Toelichting bij COM(2004)798 - Goedkeuring van de toetreding van de EG tot het Internationaal Verdrag tot bescherming van kweekproducten, zoals herzien te Genève op 19 maart 1991 - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2004)798 - Goedkeuring van de toetreding van de EG tot het Internationaal Verdrag tot bescherming van kweekproducten, zoals herzien te ... |
---|---|
bron | COM(2004)798 |
datum | 16-12-2004 |
In het UPOV-Verdrag is bepaald dat elke intergouvernementele organisatie die bevoegdheid heeft ter zake van de door het Verdrag geregelde aangelegenheden en beschikt over haar eigen – voor al haar lidstaten bindende – wetgeving inzake de verlening en bescherming van kwekersrechten, tot het UPOV-Verdrag kan toetreden. Aangezien bij Verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad van 27 juli 1994 inzake het communautaire kwekersrecht, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 873/2004 van de Raad van 29 april 2004, een communautaire beschermingsregeling voor kweekproducten is ingesteld, kan de Gemeenschap tot het UPOV-Verdrag toetreden.
De toetreding van de Gemeenschap tot het UPOV-Verdrag is nodig om de rechten die dit Verdrag aan de Verdragsluitende Partijen toekent volledig uit te kunnen oefenen en ook om erkend te worden als lid van deze internationale organisatie, dat de uit dit Verdrag voortvloeiende verplichtingen heeft. Het lidmaatschap van de Gemeenschap heeft tot gevolg dat alle burgers van de Gemeenschap dezelfde behandeling hebben als onderdanen van andere lidstaten van de UPOV, waaronder het recht op bescherming van kweekproducten in die andere lidstaten. Het aanvaarden van de verplichtingen betekent dat tevens voldaan wordt aan de verplichtingen van andere internationale overeenkomsten, met name die van artikel 27, lid 3, van de WTO-Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (de TRIPs-overeenkomst).
Krachtens het UPOV-Verdrag moet een kandidaat-lid alvorens het zijn akte van toetreding neerlegt, aan de Raad van de UPOV vragen of zijn wetgeving in overeenstemming is met de bepalingen van het Verdrag. De Gemeenschap heeft die vraag op 1 april 1997 gesteld wat betreft Verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad en de uitvoeringswetgeving daarvan; op 29 april 1997 heeft de Raad van de UPOV daarover een positief oordeel gegeven.
Op de vergaderingen van de Raad van de UPOV – die bestaat uit vertegenwoordigers van de leden van de UPOV – en andere door die raad ingestelde organen, alsmede op andere door de UPOV georganiseerde bijeenkomsten, moet een vertegenwoordiger van de Gemeenschap aanwezig zijn. De Commissie zal ervoor zorgen dat het Communautair Bureau voor plantenrassen hierbij betrokken wordt.
Ook is het van belang dat de Gemeenschap een vrijwillige bijdrage betaalt, in overeenstemming met het UPOV-Verdrag en met inachtneming van de door de lidstaten betaalde bijdragen: de Gemeenschap zal vijf bijdrage-eenheden aan de jaarlijkse begroting van de UPOV betalen (voor de begrotingsperiode 2004 komt een eenheid overeen met 53 641 Zwitserse frank).