Toelichting bij COM(2004)785 - Vaststelling, voor 2005, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de EG en, voor vaartuigen van de EG, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

In dit voorstel voor een verordening worden voor 2005 de vangstmogelijkheden alsmede de bij de visserij in acht te nemen voorschriften vastgesteld voor de Gemeenschap op verscheidene visgronden en voor vaartuigen van derde landen in de wateren van de Gemeenschap. Ook wordt voorgesteld de maatregelen voor het beperken van de visserij-inspanningen ten aanzien van enkele ernstig uitgeputte bestanden voort te zetten. Ten slotte bevat het voorstel technische overgangsmaatregelen voor 2005.

I.

1.

Achtergrond van het voorstel



Het recentste verslag van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES), grotendeels onderschreven door het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) van de EG, bevestigt de in voorgaande jaren geconstateerde situatie. De meeste bestanden van demersale vissoorten en enkele bestanden van pelagische soorten worden overbevist en bevinden zich niet langer binnen biologisch veilige grenzen.

Ten aanzien van enkele ernstig uitgeputte bestanden heeft de ICES aanbevolen om hetzij de visserij in de betrokken visserijtak volledig stil te leggen, hetzij zeer strenge totaal toegestane vangsten (TAC’s) op te leggen in afwachting van de goedkeuring van een herstelplan. Dit advies moet worden toegepast in het licht van de besluiten die de Raad de afgelopen drie jaar al heeft genomen. Deze besluiten hebben geresulteerd in aanzienlijke verlagingen van de vangstquota voor bedreigde bestanden en de invoering sinds 2003 van tijdelijke beperkingen van de visserij-inspanning voor bepaalde takken. Deze maatregelen zijn vergezeld gegaan van oplegprogramma’s, waardoor de vangscapaciteit in enkele lidstaten is verminderd. De Commissie is dan ook van mening dat haar huidige beleid, namelijk het toestaan van verdere visserij maar op zeer beperkte schaal, resultaat kan opleveren als de betrokkenen de regels naleven.

Volgens recente ramingen van de ICES is de vermindering van de visserijsterfte die in 2003 is bereikt, geringer dan de Raad in 2002 beoogde. De Commissie is dan ook van mening dat versterkte instandhoudingsmaatregelen moeten worden toegepast om te voorkomen dat de visserij, zoals geadviseerd, volledig moet worden stilgelegd.

Volgens ramingen van de ICES zijn de recentelijk aangelande hoeveelheden voor vele bestanden groter dan de hoeveelheden die in de officiële statistieken staan vermeld. Dit duidt erop dat de quota niet hebben geleid tot een beperking van de vangsten, zoals beoogd. De ICES blijft derhalve bij zijn standpunt dat de benodigde verminderingen van de visserijsterfte alleen kunnen worden bereikt als de visserij-inspanning aanzienlijk wordt verminderd. Op basis van dit advies stelt de Commissie voor 2005 opnieuw voor om het rechtstreeks beheer van de visserij-inspanning te hanteren als belangrijkste maatregel voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden.

Meerjarige beheersplannen zijn nodig om de duurzaamheid van de bestanden op langere termijn te garanderen en om de stabiliteit van de visserijactiviteiten te bevorderen. Jaarlijkse besluiten over TAC's en quota moeten worden genomen in de context van herstelplannen en beheersstrategieën op de langere termijn. Het voorstel van de Commissie weerspiegelt de recente besprekingen met de lidstaten en de belanghebbenden over het beheer op de langere termijn, en loopt vooruit op de verdere besprekingen in de loop van 2005.

Uit het overleg met de belanghebbenden blijkt dat sterk de voorkeur wordt gegeven aan het handhaven van stabiele TAC’s. Om dit te bereiken, moeten eerst de visbestanden zelf stabieler worden. Dit betekent voor de meeste bestanden dat de exploitatie tot een lager, stabieler en duurzamer niveau moet worden teruggebracht.

In het recente advies hebben de wetenschappers een gedifferentieerde beheersaanpak per visserijtak aanbevolen omdat bij een aanpak per soort onvoldoende rekening kan worden gehouden met de complexiteit van gemengde visserij waarbij verschillende soorten samen worden gevangen. Voor een aanpak per visserijtak moet rekening worden gehouden met het samengaan van verschillende bestanden in een visserijtak. Het is bovendien een extra reden om het rechtstreeks beheer van de inspanningen te gebruiken als beheersinstrument. Wanneer de combinatie van vangstmogelijkheden voor een vissersvloot niet is afgestemd op de soorten die worden gevangen, zijn de vissers verplicht vis terug te gooien.

De door de ICES geraamde overschrijdingen van de TAC’s en het feit dat de TAC’s en quota op zich niet hebben geleid tot een beperking van de visserijsterfte, bewijzen dat een aanzienlijke verbetering van de controle en handhaving onmisbaar is voor de instandhouding van de visbestanden. Bijgevolg stelt de Commissie enkele maatregelen voor om de doeltreffende uitvoering van instandhoudings- en beheersmaatregelen te garanderen.

2.

II. VASTSTELLING VAN DE TOTAAL TOEGESTANE VANGSTEN (TAC'S)


A. Bestanden in Gemeenschapswateren

De door de Commissie voorgestelde TAC’s zijn gebaseerd op het recentste wetenschappelijk advies, dat in enkele gevallen is aangepast om te zorgen voor continuïteit in de economische activiteit in de betrokken visserijtakken en om rekening te houden met de meerjarige beheersaanpak, zoals hierboven beschreven. Deze aanpassingen zijn aangebracht op voorwaarde dat het risico voor sterk bedreigde bestanden toch aanzienlijk wordt verminderd.

De Commissie heeft bij de voorbereiding van de voorstellen voor dit jaar de belanghebbenden geraadpleegd. Op basis van dit overleg erkent de Commissie het belang van een geleidelijke aanpak voor bestanden die zich buiten biologische veilige grenzen bevinden, met een redelijk evenwicht tussen de noodzaak om de bestanden zo snel mogelijk binnen biologisch veilige grenzen terug te brengen en de behoefte aan continuïteit in de economische activiteit. De Commissie erkent ook dat optimaal gebruik moet worden gemaakt van de vangstmogelijkheden voor bestanden die zich wel binnen biologisch veilige grenzen bevinden, mits de visserijsterfte hierdoor niet dusdanig wordt verhoogd dat de opbrengst op langere termijn zal dalen.

Bij het vaststellen van de meer gedetailleerde TAC’s voor de Gemeenschapswateren worden onderstaande criteria per categorie bestanden gebruikt.

3.

1. Bestanden waarvoor de Raad een herstelplan heeft goedgekeurd


De betrokken bestanden zijn:

- kabeljauw in het Kattegat;

- kabeljauw in de Noordzee, het Skagerrak en het oostelijk deel van het Kanaal;

- kabeljauw ten westen van Schotland;

- kabeljauw in de Ierse Zee;

- het noordelijke heekbestand.

Ten aanzien van deze bestanden stelt de Commissie voor de TAC’s aan te passen overeenkomstig de artikelen 6 en 7 van het goedgekeurde herstelplan voor kabeljauw[1] en de artikelen 5 en 6 van het goedgekeurde herstelplan voor de noordelijke heek[2]. Voor enkele van de genoemde bestanden zijn de beoordelingen erg onzeker aangezien er onduidelijkheid bestaat over de aangevoerde hoeveelheden. In die gevallen zijn de artikelen 6 en 7 niet rechtstreeks toepasselijk en stelt de Commissie voor om de lage TAC’s te handhaven.

Gezien de aanhoudend slechte situatie van de kabeljauwbestanden en de opnieuw duidelijk gebleken behoefte aan extra instandhoudingsmaatregelen, stelt de Commissie voor om de inspanningen verder aan te passen zodat de kabeljauw nog beter wordt beschermd overeenkomstig artikel 8 van het herstelplan.

4.

2. Bestanden waarvoor een herstelplan in voorbereiding is


De betrokken bestanden zijn:

- het zuidelijke heekbestand (sectoren VIIIc en IXa);

- Iberisch-Atlantische nephrops (sectoren VIIIc en IXa);

- tong in de Golf van Biskaje (sectoren VIIIab);

- tong in het westelijk deel van het Kanaal (sector VIIe);

- kabeljauw in het oostelijke deel van de Oostzee (sectoren 25-32);

- schol in de Noordzee (deelgebied IV).

In die gevallen waarin een herstelplan volgens het advies van de ICES nog steeds noodzakelijk is, stelt de Commissie voor de TAC’s en de maatregelen voor het beheer van de inspanningen aan te passen en daarbij rekening te houden met het overleg met lidstaten en belanghebbenden. Voor de bestanden waarvoor de ICES geen herstelplan meer heeft geadviseerd, stelt de Commissie aanpassingen van de TAC’s en eventueel inspanningsbeperkingen voor die in overeenstemming zijn met het wetenschappelijk advies, rekening houdend met de huidige toestand van de bestanden, de noodzaak van een meerjarenaanpak en de wens van lidstaten en belanghebbenden om de TAC’s te stabiliseren. De Commissie zal met de Raad, de lidstaten en de belanghebbenden blijven overleggen over een wijze van beheer van dergelijke bestanden op langere termijn die garandeert dat de bestanden niet opnieuw terecht komen in een uiterste bedreigende situatie.

3. Bestanden waarvan vis wordt gevangen samen met vis uit bestanden waarvoor herstelplannen zijn goedgekeurd, of waarvoor de ICES en het WTECV een visserijverbod of een zo sterk mogelijke beperking hebben voorgesteld

Indien de uitvoering van herstelplannen grote invloed heeft op de visserijsterfte onder kwetsbare soorten bij gemengde visserij, stelt de Commissie op basis van inlichtingen en adviezen van de ICES en het WTECV voor om verenigbare maatregelen toe te passen, zodat vissers in visserijtakken die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, niet gedwongen zijn om vis terug te gooien. Voorbeelden hiervan zijn de kabeljauw- en wijtingbestanden in de Noordzee en in de wateren ten westen van Schotland, en de tongbestanden in Kattegat, Skagerrak en Noordzee.

5.

4. Andere bestanden die zich volgens het advies van de ICES en het WTECV buiten biologisch veilige grenzen bevinden en waarvoor een aanzienlijke verlaging van de visserijsterfte wordt geadviseerd


Voor bestanden die zich wel buiten biologisch veilige grenzen bevinden maar niet onder een van bovengenoemde categorieën vallen, stelt de Commissie een TAC voor die overeenkomt met het door ICES en/of WTECV aanbevolen vangstniveau op korte termijn, maar om mogelijke onnauwkeurigheden bij de ramingen te ondervangen en om de stabiliteit van de markten en de visserijactiviteiten te bevorderen stelt de Commissie voor de maximale wijziging van de TAC te beperken tot 20% ten opzichte van de TAC voor 2003, voorzover dit mogelijk is zonder de Fpa (voor de voorzorgsaanpak aanbevolen visserijsterftecijfers) te overschrijden.

Als onderdeel van deze meer geleidelijke aanpak stelt de Commissie ook voor dat de Raad zichzelf ertoe verbindt om TAC’s vast te stellen die zorgen voor een verdere geleidelijke vermindering van de visserijsterfte in de volgende jaren.

6.

5. Bestanden die zich binnen biologisch veilige grenzen bevinden en niet samen met bedreigde bestanden worden bevist


Wanneer een bestand zich na een evaluatie binnen biologisch veilige grenzen blijkt te bevinden, stelt de Commissie een TAC voor die volgens de wetenschappelijke voorspellingen niet zal leiden tot een overschrijding van die grenzen (d.w.z. geen kleinere biomassa dan het voorzorgsniveau Bpa en geen hogere visserijsterfte dan het voorzorgsniveau, Fpa) tot en met 2006.

Wanneer uit de evaluatie van een bestand blijkt dat een verhoging van de visserijsterfte op langere termijn niet zal leiden tot een hogere opbrengst, of dat de opbrengst juist kan worden verhoogd door de visserijsterfte te verminderen, stelt de Commissie een TAC voor die geen verhoging van de visserijsterfte tot gevolg heeft.

Om echter mogelijke onnauwkeurigheden bij de ramingen te ondervangen en om de economische stabiliteit voor de visserijsector te bevorderen, beperkt de Commissie de maximale verhoging of verlaging van de TAC tot 20 % ten opzichte van de TAC voor 2002, voorzover dit mogelijk is zonder de Fpa te overschrijden.

7.

6. Bestanden waarvoor geen evaluaties of wetenschappelijke adviezen beschikbaar zijn


In die gevallen heeft de Commissie haar voorstel gebaseerd op advies van de ICES of van het WTECV voorzover deze instanties een uitdrukkelijke waarde voor de TAC hebben gegeven.

Bij het ontbreken van evaluaties en adviezen heeft de Commissie voor 2005 in de regel een TAC voorgesteld die gelijk is aan de voor 2004 goedgekeurde TAC indien uit de aangegeven aanvoer is gebleken dat de quota intensief zijn gebruikt. Als een quotum maar weinig is gebruikt, is de Commissie nagegaan of deze geringe aanvoer te wijten was aan het gebrek aan concrete vangstmogelijkheden (en of er dus sprake was van “papieren vis”). In die gevallen stelt de Commissie voor de TAC te verlagen zodat de TAC’s een beter beeld geven van de concrete vangstmogelijkheden (en deze derhalve op de langere termijn beschermen). De Commissie stelt in deze gevallen voor de TAC’s met 20 % te verlagen om de vangstmogelijkheden geleidelijk terug te brengen tot het niveau van de in recente jaren geconstateerde aanlandingen.

8.

B. Bestanden die worden beheerd in het kader van regionale visserijorganisaties of door bilateraal overleg met derde landen


Sommige bestanden worden beheerd in het kader van regionale visserijorganisaties of door bilateraal overleg met derde landen. Voor die bestanden weerspiegelt het voorstel van de Commissie de besluiten die in deze fora zijn genomen. Voor bepaalde bestanden die gezamenlijk met derde landen worden beheerd, moeten echter nog enkele besluiten worden genomen. Wanneer het onderhavige voorstel evenwel zou worden uitgesteld totdat deze besluiten zijn genomen, zou het voorstel niet meer tijdig ter beoordeling aan de Raad kunnen worden voorgelegd om nog in december te worden goedgekeurd.

9.

III. INSPANNINGSBEPERKINGEN


In het licht van het advies van de ICES dat de TAC’s niet doeltreffend zijn gebleken in het beperken van de visserijsterfte en dat de visserij-inspanning moet worden beheerd om de duurzaamheidsdoelstellingen te bereiken, beschouwt de Commissie het beheer van de visserij-inspanning nog steeds als een essentieel instrument. De Raad heeft sinds december 2002 enkele maatregelen ter beperking van de visserij-inspanning vastgesteld met betrekking tot bepaalde kabeljauwbestanden.

Bovendien heeft de Commissie extra herstelplannen voorgesteld waarbij onder andere de visserij-inspanning ten aanzien van bestanden die op niet-duurzame wijze worden bevist, rechtstreeks wordt beheerd.

De Commissie stelt tijdelijke maatregelen voor het beheer van de visserij-inspanning voor die vergelijkbaar zijn met de voor 2004 toegepaste maatregelen (bijlage V van Verordening (EG) nr. 2287/2003), en wel voor bestanden die zich buiten biologische veilige grenzen bevinden en bestanden waarvoor de ICES een aanzienlijke verlaging van de visserijsterfte adviseert. Dit voorstel behelst de beperking van het aantal visdagen per vistuigtype voor de visserij op kabeljauw in het Skagerrak, het Kattegat, de Noordzee, het oostelijke Kanaal, de Ierse Zee en de wateren ten westen van Schotland, schol in de Noordzee, tong in het westelijke Kanaal, en heek, zeeduivel en langoestine in de wateren ten westen van het Iberisch schiereiland.

Ten aanzien van de kabeljauwbestanden in het Skagerrak, het Kattegat, de Noordzee en de wateren ten westen van Schotland moet bovendien de visserij-inspanning ten opzichte van 2003 verder worden verminderd. De maatregelen ter beperking van de visserij-inspanning zijn echter in 2003 en 2004 ingrijpend gewijzigd waardoor de maatregelen duidelijk efficiënter zijn geworden. Daardoor zal de visserij-inspanning in 2004 naar alle waarschijnlijkheid aanzienlijk geringer zijn dan in 2003, ook al blijft het aantal dagen op zee gelijk. In zijn advies voor deze bestanden beveelt de ICES aan de visserijsterfte te verlagen ten opzichte van het niveau in 2003 of ten opzichte van de gemiddelde visserijsterfte in de periode 2001-2003. De volgens het wetenschappelijke advies noodzakelijke vermindering van het aantal dagen op zee ten opzichte van 2004 kan derhalve geringer zijn dan de door de ICES aanbevolen vermindering.

Als deze verminderingen zouden worden toegepast in de vorm van een vermindering van het aantal dagen op zee voor de betrokken vloten, zou dit voor verscheidene andere bestanden kunnen betekenen dat de vangstmogelijkheden niet ten volle worden benut. Derhalve stelt de Commissie voor om de visserij-inspanning te verminderen door de visserij op kabeljauw in de enkele visserijzones en/of seizoenen te verbieden.

De toegestane aantallen dagen op zee die worden voorgesteld voor de visserij op schol in de Noordzee, tong in het westelijke Kanaal, en heek, zeeduivel en langoestine in de wateren ten westen van het Iberisch schiereiland, zijn afgestemd op de voorgestelde TAC’s zoals hierboven beschreven.

Het recentste advies van de ICES toont aan dat er duidelijk behoefte is aan een beperking van de visserij-inspanning voor de visserij op kabeljauw in de Oostzee. In overeenstemming met dit advies en om te garanderen dat de visserijsterfte bij de kabeljauw in het oostelijke deel van de Oostzee in 2005 significant lager is, stelt de Commissie voor de visserij-inspanning te verminderen door twee gebieden voor de visserij op kabeljauw te sluiten.

Voor bovengenoemde bestanden stelt de Commissie nu TAC’s voor die niet overeenkomen met de door de ICES aanbevolen nul-TAC. Dergelijke voorstellen houden een groter risico in dan wanneer het wetenschappelijk advies strikt zou worden gevolgd. Deze TAC’s kunnen alleen doeltreffend bijdragen tot herstel als zij gepaard gaan met beperkingen van de visserij-inspanning en maatregelen om de controle en handhaving te verbeteren. De voorgestelde maatregelen met betrekking tot de visserij-inspanning zijn vastgelegd in de bijlagen III (gesloten gebieden en seizoenen) en IV (regeling inzake dagen op zee en maatregelen inzake controle en handhaving).

De belangrijkste voorgestelde wijzigingen ten opzichte van de huidige maatregelen zijn:

- er wordt een regeling met speciale visdocumenten ingevoerd voor vaartuigen die onder de maatregelen vallen en de vangstmogelijkheden worden verminderd voor vaartuigen die de instandhoudingsmaatregelen overtreden;

- de lidstaten worden verplicht de visserij-inspanning te melden.

Bovendien heeft de ICES aanbevolen de visserij op zandspiering in de Noordzee te beheren volgens een specifiek plan voor het beheer van de visserij-inspanning. Bijlage V bevat een beheerssysteem in overeenstemming met dit advies.

10.

IV. TECHNISCHE OVERGANGSMAATREGELEN


Bijlage III bij dit voorstel bevat technische overgangsmaatregelen die in 2005 moeten worden toegepast. Zoals beschreven in de delen II en III voorziet het voorstel in extra beperkingen van de visserij-inspanning voor kabeljauw door bepaalde gebieden en seizoenen voor de visserij gesloten te verklaren. Voor alle kabeljauwbestanden in de Noordzee en in het oostelijke deel van de Oostzee wordt voorgesteld twee gebieden, die de belangrijkste visgronden voor kabeljauw vormen, voor de demersale visserij te sluiten. Voor kabeljauw in het Kattegat bevat het voorstel een verbod op de visserij op kabeljauw in het eerste kwartaal van 2005, wanneer traditioneel meer dan een derde van de totale hoeveelheid kabeljauw wordt gevangen. Voor de kabeljauwbestanden ten westen van Schotland en in de Ierse Zee worden geen extra vangstverboden voorgesteld.

11.

V. AANVOERVOORWAARDEN VOOR VANGSTEN EN BIJVANGSTEN EN BIJZONDERE MAATREGELEN VOOR HARING


Volgens de huidige verordening wordt haring die met kleinmazig vistuig door industriële vissers wordt gevangen, niet op de quota in mindering gebracht. Dit geldt ook voor de haringbijvangsten in de industriële visserij in de Noordzee, het Skagerrak en het Kattegat, ook al zijn er voor deze gebieden bijvangstquota overeengekomen met Noorwegen. Om ervoor te zorgen dat alle gevangen hoeveelheden haring op de overeenkomstige quota in mindering worden gebracht, worden bij het voorstel wijzigingen aangebracht in artikel 8 en bijlage II. De vereiste om passende bemonsteringsprogramma’s tot stand te brengen voor een doeltreffende controle van de bijvangsten, is uitgebreid tot de visserij met kleinmazig vistuig in de Oostzee. Door de strengere maatregelen ter beperking van de haringbijvangsten worden de in 1998 ingevoerde speciale bijvangstregels voor haring[3] ingetrokken.

Wetenschappers hebben opnieuw aanbevolen de vangsten in 2005 voor tal van bestanden sterk te verminderen. De Commissie is zich ervan bewust dat deze verminderingen in sommige gevallen ernstige economische problemen op korte termijn voor de betrokken visserijtakken kunnen veroorzaken. Bovendien hebben vangstbeperkingen vaak slechts een beperkt effect op de instandhouding doordat deze slecht worden nageleefd. Om deze redenen stemt de Commissie voor bepaalde bestanden in met een minder drastische verlaging van de vangstniveaus voor 2005 dan door de wetenschappers aanbevolen, op voorwaarde dat de lidstaten zich ertoe verbinden om voor de betrokken bestanden beheersplannen en/of herstelplannen op de lange termijn vast te stellen, eventueel met inbegrip van de nodige beheersinstrumenten om de doeltreffendheid ervan te waarborgen.