Toelichting bij COM(2004)242 - Ondertekening van het Verdrag voor de versterking van de Inter-Amerikaanse Commissie voor Tropische Tonijn, die is ingesteld bij de Overeenkomst van 1949 tussen de VS en Costa Rica

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

De Inter-Amerikaanse Commissie voor Tropische Tonijn (IATTC) is een regionale visserijorganisatie die van de verdragspartijen de bevoegdheidheid heeft gekregen om de regeling van de visserij op over grote afstanden trekkende visbestanden in het oostelijke deel van de Stille Oceaan te regelen. Deze RVO is in het leven geroepen door de Overeenkomst van 1949 tussen de Verenigde Staten van Amerika en de republiek Costa Rica (hierna 'de Overeenkomst van 1949' te noemen). De IATTC telt op dit ogenblik 13 kust- en visserijstaten met belangen in het gebied: Costa Rica, Ecuador, El Salvador, Frankrijk namens zijn overzeese gebieden Clipperton en Frans Polynesiƫ, Guatemala, Japan, Mexico, Nicaragua, Panama, Peru, Verenigde States, Vanuatu en Venezuela.

De Gemeenschap beoefent reeds jarenlang de tonijnvisserij in het oostelijke deel van de Stille Oceaan. De communautaire vloot voor de tonijnvisserij in dit gebied telt momenteel 5 ringzegens die hoofdzakelijk op gestreepte tonijn vissen. In 2002 bedroeg de vangst 31.000 metrieke ton. Op grond van haar aanwezigheid in het gebied heeft de Gemeenschap het recht samen te werken met andere belanghebbende kust- en visserijstaten, entiteiten en organisaties met het oog op de instandhouding en het beheer van over grote afstanden trekkende visbestanden die onder de bevoegdheid van de IATTC vallen.

Zo is de Gemeenschap lid geworden van de Overeenkomst inzake het Internationale Programma voor het Behoud van Dolfijnen. Doel van deze overeenkomst is de doeltreffende instandhouding van dolfijnbestanden die worden bedreigd door de tonijnvisserij in het oostelijke deel van de Stille Oceaan. Het beheer van de overeenkomst is toevertrouwd aan het secretariaat van de IATTC. In 1999 heeft de Gemeenschap de overeenkomst ondertekend (Besluit 1999/337/EG van de Raad van 26 april 1999) en vervolgens besloten deze voorlopig toe te passen (Besluit 1999/386/EG van de Raad van 7 juni 1999).

In tegenstelling tot de bepalingen van de Overeenkomst inzake het Internationale Programma voor het Behoud van Dolfijnen zijn de toetredingsregels in de Overeenkomst van 1949 uitsluitend van toepassing op staten en is toetreding van de Gemeenschap tot de IATTC onder de huidige voorwaarden bijgevolg onmogelijk. Gelet op het erkende belang van de Gemeenschap in de onder de bevoegdheid van de IATTC vallende visserijen is in 1999, met de goedkeuring van het Protocol van Guayaquil, de aanzet gegeven tot aanpassing van de Overeenkomst van 1949, om regionale organisaties voor economische integratie zoals de Gemeenschap de mogelijkheid te bieden lid van deze RVO te worden. Zoals verwacht blijkt de inwerkingtreding van dit protocol evenwel traag en moeizaam te verlopen. Tot dusver hebben slechts 8 IATTC-leden het protocol ondertekend en slechts vier daarvan hebben het geratificeerd. Het zal pas in werking treden wanneer alle IATTC-partijen het hebben geratificeerd.

Met het oog op dit tijdrovende proces is de Gemeenschap overeengekomen om Spanje, de enige lidstaat met vissersvaartuigen die in dit gebied actief zijn, te machtigen lid te worden van de IATTC onder de huidige voorwaarden van de Overeenkomst van 1949. Bij Beschikking 1999/405/EG van de Raad is Spanje gemachtigd om tijdelijk toe te treden wegens 'unieke omstandigheden', zonder een precedent te vormen of af te doen aan de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap in visserijaangelegenheden. Ondanks deze uitzonderingsregeling kreeg Spanje pas in 2003 het nihil obstat van alle lidstaten om tot de IATTC toe te treden en zijn nog niet alle interne formaliteiten voor de toetreding afgewikkeld.

Met kan ervan uitgaan dat de discussies die hebben geleid tot de goedkeuring van het Protocol van Guayaquil, de verdragspartijen bij de IATTC tevens doen inzien dat de status van de organisatie moet worden aangepast aan de recente ontwikkelingen in het internationaal zeerecht, met name het VN-Zeerechtverdrag van 1982 en de uitvoeringsovereenkomsten daarvan, alsmede de Gedragscode voor een verantwoorde visserij, die is goedgekeurd door de Conferentie van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties in 1995 (inclusief de Overeenkomst om de naleving van de internationale instandhoudings- en beheersmaatregelen door vissersvaartuigen op de volle zee te bevorderen van 1993). Het resultaat hiervan was dat de IATTC in 1998 een resolutie heeft aangenomen waarmee de basis werd gelegd voor een ontwerp-tekst voor het nieuwe IATTC-Verdrag ter vervanging van dat van 1949. Na 10 vergaderingen van de hiertoe opgerichte werkgroep was de nieuwe tekst klaar. In juni 2003 is hij door de IATTC tijdens haar 70ste vergadering in Antigua, Guatemala, goedgekeurd. Het nieuwe verdrag staat bekend als 'het Verdrag van Antigua'. Het zal in werking treden 15 maanden na de neerlegging van de 7de ratificatieakte door een huidige verdragspartij bij de IATTC.

Het Verdrag van Antigua staat open voor ondertekening in Washington DC, Verenigde Staten van Amerika (de depositaris), van 14 november 2003 tot en met 31 december 2004. De tekst is authentiek in de Engelse, de Spaanse en de Franse taal.

De Gemeenschap was vanaf het begin uitgenodigd deel te nemen aan het opstellen van het Verdrag van Antigua en heeft hier een actieve bijdrage aan geleverd. De Gemeenschap heeft met name getracht ervoor te zorgen dat de nieuwe Verdragstekst de nodige bepalingen bevat om de IATTC tot een open organisatie te maken, waarvan iedere partij met een reƫel belang lid kan worden, zoals bepaald in artikel 8 van de Overeenkomst van de VN inzake visbestanden van 1995. Dit doel is bereikt: het Verdrag van Antigua is een veelomvattende tekst geworden die de IATTC effectief versterkt en garandeert dat deze haar verantwoordelijkheden voor de instandhouding en het beheer van over grote afstanden trekkende visbestanden in het oostelijke deel van de Stille Oceaan op zich neemt overeenkomstig de beginselen en de normen van het zeerecht.

De aanstaande toetreding van Spanje tot de IATTC doet niets af aan het recht van de Gemeenschap, op grond van het internationaal recht, om het Verdrag van Antigua te ondertekenen, aangezien Beschikking 1999/405/EG van de Raad uitsluitend betrekking heeft op de Overeenkomst van 1949. Overeenkomstig deze beschikking is Spanje verplicht de Overeenkomst van 1949 op te zeggen op de datum waarop de Gemeenschap tot deze overeenkomst toetreedt. Als het Verdrag van Antigua in werking treedt voordat de Gemeenschap kan toetreden tot de Overeenkomst van 1949 (wat zeer waarschijnlijk is), zal Spanje zich op dat ogenblik moeten terugtrekken uit de IATTC. Hiertoe zullen relevante bepalingen worden opgenomen in de beschikking van de Raad tot sluiting van het Verdrag van Antigua. Deze bepalingen zijn momenteel niet nodig, aangezien Spanje niet gemachtigd is om het Verdrag van Antigua te ondertekenen.

Met het oog op een volwaardig lidmaatschap van de IATTC zou de Gemeenschap derhalve het Verdrag van Antigua moeten ondertekenen en vervolgens ook sluiten, onverminderd de mogelijkheid om eerder toe te treden tot de Overeenkomst van 1949 ingeval het Protocol van Guayaquil eerst in werking treedt. De Raad wordt derhalve verzocht bijgaande beschikking goed te keuren.