Toelichting bij COM(2005)109 - Machtiging van Duitsland en Nederland tot afwijking van artikel 3 van de Zesde richtlijn 77/388/EEG betreffende de harmonisatie van nationale wetgeving inzake omzetbelasting

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Overeenkomstig artikel 27, lid 1, van de Zesde Richtlijn van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag[1], kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen bijzondere, van deze richtlijn afwijkende maatregelen te treffen, teneinde de belastingheffing te vereenvoudigen.

Bij brieven, geregistreerd bij het secretariaat-generaal van de Commissie op 14 oktober 2004 en 27 oktober 2004, hebben de Bondsrepubliek Duitsland en het Koninkrijk der Nederlanden verzocht om een dergelijke bijzondere maatregel te mogen toepassen. De Commissie heeft, overeenkomstig artikel 27, lid 2, van de Zesde Richtlijn, de overige lidstaten bij brief van 11 januari 2005 van het verzoek in kennis gesteld en de Bondsrepubliek Duitsland en het Koninkrijk der Nederlanden bij brief van 14 januari 2005 meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

De gevraagde bijzondere maatregel betreft een regeling voor de belastingheffing op de bouw-, herstel- en renovatiewerkzaamheden voor een grensoverschrijdende brug over de Rodebach tussen Selfkant (ten noorden van Millen, Duitsland) en Echt-Susteren (ten noorden van Sittard, Nederland).

In dit verband hebben de Nederlandse en Duitse autoriteiten afgesproken dat de grensoverschrijdende brug en het bouwterrein, wat de BTW betreft, worden geacht zich op Duits grondgebied te bevinden.

Overeenkomstig het gemeenschappelijk BTW-stelsel zijn belastbare handelingen onderworpen aan de BTW in Duitsland wanneer zij op Duits grondgebied worden verricht, en aan de BTW in Nederland wanneer zij op Nederlands grondgebied worden verricht. Dit zou betekenen dat voor iedere handeling die de bouw, het herstel of de renovatie van de brug betreft, bepaald zou moeten worden of zij in Duitsland dan wel in Nederland was verricht. Voor handelingen in beide landen zou een toerekening moeten gebeuren.

Nederland en Duitsland menen dat de toepassing van deze regels de procedure voor de belastingheffing sterk zou compliceren.

De Commissie is het ermee eens dat een uniforme belastingheffing op de werkzaamheden in plaats van de toepassing van de normale regels een vereenvoudiging zou betekenen voor de aannemers die belast zijn met de werkzaamheden in kwestie.

De voorgestelde maatregel zou ook geen negatieve gevolgen hebben voor de eigen middelen van de Gemeenschap uit de BTW.

De Commissie meent derhalve dat de Bondsrepubliek Duitsland en het Koninkrijk der Nederlanden zouden moeten worden gemachtigd om de voorgenomen bijzondere maatregel toe te passen.