Toelichting bij COM(2004)635 - Sluiting van het VN-ECE-Protocol betreffende registers inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2004)635 - Sluiting van het VN-ECE-Protocol betreffende registers inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen. |
---|---|
bron | COM(2004)635 |
datum | 06-10-2004 |
Het Protocol betreffende registers inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen werd op een buitengewone vergadering van de partijen bij het Verdrag van Aarhus op 21 mei 2003 ondertekend. Deze vergadering vond plaats in het kader van de vijfde ministeriële conferentie “Een milieu voor Europa”, die van 21 tot en met 23 mei 2003 te Kiev werd gehouden.
Het Protocol is de eerste juridisch verbindende multilaterale overeenkomst betreffende registers inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen (PRTR’s) die de grenzen van de EU overstijgt. Het heeft ten doel “de toegang van het publiek tot informatie te verbeteren door middel van de totstandbrenging van coherente, geïntegreerde, het gehele land bestrijkende registers inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen…” Hoewel het Protocol niet voorziet in regelgeving inzake verontreiniging als zodanig, maar wel inzake de informatie daarover, mag worden verwacht dat het niveau van verontreiniging daardoor in aanzienlijke mate zal worden teruggedrongen.
De instelling van een coherent systeem voor inventarisatie of registratie van verontreinigingsgegevens in een gestructureerd, geautomatiseerd en voor het publiek toegankelijk gegevensbestand, samengesteld op grond van gestandaardiseerde rapportages, is een van de verplichtingen waarin het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden voorziet (zie artikel 5, lid 9). Het Protocol werd ontwikkeld door een onder auspiciën van het Verdrag van Aarhus ingestelde werkgroep, die tussen februari 2001 en januari 2003 acht keer heeft vergaderd. Een door de conferentie van verdragsluitende partijen ingestelde task force heeft twee vergaderingen gehouden, waarop onder meer de ervaringen zijn gebundeld en besproken die in de diverse landen met PRTR’s zijn opgedaan, en waarop aanbevelingen zijn geformuleerd met betrekking tot verdere werkzaamheden inzake PRTR’s in het kader van het verdrag, wat heeft geresulteerd in de instelling van de werkgroep.
Uit hoofde van het Protocol is elke partij ertoe gehouden een PRTR in te stellen dat:
- voor het publiek kosteloos toegankelijk is via het Internet;
- doorzoekbaar is aan de hand van afzonderlijke parameters (inrichting, verontreinigende stof, plaats, milieucompartiment enz.);
- qua structuur gebruiksvriendelijk is en koppelingen bevat naar andere relevante registers;
- gestandaardiseerde, actuele gegevens beschikbaar maakt in een gestructureerd, geautomatiseerd gegevensbestand;
- betrekking heeft op de emissies en overbrengingen van tenminste 86 onder het Protocol vallende verontreinigende stoffen, waaronder broeikasgassen, stoffen die zure neerslag veroorzaken, ozonafbrekende stoffen, zware metalen en bepaalde kankerverwekkende stoffen zoals dioxines;
- betrekking heeft op emissies en overbrengingen vanuit bepaalde belangrijke types puntbronnen (b.v. thermische centrales, mijnbouw- en metaalindustrie, chemische fabrieken, afvalverwerkings- en waterzuiveringsinstallaties en bedrijven van de papier- en houtsector);
- de beschikbare gegevens bevat over de uitstoot van diffuse bronnen (b.v. vervoer en landbouw);
- beperkte bepalingen ter bescherming van de vertrouwelijkheid omvat; en
- voorziet in inspraak van het publiek bij de ontwikkeling en aanpassing van het register.
De rapportage waarop het PRTR is gebaseerd, dient:
- verplicht te zijn;
- jaarlijks plaats te vinden;
- betrekking te hebben op meerdere milieucompartimenten (lucht, water, bodem);
- inrichtingspecifiek te zijn;
- wat de uitstoot betreft, betrekking te hebben op specifieke verontreinigende stoffen; en
- wat overbrengingen betreft, betrekking te hebben op specifieke verontreinigende stoffen of afvalstoffen.
Alle staten kunnen het Protocol ondertekenen en bekrachtigen – ook staten die het Verdrag van Aarhus niet hebben bekrachtigd en die geen lid zijn van de Economische Commissie voor Europa; het gaat dus om een wereldwijd protocol.
Artikel 20 van het Protocol stelt speciale procedures vast voor het wijzigen van de bijlagen van het Protocol. In deze bijlagen wordt een opsomming gegeven van de onder het Protocol vallende activiteiten, met inbegrip van de drempelwaarden (bijlage I), de verontreinigende stoffen waarover moet worden gerapporteerd (bijlage II) en de rapportagevorm (bijlage III).
Over elke wijziging, hetzij van het Protocol zelf of van de bijlagen daarvan, moet een besluit worden genomen door de Vergadering van Partijen. Voor wijzigingen van het Protocol zelf geldt een reguliere bekrachtigingsprocedure.
Wat wijzigingen van de bijlagen betreft, bepaalt artikel 20, leden 8 en 9, van het Protocol: “ In geval van een wijziging van een bijlage stelt een Partij die deze wijziging niet aanvaardt de Depositaris hiervan, binnen twaalf maanden na de datum van de mededeling van door de Depositaris, schriftelijk in kennis. De Depositaris stelt alle Partijen onverwijld in kennis van elke ontvangen kennisgeving. Een Partij kan te allen tijde een eerdere verklaring van bezwaar herroepen, waarna de wijziging van een bijlage voor die Partij van kracht wordt. Na verloop van twaalf maanden vanaf de datum van de mededeling door de Depositaris […] wordt een wijziging van een bijlage van kracht voor die Partijen die geen kennisgeving bij de Depositaris hebben ingediend […], mits niet meer dan een derde van diegenen die ten tijde van de goedkeuring van de wijziging Partijen waren, een dergelijke kennisgeving heeft ingediend.”
Het betreft hier een snelle procedure die ertoe kan leiden dat een wijziging van een bijlage automatisch van kracht wordt voor elke Partij die, hoewel zij de wijziging niet aanvaardt, er om welke reden dan ook niet in slaagt tijdig te reageren.
Het lijkt derhalve dienstig om in het kader van het communautaire besluitvormingsproces te voorzien in passende maatregelen die een vlotte en tijdige reactie mogelijk maken. Daarom bevat het voorstel een bepaling waarbij aan de Commissie een algemeen mandaat wordt verleend om namens de Gemeenschap deel te nemen aan onderhandelingen over wijzigingen van de bijlagen, alsook een bepaling voor het geval dat de Gemeenschap kennis dient te geven van het feit dat zij een wijziging niet aanvaardt.
Op 17 juli 2000 heeft de Commissie een beschikking aangenomen inzake de totstandbrenging van een Europees emissieregister van verontreinigende stoffen (EPER) overeenkomstig artikel 15 van Richtlijn 96/61/EG van de Raad inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (IPPC)[1]. Dit register is sedert februari 2004 operationeel. Diverse cruciale elementen van het Protocol zijn daarmee reeds gerealiseerd: geharmoniseerde regels voor de rapportage, toegankelijkheid voor het publiek langs elektronische weg en breed toepassingsgebied wat betreft bronnen (industriële inrichtingen) en verontreinigende stoffen. De verplichtingen krachtens het Protocol welke verder reiken dan de werkingssfeer van het EPER betreffen vooral de onder de regeling vallende inrichtingen, de stoffen die het voorwerp moeten zijn van rapportage, de registratie van overbrengingen van afvalstoffen van bedrijfsterreinen naar elders en de frequentie van de rapportage.
Teneinde te garanderen dat het Protocol onverkort wordt nageleefd, heeft de Commissie een voorstel ingediend voor een verordening betreffende de instelling van een Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen (E-PRTR),COM(2004) xxx def. Dit communautair besluit moet er ook voor zorgen dat artikel 5, lid 9, van het Verdrag van Aarhus volledig wordt nageleefd.
Op te merken valt dat de Gemeenschap het Verdrag van Aarhus heeft ondertekend en recentelijk een voorstel betreffende de goedkeuring ervan heeft aangenomen(COM(2003) 625 def. van 24.10.2003). Daarnaast is een aantal andere besluiten hetzij reeds aangenomen, hetzij voorgesteld om de naleving van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus door de Gemeenschap te garanderen[2].
In mei 2003 heeft de Gemeenschap samen met alle toenmalige lidstaten en kandidaat-lidstaten (Malta en Slowakije uitgezonderd) het Protocol ondertekend.
Overeenkomstig het Verdrag, en met name artikel 175, lid 1, daarvan, is de Europese Gemeenschap bevoegd om tot internationale overeenkomsten toe te treden en de daaruit voortvloeiende verplichtingen die bijdragen tot de verwezenlijking van de in artikel 174, lid 1, van het EG-Verdrag genoemde doelstellingen na te komen.
In dat artikel omschrijft het Verdrag de doelstellingen van het beleid van de Gemeenschap op milieugebied als volgt: behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu, bescherming van de gezondheid van de mens, behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen en bevordering op internationaal vlak van maatregelen om het hoofd te bieden aan regionale of mondiale milieuproblemen.
Doordat een PRTR de toegang van het publiek tot milieu-informatie verbetert, is een dergelijk register een essentieel instrument ter intensivering van de bewustmaking van het publiek met betrekking tot milieuvraagstukken en ter bevordering van een betere tenuitvoerlegging van de milieuwetgeving. Een PRTR is ook voor de beleidsmakers zelf een krachtig informatie-instrument. Zo draagt het bij tot het versterken van de doeltreffendheid van het milieubeleid dat op het realiseren van bovengenoemde doelstellingen is gericht.
Door de ondertekening van zowel het Verdrag van Aarhus als het PRTR-protocol van deVN-ECE heeft de Europese Gemeenschap zich ertoe verbonden de noodzakelijke maatregelen te treffen om deze twee multilaterale milieuverdragen na te leven. De Commissie heeft daartoe passende wetsvoorstellen ingediend. Bovendien heeft de Gemeenschap haar bevoegdheid op dit gebied reeds uitgeoefend door de instelling van een heel de Gemeenschap bestrijkend Europees emissieregister van verontreinigende stoffen.
In het licht van bovenstaande overwegingen dient de Gemeenschap het VN-ECE-Protocol betreffende registers inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen te sluiten. De Raad wordt verzocht dit Protocol goed te keuren door de aanneming van het bijgaande voorstel voor een besluit.