Toelichting bij COM(2003)643 - Aanpassing van de Akte betreffende de toetreding van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije en de aanpassing van de Verdragen waarop de EU is gegrond, in verband met de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

aanpassing van teksten over de hervorming van het glB en over de uitbreiding

Inleiding



Op 29 september 2003 heeft de Raad een pakket tot hervorming van het GLB vastgesteld waarmee belangrijke wijzigingen zijn aangebracht in het acquis waarop de toetredingsonderhandelingen waren gebaseerd. De teksten over de hervorming van het GLB houden in hun huidige vorm geen rekening met de resultaten van die onderhandelingen of zelfs maar met de uitbreiding zelf. Daarom moeten het pakket tot hervorming van het GLB en de Toetredingsakte beide vóór de toetreding worden aangepast om ervoor te zorgen dat zij compleet en onderling verenigbaar zijn, d.w.z. dat zij in een uitgebreide Gemeenschap kunnen functioneren. Meer in het bijzonder is het noodzakelijk:

- de op het GLB betrekking hebbende bijlagen bij de Toetredingsakte zo aan te passen dat de onderhandelingsresultaten passen bij het nieuwe acquis (dit is nodig waar in de Toetredingsakte verwijzingen voorkomen die nu verouderd zijn, en waar de onderhandelingsresultaten niet zonder meer verenigbaar zijn met het hervormde GLB);

- de teksten over de hervorming van het GLB zo aan te passen dat zij kunnen worden toegepast voor de nieuwe lidstaten en dat de onderhandelingsresultaten erin worden verwerkt die anders (in de toekomst) verloren zouden gaan.

Om die twee doelstellingen te bereiken heeft de Commissie twee regelgevingsvoorstellen voor respectievelijk een besluit en een verordening uitgewerkt. Beide teksten zijn gebaseerd op de volgende leidende beginselen:

- de fundamentele kenmerken en beginselen van het in Kopenhagen overeengekomen pakket dienen behouden te blijven en te worden toegepast op welke nieuwe elementen ook. Er mag geen 'erosie' zijn van de toetredingsvoorwaarden waarover de toetredende landen hebben onderhandeld;

- waar door de hervorming van het GLB nieuwe elementen worden geïntroduceerd die bij de toetredingsonderhandelingen over de landbouw niet werden behandeld, dienen de nieuwe lidstaten op soortgelijke wijze te worden behandeld als de huidige lidstaten, behalve waar zulks strijdig is met het hierboven beschreven allesoverheersende beginsel;

- aanpassingen dienen beperkt te blijven tot wat absoluut noodzakelijk is;

- de nieuwe lidstaten dienen zo spoedig mogelijk soepel in het hervormde GLB te worden geïntegreerd.

Het bijgaande voorstel bevat de aanpassingen van de Toetredingsakte die nodig zijn geworden door de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Daarom is het voorgestelde besluit gebaseerd op artikel 23 van de Toetredingsakte.

1.

2. Beschrijving van de voorstellen


Geleidelijke invoering van de rechtstreekse betalingen

In het kader van de hervorming van het GLB zijn nieuwe rechtstreekse betalingen voor energiegewassen en noten ingevoerd en is ook besloten tot een extra prijsverlaging in de zuivelsector bovenop die van Agenda 2000, en dus tot een verhoging van de compenserende rechtstreekse betalingen voor zuivel (waarmee bovendien reeds in 2004 en niet pas in 2005 wordt begonnen). Om in lijn te blijven met de algemene aanpak waartoe in Kopenhagen voor de rechtstreekse betalingen is besloten, dienen deze nieuwe rechtstreekse betalingen in de nieuwe lidstaten niet volledig te worden toegekend, maar volgens de regeling voor een geleidelijke invoering die voor alle andere rechtstreekse betalingen geldt (25%, 30%, 35%, enz.). Dit is in overeenstemming met de verwijzing in de Toetredingsakte naar het dan geldende niveau van de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1259/1999 genoemde rechtstreekse betalingen, d.w.z. een dynamische verwijzing naar een niveau dat op elk moment kan worden gewijzigd. Het is ook in overeenstemming met de noodzaak onder het in Brussel vastgestelde plafond te blijven en met de landbouweconomische argumenten voor een geleidelijke invoering van de rechtstreekse betalingen (bijvoorbeeld het streven om de herstructurering te vergemakkelijken veeleer dan deze te bemoeilijken).

2.

Regeling inzake een enkele areaalbetaling (REAB)


Niettegenstaande de komende invoering van de bedrijfstoeslagregeling (BTR) dient de in de Toetredingsakte opgenomen REAB te worden gehandhaafd. De redenen zijn dat:

- de REAB het resultaat is van de onderhandelingen;

- de REAB veel eenvoudiger blijft dan de BTR: alle cultuurgrond wordt erin opgenomen; er worden geen gekoppelde betalingen gehandhaafd voor specifieke sectoren en er is geen braaklegging;

- het moeilijk zou zijn als de BTR in nieuwe lidstaten vanaf 2004 zou worden toegepast, terwijl deze regeling in de EU-15 pas in 2005 in werking treedt;

- zelfs als vervanging van de REAB door de BTR wenselijk zou zijn, de nieuwe lidstaten niet genoeg tijd zouden hebben voor de nodige voorbereidingen.

Om deze redenen wordt voorgesteld de REAB binnen het hervormde GLB te handhaven en de nodige technische aanpassingen te verrichten voor toepassing ervan in de vorm die bij de onderhandelingen is overeengekomen. Daarbij wordt verduidelijkt dat de mogelijkheid voor de huidige lidstaten om de BTR tot eind 2006 nog niet toe te passen, niet geldt voor de nieuwe lidstaten die voor de REAB kiezen. Deze laatste zullen niet de mogelijkheid hebben om vóór 2007 van de REAB terug te schakelen op de klassieke rechtstreekse betalingen, maar zullen alleen voorwaarts kunnen naar de BTR.

Aanvullende nationale rechtstreekse betalingen ('aanvulling').

Om het beginsel van aanvulling te kunnen behouden in het kader van het hervormde GLB, worden maatregelen voorgesteld voor de volgende drie scenario's:

- aanvulling in het kader van de klassieke regelingen tot eind 2006,

- aanvulling in het kader van de BTR vanaf 2005,

- aanvulling in het kader van de REAB.

In het voorstel wordt ook rekening gehouden met de twee verschillende aanvullingsformules die in de Toetredingsakte zijn bepaald, namelijk:

- de 30%-formule, d.w.z. een verhoging van de door de EU beschikbaar gestelde rechtstreekse betalingen met 30 procentpunten (zodat het maximum voor de landbouwers in het eerste jaar 55% is, in het tweede jaar 60%, in het derde 65%, enz.) of

- de formule op basis van de situatie vóór de toetreding, d.w.z. een verhoging van de door de EU beschikbaar gestelde rechtstreekse betalingen tot het steunniveau vóór de toetreding, verhoogd met X procentpunten (X = 10 procentpunten voor alle landen behalve Slovenië, waarvoor X gelijk is aan 10 procentpunten in 2004, 15 in 2005, 20 in 2006 en 25 vanaf 2007).

Ten slotte wordt in dit voorstel geprofiteerd van het feit dat de door de hervorming van het GLB aangebrachte wijzigingen een mogelijkheid bieden om de bij de toetredingsonderhandelingen overeengekomen aanvullingsregeling in het kader van de REAB vanaf 2005 te vereenvoudigen. Deze vereenvoudigde optie, die hierna wordt beschreven, is wenselijk omdat zo de administratieve last wordt verminderd die de aanvullingsregeling anders bij de REAB veroorzaakt, en omdat de aanvullingsregeling dan volledig verenigbaar wordt met de hoofdbeginselen van de hervorming van het GLB.

Concreet garandeert dit voorstel daarom het volgende:

Voor de aanvulling in het kader van de klassieke regelingen, die mogelijk blijft tot eind 2006, worden de voorschriften van de Toetredingsakte in wezen ongewijzigd gehandhaafd.

Voor de aanvulling in het kader van de nieuwe BTR zou de regeling enigszins anders zijn afhankelijk van de door de nieuwe lidstaat gekozen formule. Bij de 30%-formule zouden alle betalingen over de hele linie met maximaal 30 procentpunten kunnen worden verhoogd, ongeacht of het daarbij gaat om toeslagrechten, betalingen in het kader van gekoppelde regelingen of maxima voor gedeeltelijk gekoppelde regelingen. Bij de formule op basis van het steunniveau vóór de toetreding zouden de betalingen in het kader van de regelingen die gekoppeld blijven, kunnen worden aangevuld zoals gepland, d.w.z. tot het niveau vóór de toetreding + X procentpunten (zie boven). Voor die regelingen die in de bedrijfstoeslag regeling worden opgenomen, zou de aanvulling iets ingewikkelder zijn en worden uitgevoerd in twee stappen. De eerste stap zou erin bestaan alle vóór de toetreding aan de betrokken sectoren verleende rechtstreekse steun (verhoogd met X procentpunten) bij elkaar op te tellen en na te gaan hoeveel hoger dit bedrag is dan de door de EU beschikbaar gestelde rechtstreekse betalingen. Het verschil zou het 'totaalbedrag' vormen dat beschikbaar is voor de aanvulling in de betrokken regio. Als tweede stap zou dit totaalbedrag dan over de landbouwers in de regio worden verdeeld op basis van een bedrag per hectare. In geval van een gedeeltelijke toepassing van de BTR zou het genoemde totaalbedrag moeten worden berekend met inachtneming van de toegepaste mate van ontkoppeling.

Voor de aanvulling in het kader van de REAB zou de regeling in de Toetredingsakte (d.w.z. aanvullende bedragen die worden toegekend uit sectorspecifieke totaalbedragen) voor 2004 ongewijzigd worden toegepast. Aangezien de 'klassieke' regelingen inzake rechtstreekse betalingen een mogelijkheid blijven tot eind 2006, zou de aanvullingsregeling in de Toetredingsakte ook tot dezelfde datum geldig blijven. De landen die dit wensen, zouden vanaf 2005 een vereenvoudigde optie kunnen toepassen (zie boven). In het kader van deze optie zouden de nieuwe lidstaten aanvullende bedragen mogen betalen niet uit sectorspecifieke totaalbedragen, maar uit een enkel totaalbedrag dat overeenkomt met het verschil tussen het REAB-steunniveau en de aanvullingsmarge (+ 30 procentpunten of gebaseerd op het niveau vóór de toetreding). Uit dit totaalbedrag zouden aanvullende bedragen per hectare worden toegekend voor het gehele areaal dat voor de REAB in aanmerking komt met uitzondering van blijvende teelten. Er zou geen verplichting zijn om te produceren. Sectorspecifieke aanvullende bedragen zouden nog steeds mogelijk zijn bij regelingen die volledig of gedeeltelijk gekoppeld blijven.

3.

Melk


In het kader van het pakket tot hervorming van het GLB wordt de verordening tot instelling van een extra heffing in de sector melk en zuivelproducten vervangen door een nieuwe verordening en wordt de verordening houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten gewijzigd, een en ander vóór 1 mei 2004. Daarom moeten op dit gebied zeer uitgebreide (zij het technische) wijzigingen in de Toetredingsakte worden aangebracht om ervoor te zorgen dat de onderhandelingsresultaten verwijzen naar en passen bij het nieuwe acquis. De voorgestelde wijzigingen betreffen onder meer een aanpassing van de data waarvan wordt uitgegaan voor de vaststelling van de individuele referentiehoeveelheden, en de referentieperiode voor een eventuele verlaging van het totaal van de voor de premie in aanmerking komende individuele referentiehoeveelheden. Ook worden diverse tabellen aangevuld of gewijzigd, bijvoorbeeld om het representatieve vetgehalte voor de nieuwe lidstaten vast te stellen of om passende quota voor leveringen en rechtstreekse verkoop in de regeling op te nemen.

4.

Plattelandsontwikkeling


Bij de toetredingsonderhandelingen is voor de nieuwe lidstaten een nieuwe maatregel 'steun voor naleving van de communautaire normen' overeengekomen om de landbouwers in die lidstaten te helpen 'zich aan te passen aan de normen van de Gemeenschap (...) tot de opgelegde norm wordt gehaald'. De bedoeling was de betrokken landbouwers tijdens de toegestane overgangsperiode te helpen aan de EU-normen te voldoen via extra steun als compensatie voor de daarmee gemoeide kosten. In het kader van de hervorming van het GLB is nu echter een algemene maatregel 'voldoen aan normen' ingevoerd om de landbouwers te helpen zich aan te passen aan de exploitatiekosten die uit pas ingevoerde EU-normen voortvloeien. Daarom wordt voorgesteld de afzonderlijke maatregel 'steun voor naleving van de communautaire normen' te schrappen om elke overlapping te voorkomen, terwijl de mogelijkheden die voor de nieuwe lidstaten beschikbaar zouden zijn in het kader van die maatregel, worden gehandhaafd.

5.

Overgangsperioden


Gedurende de toetredingsonderhandelingen zijn aan de nieuwe lidstaten diverse overgangsperioden toegestaan (bv. wat de definitie van zoogkoeien betreft), doorgaans bij wijze van afwijking van het bestaande acquis. In sommige gevallen worden in het kader van het pakket tot hervorming van het GLB de verordeningen ingetrokken waarop dergelijke afwijkingen betrekking hebben, wat betekent dat de Toetredingsakte (d.w.z. primaire regelgeving) overgangsregelingen zal bevatten die geen effect hebben. Daarom wordt voorgesteld de Toetredingsakte zo aan te passen dat de toegestane overgangsperioden van kracht blijven.

6.

Speciaal marktbeleidprogramma voor de Maltese landbouw


Het speciale marktbeleidprogramma voor de Maltese landbouw zoals bepaald in de Toetredingsakte bevat tal van verwijzingen naar sectorale (markt)verordeningen. Aangezien sommige van die verordeningen in het kader van de hervorming van het GLB worden ingetrokken, is het noodzakelijk zeer uitgebreide (maar louter technische) wijzigingen aan te brengen in het betrokken gedeelte van de Toetredingsakte, zodat de bepalingen van het speciale marktbeleidprogramma voor de Maltese landbouw naar het correcte acquis zullen verwijzen. De nodige wijzigingen maken deel uit van deze voorstellen.