Toelichting bij COM(2005)617 - Vaststelling, voor 2006, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de EG en, voor vaartuigen van de EG, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Achtergrond van het voorstel

Motivering en doel van het voorstel


De jaarlijkse verordening voor de vaststelling van de vangstmogelijkheden is het belangrijkste instandhoudingsinstrument in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Deze verordening is de afgelopen jaren steeds complexer geworden als gevolg van de invoering van beperkingen van de visserij-inspanning en tijdelijke maatregelen en afwijkingen die zijn vastgesteld in respectievelijk de herstelplannen en andere verordeningen over bijvoorbeeld technische maatregelen en de beperking van de visserij-inspanning voor diepzeesoorten. Bovendien moet bij de vaststelling van sommige TAC’s voor de gemengde visserij rekening worden gehouden met de verschillende soorten die samen worden gevangen. De ICES heeft het wetenschappelijk advies over de meeste bestanden die onder de verordening tot vaststelling van de vangstmogelijkheden vallen, op 14 oktober ter beschikking gesteld. Het door de Commissie ingestelde Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de Visserij (WTECV) heeft vergaderd van 7 tot en met 11 november. De verslagen van beide instanties vormen de basis van dit voorstel. Uit het advies van de ICES komt eens te meer naar voren dat de toestand van een groot aantal visbestanden in de wateren van de Gemeenschap deplorabel is. Bij de exploitatie van de meeste bestanden wordt het maximale potentiële opbrengstniveau overschreden. Voor talrijke bestanden ligt de bevissingsgraad boven het voorzorgsniveau - bij een aantal van de belangrijkste bestanden, waaronder de meeste kabeljauwbestanden, zelfs in die mate dat ze een zeer groot risico lopen zich niet meer te kunnen voortplanten. Krachtens Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad dient de Commissie jaarlijks de vangst- en inspanningsbeperkingen vast te stellen die ervoor moeten zorgen dat de visserij in de Gemeenschap vanuit ecologisch, economisch en sociaal oogpunt verantwoord verloopt.

Algemene achtergrond


De overexploitatie die bij de visserij op een groot aantal bestanden wordt geconstateerd, is terug te voeren op verschillende factoren, waarvan overbevissing de voornaamste is. Ondanks de vangstbeperkingen die de Raad elk jaar vaststelt, blijkt vaak meer te worden gevangen dan goed is voor een duurzame opbrengst, omdat de vastgestelde vangstniveaus soms te hoog zijn om een duurzame visserij te garanderen en omdat de handhaving van deze vangstbeperkingen in een aantal gevallen te wensen overlaat. Ter ondersteuning van de vangstbeperkingen zijn de afgelopen jaren in een aantal visserijtakken inspanningsbeperkingen ingevoerd en zijn voor sommige bestanden meerjarige herstelplannen met jaarlijkse vangstbeperkingen vastgesteld die tot doel hebben om via een geleidelijke verlaging van de visserijsterfte tot een duurzame visserij te komen. Slaagt men er niet in de vangsten en de visserij-inspanningen onder controle te houden, dan zullen de visbestanden onherroepelijk verder uitgeput geraken. Een verdere uitputting van de bestanden staat haaks op het streven van de Gemeenschap om met het gemeenschappelijk visserijbeleid de communautaire visserij duurzaam te maken.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied


De bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied verlopen op 31 december 2005.

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU


De voorgestelde maatregelen zijn opgesteld overeenkomstig de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid en zijn in overeenstemming met het beleid van de Gemeenschap inzake duurzame ontwikkeling.

1.

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Raadpleging van belanghebbende partijen



Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten


Bij het opstellen van het voorstel is rekening gehouden met het overleg dat overeenkomstig de hieronder uiteengezette beginselen heeft plaatsgevonden met de reeds opgerichte adviesraden en met het Comité voor de visserij en de aquacultuur.

Samenvatting van de reacties en de manier waarop daarmee rekening is gehouden De regionale adviesraden dringen erop aan dat eventuele wijzigingen aan de jaarlijkse TAC’s en quota geleidelijk worden ingevoerd, zodat de verstoring van de economische activiteit die dergelijke maatregelen op korte termijn met zich meebrengen, tot een minimum wordt beperkt. Zoals blijkt uit de onderstaande gedetailleerde toelichting, is het voorstel in overeenstemming met het beginsel van een geleidelijke aanpassing en een beperking van het aantal veranderingen van de visserijmogelijkheden.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid



Betrokken wetenschaps- en kennisgebieden


Biologie en economie in de visserijsector

Gebruikte instrumenten Raadpleging van een onafhankelijke, internationale, wetenschappelijke instantie (ICES) en organisatie van de voltallige vergadering van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de Visserij (WTECV), november 2005.

Belangrijkste geraadpleegde organisaties en deskundigen


- Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES), oktober 2005-Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de Visserij (WTECV)

Samenvatting van de ingewonnen en benutte adviezen


Er is gewezen op het bestaan van mogelijk ernstige risico’s met onomkeerbare gevolgen. Dat dergelijke risico’s bestaan wordt door niemand in twijfel getrokken.

Het ICES-advies wordt door het WTECV bevestigd en in sommige gevallen verder uitgewerkt.

Wijze waarop het deskundigenadvies beschikbaar is gemaakt voor het publiek


Alle rapporten van het WTECV worden, na de officiële vaststelling ervan door de Commissie, ter beschikking gesteld op de website van DG FISH.

Effectbeoordeling


De maatregelen ter beperking van de vangst en de visserij-inspanningen moeten door de Raad worden vastgesteld overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EG) nr. 2371/2002. De voorgestelde maatregelen leiden, op voorwaarde dat ze ten uitvoer worden gelegd, tot een algemene daling van de vangstmogelijkheden voor de vaartuigen van de Gemeenschap. Het voorstel bevat kortetermijnbesluiten, maar moet ook worden gezien als deel van een langetermijnaanpak om de visserij-inspanningen geleidelijk terug te brengen tot een duurzaam niveau. Het voorstel zal op korte termijn leiden tot lagere TAC’s en op langere termijn tot het herstel van de overbeviste bestanden en dus ook van de vangstmogelijkheden. Op middellange en lange termijn moet de gekozen aanpak resulteren in een afname van de visserij-inspanning en dus ook van de daarmee gepaard gaande milieu-impact, in een beperking van het aantal vaartuigen en/of de gemiddelde visserij-inspanning per vaartuig en in de handhaving of toename van de aanvoer.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Samenvatting van de voorgestelde maatregel


Om de met het GVB beoogde totstandbrenging van een biologisch, economisch en sociaal duurzame visserij te verwezenlijken, wordt in dit voorstel vastgesteld welke vangst- en inspanningsbeperkingen gelden voor de visserij in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, voor de visserij in internationale wateren.

Rechtsgrondslag


Artikel 20 van Verordening (EG) nr. 2371/

Subsidiariteitsbeginsel


Het voorstel betreft een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap valt. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

Evenredigheidsbeginsel


Het voorstel is om de onderstaande reden in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

Het GVB is een gemeenschappelijk beleid en moet derhalve krachtens verordeningen van de Raad ten uitvoer worden gelegd. Krachtens de betrokken verordening van de Raad worden vangstmogelijkheden aan de lidstaten toegewezen. De lidstaten mogen deze mogelijkheden zelf tussen de regio’s of de marktdeelnemers verdelen en beschikken dus over een ruime mate van vrijheid wanneer ze moeten beslissen aan de hand van welk sociaal/economisch model de aan hen toegewezen vangstmogelijkheden zullen worden geëxploiteerd.

Het voorstel heeft geen nieuwe financiële gevolgen voor de lidstaten. Dit soort verordening wordt elk jaar door de Raad vastgesteld en de openbare en particuliere middelen voor de tenuitvoerlegging van de onderhavige verordening zijn reeds beschikbaar.

Keuze van instrumenten



Voorgesteld instrument: verordening.

Andere instrumenten zouden om de onderstaande reden ongeschikt zijn. Dit is een voorstel voor het visserijbeheer, dat overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad jaarlijks met gekwalificeerde meerderheid van stemmen en bij verordening door de Raad moet ten uitvoer worden gelegd.

3.

Gevolgen voor de begroting



Het voorstel heeft geen gevolgen voor de EG-begroting.

4.

Aanvullende informatie



Vereenvoudiging



Het voorstel voorziet in vereenvoudiging van administratieve procedures voor overheidsinstanties (EU of nationaal).

De voorschriften voor de gegevensoverdracht inzake de toepassing van het beheer van de visserij-inspanning zijn vereenvoudigd. Een aantal van die voorschriften is reeds vastgesteld in andere verordeningen (bijv. over het verzamelen van gegevens). Bovendien hoeven de lidstaten de gegevens niet meer op regelmatige basis in te dienen, maar moeten zij de gegevens verzamelen en deze op verzoek aan de Commissie overleggen.

Evaluatie-/herzienings-/uitdovingsclausule

Het voorstel bevat een herzieningsclausule.

Het voorstel nader bekeken


Zoals de vorige jaren het geval was, worden de visbestanden op basis van het instandhoudingspeil ingedeeld in categorieën. Deze aanpak is bevorderlijk voor een transparante en billijke behandeling van bestanden die zich op Gemeenschapsniveau in een vergelijkbare situatie bevinden, en voor een onpartijdige behandeling van alle lidstaten. i) Bestanden waarvoor herstelplannen gelden In de eerste categorie zijn de bestanden ingedeeld waarvoor de Raad herstelplannen heeft vastgesteld (kabeljauw en noordelijke heek). De TAC’s voor deze bestanden moeten in overeenstemming zijn met de vangstbeperkingen die in de herstelplannen zijn opgenomen. Voorts bevatten de herstelplannen aanpassingen aan de visserij-inspanning. Het belang hiervan kan nauwelijks worden overschat. De TAC’s die in de herstelplannen zijn vastgesteld, liggen hoger dan door de wetenschappers werd aanbevolen, en waren alleen aanvaardbaar voor de Commissie op voorwaarde dat de Raad een langetermijnaanpak zou goedkeuren. Indien de door de Raad goedgekeurde herstelplannen niet worden nageleefd, komt de langetermijnaanpak van het visserijbeheer op de helling te staan. Let wel: een aantal kabeljauwbestanden kan inmiddels een dergelijk laag niveau hebben bereikt (gegevens over de reële vangsten zijn schaars) dat een strikte toepassing van de herstelplannen verre van eenvoudig is. Met betrekking tot bestanden waarvoor het door de Commissie voorgestelde herstelplan nog niet door de Raad is vastgesteld (tong in de Golf van Biskaje en het Westelijk Kanaal, platvis in de Noordzee en kabeljauw in de Oostzee), zijn de in het onderhavige voorstel opgenomen TAC's in overeenstemming met de vangstbeperkingen in het betrokken herstelplan.ii) Andere bestanden die zich buiten biologisch veilige grenzen bevinden Het hierboven beschreven akkoord (goedkeuring van TAC’s die hoger liggen dan door de wetenschappers was aanbevolen in ruil voor de verbintenis een langetermijnaanpak vast te stellen, bijv. in de vorm van een verklaring van de Raad) moet worden uitgebreid tot bestanden buiten biologisch veilige grenzen indien de betrokken sector door een plotse verlaging van de TAC zou worden verstoord en de Raad een dergelijke verlaging moeilijk kan goedkeuren. Net zoals bij de herstelplannen heeft deze aanpak alleen zin indien de Raad in de komende jaren de betrokken verbintenissen ook daadwerkelijk gestand doet. Overeenkomstig de verbintenis die de Raad van ministers in december vorig jaar is aangegaan, moet de visserijsterfte van bestanden die zich buiten biologisch veilige grenzen bevinden, worden beperkt, wil men het risico dat deze bestanden biologisch instorten, milderen. Er moet evenwel op worden toegezien dat de eventuele verstoring van de economische bedrijvigheid die sterfteverlagende maatregelen met zich meebrengen, tot een minimum wordt beperkt. Krachtens het voorstel mag een TAC met ten hoogste 15 % worden verlaagd. De sector heeft dit cijfer herhaaldelijk naar voren geschoven als een redelijke grenswaarde om interjaarlijkse vangstverschillen op te vangen. Op die manier wordt een compromis bereikt tussen de door de wetenschappers bepleite beperking van de biologische risico’s en de door de visserijsector geëiste stabiliteit van de TAC’s. iii) Overbeviste bestanden Voor bestanden die ten opzichte van het duurzame opbrengstniveau worden overbevist (in tegenstelling tot bestanden die het gevaar lopen in te storten) zijn de voorgestelde TAC’s in overeenstemming met het doel de visserijsterfte niet te verhogen. In dit verband dient rekening te worden gehouden met het voor 2006 geplande debat over de reductie van de visserijsterfte overeenkomstig het uitvoeringsplan van Johannesburg, dat tot doel heeft om tegen 2015 een exploitatie op MSY-niveau te bereiken (Maximum Sustainable Yield - maximaal door de visstand te verdragen oogst). De Commissie wil met het onderhavige voorstel niet vooruitlopen op het debat over de MSY-mededeling, maar wijst erop dat de TAC's voor 2006 in geen geval tegen die doelstelling mogen indruisen.iv) In de gemengde visserij gevangen bestanden In dit voorstel tot vaststelling van de TAC's wordt rekening gehouden met het feit dat in een groot aantal visserijtakken gemengd wordt gevist. Kwetsbare soorten worden vaak samen met andere commercieel belangrijke soorten gevangen. Bij het vaststellen van de TAC’s voor samen gevangen soorten is hiermee rekening gehouden om te vermijden dat kwetsbare soorten na de volledige benutting van de desbetreffende quota worden gevangen en teruggegooid (ook wel “zwarte aanvoer” genoemd).v) Bestanden van “papieren vis” Zoals de vorige jaren wordt voorgesteld om TAC’s voor bestanden die door alle lidstaten worden onderbevist, met 20 % te verlagen.vi) Overige bestanden In het voorstel zijn vangstbeperkingen geïntegreerd die door bepaalde regionale visserijorganisaties zijn overeengekomen. In afwachting van de resultaten van het overleg in november en december zijn er nog geen TAC’s beschikbaar voor bestanden in de wateren van Groenland en voor met Noorwegen gedeelde bestanden. Deze TAC’s krijgen de vermelding pro memoria (pm).- Beheer van de visserij-inspanning (bijlage III) Inspanningsbeperkingen blijven een essentieel onderdeel van de herstelplannen. In bijlage III van dit voorstel wordt het aantal dagen dat vissersvaartuigen op zee mogen doorbrengen beperkt, rekening houdend met het gebruikte vistuig en het betrokken vangstgebied. Om de activiteiten van vaartuigen die traditioneel op kabeljauw vissen, te verlagen, zijn de meest strikte beperkingen vastgesteld voor trawlers die zijn voorzien van netten met een grote maaswijdte. Ondanks de daling van de door dergelijke vaartuigen veroorzaakte visserijsterfte bij kabeljauw is de algemene visserijsterfte van deze soort in de Noordzee slechts met 12 % gedaald omdat de soort wijd verspreid is en in meer of mindere mate met bijna alle soorten vistuig wordt gevangen. Het is zelfs niet uitgesloten dat de visserijsterfte in sommige gebieden voor sommige soorten vistuig is toegenomen. Dit kan deels worden verklaard door het feit dat eigenaren als gevolg van bijlage III-voorschriften en andere instandhoudingsmaatregelen hun vaartuigen hebben uitgerust met netten met een kleinere maaswijdte, om zo meer zeedagen te krijgen. De toename van de visserij-inspanning in die segmenten komt overeen met de gedaalde inspanning in het wijdmazige segment en heeft wellicht geleid tot een grotere teruggooi van kleine kabeljauw. Volgens een recent verslag van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de Visserij (WTECV) worden in dit kleinmazige segment aanzienlijke hoeveelheden kabeljauw gevangen. Hoewel te weinig wetenschappelijke gegevens voorhanden zijn om de jaarlijkse doelstellingen van het herstelplan voor kabeljauw toe te passen (stijging van de biomassa met 30 %), is het duidelijk dat het biomassaniveau voor deze soort nog steeds erg laag is en dat de visserij-inspanning voor alle betrokken segmenten verder moet worden beperkt, wil het herstelplan een redelijke kans van slagen hebben. Het aantal zeedagen voor zuidelijke heek, langoustine en tong in het Westelijk Kanaal stemt overeen met de voor die bestanden vastgestelde herstelplannen. Tijdens de in Ispra gehouden WTECV-vergadering van september 2005 werd geconcludeerd dat het sluiten van een gebied geen goed alternatief is voor het beperken van de visserij-inspanning. In de Raadszitting van september 2005 was evenmin veel animo voor deze optie. Het bestaande systeem ter beperking van de visserij-inspanning (op basis van buitengaats doorgebrachte dagen) is tamelijk rigide. Bovendien wordt het politiek steeds moeilijker om een akkoord over een verlaging van het aantal visdagen per vaartuig te bereiken. De Commissie stelt voor dat de Raad in 2006 de vaststelling van een andere regeling voor de beperking van de visserij-inspanning in overweging neemt, die uitgaat van een maximumaantal kilowattdagen per lidstaat. - Andere aspecten die het visserijbeheer betreffen i) Beheer van de visserij-inspanning voor diepzeebestanden In december 2004 heeft de Raad vastgesteld dat de visserij-inspanning voor diepzeesoorten ten opzichte van 2003 met 10 % moest worden verlaagd. De Visserijcommissie voor het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC) heeft evenwel een verlaging met 30 % geëist. Gezien de internationale verplichtingen van de Gemeenschap en het herhaaldelijke advies van de ICES om bestanden te beschermen die vanwege hun extreem lage voortplantingsniveau uitermate kwetsbaar zijn en dringend bescherming nodig hebben, is een aanvullende verlaging met 20 % noodzakelijk. ii) Jaarbeheer van kortlevende soorten Voor bedreigde bestanden, zoals ansjovis in de Golf van Biskaje en zandspiering in de Noordzee, worden jaarbeheersystemen vastgesteld. In dergelijke gevallen wordt voor begin 2006 voorgesteld het bestand niet te bevissen. Pas als uit wetenschappelijke informatie blijkt dat de stand in die mate is toegenomen dat de soort weer commercieel kan worden bevist, wordt de visserij opengesteld op grond van een in de snelle procedure vastgestelde verordening van de Commissie.iii) Afwijkingen voor de visserij in de Middellandse Zee Aangezien het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van de visbestanden in de Middellandse Zee waarschijnlijk pas in 2006 zal worden vastgesteld, stelt de Commissie voor om de toepassing van de bestaande afwijkingen voor bepaalde visserijtakken in dat gebied te verlengen tot eind 2006.