Toelichting bij COM(2003)854 - Wijziging van Verordening (EEG) nr. 337/75 houdende oprichting van een Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Inleiding

Het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (Cedefop) is een Agentschap van de Europese Unie. Cedefop, dat in 1975 uit hoofde van Verordening nr. 337/75 i van de Raad opgericht is en een tripartiet samengestelde i Raad van Bestuur en een Dagelijks Bestuur i heeft, verleent de Europese Commissie, de lidstaten van de Europese Unie, de sociale partners en de geassocieerde landen Noorwegen en IJsland diensten. De kandidaat-lidstaten zijn eveneens bij bepaalde werkzaamheden betrokken. Als het EU-centrum voor de beroepsopleiding bij uitstek voorziet Cedefop beleidsmakers, wetenschappers en de mensen in het veld van informatie om hen meer zicht te geven op de ontwikkelingen op het gebied van de beroepsopleiding en hen zo in staat te stellen om goed onderbouwde beslissingen voor toekomstige werkzaamheden te nemen. Cedefop assisteert de Europese Commissie bij de bevordering en ontwikkeling van de beroepsopleiding op het niveau van de Gemeenschap.

2.

Cedefop als instrument van het Gemeenschapsbeleid op het gebied van de beroepsopleiding


Medio jaren negentig begon men steeds meer oog te krijgen voor het feit dat beroepsopleidingen een buitengewoon belangrijk instrument zijn als men op de razendsnelle ontwikkelingen in de economie en de samenleving wil inhaken en de werkgelegenheid, de samenhang in de maatschappij en het concurrentievermogen wil bevorderen. Verdere impulsen voor het onderwijs en de beroepsopleidingen zijn van de conclusies van de bijeenkomst van de Europese Raad in maart 2000 in Lissabon uitgegaan. Vandaag de dag wordt erkend dat door de ontwikkeling van een lerende samenleving een strategische doelstelling - namelijk de totstandbrenging van een concurrerende en dynamische kenniseconomie, waarin werkgelegenheid, economische groei en sociale samenhang hand in hand gaan - verwezenlijkt kan worden.

Deze ontwikkeling van de beroepsopleiding op het niveau van de Gemeenschap wordt niet alleen door alle lidstaten erkend, maar ook door de Europese organisaties van de sociale partners die zich tot nauwere samenwerking op het gebied van het onderwijs en de beroepsopleidingen verplicht hebben. Bij deze samenwerking gaat het om een dynamisch proces, dat ondersteund dient te worden door de uitwisseling van informatie en good practice. Doel van deze uitwisseling is om het inzicht in de opleidingssystemen van andere landen te verbeteren en te bevorderen dat er gemeenschappelijke oplossingen voor problemen worden uitgewerkt, waarmee alle lidstaten ongeacht de verschillen tussen hun beroepsopleidingsstelsels te maken hebben. Cedefop biedt dit soort steun.

Cedefop maakt informatie en in de lidstaten verricht onderzoek vooral door de oprichting van netwerken en fora bruikbaar, brengt innovaties in kaart en levert een bijdrage aan de kwaliteit van het beroepsopleidingsbeleid en de uitvoering daarvan, en beschikt zo over aanzienlijke mogelijkheden om de genoemde uitwisseling te bevorderen. Dit alles wordt geschraagd door het tripartiete karakter van de Raad van Bestuur van Cedefop, die vertegenwoordigers van de regeringen, werkgeversorganisaties, werknemersorganisaties en de Commissie de mogelijkheid tot overleg biedt. Deze partijen delen met elkaar de verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling en praktische uitvoering van initiële beroepsopleidingen en bij- en nascholingsmaatregelen, die zowel in een formeel als informeel kader gegeven worden.

De Commissie is van mening dat uit de prestaties van Cedefop tot nu toe blijkt dat Cedefop een waardevolle bijdrage aan de ontwikkeling van het Gemeenschapsbeleid op het gebied van de beroepsopleiding kan leveren. De vooruitgang die Cedefop geboekt heeft, is in de ogen van de Commissie onder andere te danken aan de gestructureerde en systematische samenwerking met de Commissie en alle andere partners van Cedefop.

1.

Achtergrond



3.

2.1. De externe evaluatie


In november 2000 heeft de Commissie extern een evaluatie van Cedefop laten maken i. Doel van deze evaluatie was voornamelijk om de interne efficiency en externe effectiviteit af te zetten tegen de statutaire doelstellingen en taakstelling van het Agentschap en om met het oog op de gevolgen van de uitbreiding een beeld te krijgen van het functioneren van Raad van Bestuur en het Dagelijks Bestuur.

De Commissie was verheugd over het extern opgestelde evaluatieverslag over Cedefop, waarin een volledig overzicht gegeven wordt van de prestaties die het Agentschap na de vorige extern gemaakte evaluatie (1995) geleverd heeft. i Over het algemeen is het evaluatieverslag positief over de effectiviteit en impact van de werkzaamheden, die het Agentschap na zijn verhuizing naar Thessaloniki verricht heeft, en over de manier waarop het Agentschap met andere organisaties samenwerkt. De Commissie heeft zich in haar reactie op het evaluatieverslag achter deze conclusie geschaard, maar er wel op gewezen dat er voornamelijk op het punt van de organisatie en het management van het Agentschap en de werkwijze van de Raad van Bestuur nog een aantal verbeteringen nodig zijn.

In het verlengde van de vorige extern gemaakte evaluatie (1995) heeft de Raad van Bestuur prioriteiten voor de middellange termijn voor Cedefop geformuleerd om zo te voldoen aan de aanbeveling om het werk van het Agentschap te beperken tot een klein aantal thematische terreinen. In de oprichtingsverordening van Cedefop is deze vereiste momenteel niet te vinden, terwijl in de oprichtingsverordeningen van alle agentschappen van de tweede generatie wel bepalingen over de strategische koers van de werkzaamheden vastgelegd zijn. Uit de recente evaluatie is naar voren gekomen dat de prioriteiten voor de middellange termijn van groot nut gebleken zijn voor de stroomlijning van de Cedefop-werkzaamheden, de wijziging van de werkmethoden en de inbedding van de werkzaamheden in een breder perspectief. Door deze prioriteiten, die nauw aansluiten op de prioriteiten van de Gemeenschap op het gebied van de beroepsopleiding, is de dienstverlening verbeterd en kon Cedefop kwalitatief hoogwaardige producten leveren. Deze bevindingen zijn in de reactie van de Commissie en het actieplan van de Raad van Bestuur onderschreven.

4.

2.2. De taak en het functioneren van de Raad van Bestuur en het Dagelijks Bestuur van Cedefop


De bij de evaluatie betrokken onderzoekers waren van mening dat het karakter (m.i.v. de omvang) van de Raad van Bestuur ertoe leidt dat er niet voldoende over zaken van strategisch belang kan worden gediscussieerd, aangezien er teveel tijd aan vraagstukken met een administratief karakter moet worden besteed. Ze kwamen tot de slotsom dat dit implicaties heeft voor de efficiency van de Raad van Bestuur als besluitvormingsorgaan en een actieve inbreng van alle leden van de Raad van Bestuur tijdens de vergaderingen van de Raad van Bestuur niet mogelijk is. De meerwaarde van de tripartiete samenstelling van de Raad van Bestuur is dan ook ten dele niet meer voorhanden.

Daarnaast hebben de onderzoekers het advies gegeven om de betrekkingen tussen de Raad van Bestuur en het Dagelijks Bestuur formeel vast te leggen, aangezien de besluitvormingsprocessen op dit moment niet helder zijn. Het doel van het Dagelijks Bestuur moet nauwkeurig worden vastgelegd en er dient een zinvolle uitwisseling van informatie tussen Raad van Bestuur en Dagelijks Bestuur te komen.

De Commissie heeft naar voren gebracht dat ze het met de onderzoekers eens is dat de tripartiete samenstelling een van de belangrijkste sterke punten van de Raad van Bestuur is en de Raad van Bestuur zijn taken en werkwijzen op korte termijn zou moeten herzien, zodat er meer tijd kan worden besteed aan de besluitvorming over kwesties van strategisch belang. In dit verband zou de Raad van Bestuur zich moeten buigen over voorstellen om een deel van zijn bevoegdheden en taken met een administratief karakter af te staan aan het Dagelijks Bestuur. Daarnaast moet in de verordening een formeel mandaat voor het Dagelijks Bestuur worden opgenomen, aangezien het Dagelijks Bestuur op dit moment alleen in het huishoudelijk reglement i genoemd wordt.

De Commissie heeft in haar reactie op de extern gemaakte evaluatie tevens naar voren gebracht dat de Raad van Bestuur zelf ook een vervolg dient te geven aan de extern gemaakte evaluatie en in een actieplan over de gevolgen van de uitbreiding voor het eigen functioneren en voor vraagstukken als omvang, samenstelling, werkwijzen en kosteneffectiviteit in moet gaan op de conclusies van de evaluatie en daarover van zijn kant verslag dient uit te brengen. In het desbetreffende actieplan is onder andere vastgelegd dat de Raad van Bestuur van Cedefop tezamen met de raden van twee andere tripartiet samengestelde agentschappen (Eurofound en EU-OSHA) aan de Commissie verslag zouden uitbrengen over hun visie op de gevolgen van de uitbreiding. Dit hebben zij in het gezamenlijk uitgebrachte advies gedaan, waarop hieronder wordt ingegaan.

2.3. Het gezamenlijke advies van de tripartiet samengestelde raden van Cedefop, Eurofound and EU-OSHA i

Drie agentschappen van de Gemeenschap (Cedefop, Eurofound en EU-OSHA) hebben, gezien hun op sociale beleidsvraagstukken gerichte doelstellingen, Raden van Bestuur (Beheer) met een tripartiete samenstelling. De samenstelling van deze raden is duidelijk vastgelegd in de oprichtingsverordeningen en de dienaangaande bepalingen zijn identiek aan elkaar. i Als zodanig zijn de drie oprichtingsverordeningen bij vorige uitbreidingen afzonderlijk gewijzigd en zijn voor iedere nieuwe lidstaat drie nieuwe leden in de raden opgenomen. De drie raden hebben op dit moment dan ook ieder 48 leden.

Hoewel de taken van de raden van de agentschappen van de zogenaamde eerste generatie (Cedefop en Eurofound) en die van de tweede generatie (EU-OSHA) tot voor kort enkele verschillen vertoonden, is het van belang erop te wijzen dat ze door hun tripartiete samenstelling allemaal op soortgelijke wijze functioneren. Dit blijkt ook uit het feit dat in alle drie extern gemaakte evaluaties van de agentschappen vergelijkbare conclusies getrokken zijn over de gebreken van de tripartiete samenstelling, die op zich in hoge mate gewaardeerd wordt. In elke evaluatie is voorgesteld om de strategische functie van de Raden van Bestuur (Beheer) en de uitvoerende functie van de Dagelijkse Besturen te versterken en om de directeur aansprakelijk en verantwoordelijk te laten blijven voor de dagelijkse leiding.

Gezien de onderlinge overeenkomsten tussen de conclusies van de extern gemaakte evaluaties en in het verlengde van het goedgekeurde actieplan voor Cedefop hebben de agentschappen de Commissie in januari 2003 een gezamenlijk advies van hun raden over de werkwijze van en het bestuur door hun managementstructuren voorgelegd. In dit advies onderstrepen de Raden van Bestuur (Beheer) dat de toekomstige bestuursvoorschriften gebaseerd zouden moeten worden op de volgende uitgangspunten: het fundamentele belang van een tripartiete bestuursvorm; de rol van de sociale partners (werknemers en werkgevers) in deze agentschappen die een specifiek karakter hebben en gemeenschappelijke regels behoeven, daar ze niet op de wijze van de andere agentschappen van de Gemeenschap kunnen functioneren; en tot slot het feit dat het voor de inbreng van alle hoofdrolspelers en in het licht van de voor sociale vraagstukken kenmerkende verschillen in belangen en benaderingen van essentieel belang is dat de nationale tripartiete vertegenwoordiging uit ieder land gehandhaafd wordt.

Om recht te doen aan deze uitgangspunten wordt in het gezamenlijk uitgebrachte advies voorgesteld om de Raden van Bestuur (Beheer) te handhaven als besluitvormingsorganen met verantwoordelijkheid voor de koers van het Agentschap (strategie, begroting, werkprogramma). Anderzijds wordt voorgesteld om de Dagelijkse Besturen tot uitvoerende organen met duidelijk omschreven taken te maken. Om efficiënt te kunnen opereren zou de omvang van de Dagelijkse Besturen beperkt moeten blijven, maar ze zou wel zodanig moeten zijn dat de verschillende visies uit de tripartiet samengestelde Raden van Bestuur (Beheer) voldoende tot hun recht komen.

De Raden van Bestuur (Beheer) zijn tevens van mening dat coördinatie binnen de afzonderlijke groepen (regeringen, werkgevers, werknemers) een belangrijke factor voor efficiency is. Ze stellen dan ook voor om in iedere groep formeel een coördinator aan te wijzen.

5.

2.4. Het advies van het Europees Parlement


De Commissie wijst erop dat het Europees Parlement in zijn recente kwijtingsprocedures een aantal vraagstukken over organen naar voren gebracht heeft die onder artikel 185 van het Financieel Reglement vallen, waaronder het Cedefop. Tegen deze achtergrond heeft het Europees Parlement onderstreept dat de Raden van Bestuur (Beheer) van de Agentschappen gerationaliseerd moeten worden. De Commissie is door het Europees Parlement verzocht om met dienaangaande voorstellen te komen. i De aangekaarte punten in verband met Cedefop zijn opgepakt in het verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de follow-up over de kwijting 2001 (COM(2003) 651 def.). De Commissie heeft het verzoek van het Europees Parlement om de werkwijze van Cedefop te rationaliseren zorgvuldig bestudeerd. De Commissie stelt voor om het belangrijkste kenmerk van dit Agentschap (en van Eurofound en EU-OSHA), namelijk het nationale en tripartiete karakter van de Raad van Bestuur van Cedefop te handhaven en om de werkwijze van de Raad van Bestuur te rationaliseren. Voorgesteld wordt dat de Raad van Bestuur zich op zijn strategische taken concentreert en dat het aantal vergaderingen per jaar teruggebracht wordt tot één. Op deze wijze kan ervoor gezorgd worden dat de uitbreiding van de EU zich niet negatief uitwerkt op de kwaliteit en betekenis van de werkzaamheden van het Agentschap, noch op het engagement van degenen die bij het beleid van de Gemeenschap betrokken zijn en nadelige financiële consequenties uitblijven.
[Het Europees Parlement] "is van oordeel dat de uitbreiding een goede gelegenheid biedt de samenstelling en werkwijze van deze in de regel thans zeer moeizaam functionerende raden van bestuur fundamenteel te overdenken; verzoekt de Commissie uiterlijk 31 juli 2003 met passende voorstellen te komen voor een dienovereenkomstige wijziging van de verordeningen tot oprichting van de communautaire organen".

6.

3. Motivering van de voorstellen van de Commissie


In het licht van de bevindingen van de bij de externe evaluatie betrokken onderzoekers, de gang van zaken in de afgelopen jaren en het hierboven genoemde gezamenlijke advies van de drie betrokken Raden van Bestuur (Beheer) stelt de Commissie een aantal wijzigingen voor de oprichtingsverordening van Cedefop voor om de effectiviteit en kosteneffectiviteit te verbeteren. Soortgelijke voorstellen zullen door de Commissie ook voor Eurofound en EU-OSHA worden gedaan.

De voorgestelde wijzigingen houden voornamelijk verband met de samenwerking met de Europese Stichting voor Opleiding, met de opname van bepalingen voor de goedkeuring door de Raad van Bestuur van de prioriteiten voor de middellange termijn, en met het bestuur door en de werkwijze van de Raad van Bestuur. Ten aanzien van de Raad van Bestuur stelt de Commissie voor om de tripartiete vertegenwoordiging van de lidstaten in de Raad van Bestuur te handhaven, waarmee erkend wordt dat dit een van de meest belangrijke voorwaarden voor succes is. De Commissie stelt voor om de aanwezigheid van drie groepen, namelijk regeringen, werkgevers en werknemers, en de functie van coördinator in elk van de groepen formeel vast te leggen.

De Commissie stelt voor dat de Raad van Bestuur in principe één keer per jaar in vergadering bijeenkomt en alle besluiten van strategische aard, zoals de besluiten over de prioriteiten voor de middellange termijn, het jaarlijkse werkprogramma en de begroting, neemt. Om deze overstap van taken met een administratief karakter naar taken van strategische aard tot uitdrukking te brengen, worden de equivalenten van het Nederlandse begrip Raad van Bestuur in een aantal taalversies van de verordening vervangen door passendere termen.

In het voorstel van de Commissie wordt het Dagelijks Bestuur formeel erkend en worden de betrekkingen tussen de Raad van Bestuur en het Dagelijks Bestuur geformaliseerd. Het Dagelijks Bestuur zou uit acht leden moeten gaan bestaan, namelijk uit de voorzitter en de drie vice-voorzitters van de Raad van Bestuur, de drie coördinators en nog een vertegenwoordiger van de Commissie. Het Dagelijks Bestuur krijgt de bevoegdheid om toezicht uit te oefenen op het werk van Cedefop, de uitwerking en uitvoering van de prioriteiten voor de middellange termijn en het jaarlijkse werkprogramma te controleren, de vergaderingen en besluiten van de Raad van Bestuur voor te bereiden en in opdracht van de Raad van Bestuur bepaalde besluiten te nemen. De voorgestelde omvang en de voorgestelde samenstelling van het Dagelijks Bestuur zullen tot efficiency leiden en tegelijkertijd een afspiegeling vormen van de belangen van de verschillende groepen in de Raad van Bestuur. Het Dagelijks Bestuur zal niet tot stemming overgaan, maar met een besluitvormingsproces werken dat op het bereiken van onderlinge overeenstemming gebaseerd is.

Overeenkomstig artikel 3 van het Verdrag worden voorts bepalingen toegevoegd die oproepen tot een evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in de Raad van Bestuur van het Centrum.

Subsidiariteit en evenredigheid



Het Centrum heeft tot taak om beleidsmakers, wetenschappers en mensen in het veld van informatie te voorzien die hen een beter inzicht in de ontwikkelingen geeft en levert een bijdrage aan een goed afgestemde aanpak voor vraagstukken op het gebied van de beroepsopleiding op het niveau van de Gemeenschap. Het voorziet in gegevens en analyses die uitgangspunten leveren voor en ondersteuning bieden bij de tenuitvoerlegging van het EU-beleid op het gebied van de beroepsopleiding. In dit opzicht voldoet het agentschap aan het subsidiariteits- en evenredigheidsbeginsel.

7.

5. Wettelijke basis


Artikel 235 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (nu artikel 308) is de wettelijke basis van de huidige verordening. De Commissie is dan ook van mening dat artikel 308 ook de wettelijke basis van de wijzigingsvoorstellen voor de oprichtingsverordening is.

8.

6. Toelichting op de voorgestelde wijzigingen


In onderstaande toelichting worden de artikelen gepresenteerd, waarvoor de Commissie wijzigingen voorstelt. Daarnaast zijn waar nodig en in overeenstemming met de voorgestelde wijzigingen voor het dispositief van de verordening wijzigingen aangebracht in de overwegingen.

9.

Artikel 3, lid 2


Er wordt een specifieke verwijzing over de noodzaak van passende samenwerking met de Europese Stichting voor Opleiding (ETF) toegevoegd. Dit loopt in de pas met de huidige gang van zaken en met een dienovereenkomstige bepaling in de ETF-verordening. Beide organisaties zijn werkzaam op het gebied van de beroepsopleiding, maar hebben allebei een eigen opdracht, eigen taken en een eigen geografisch werkterrein. i

De Commissie heeft de twee agentschappen in de afgelopen jaren verzocht om een aantal instrumenten voor een betere samenwerking tot ontwikkeling te brengen en om zoveel mogelijk synergie-effecten en een zo groot mogelijke complementariteit te bereiken. Het gaat daarbij met name om het raamwerk voor samenwerking tussen beide agentschappen uit 2001, de gezamenlijke bijlage bij het jaarlijkse werkprogramma van ieder agentschap, de tweejaarlijkse rapporten die gezamenlijk worden uitgebracht, een ETF/Cedefop-werkgroep en tot slot om de vastlegging in juni 2003 van de overstap van ieder in 2004 toetredend land van de Europese Stichting voor opleiding naar de Cedefop-strategie.

De Commissie is van mening dat het van belang is dat er in de Cedefop-verordening expliciet naar deze samenwerking verwezen wordt. Ze haakt daarmee in op de opmerkingen die het Europees Parlement hierover gemaakt heeft.

10.

Artikel 4


De wijzigingen voor dit artikel, die te maken hebben met de samenstelling en de werkwijze van de Raad van Bestuur, vloeien voort uit de bevindingen van de bij de externe evaluatie betrokken onderzoekers, de gang van zaken in de afgelopen jaren en het advies dat de Raden van Bestuur (Beheer) van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding, het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk en de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden gezamenlijk hebben uitgebracht.

11.

Artikel 4, lid 1


Hier wordt de bestuurlijke structuur van het Centrum gepresenteerd en het Dagelijks Bestuur formeel erkend.

12.

Artikel 4, lid 2


De inhoud van dit artikel over de samenstelling van de Raad van Bestuur wordt niet gewijzigd. Het uitgangspunt van nationale en tripartiete vertegenwoordigingen voor iedere lidstaat wordt dus gehandhaafd. Wel wordt voorgesteld om het artikel zodanig te formuleren dat de Verordening niet bij iedere volgende uitbreiding opnieuw gewijzigd moet worden.

De Commissie is van mening dat de huidige benoemingsprocedure voor de leden van de Raad van Bestuur (Artikel 4, lid 1 van Verordening (EEG) nr. 337/75 van de Raad) voldoet en er geen reden is om tot wijziging over te gaan.

Anderzijds is in artikel 4, lid 2 wat de samenstelling van de Raad van Bestuur betreft plaats ingeruimd voor de genderdimensie. Hiertoe is op basis van artikel 3 van het Verdrag een bepaling opgenomen, waarin de noodzaak van een evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in de Raad van Bestuur van het Centrum onderstreept wordt. Bovendien is een nieuwe alinea toegevoegd, waarin erop gewezen wordt dat de lijst van de leden van de Raad van Bestuur ter informatie in het Publicatieblad van de Europese Unie moet worden gepubliceerd. Deze laatstgenoemde bepaling loopt in de pas met de huidige gang van zaken bij het Centrum en sluit aan op het beleid van de Europese Unie dat op transparantie en toegankelijkheid van informatie voor de Europese burger gericht is.

13.

Artikel 4, lid 3


De Commissie is van mening dat de huidige ambtstermijn van de leden van de Raad van Bestuur (Artikel 4, lid 2 van Verordening (EEG) nr. 337/75 van de Raad) voldoet en er geen reden is om tot wijziging over te gaan.

14.

Artikel 4, lid 4


Hier wordt duidelijk tot uitdrukking gebracht dat de voorzitter en vice-voorzitters ieder een van de groepen in de Raad van Bestuur en de Commissie vertegenwoordigen. Dit verschaft tevens duidelijkheid over het feit dat, zoals bepaald is in de voorschriften van het huishoudelijk reglement van het Centrum, een van de leden van het voorzitterschap de Commissie vertegenwoordigt. Daarnaast is vastgelegd dat de voorzitter en vice-voorzitters een verlengbare ambtstermijn van een jaar hebben. Aangezien de Raad van Bestuur slechts een keer per jaar in vergadering bijeenkomt, vloeit deze bepaling vooral voort uit de behoefte aan continuïteit.

15.

Artikel 4, lid 5


De wijzigingen van de Commissie voor dit artikel hebben hoofdzakelijk tot doel om formeel vast te leggen dat er drie groepen (regeringen, werkgevers, en werknemers) in de Raad van Bestuur vertegenwoordigd zijn en dat de coördinators van de organisaties van de sociale partners op Europees niveau daarin eveneens zitting hebben. Laatstgenoemden spelen een belangrijke coördinerende rol bij de voorbereiding van beleidsbeslissingen.

De huidige werkwijze van de Raad van Bestuur berust op twee wetsteksten met een bindend karakter, namelijk Verordening (EEG) nr. 337/75 van de Raad en het huishoudelijk reglement, dat op 24 november 1976 door de Raad goedgekeurd is.

In de loop der jaren heeft zich een kader voor de werkwijze van de Raad van Bestuur ontwikkeld, zonder dat hiervoor formele regelingen voorhanden waren. De oprichtingsverordening en het huishoudelijk reglement bevatten geen bepalingen, waarin vastgelegd is dat de Raad van Bestuur met groepen werkt en dat de vergaderingen van de Raad van Bestuur voorbereid worden door het Dagelijks Bestuur. Deze twee punten zijn inmiddels echter belangrijke kenmerken geworden van de wijze waarop de Raad van Bestuur in de praktijk functioneert.

In de praktijk kent de Raad van Bestuur drie afzonderlijke groepen, namelijk de vertegenwoordigers van de regeringen, de vertegenwoordigers van de werkgeversorganisaties en de vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties. De drie groepen komen vóór de vergaderingen van de Raad van Bestuur voor intern overleg bijeen. De uitkomsten van dit overleg worden door de woordvoerders van de groepen op de vergaderingen van de Raad van Bestuur naar voren gebracht. Dit neemt niet weg dat ieder lid van de Raad van Bestuur het recht heeft om op de vergaderingen het woord te nemen.

In dit verband is het van belang erop te wijzen dat de vertegenwoordigers van de Europese koepelorganisaties van de sociale partners, die (zoals bepaald in het huishoudelijk reglement van het Centrum) zonder stemrecht eveneens aan de vergaderingen van de Raad van Bestuur deelnemen, een actieve rol bij de werkzaamheden van de Raad van Bestuur - en met name bij de coördinatie van de standpunten binnen de desbetreffende groepen - spelen. Zoals in het gezamenlijke advies van de drie communautaire agentschappen inzake het toekomstige bestuur van hun Raden van Bestuur is gevraagd, wordt voorgesteld dat de groep regeringsvertegenwoordigers ten behoeve van het evenwicht tussen de groepen en om de werkzaamheden van de Raad van Bestuur efficiënter te laten verlopen, ook een coördinator benoemt.

Deze organisatiestructuur is zinvol gebleken en heeft de steun van alle belanghebbenden en daarom acht de Commissie het nuttig de beginselen ervan formeel vast te leggen en de nadere bijzonderheden van de werkwijze te regelen in een nieuw huishoudelijk reglement.

16.

Artikel 4, lid 6


In dit artikel zijn de regels voor de organisatie van de vergaderingen van de Raad van Bestuur vastgelegd. Het aantal vergaderingen van de Raad van Bestuur wordt van twee vergaderingen per jaar teruggebracht tot één. Dit heeft te maken met de nieuwe, strategischere rol van de Raad van Bestuur en de toename van het aantal leden.

17.

Artikel 4, lid 7


De voorschriften voor het uitbrengen van stemmen die in artikel 4, lid 5 van Verordening (EEG) nr. 337/75 neergelegd zijn, worden in dit voorstel gehandhaafd.

18.

Artikel 4, lid 8


In het huishoudelijk reglement van dit moment is vastgelegd dat het Dagelijks Bestuur uit een voorzitter en drie vice-voorzitters bestaat. Het Dagelijks Bestuur heeft tot taak om besluiten met een administratief karakter te nemen, die geen uitstel kunnen lijden of voor de leiding van Cedefop in de tijd tussen twee vergaderingen van de Raad van Bestuur noodzakelijk zijn. Deze besluiten moeten op de volgende vergadering door de Raad van Bestuur geratificeerd worden.

In de praktijk komt het Dagelijks Bestuur nu niet alleen in vergadering bijeen om dringende besluiten te nemen, maar ook om de vergaderingen van de Raad van Bestuur voor te bereiden. Op deze vergaderingen komen ook de besluiten aan de orde die door de Raad van Bestuur genomen moeten worden, waardoor een grotere efficiency bij de vergaderingen van de Raad van Bestuur bereikt wordt. Op de vergaderingen van het Dagelijks Bestuur brengen de woordvoerders van de groepen (voorzitter en vice-voorzitters) de standpunten van hun leden ten aanzien van de verschillende punten op de agenda naar voren en wordt een beslissing genomen over de punten waarop de Raad van Bestuur zich bij zijn beraadslagingen zou moeten richten en de vraag hoe bij andere vraagstukken consensus zou kunnen worden bereikt.

In de afgelopen jaren heeft de Raad van Bestuur een uitgebreid Dagelijks Bestuur ook opdracht gegeven om belangrijke besluiten voor te bereiden. Daarbij ging het bijvoorbeeld om de prioriteiten voor de middellange termijn, het actieplan in het verlengde van de extern gemaakte evaluatie en de monitoring bij de tenuitvoerlegging daarvan.

Tot slot zij vermeld dat het aan het Dagelijks Bestuur is om dringende besluiten in verband met het financiële bestuur van Cedefop (bijvoorbeeld overschrijvingen van de ene begrotingspost naar een andere) te nemen. Voor dit soort besluiten is vaak specialistische kennis vereist.

In het licht van de standpunten die de belanghebbenden in het gezamenlijk uitgebrachte advies naar voren hebben gebracht, stelt de Commissie voor om het Dagelijks Bestuur uit te breiden, maar het aantal leden wel beperkt te houden. Een orgaan van acht leden (de voorzitter en de drie vice-voorzitters van de Raad van Bestuur, de drie coördinatoren van de groepen en een vertegenwoordiger van de Commissie) is voor de afspiegeling van de uiteenlopende visies in de Raad van Bestuur afdoende en draagt qua omvang bij tot een efficiënte besluitvorming.

19.

Artikel 4, lid 9


In lid 9 wordt het type verantwoordelijkheden beschreven dat door de Raad van Bestuur aan het Dagelijks Bestuur kan worden overgedragen. Duidelijk uitgesloten van overdracht zijn een aantal taken die in de verordening als taken van de Raad van Bestuur omschreven staan (goedkeuring van de prioriteiten voor de middellange termijn, het jaarlijkse werkprogramma, de begroting en de benoeming van de directeur). De over te dragen verantwoordelijkheden en de taken van de directeur mogen elkaar niet overlappen.

20.

Artikel 4, lid 10


Lid 10 bepaalt dat de Raad van Bestuur het jaarlijkse vergaderschema van het Dagelijks Bestuur zal vastleggen. Op verzoek van de leden van het Dagelijks Bestuur kunnen extra vergaderingen belegd worden.

21.

Artikel 4, lid 11


In lid 11 wordt het huidige besluitvormingssysteem van het Dagelijks Bestuur geformaliseerd en wordt voorgesteld om besluiten op basis van onderlinge overeenstemming te nemen. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt, kan het Dagelijks Bestuur de zaak voor een besluit aan de Raad van Bestuur voorleggen. Hierdoor zal voor de noodzakelijke transparantie tussen de Raad van Bestuur en het Dagelijks Bestuur en voor aansluiting tussen het werk van het Dagelijks Bestuur en de strategische richtlijnen van de Raad van Bestuur gezorgd worden.

22.

Artikel 7, lid 1 en lid 2


Lid 1 en lid 2 van artikel 7 worden gewijzigd om formeel vast te leggen dat de taken die de directeur in verband met de Raad van Bestuur heeft, waar nodig, ook het Dagelijks Bestuur omvatten.

23.

Artikel 8, lid 1


De Commissie stelt voor dat de Raad van Bestuur ook de strategische koers van het Agentschap bepaalt en de Raad van Bestuur dan ook goedkeuring geeft aan de prioriteiten voor de middellange termijn. Dit is in het verlengde van de evaluatie van 1995 sinds het midden van de jaren negentig ook altijd het geval geweest.

Daarnaast wordt voorgesteld om de equivalenten van het Nederlandse begrip Raad van Bestuur in een aantal taalversies van de Verordening te vervangen door andere termen die de strategische rol van de Raad van Bestuur nauwkeuriger omschrijven.

24.

7. BEGROTINGSKENMERKEN


De voorgestelde wijzigingen hebben geen enkel effect op de algemene begroting van het Agentschap, in die zin dat geen nieuwe activiteiten opgestart worden.