standpijpen, brandgangen enz.), alsmede de schepping of verbetering van systemen om bossen te bewaken of de oorzaken van bosbranden vast te stellen en te bepalen welke middelen nodig zijn om deze te bestrijden. Het bosbrandinformatiesysteem is een van de elementen van deze verordening, dat eveneens onder de voorgestelde kaderverordening zal vallen.

In Verordening (EG) nr. 307/97 van 17 februari 1997 i tot wijziging van Verordening nr. 3528/86 wordt artikel 43 van het Verdrag als rechtsgrondslag genoemd. Op 30 april 1997 heeft het Europees Parlement hierover een uitspraak van het Hof van Justitie gevraagd. Op 25 februari 1999 heeft dit Hof uitspraak gedaan in de gevoegde zaken C-164/97 en C-165/97 [5] en daarbij gezegd dat de Raad Artikel 130 van het Verdrag (thans Artikel 175 van het EG-Verdrag) als enige rechtsgrondslag had moeten nemen. Als gevolg daarvan is Verordening (EG) nr. 307/97 ingetrokken. Het Hof heeft echter de gevolgen van deze intrekking opgeschort tot de Raad een nieuwe verordening over hetzelfde onderwerp aanvaardt. Deze nieuwe verordening is Verordening (EG) nr. 1484/2001 i, die op 21 juli 2001 in werking is getreden. Onlangs is Verordening van de Raad (EEG) nr. 3528/86 gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 804/2002 i.

[5] [1999] ECR I - 1139.

3.

Bescherming van bossen tegen luchtverontreiniging


In samenwerking met ICP Forests heeft de communautaire actie zich in de loop van de jaren ontwikkeld in overeenstemming met de doelstellingen die in ministeriële conferenties over de bescherming van de bossen in Europa (Straatsburg i, Helsinki i, Lissabon i) en de VN-Conferentie over milieu en ontwikkeling (UNCED) (Rio de Janeiro 1992) waren geformuleerd. De communautaire actie is ten uitvoer gelegd door Verordeningen van de Commissie, 526/87 i, 1696/87 i, 1091/94 i en 2278/99 i en de door de Raad gestelde doelen zijn bereikt.

4.

Bescherming van bossen tegen bosbranden


In 1994 heeft de Commissie Verordening (EG) 804/94 i betreffende de tenuitvoerlegging van het communautair informatiesysteem betreffende bosbranden goedgekeurd. In deze verordening is de systematische verzameling ingevoerd van een reeks gegevens over elke bosbrand voor alle gebieden waar bosbrandgevaar bestaat in landen die aan de actie meewerken. Het informatiesysteem betreffende bosbranden bestrijkt thans zes lidstaten van de Unie met gebieden met bosbrandgevaar, namelijk Duitsland, Portugal, Spanje, Frankrijk, Italië en Griekenland. Het systeem is een operationeel werktuig voor het toezicht op en de evaluatie van de door de lidstaten en de Commissie getroffen brandpreventiemaatregelen.

5.

Verwijzingen naar milieubeleidsmaatregelen en inpassing van nieuwe milieuproblemen


Deze verbeterde bewakingsverordening bestrijkt het totale pakket actiegebieden en is op een wetenschappelijk onderbouwde benadering gebaseerd. De verschillende bewakingselementen die worden voorgesteld, hangen stuk voor stuk samen met essentiële prioriteiten in het zesde milieuactieprogramma i en de strategie voor duurzame ontwikkeling i, dat wil zeggen verontreiniging, klimaatverandering, biodiversiteit, natuurlijke hulpbronnen en bodembescherming.

Milieuwetgeving en -beleidsmaatregelen op het niveau van de Unie, zoals het programma voor schone lucht in Europa i, de kaderrichtlijn water (2000/60/EG) i, de richtlijn inzake het behoud van de vogelstand (79/409/EEG) i en de richtlijn inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (92/43/EEG) i, alsmede de recente thematische strategie voor bodembescherming van de EU i, behoeven betere informatie over de aard van de risico's en onzekerheden, om zo een uitgangspunt te kunnen zijn voor oplossingen en verdere beleidsbeslissingen. Een communautaire actie voor de bewaking van bossen en milieu-interacties zal helpen in deze behoeften te voorzien.

De voorgestelde bewakingsactiviteit zou in belangrijke mate kunnen voorzien in de bewakingsbehoeften van het Europees Programma inzake Klimaatverandering i, van de EU-strategie inzake biodiversiteit i en de corresponderende biodiversiteitsactieplannen, van de bodemstrategie en van de weldra aan te vangen werkzaamheden betreffende de bodembewakingsrichtlijn, en zouden een bijdrage kunnen leveren tot de wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid (GMES).

De Europese Unie en haar lidstaten hebben bij al hun beleidsmaatregelen het bevorderen van duurzame ontwikkeling hoog in het vaandel geschreven. De EU en haar lidstaten zetten zich eveneens in voor het duurzame beheer en de bescherming van bossen in alle desbetreffende internationale en pan-Europese processen die met bossen verband houden, zoals in het bijzonder de bosbouwbeginselen die zijn overeengekomen tijdens de Conferentie voor milieu en ontwikkeling in Rio de Janeiro van 1992 en de daarop volgende werkzaamheden die met de follow-up i daarvan samenhangen, de lopende ministeriële conferentie over de bescherming van bossen in Europa en de totnogtoe in dat verband goedgekeurde resoluties i, alsmede het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand en de protocols bij dat verdrag.

6.

Evaluatie van de voorgestelde communautaire actie


Het voorstel is niet gebaseerd op een evaluatie ex ante, aangezien de voorgestelde actie voortbouwt op de bewakingsactiviteiten van de Verordeningen van de Raad (EEG) nr. 3528/86 en (EEG) nr. 2158/92. De Commissie heeft onlangs over de bewakingsactiviteit in de periode 1987-2001 een verslag opgesteld dat aan het Europees Parlement en de Raad zal worden voorgelegd.

Bij het voorstel is echter wel met de resultaten van een onafhankelijk onderzoek naar de bewakingsactiviteiten rekening gehouden. Gecentraliseerde coördinatie door een wetenschappelijk coördinatieorgaan, de doorlopende controle op de in het kader van de actie verrichte werkzaamheden en een nieuwe organisatiestructuur moeten de doeltreffendheid van de actie helpen verbeteren. De vereiste in de nationale programma's van de lidstaten om evaluaties, ex ante, halverwege en ex post te verrichten zal de doorzichtigheid van het systeem en de algehele kosteneffectiviteit ervan ten goede komen. De Commissie zal de actie tussentijds evalueren, waarna aan het eind van de looptijd van de actie een evaluatieverslag volgt.

7.

SCHETS VAN HET VOORSTEL VOOR EEN KADERVERORDENING INZAKE BEWAKING


Rechtsgrondslag



Krachtens het besluit van het Europees Hof (25 februari 1999) betreffende de rechtsgrondslag voor Verordening van de Raad (EEG) nr. 3528/86, alsmede voor Verordening van de Raad (EEG) 2158/92 en ten aanzien van de doelstellingen van de toekomstige actie van de EU, is artikel 175 van het Verdrag de enige rechtsgrondslag. Krachtens artikel 174, lid 1 draagt het communautair milieubeleid bij tot behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu en streeft het naar behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen, met inachtneming van uiteenlopende situaties in de verschillende regio's van de Gemeenschap.

8.

Tenuitvoerlegging van de actie


De kaderverordening zal ten uitvoer worden gelegd door middel van verordeningen van de Commissie; daarin zullen algemene aspecten van de bewakingsactiviteiten en procedures worden voorgeschreven die bij de rapportage en voor de nationale programma's moeten worden gevolgd. In deze verordeningen van de Commissie komt tevens de opstelling van handleidingen waarin de bewakingsmethoden worden omschreven, aan de orde.

9.

Doelstellingen, inhoud en definities (artikel 1 t/m 3)


Het voornaamste doel van de voorgestelde actie is een structuur voor een communautaire actie te bieden die bosecosystemen in de Gemeenschap moet helpen beschermen door bewaking van de gesteldheid van deze ecosystemen. Bij afzonderlijk optreden door de lidstaten kan dit niet in voldoende mate worden verwezenlijkt. Dit kan beter gebeuren via een communautaire actie die een geharmoniseerde gegevensverzameling en verstrekking van voor het beleid relevante informatie op communautair niveau kan garanderen, hetgeen moet helpen om lopende communautaire maatregelen ter bevordering van het behoud en een duurzaam beheer van bosecosystemen te evalueren.

De volgende aspecten zijn in aanmerking genomen:

* Bijna 44% van het totale landoppervlak van de EU is met bossen en andere beboste terreinen bedekt. De bosecosystemen hebben verschillende taken van economische, maatschappelijke en ecologische betekenis. Bovendien vormen ecosystemen een habitat voor verschillende soorten planten en dieren.

* Bosecosystemen worden in ernstige mate bedreigd door luchtverontreiniging, branden, klimaatverandering en aanvallen van parasieten en ziekten. De meeste van deze bedreigingen kunnen grensoverschrijdende gevolgen hebben en de bosecosystemen ernstig ontregelen en zelfs vernietigen.

* De bescherming van bosecosystemen is dus een belangrijk zorgpunt. De Europese Unie en haar lidstaten zetten zich in voor de bescherming en een duurzaam beheer van bossen in alle relevante pan-Europese en internationale processen in verband met bossen. De bosstrategie en het zesde milieuactieprogramma pakken met bossen samenhangende problemen aan en stellen vast in hoeverre er behoefte aan bewaking is.

* De toestand van bosecosystemen, veranderingen in deze toestand, de reactie van bosecosystemen op milieudruk en de gevolgen van beleidsmaatregelen kunnen uitsluitend door middel van bewaking worden vastgesteld.

* Veranderingen in de toestand van bosecosystemen alsmede de oorzaken van deze veranderingen kunnen aldus vroegtijdig worden onderkend, zodat tijdig de nodige maatregelen kunnen worden goedgekeurd.

* Om deze doelen te bereiken is een langlopend bewakingsprogramma nodig dat flexibel wordt uitgevoerd.

De toekomstige actie de EU omvat de volgende vier hoofdtaken:

* vaststelling van een bewakingsprogramma ter observatie van de gevolgen van luchtverontreiniging voor bossen,

* organiseren van bosbrandbewaking,

* doorlopende evaluatie van de doeltreffendheid van de bewakingsactiviteiten bij de beoordeling van de gesteldheid van bosecosystemen en de verdere ontwikkeling van de bewakingsactiviteit.

* vaststelling van nieuwe bewakingsactiviteiten met betrekking tot biodiversiteit, bodembescherming, klimaatverandering en koolstofsekwestratie in bossen, na de ontwikkeling van geschikte bewakingsmethoden en op voorwaarde dat de begrotingsautoriteit de benodigde bijkomende financiële middelen ter beschikking stelt.

10.

Bewaking en werktuigen ter verbetering en ontwikkeling van de actie (artikel 4 t/m 7)


Wat de gevolgen zijn van luchtverontreiniging voor bossen zal worden nagegaan met behulp van een systematisch netwerk van waarnemingspunten dat de gehele Gemeenschap bestrijkt en van een netwerk van intensieve-bewakingspercelen. Het systematisch netwerk verschaft representatieve informatie over de gesteldheid van bosecosystemen en daarin plaatsvindende veranderingen. De intensieve bewaking van bepaalde percelen maakt dieptebewakingsactiviteiten mogelijk voor de observatie van bosecosysteemprocessen. Op die manier vullen de intensieve-bewakingspercelen en de bewaking met het systematisch netwerk van observatiepunten elkaar aan.

In vele delen van de Gemeenschap hebben bossen ernstig te lijden onder branden. De bosbrandbewaking wordt opgezet ter observering van de omvang en de oorzaken van bosbranden. Zij maakt de evaluatie mogelijk van de impact van brand op bosecosystemen en verschaft een operationeel werktuig voor het bewaken en evalueren van door de lidstaten en de Commissie getroffen maatregelen. De bepalingen van de programma-activiteiten dienen ter ondersteuning en aanvulling van de bewakingsactiviteiten in het kader van de civiele bescherming i, de Verordening van de Raad (EEG) nr 1257/99 inzake steun voor plattelandsontwikkeling i en het Europees informatie- en communicatiesysteem voor de bosbouw (EFICS) i.

De Commissie moet studies, experimenten en demonstratieprojecten uitvoeren, met name om te helpen de actie tot verdere ontwikkeling te brengen en de doeltreffendheid ervan verder te verbeteren. Teneinde volledig gebruik te maken van de uit deze acties verkregen resultaten wordt de lidstaten gevraagd op de nieuwe bewakingsterreinen studies, experimenten en demonstratieprojecten uit te voeren. De bepaling van passende parameters, de uitwerking van methoden voor gegevensverzameling en een testfase om de haalbaarheid en uitvoerbaarheid van de methoden te controleren zijn dus een eerste vereiste voor de geleidelijke inpassing van nieuwe bewakingselementen.

11.

Nationale programma's, coördinatie en samenwerking (artikel 8 t/m 11)


De bewakingsactiviteiten van de lidstaten en met name de gegevensverzameling alsmede de studies, experimenten en demonstratieprojecten, worden verricht in het kader van meerjarige nationale programma's (periodes van drie jaar).

Om deze doeleinden te verwezenlijken moet de Commissie een wetenschappelijk coördinatieorgaan oprichten dat deel van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek kan uitmaken. Dit orgaan moet in het bijzonder de gegevensverzameling en -evaluatie organiseren en een communautair gegevensplatform ontwikkelen.

Mogelijk heeft de Commissie op contractbasis aanvullende ondersteuning door gedecentraliseerde thematische centra en deskundigen nodig en moet zij voor het uitvoeren van specifieke werkzaamheden deskundigen en onderzoekinstituten aantrekken.

Het Europees Milieuagentschap moet de Commissie bij haar rapportageactiviteiten assisteren. In deze context is op het gemeenschappelijke terrein van de bewaking van de luchtverontreiniging samenwerking met pan-Europese en internationale organen, in het bijzonder met ICP Forests, nodig om ervoor te zorgen dat de bewaking coherent wordt aangepakt.

12.

Uitvoeringsperiode en financiële aspecten (artikel 12 en 13)


De actie heeft een looptijd van zes jaar, van 1 januari 2003 tot en met 31 december 2008. De voorgestelde kaderverordening zorgt voor cofinanciering tot maximaal 50% van de subsidiabele kosten voor de bewakingsactiviteit en databaseplatforms, alsmede voor studies, experimenten en demonstratieprojecten die door de lidstaten in het kader van hun nationale programma's moeten worden uitgevoerd. De Commissie financiert haar eigen activiteiten, zoals het coördinatie- en evaluatiewerk, alsmede studies, projecten en experimenten. Voorts is er een bijdrage voor het Europees Milieuagentschap. Bovendien kan ICP Forests steun krijgen voor het tot stand brengen van een wetenschappelijke interface met het wetenschappelijk coördinatieorgaan van de Gemeenschap, waardoor ICP Forests kan zorgen voor de uitwisseling van kennis, informatie en gegevens en voor een coherente aanpak op gemeenschappelijke terreinen van de bosbewaking.

Om de effecten van luchtverontreiniging op bossen en bosbranden in het oog te houden, nieuwe bewakingsactiviteiten te kunnen ontwikkelen en de actie te kunnen verbeteren, zal voor het tijdvak 2003-2006 EUR 52 miljoen worden verstrekt. Voor de jaren 2007 en 2008 zal het jaarlijkse bedrag van EUR 13 miljoen misschien worden verhoogd om nieuwe activiteiten te kunnen financieren, vooropgesteld dat een dergelijke verhoging door de begrotingsautoriteit wordt goedgekeurd.

13.

Uitvoering, rapportage door de lidstaten, Permanent Comité voor de Bosbouw (artikelen 14 t/m 17)


Om te zorgen voor doeltreffende, duidelijke communicatiestructuren, wijzen de lidstaten elk één nationaal coördinatiecentrum aan.

De nationale coördinatiecentra moeten de in het kader van de actie verzamelde gegevens voorleggen aan de Commissie. De in het kader van de actie verzamelde milieugegevens worden aan het publiek en in het bijzonder aan deskundigen en onderzoekinstituten bekend gemaakt. Gekozen is voor een meerjarige aanpak met een rapportageperiode van drie jaar voor het rapporteren van de resultaten die bij de bewaking van de toestand van bosecosystemen zijn verkregen. Voor bosbranden geldt echter een rapportageperiode van één jaar. De Commissie gaat dan na drie jaar over tot een evaluatie van de actie tot dusver en brengt verslag over de implementatie ervan uit.

Het Permanent Comité voor de bosbouw moet de Commissie helpen bij het coördineren en verder ontwikkelen van de communautaire actie voor de geharmoniseerde, alomvattende bewaking van de toestand van bosecosystemen en daarmee samenhangende milieu-effecten. Het Comité wordt geraadpleegd overeenkomstig de procedures van het Besluit van de Raad nr. 1999/468/EG van 28 juni 1999 i , waarin de procedures worden omschreven voor de uitvoering van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden.

14.

Rapportage door de Commissie, evaluatie, kandidaat-lidstaten (artikel 18 t/m 21)


Na de eerste periode van drie jaar moet de Commissie de actie aan een evaluatie onderwerpen; tijdens het vierde jaar brengt zij dan op basis van deze evaluatie verslag over de implementatie van de actie uit. Voor het einde van de in de verordening genoemde looptijd, brengt de Commissie aan het Europees Parlement en aan de Raad verslag uit over de tenuitvoerlegging van de verordening. De actie staat open voor de kandidaat-lidstaten.