Toelichting bij COM(2002)119 - Erkenning van beroepskwalificaties - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2002)119 - Erkenning van beroepskwalificaties. |
---|---|
bron | COM(2002)119 |
datum | 07-03-2002 |
Bij de goedkeuring van Richtlijn 2001/19/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties i in mei 2001 waren het Europees Parlement, de Raad en de Commissie het erover eens dat 'het belangrijk is om te beschikken over voor iedereen gemakkelijk toegankelijke geconsolideerde versies van de juridische teksten op het gebied van de onderlinge erkenning van beroepskwalificaties'. De Commissie verklaarde tegelijkertijd dat zij de werkzaamheden daartoe in twee fasen wenste voort te zetten: 'allereerst overweegt zij om de sectorale richtlijnen in een geconsolideerd kader op te nemen. Vervolgens zal de Commissie bestuderen hoe de richtlijnen met betrekking tot het algemeen stelsel kunnen worden geconsolideerd, teneinde de vereenvoudiging van de wetgeving voort te zetten en het vrij verrichten van diensten nog meer te vergemakkelijken in het licht van de conclusies van de top van Lissabon.'
In februari 2001 publiceerde de Commissie eveneens de mededeling aan de Raad Nieuwe Europese arbeidsmarkten, open voor allen, met toegang voor allen i. Over de erkenning van beroepskwalificaties gaf de Commissie daarin met name aan dat zij:
* "in 2002 voorstellen [zal] presenteren voor een meer uniform, doorzichtig en flexibel beroepserkenningsstelsel, gebaseerd op het bestaande algemeen stelsel, waaronder begrepen ideeën voor het bevorderen van meer algemene automatische erkenning";
* "een prioritaire actie [zal] goedkeuren, voortbouwend op bestaande informatie- en communicatienetwerken, alsmede op bestaande werkzaamheden ter verbetering van de doorzichtigheid van kwalificaties, om ervoor te zorgen dat burgers de beschikking krijgen over een meer alomvattende dienst die informatie en hulp verleent die aansluit bij hun specifieke interesses en rechten".
Deze mededeling is op de Europese Raad van Stockholm (23-24 maart 2001) ingediend. In de conclusies van de Raad staat dat de Commissie "voornemens [is] om de Europese Raad in diens voorjaarsbijeenkomst van 2002 [...] specifieke voorstellen voor een meer uniforme, transparante en flexibele regeling voor de erkenning van opleidingstitels en studietijdvakken [voor te leggen]" i.
Zoals eveneens in de mededeling werd voorgesteld, is een Taskforce op hoog niveau voor vaardigheden en mobiliteit opgericht. Deze heeft in december 2001 een verslag opgesteld waarin aangaande de erkenning van beroepskwalificaties werd gesteld dat de EU en de lidstaten prioriteit moeten toekennen aan een snellere en gemakkelijker erkenning van beroepskwalificaties (voor gereglementeerde beroepen), onder meer door voorwaarden voor meer automatische erkenning in te voeren, en dat zij voor eind 2005 een uniformer, transparanter en flexibeler stelsel van erkenning van kwalificaties voor de gereglementeerde beroepen moeten invoeren i.
In het actieplan voor vaardigheden en mobiliteit i van de Commissie staat dat het bestaande communautaire stelsel van erkenning van kwalificaties voor gereglementeerde beroepen geheel moet worden herzien met het oog op een eenvoudiger beheer en meer duidelijkheid, snelheid en gebruiksvriendelijkheid. De Gemeenschapsinstellingen en de lidstaten moeten de arbeidsmogelijkheden en het verrichten van diensten bevorderen door alle bestaande regelingen voor de erkenning van kwalificaties voor gereglementeerde beroepen met het oog op een uniformer, transparanter en flexibeler stelsel te consolideren, en daarin wijzigingen aan te brengen die er in het bijzonder op zijn gericht de erkenningsvoorwaarden duidelijker, actueler en automatisch te maken. Het is de bedoeling dat daartoe in 2003 voorstellen worden goedgekeurd en deze voor eind 2005 worden uitgevoerd.
Met het oog op de opdracht die haar door de Europese Raad van Lissabon werd toegewezen, heeft de Commissie eind 2000 de mededeling Een internemarktstrategie voor de dienstensector i opgesteld. Deze mededeling vestigde de aandacht op het belang van de dienstensector in de hele economie, de mogelijkheden en werkwijzen die door de nieuwe informatie- en communicatietechnologie ontstaan en de behoefte aan betere voorwaarden voor grensoverschrijdende dienstverrichting in de hele Gemeenschap.
Naast deze nieuwe richtlijn betreffende de erkenning van beroepskwalificaties voor gereglementeerde beroepen zullen ook andere maatregelen worden genomen, die eveneens voortvloeien uit de besluiten van de Europese Raden van Lissabon en Feira in 2000 en uit de mededeling van de Commissie van november 2001 Een Europese ruimte voor levenslang leren realiseren. Deze mededeling beschrijft het doel van een strategie inzake transparantie en erkenning van kwalificaties en bekwaamheid (actiepunt 1: Leren waarderen). Deze strategie ondersteunt een reeks initiatieven van de lidstaten en van de Gemeenschap met betrekking tot kwalificaties die door een universitaire of beroepsopleiding zijn verworven en is geheel in overeenstemming met dit voorstel voor een richtlijn. In juni 2001 is de Commissie van start gegaan met een openbare raadpleging over de voornaamste vraagstukken aangaande een nieuwe richtlijn betreffende de erkenning van beroepskwalificaties. In juli 2001 heeft de Commissie het Witboek over Europese governance i gepubliceerd. In dit document stelt de Commissie voor dat zij zelf het gebruik van meer verschillende beleidsinstrumenten bevordert, bijvoorbeeld kaderrichtlijnen waarbij het aan de uitvoerende macht wordt overgelaten om de technische details door middel van afgeleide maatregelen in te vullen; de bestaande EU-wetgeving vereenvoudigt, onder meer door wetteksten te groeperen; richtsnoeren voor het inwinnen en gebruiken van advies van deskundigen publiceert; en wetgevings- en regelgevingsmaatregelen combineert met maatregelen die door de betrokkenen zelf worden genomen (co-regulering).
Tot slot heeft de Europese Unie zich op haar toekomstige uitbreiding vastgelegd. De uitbreiding zal de taken van de Gemeenschapsinstellingen met betrekking tot de toepassing van het Gemeenschapsrecht en de daarmee gepaard gaande administratie doen toenemen.
Hoofddoelen van het voorstel
2.1. Bijdragen tot flexibele arbeids- en dienstenmarkten
Voor vrij verkeer is een duidelijk, consequent en snel systeem voor de erkenning van kwalificaties voor gereglementeerde beroepen vereist. Dit is belangrijk om te zorgen dat vacatures door gekwalificeerde kandidaten worden vervuld en er een continu aanbod van gekwalificeerde dienstverrichters is om aan de marktvraag te voldoen. Het vrije verkeer van gekwalificeerde beroepskrachten levert een bijzondere bijdrage tot de kennismaatschappij. De voorwaarden voor vrij verkeer zijn ook van bijzonder belang gebleken wanneer er in een aantal lidstaten op bepaalde momenten een specifiek tekort was aan gekwalificeerd personeel voor beroepen als leerkracht, dierenarts, arts en verpleegkundige.
Tot nu toe zijn de regels inzake erkenning van beroepskwalificaties stapsgewijs geëvolueerd en bestaan er vele parallelle bepalingen en verschillen. Door de detailverschillen en verbindingen tussen de onderdelen van de wetgeving is een systeem ontstaan dat door zowel migranten als beroepskrachten is afgedaan als te ingewikkeld, moeilijk te begrijpen, vaak onduidelijk, soms omslachtig en af en toe verouderd of onaangepast aan de specifieke situatie voor een bepaald beroep.
Om het stelsel duidelijker, eenvoudiger, begrijpelijker en beter toepasbaar te maken, zijn alle richtlijnen inzake de erkenning van beroepstitels met behoud van de voornaamste voorwaarden en waarborgen tot dit voorstel voor een enkele richtlijn gecombineerd met het oog op een eenvoudigere structuur en betere werking van het stelsel. Het voorstel vereenvoudigt ook de voorwaarden voor grensoverschrijdende dienstverrichting ten opzichte van die voor de vrijheid van vestiging om verder bij te dragen tot flexibele arbeids- en dienstenmarkten.
2.2. Consolidatie en vereenvoudiging
De Commissie heeft de 35 overgangsrichtlijnen inzake ambachtelijke beroepen met de derde richtlijn inzake het algemeen stelsel (1999/42/EG i) al in aanzienlijke mate geconsolideerd. De daaropvolgende goedkeuring van Richtlijn 2001/19/EG heeft de wetgeving en de procedures inzake de erkenning van beroepskwalificaties verder vereenvoudigd. Er is echter nog een twaalftal belangrijke richtlijnen betreffende de zeven beroepen arts i, verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger i, beoefenaar der tandheelkunde i, dierenarts i, verloskundige i, apotheker i en architect i, die vooral in de jaren zeventig en tachtig zijn goedgekeurd en die, naast de drie richtlijnen inzake het algemeen stelsel i, bij de SLIM-richtlijn gewijzigd zijn. Consolidatie van deze richtlijnen zal de regels voor deze beroepen vereenvoudigen en verduidelijken.
De richtlijnen inzake dienstverrichting door en vestiging van advocaten i blijven buiten beschouwing aangezien ze niet de erkenning van beroepskwalificaties, maar de erkenning van de uitoefeningsvergunning betreffen. De erkenning van advocatendiploma's valt momenteel onder Richtlijn 89/48/EEG, die wel in beschouwing is genomen.
Dit voorstel bevat geen ingrijpende wijzigingen van de bestaande gecoördineerde bepalingen van de sectorrichtlijnen die de erkenning regelen. Uit de in 2001 georganiseerde openbare raadpleging is geen brede vraag naar dergelijke ontwikkelingen naar voren gekomen. De Commissie heeft dergelijke wijzigingen niet voorgesteld, aangezien ze niet passen in een kadervoorstel dat vooral op consolidatie en administratieve vereenvoudiging van de regels voor een groot aantal beroepen is gericht. Met het oog op eventuele toekomstige beroepsspecifieke maatregelen kan de dialoog met de belanghebbenden en de nationale overheden echter worden voortgezet om een beter inzicht in de problemen en standpunten te verkrijgen. Hierbij moet rekening worden gehouden met de vereiste maatregelen in het kader van het voorstel voor een communautair programma op het gebied van de volksgezondheid ter bevordering van de kwaliteit van de gezondheidszorg, zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie over de gezondheidsstrategie van de Europese Gemeenschap i. Onderzoek van de bepalingen van de richtlijnen heeft uitgewezen dat behalve consolidatie op zich ook rationalisering en stroomlijning van de bepalingen in een enkele richtlijn tot eenvoud en duidelijkheid zouden bijdragen zonder afbreuk te doen aan de bestaande waarborgen.
Niet alleen de wetteksten, maar ook de procedures moeten worden vereenvoudigd. De sectorrichtlijnen werden in het verleden ondersteund door omslachtig werkende raadgevende comités naast de comités of groepen van nationale ambtenaren. Andere richtlijnen steunen slechts op een enkel comité van nationale ambtenaren, dat doorgaans tweemaal per jaar vergadert (de coördinatiegroep voor het algemeen stelsel). Terwijl de raadgevende comités zich met name op de opleiding richten, hebben het Verdrag en de communautaire maatregelen terzake vooral betrekking op het vrije verkeer i. De uitbreiding van de EU brengt een groot aantal nieuwe lidstaten en talen met zich mee, waardoor deze vorm van beheer in omvang zal toenemen.
[...] voor wat betreft opleiding en voorwaarden voor toegang van natuurlijke personen" in een der lidstaten moeten worden gewijzigd.
Door de moderne informatie- en communicatiesystemen kunnen informatieverzameling en meningsuitwisseling flexibeler verlopen. Er zijn al middelen voor een nauwere samenwerking tussen beroeps- en onderwijsvertegenwoordigers op Europees niveau ontwikkeld. De uitbreiding van de EU en de beginselen van goed beheer vereisen eenvoudigere en flexibelere procedures om ervoor te zorgen dat de voorwaarden voor automatische erkenning regelmatig door de Commissie en de nationale overheden worden bekeken. Dit kan worden bereikt door periodiek vergaderingen van nationale ambtenaren op communautair niveau te organiseren en door meer open te staan voor de mening en standpunten van derden door deze op initiatief van de Commissie of een lidstaat in de discussies te betrekken. Op sommige gebieden zijn flexibele samenwerkingswijzen al met succes toegepast. Zowel de procedures ter uitvoering van de wetteksten als de teksten zelf zijn dus vatbaar voor consolidatie, modernisering en vereenvoudiging.
De huidige raadplegingsmechanismen binnen de lidstaten terzijde gelaten, kan de verstrekking van informatie, aanbevelingen en verslagen over de werking van de communautaire regeling op Europees niveau volgens de Commissie ook worden gewaarborgd door overeenkomsten tussen de Commissie en de betrokken representatieve organisaties van de beroepen en onderwijsinstellingen die baat hebben bij de automatische erkenning op basis van de coördinatie van de minimumopleidingseisen. Deze overeenkomsten moeten ervoor zorgen dat regelmatig informatie en advies aan de Commissie en de lidstaten worden verstrekt. Zij zorgen er ook voor dat dergelijke bijdragen op de agenda komen van de volgende door de Commissie georganiseerde vergadering van nationale ambtenaren over het beroep in kwestie. De Commissie kan deze overeenkomsten in een gepaste vorm bekrachtigen. De Commissie zal dan ook haar voorstel terugnemen tot intrekking van de besluiten waarbij, tegelijk met de goedkeuring van de sectorrichtlijnen, raadgevende comités zijn ingesteld i en een nieuw voorstel voor een besluit van de Raad indienen om de bestaande raadgevende comités nog tijdens het wetgevingsproces voor dit voorstel op te heffen.
2.3. Beter beheer, meer duidelijkheid en grotere flexibiliteit
Bij de sectorrichtlijnen wordt de automatische erkenning geschraagd door de coördinatie van de minimumopleidingseisen in de richtlijnen. Deze minimumeisen moesten worden vastgelegd via de medebeslissingsprocedure van het Parlement en de Raad. De technische aanpassing van bepaalde eisen kan echter beter worden gedelegeerd. Bij de toepassing van procedures tot behoud van de actualiteit van technische bepalingen die aan de algemene regels in de Gemeenschapswetgeving ten grondslag liggen, moet rekening worden gehouden met de steeds snellere ontwikkelingen in de samenleving en de technologie. In dit opzicht zijn de sectorrichtlijnen onnodig star. De hoofdregels inzake de erkenning van beroepskwalificaties moeten in de kerntekst van de richtlijn blijven, maar de technische uitvoeringsaspecten moeten in de bijlagen worden opgenomen en de eventuele actualisering ervan moet worden gedelegeerd.
Het algemeen stelsel zelf bewijst al meer dan tien jaar zijn nut en wordt steeds ruimer toegepast. Het kan echter worden verduidelijkt en er kunnen meer waarborgen worden opgenomen. Wat de minimale waarborgen betreft, wijzen recente cijfers over de erkenningsprocedures er duidelijk op dat al regelmatig erkenning wordt verleend zonder compenserende maatregelen in de vorm van een proeve van bekwaamheid of een aanpassingsstage. Dit varieert echter van land tot land. Bovendien hebben een aantal beroepen die onder het algemeen stelsel vallen al grote stappen gezet in de richting van gemeenschappelijke platformen die tot een beter begrip en de erkenning van kwalificaties kunnen bijdragen i.
De werkzaamheden inzake sectorspecifieke kwalificaties, die via de Europese sociale dialoog en door de Commissie ondersteunde activiteiten inzake door universitaire en beroepsopleiding verworven kwalificaties worden gestimuleerd, kunnen eveneens bijdragen tot gemakkelijkere erkenning van kwalificaties voor gereglementeerde beroepen.
De richtlijnen inzake het algemeen stelsel bevatten geen specifieke bepalingen aangaande de voorwaarden voor grensoverschrijdende dienstverrichtingen. Het recht van vestiging en dat van grensoverschrijdende dienstverrichting komen beide de diensteneconomie ten goede. Voor grensoverschrijdende dienstverrichtingen moeten minder strenge voorwaarden gelden dan voor het recht op vestiging. Daarom beoogt dit voorstel een minder strenge regeling voor grensoverschrijdende dienstverrichtingen dan voor vestiging, zij het met een vrijwaringsclausule. Op deze manier kunnen ook de structuur en de benadering van de sectorrichtlijnen en die inzake het algemeen stelsel worden gecombineerd, waarbij de voornaamste voordelen van beide benaderingen behouden blijven.
2.4. Betere administratie, betere informatie en beter advies aan de burgers
Het voorstel voorziet ook in meer middelen voor samenwerking tussen de nationale overheden onderling en tussen hen en de Commissie op het gebied van probleemoplossing en voorlichting en advies aan particulieren. Dit maakt deel uit van een breder initiatief in de context van de interne markt. De voorlichting en het advies aan burgers inzake hun rechten en belangen op het gebied van de erkenning van beroepskwalificaties moeten zo dicht mogelijk bij de burger worden verstrekt. Dat verplicht de overheden en contactpunten in de ontvangende lidstaat en de lidstaat van oorsprong tot voorlichting van degenen die gekwalificeerd zijn of erkenning willen aanvragen om zich elders te vestigen. De bestaande voorlichtings- en adviessystemen moeten worden uitgebreid zodat deze instanties snel en vertrouwelijk informatie kunnen uitwisselen en de vragen over de erkennings- en uitoefeningsvoorwaarden in een andere lidstaat snel en volledig worden beantwoord.
Tegelijkertijd is de Commissie van plan het gebruik van het Europe Direct Call Centre en van de Wegwijzerdienst voor burgers te stimuleren. Het Call Centre kan de burgers snel telefonisch of via e-mail informatie over de interne markt verstrekken, terwijl de Wegwijzerdienst - die met het Call Centre verbonden is en ook rechtstreeks per e-mail bereikbaar is - persoonlijk advies over specifieke problemen verstrekt. De diensten van de Commissie leveren achtergrondinformatie voor het Call Centre dat, samen met de Wegwijzerdienst, een aanzienlijke ervaring met de behandeling van vragen over de erkenning van beroepskwalificaties heeft opgebouwd. Dit zijn de beste manieren om dergelijke vragen van de burgers snel en rechtstreeks te beantwoorden.
2.5. Eenvoudigere en toegankelijkere regelgeving
Deze richtlijn zal een kader verschaffen voor beter bestuur op communautair niveau. Ze zal binnen de bepalingen van het Verdrag voor maximale flexibiliteit zorgen. Ze zal met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel voorzien in maatregelen die telkens op het meest aangewezen niveau kunnen worden genomen. De regels zullen met het oog op helderheid, toegankelijkheid en efficiëntere procedures in de uitgebreide Unie worden vereenvoudigd. De richtlijn is gedetailleerd genoeg om rechtszekerheid te waarborgen en onduidelijkheid of omslachtige procedures te voorkomen. Ze wil de samenwerking tussen de overheid en de particuliere sector bevorderen en beoogt tevens een nauwere samenwerking tussen de nationale instanties onderling en tussen hen en de Commissie bij de verstrekking van voorlichting en advies aan de burgers en met het oog op een snelle en doeltreffende probleemoplossing. Aan het voorstel is een open raadpleging van de lidstaten, de beroepsverenigingen en andere belanghebbenden voorafgegaan, waardoor de rechtstreeks betrokkenen hun mening kenbaar hebben kunnen maken. Het voorstel is dus verenigbaar met en een uitwerking van enkele van de voornaamste voorstellen voor actie in het Witboek over Europese governance.
Rechtsgrond
De rechtsgrond is dezelfde als die voor de richtlijnen waarvan de intrekking wordt voorgesteld. Artikel 40 van het EG-Verdrag voorziet in de vaststelling, volgens de procedure van artikel 251, van "de maatregelen [...] welke nodig zijn om tot een vrij verkeer van werknemers te komen [...]". In het kader van het recht op vestiging voorziet artikel 47 van het EG-Verdrag in de vaststelling, volgens de procedure van artikel 251, van richtlijnen "inzake de onderlinge erkenning van diploma's, certificaten en andere titels" en 'inzake de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten betreffende de toegang tot werkzaamheden, anders dan in loondienst, en de uitoefening daarvan'. Volgens artikel 55 van het EG-Verdrag is artikel 47 van toepassing op de verrichting van diensten.
Voorzover de uitvoering van dit voorstel voor een richtlijn in de lidstaten geen wijziging vereist van de bestaande rechtsbeginselen betreffende de regeling van beroepen met betrekking tot de opleiding en toegangsvoorwaarden voor natuurlijke personen, besluit de Raad overeenkomstig artikel 47, lid 2, van het EG-Verdrag met gekwalificeerde meerderheid.
Subsidiariteit en evenredigheid
Titel III van het derde deel van het EG-Verdrag, die betrekking heeft op het vrije verkeer van personen, diensten en kapitaal, kent aan de Europese Gemeenschap bevoegdheden toe om op dit gebied passend op te treden. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend binnen de grenzen van artikel 5 van het EG-Verdrag, dat wil zeggen indien en voorzover de doelstellingen van het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt. Het optreden van de Gemeenschap mag niet verder gaan dan wat nodig is om de doelstellingen te verwezenlijken. Dit voorstel voldoet aan deze eisen.
Subsidiariteit
De inhoud en organisatie van het onderwijsstelsel en de beroepsopleiding vallen volgens de artikelen 149 en 150 van het EG-Verdrag onder de exclusieve bevoegdheid van de lidstaten. De lidstaten kunnen op hun grondgebied dus zelf bepalen van welke kwalificaties en andere voorwaarden zij de toegang tot en uitoefening van een bepaald beroep afhankelijk stellen en welke werkzaamheden onder dat beroep vallen. Deze nationale voorschriften kunnen het vrije verkeer van werknemers, de vrijheid van vestiging en de vrijheid van dienstverrichting hinderen (artikelen 39, 43 en 49 van het EG-Verdrag). Om deze vrijheden te waarborgen is het dus nodig gemeenschappelijke regels vast te stellen waardoor een onderdaan van de Gemeenschap zijn beroepskwalificaties in de andere lidstaten kan doen erkennen om er een gereglementeerd beroep uit te oefenen. Dergelijke regels kunnen alleen op communautair niveau worden vastgelegd.
De nieuwe regels in dit voorstel zijn in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel opgesteld. De totstandbrenging van meer liberalisering op het gebied van de vrijheid van dienstverrichting, van een nauw partnerschap tussen de particuliere en de overheidssector in het kader van de gemeenschappelijke platformen, van een intensiever gebruik van de comitéprocedures en van een centralere rol voor de nationale bevoegde instanties in de uitvoering van de richtlijn, is niets anders dan de praktische toepassing van dit beginsel.
Evenredigheid
Het communautaire optreden moet in vorm en in wezen beperkt blijven tot het strikt noodzakelijke om het met het voorstel nagestreefde doel te bereiken en uit te voeren. De richtlijn, voorgesteld overeenkomstig artikel 47 van het EG-Verdrag, is een rechtsinstrument dat aan die eis voldoet, voorzover zij de lidstaten verenigt met het oog op het te bereiken resultaat en de keuze van de vorm en de middelen om dat resultaat te bereiken aan hen overlaat. Dit voorstel consolideert de bestaande rechtsinstrumenten op het gebied van de erkenning van beroepskwalificaties en vereenvoudigt en verbetert het stelsel voor de erkenning in het licht van de opgedane ervaring.
De nieuwe regels in dit voorstel zijn in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. De middelen die worden aanbevolen voor de totstandbrenging van meer liberalisering op het gebied van de vrijheid van dienstverrichting, een nauw partnerschap tussen de particuliere en de overheidssector in het kader van de gemeenschappelijke platformen, een intensiever gebruik van de comitéprocedures en een centralere rol voor de nationale bevoegde instanties in de uitvoering van de richtlijn, zijn niet ruimer dan hetgeen vereist is om de beoogde doelen te bereiken.
Artikelsgewijze toelichting
Titel I - Algemene bepalingen
De artikelen 1 tot en met 4
Artikel 1 legt het beginsel van de onderlinge erkenning van de beroepskwalificaties vast.
Overeenkomstig het EG-Verdrag specificeert artikel 2 dat de richtlijn alleen van toepassing is op onderdanen van de Gemeenschap indien het beroep dat de aanvrager wenst uit te oefenen in de ontvangende lidstaat gereglementeerd is en de aanvrager zijn beroepskwalificaties heeft verworven in een andere lidstaat dan die waar hij het beroep wil uitoefenen.
Artikel 3 behoudt in wezen de momenteel in de richtlijnen inzake het algemeen stelsel voorkomende definities betreffende de begrippen gereglementeerd beroep, beroepskwalificatie en opleidingstitel (met inbegrip van elke in een derde land afgegeven opleidingstitel die is erkend in een eerste lidstaat waar de aanvrager het beroep ten minste drie jaar heeft uitgeoefend).
Artikel 4 specificeert de gevolgen van de erkenning van beroepskwalificaties en voert voor de ontvangende lidstaat de verplichting in op zijn grondgebied gedeeltelijke toegang te verlenen tot een gereglementeerd beroep dat in werkelijkheid twee onderscheiden en onafhankelijke werkzaamheden omvat.
Titel II - Vrij verrichten van diensten
De artikelen 5 tot en met 9
Artikel 5 bepaalt dat de lidstaten de vrije verrichting van diensten onder de oorspronkelijke beroepstitel niet om met de beroepskwalificaties verband houdende redenen kunnen beperken wanneer de begunstigde wettig in een andere lidstaat is gevestigd. Dit is van onmiddellijke toepassing wanneer het beroep in de lidstaat van vestiging gereglementeerd is. Wanneer het beroep in de lidstaat van vestiging niet gereglementeerd is, moeten dienstverrichters die zich verplaatsen de werkzaamheden in kwestie ten minste twee jaar in die lidstaat hebben uitgeoefend.
Aangezien de eisen inzake dienstverrichting worden versoepeld ten opzichte van die inzake vestiging, is het nodig het begrip dienstverrichting voor de toepassing van deze richtlijn nader te omschrijven om te voorkomen dat op deze regels een beroep kan worden gedaan in gevallen die in feite meer de vestiging dan het verrichten van diensten betreffen. Er wordt voorgesteld de uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie i voortvloeiende criteria aan te scherpen en uit te gaan van een 16-wekencriterium.
Artikel 6 neemt de inhoud van de sectorrichtlijnen over wat de vrijstelling van vergunningen of inschrijving bij een beroepsorganisatie of een socialezekerheidsinstelling betreft.
Artikel 7 specificeert de informatieverplichting van het contactpunt van de lidstaat van vestiging wanneer de verrichter zich verplaatst om de dienst te verrichten.
Volgens artikel 8 moet de ontvangende lidstaat de nationaliteit van de dienstverrichter verifiëren en controleren of hij de werkzaamheden in de lidstaat van vestiging op wettige wijze uitvoert door met de bevoegde instanties in de lidstaat van vestiging informatie uit te wisselen. In voorkomend geval kan de ontvangende lidstaat ook bij het contactpunt van de lidstaat van vestiging verifiëren of de dienstverrichter het beroep ten minste twee jaar in deze lidstaat heeft uitgeoefend.
Met het oog op de consumentenbescherming legt artikel 9 de dienstverrichter de verplichting op aan de afnemer van de dienst bepaalde informatie te verstrekken. Deze bepaling is overgenomen uit Richtlijn 2000/31/EG inzake elektronische handel en voor de gereglementeerde beroepen uitgebreid naar alle vormen van dienstverrichting.
Titel III - Vrijheid van vestiging
Titel III specificeert de voorwaarden waaraan de erkenning van beroepskwalificaties onderworpen is, alsmede de uitvoeringsregels voor de erkenningsmechanismen in het kader van de vrijheid van vestiging. De mechanismen die momenteel in de richtlijnen voor het algemeen stelsel en de sectorrichtlijnen zijn vastgelegd, blijven in beginsel behouden.
Hoofdstuk I - Algemeen stelsel van erkenning van opleidingstitels
Dit hoofdstuk neemt in wezen de in Richtlijnen 89/48/EEG en 92/51/EEG vastgelegde beginselen over. Er worden wijzigingen voorgesteld om de huidige regeling te vereenvoudigen.
De artikelen 10 tot en met 14
In artikel 10 is voor het algemeen stelsel een ruimer toepassingsgebied vastgelegd dan in de Richtlijnen 89/48/EEG en 92/51/EEG. Het wordt subsidiair uitgebreid tot alle gevallen die niet onder de automatische erkenning op basis van beroepservaring of coördinatie van de minimumopleidingseisen vallen.
Met het oog op vereenvoudiging worden de huidige grenzen in de Richtlijnen 89/48/EEG en 92/51/EEG voor de toepassing van de onderlinge erkenning op basis van vijf opleidingsniveaus vastgesteld, die in de artikelen 11 en 12 theoretisch worden omschreven. Erkenning op basis van de richtlijn wordt alleen verleend indien het in de ontvangende lidstaat vereiste opleidingsniveau niet hoger is dan het niveau dat onmiddellijk boven het door de opleidingstitel aangetoonde niveau ligt.
Artikel 13 neemt in wezen artikel 3 van de Richtlijnen 89/48/EEG en 92/51/EEG over.
Artikel 14 behoudt de mogelijkheid voor de ontvangende lidstaat om voor de erkenning van de opleidingstitels van de aanvrager compenserende maatregelen in de vorm van een proeve van bekwaamheid of een aanpassingsstage te verlangen. Het zal echter niet meer mogelijk zijn in plaats van compenserende maatregelen beroepservaring te verlangen wanneer de opleidingen wezenlijk qua duur, maar niet qua inhoud verschillen. Daarnaast wordt voorgesteld de automatische afwijkingen voor beroepen waarvoor een kennis van het nationale recht vereist is, te schrappen, wat overeenstemt met de bepalingen inzake de erkenning van de uitoefeningsvergunning voor advocaten. Ten slotte wordt voorgesteld de huidige bepaling inzake de procedure ter afwijking van het recht van de migrant om te kiezen tussen een proeve van bekwaamheid en een aanpassingsstage, te vereenvoudigen.
Het begrip 'vakken die wezenlijk verschillen' kan slechts per geval precies worden omschreven. Er wordt echter voorgesteld in de richtlijn het evenredigheidsbeginsel over te nemen, wat met name betekent dat de relevante beroepservaring van de aanvrager in aanmerking moet worden genomen.
Artikel 15
Artikel 15 voorziet in de vrijstelling van compenserende maatregelen wanneer de kwalificaties van de aanvrager voldoen aan criteria die bij een beslissing van het comité voor erkenning van beroepskwalificaties volgens de comitéprocedure (regelgeving) zijn vastgesteld. Deze criteria worden voorgesteld door een beroepsvereniging in het kader van een op Europees niveau vastgesteld gemeenschappelijk platform dat voldoende waarborgen biedt ten aanzien van het kwalificatieniveau van de aanvrager.
Hoofdstuk II - Erkenning van beroepservaring
De artikelen 16 tot en met 19
De artikelen 16 tot en met 19 nemen in beginsel, met de hieronder genoemde wijzigingen, de bepalingen van artikel 4 van Richtlijn 1999/42/EG over. Dit artikel voorziet voor de industriële, commerciële en ambachtelijke werkzaamheden die in bijlage A bij die richtlijn limitatief worden opgesomd, in de automatische erkenning van kwalificaties op basis van de beroepservaring van de aanvrager. Het leek aangewezen het stelsel te vereenvoudigen door de bestaande categorieën te hergroeperen. Door een aantal inhoudelijke wijzigingen kan het aantal categorieën voor de beroepservaring worden gereduceerd tot twee, overeenstemmend met een drie- of een vijfjarige beroepservaring als zelfstandige of als bedrijfsleider.
Voor de wijziging van de lijst van werkzaamheden in de bijlage is de comitéprocedure (regelgeving) van toepassing.
Hoofdstuk III - Erkenning op basis van de coördinatie van de minimumopleidingseisen
Dit hoofdstuk neemt de bestaande beginselen inzake de automatische erkenning van opleidingstitels over met behoud van de in de huidige sectorrichtlijnen vastgelegde waarborgen. Voor bepaalde aspecten wordt de regeling met het oog op vereenvoudiging geüniformiseerd.
De artikelen 20 tot en met 45
Deze artikelen nemen de bestaande bepalingen inzake de coördinatie van de minimumopleidingseisen, de automatische erkenning van de opleidingstitels (en in voorkomend geval de specifieke regels daarvoor), de toegang tot de beroepen in kwestie, de uitoefening van de beroepswerkzaamheden in kwestie, de procedures voor de opname van opleidingstitels in de bijlagen en de verworven rechten, over.
Hierbij moet in het bijzonder op de volgende wijzigingen worden gewezen:
* wijziging van de huidige procedure voor de opname van de opleidingstitels van architecten;
* integratie van de medische en tandheelkundige specialismen die slechts in een beperkt aantal lidstaten bestaan in het algemeen erkenningsstelsel; momenteel worden deze automatisch erkend, onverminderd de verworven rechten. Met het oog op vereenvoudiging van het stelsel, vooral uit het oogpunt van de uitbreiding, zullen voortaan dus alleen de in alle lidstaten bestaande en verplichte medische specialismen automatisch worden erkend;
* schrapping van de opleiding in de huisartsgeneeskunde genoemd in artikel 32 van de richtlijn artsen;
* voor de verantwoordelijk algemeen ziekenverplegers, schrapping van de verwijzingen naar het specifieke beroepskarakter van de opleiding en het slagen voor een examen, daar deze verwijzingen in het licht van de huidige opleidingsstelsels in de lidstaten overbodig zijn geworden;
* schrapping van de afwijking van de minimumopleidingseisen van artikel 2, lid 4, onder a), van de richtlijn coördinatie apothekers;
* uitbreiding van de automatische erkenning van de opleidingstitels van apotheker tot de opening van nieuwe voor het publiek toegankelijke apotheken;
* schrapping van de bepalingen in de richtlijn erkenning apothekers die specifiek zijn voor Luxemburg (beroepservaring van twee jaar voor de overheidsvergunning voor een voor het publiek toegankelijke apotheek).
De comitéprocedure (regelgeving) is van toepassing op de wijziging van de minimale opleidingsduur voor de medische specialismen, op de toevoeging van nieuwe, in alle lidstaten bestaande en verplichte medische specialismen aan de lijsten in de bijlage en op de aanpassing aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang van de kennis en bekwaamheid en van de lijst van vakken in de bijlagen.
Hoofdstuk IV - Gemeenschappelijke bepalingen inzake vestiging
De artikelen 46 tot en met 49
Overeenkomstig artikel 46 kunnen de bevoegde instanties van de ontvangende lidstaat voor de beslissing over een aanvraag tot uitoefening van een gereglementeerd beroep op grond van de vestigingsbepalingen de in de bijlage limitatief opgesomde documenten en certificaten verlangen.
Artikel 47 scherpt de huidige procedureregels aan, met name door de veralgemening van de termijn van drie maanden die de nationale bevoegde instanties bij de beoordeling van de aanvragen tot erkenning moeten aanhouden en door de invoering van de verplichting voor die instanties de ontvangst van het dossier te bevestigen en de aanvrager in voorkomend geval te laten weten welke documenten ontbreken.
Artikel 48 neemt in wezen de huidige regels betreffende het voeren van de beroepstitel van de ontvangende lidstaat over en specificeert de voorschriften die gelden in geval van beperkte toegang tot het beroep, overeenkomstig artikel 4, lid 3, van de richtlijn.
Rekening houdend met de jurisprudentie van het Hof van Justitie i staat artikel 49 de ontvangende lidstaat toe van de aanvrager te verlangen dat hij over de talenkennis beschikt die voor de uitoefening van het beroep vereist is. De beoordeling van de verenigbaarheid van die eis met het Gemeenschapsrecht moet berusten op de mate waarin de verlangde talenkennis nodig is voor de uitoefening van het beroep. Wanneer de bevoegde instantie van oordeel is dat de aanvrager niet over de vereiste talenkennis beschikt, draagt de ontvangende lidstaat er zorg voor dat de aanvrager de ontbrekende kennis kan verwerven.
Titel IV - Wijze van uitoefening van het beroep
De artikelen 50 en 51
Deze artikelen leggen de wijzen van uitoefening van het beroep vast wat het voeren van de opleidingstitel en de contractering door een ziektekostenverzekering betreft. Deze bepalingen gelden zowel voor de dienstverrichting als voor de vestiging.
Titel V - Administratieve samenwerking en uitvoeringsbevoegdheden
De artikelen 52 tot en met 54
Artikel 52 breidt de algemene verplichting tot nauwe samenwerking tussen de bevoegde instanties van de lidstaat van oorsprong en de ontvangende lidstaat uit tot de hele richtlijn om te zorgen dat de bepalingen van deze richtlijn naar behoren worden toegepast en dat de eruit voortvloeiende rechten alleen voor het beoogde doel en niet frauduleus worden uitgeoefend. De lidstaten wijzen bovendien een coördinator aan die tot taak heeft de eenvormige toepassing van de richtlijn te bevorderen en de voor de uitvoering nuttige gegevens te verzamelen.
Artikel 53 beoogt een formalisering van de rol van de contactpunten, de netwerken die zijn opgericht ter behandeling van bepaalde dossiers die met de interne markt in het algemeen en, meer recentelijk, met de erkenning van beroepskwalificaties te maken hebben.
Artikel 54 richt een enkel comité op om de richtlijn te beheren en actueel te houden. Dit comitologiecomité vervangt alle comités van het vorige stelsel en werkt volgens de regelgevingsprocedure, zoals in de bepalingen terzake is vastgesteld. Daarnaast kan het comité over elke vraag betreffende de uitvoering van de richtlijn worden geraadpleegd.
Titel VI - Overige bepalingen
De artikelen 55 tot en met 60
Artikel 55 verplicht de lidstaten de Commissie om de twee jaar een verslag over de toepassing van het stelsel van erkenning van beroepskwalificaties over te leggen.
Artikel 56 bepaalt dat de Commissie eventuele ernstige moeilijkheden bij de toepassing van een bepaling van deze richtlijn samen met de betrokken lidstaat onderzoekt. In voorkomend geval dient de Commissie bij het comité passende voorstellen in om de lidstaat toe te staan op zijn grondgebied gedurende een beperkte periode van de toepassing van de bepaling af te wijken. Deze afwijkingsmaatregelen worden genomen volgens de comitéprocedure (regelgeving).
Artikel 57 bepaalt dat de huidige richtlijnen inzake de erkenning van beroepskwalificaties worden ingetrokken.
De artikelen 58 tot en met 60 bevatten de eindbepalingen inzake de omzetting, de inwerkingtreding en de adressaten van de richtlijn.