Toelichting bij COM(2003)379 - Overbrenging van afvalstoffen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2003)379 - Overbrenging van afvalstoffen.
bron COM(2003)379 NLEN
datum 30-06-2003
1. INLEIDING

1.

Achtergrond


EN VAN DE HERZIENING

2.

Rechtsgrond



3.

Doel


STELLINGEN EN BELANGRIJKSTE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

4.1. Doelstellingen

4.2. Belangrijkste elementen

4.2.1. Het algemene procedurele raamwerk van het voorstel

4.2.2. Belangrijkste veranderingen in de opzet van de verordening

4.2.3. Belangrijkste wijzigingen en verduidelijkingen wat betreft het toepassingsgebied en de definities - Titel I

4.2.4. Belangrijkste wijzigingen en verduidelijkingen wat betreft transporten binnen de Gemeenschap - Titel II

4.2.5. Belangrijkste wijzigingen en verduidelijkingen wat betreft transporten binnen lidstaten - Titel III

4.2.6. Belangrijkste wijzigingen en verduidelijkingen wat betreft uitvoer uit en invoer in de Gemeenschap - Titels IV, V en VI

4.2.7. Belangrijkste wijzigingen en verduidelijkingen wat betreft de overige bepalingen - Titel VII

5. MILIEUASPECTEN

6. ECONOMISCHE ASPECTEN

7. INTERNE-MARKTASPECTEN

8. INTERNATIONALE ASPECTEN

9. HANDELSASPECTEN

4.

Subsidiariteit en evenredigheid



11. RAADPLEGING VAN DE BETROKKENEN

12. BIJLAGEN

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de overbrenging van afvalstoffen

TITEL I Toepassingsgebied en definities

TITEL II Overbrenging tussen lidstaten binnen de Gemeenschap of met doorvoer via derde landen

TITEL III Overbrenging binnen lidstaten

TITEL IV Uitvoer uit de Gemeenschap naar derde landen

TITEL V Invoer in de Gemeenschap vanuit derde landen

TITEL VI Doorvoer via de Gemeenschap vanuit en naar derde landen

TITEL VII Overige bepalingen

BIJLAGE I A 103

BIJLAGE IB 106

BIJLAGE II 110

BIJLAGE III Lijst van afvalstoffen die vergezeld moeten gaan van bepaalde informatie ("groene" lijst van afvalstoffen) 114

BIJLAGE IV Lijst van afvalstoffen waarvoor de procedure van schriftelijke kennisgeving en toestemming geldt ("oranje" lijst van afvalstoffen) 117

BIJLAGE IV A Afvalstoffen opgenomen in bijlage III maar waarvoor de procedure van schriftelijke kennisgeving en toestemming geldt (artikel 3, lid 3) 120

BIJLAGE V Afvalstoffen waarvoor het uitvoerverbod van artikel 37 geldt 121

BIJLAGE VI Formulier inzake vooraf goedgekeurde inrichtingen (artikel 15) 181

BIJLAGE IX Richtsnoeren voor een milieuhygiënisch verantwoord beheer (artikel 42) 184

BIJLAGE X Aanvullende vragenlijst in verband met de rapportageplicht van de lidstaten als bedoeld in artikel 54, lid 2 185


TOELICHTING

5.

Inleiding



De Gemeenschap heeft bij Richtlijn 84/631/EEG van de Raad van 6 december 1984  i maatregelen getroffen inzake toezicht en controle op het transport van afvalstoffen. Deze richtlijn, die op 1 oktober 1985 in werking trad, had betrekking op het transport van gevaarlijk afval; zij verlangde dat de betrokken landen vooraf in kennis zouden worden gesteld zodat zij bezwaar zouden kunnen maken tegen een bepaald transport.

Richtlijn 84/631/EEG werd gewijzigd bij Richtlijn 86/279/EEG van de Raad van 12 juni 1986  i, waarbij aanvullende maatregelen werden getroffen om het toezicht op de uitvoer van afval uit de Gemeenschap te verbeteren. Later stelde de Commissie volgens de voorgeschreven comitéprocedure diverse technische wijzigingen op deze richtlijnen vast  i.

In 1990 diende de Commissie naar aanleiding van internationale ontwikkelingen in verband met het Verdrag van Bazel en binnen de OESO het voorstel  i voor de huidige Afvaltransportverordening (EEG) nr. 259/93 van 1 februari 1993 in. Om ervoor te zorgen dat de regels in alle lidstaten gelijktijdig en op dezelfde wijze zouden worden toegepast, werd aan een verordening de voorkeur gegeven boven een richtlijn. Bij de omzetting en tenuitvoerlegging van de richtlijnen van 1984 en 1986 was er namelijk grote vertraging ontstaan en in sommige lidstaten werd er zelfs in het geheel geen uitvoering aan gegeven.

In 1993 werd daarom een verordening vastgesteld die op 9 februari 1993 in werking trad en op 6 mei 1994 van toepassing werd. Deze heeft sindsdien enkele technische wijzigingen ondergaan volgens de voorgeschreven comitéprocedure  i.

6.

Achtergrond


EN VAN DE HERZIENING

Wettelijke verplichting

Het Verdrag van Bazel van 22 maart 1989 inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan  i, als gewijzigd, en Besluit C(1992)39/FINAL betreffende het toezicht op de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen bestemd voor handelingen tot nuttige toepassing, als gewijzigd, vormen de belangrijkste pijlers van de verordening van 1993.

Recente ontwikkelingen in verband met het Verdrag van Bazel, met name de vaststelling van twee gedetailleerde lijsten van afvalstoffen als bijlagen VIII en IX bij het verdrag in november 1998 hebben de OESO ertoe gebracht haar besluit van 1992 te herzien teneinde de lijsten en bepaalde voorschriften in overeenstemming te brengen met het Verdrag van Bazel. Deze herziening heeft geleid tot de goedkeuring van Besluit C(2001)107 final van de OESO-Raad op 14 juni 2001  i. Om dit gewijzigde besluit in de Gemeenschap te kunnen toepassen is het juridisch noodzakelijk de verordening aan te passen.

In de Conclusies van de Raad  i waarbij de lidstaten worden gemachtigd om namens de Gemeenschap te stemmen vóór het gewijzigde OESO-besluit zoals opgenomen in OESO-document C(2001)107, staat uitdrukkelijk dat het genoemde besluit pas bindend voor de lidstaten en de Gemeenschap wordt nadat alle noodzakelijke procedures van de Gemeenschap zijn afgerond. De Commissie is dus wettelijk verplicht de huidige verordening te herzien om het gewijzigde OESO-besluit te kunnen toepassen  i.

Gelegenheid tot verbetering

Na de inwerkingtreding van Verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad hebben zich herhaaldelijk problemen voorgedaan met de toepassing, het beheer en de handhaving ervan.

Sinds 1999 wordt er met de lidstaten en de andere spelers over deze problemen gesproken. Naar aanleiding daarvan wordt een herziening van de verordening noodzakelijk geacht. De wettelijk noodzakelijke herziening biedt de gelegenheid om ook andere kwesties dan die welke direct met de tenuitvoerlegging van het OESO-amendement samenhangen te behandelen en om daarover juridische duidelijkheid te scheppen.

Het is de bedoeling van de Commissie geweest om tot een zo groot mogelijke wereldwijde harmonisatie op het gebied van afvalstoffentransporten te komen zonder afbreuk te doen aan de algemene doelstelling, dat wil zeggen de bescherming van het milieu. De tenuitvoerlegging van de voorschriften en uitgangspunten van het Verdrag van Bazel heeft daarom centraal gestaan bij dit voorstel.

Ten slotte zijn de bepalingen van de verordening herschikt en gestroomlijnd om de logica ervan beter naar voren te brengen en de duidelijkheid te verhogen.

7.

Rechtsgrond



Het hoofddoel van de verordening van 1993 was de bescherming van het milieu. Dit is ook bij het nieuwe voorstel het hoofddoel, zodat artikel 175 van het EG-Verdrag met betrekking tot het milieu de rechtsgrond vormt. Dit is in overeenstemming met het besluit van de Raad om Verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad te baseren op artikel 130 S (huidig artikel 175) en met het arrest van het Hof van Justitie, dat bevestigde dat de verordening terecht gebaseerd was op artikel 130 S en niet op artikel 100 (huidig artikel 94, interne markt).

Bij de bepalingen van de titels IV, V en VI inzake uitvoer uit, invoer in en doorvoer via de Gemeenschap van en uit derde landen, gaat het evenwel enerzijds om voorschriften die gericht zijn op een algemene milieudoelstelling en anderzijds op internationale handelsvoorschriften; milieuvoorschriften zijn derhalve ook van toepassing op het handelsbestel en hangen hier dus nauw mee samen. De rechtsgrond voor deze specifieke bepalingen van de drie genoemde titels is daarom artikel 133 van het EG-Verdrag.

8.

Doel


STELLINGEN EN BELANGRIJKSTE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

4.1. Doelstellingen

Zoals al is beschreven in punt 2 heeft het voorstel vier hoofddoelstellingen:

- verwerking van Besluit C(2001) 107 van de OESO-Raad van 14 juni 2001 in de wetgeving van de Gemeenschap;

- oplossing van problemen bij de toepassing, het beheer en de handhaving van de verordening van 1993 en verhoging van de juridische duidelijkheid;

- wereldwijde harmonisatie op het gebied van grensoverschrijdende transporten van afvalstoffen;

- herschikking van de artikelen van de verordening.

Om deze doelstellingen te bereiken worden bij de herziening diverse onderdelen en aspecten van Verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad gewijzigd. Het gaat onder meer om:

- veranderingen in de structuur;

- veranderingen en verduidelijkingen in de definities en een verheldering van het toepassingsgebied (titel I);

- veranderingen en verduidelijkingen in de procedures voor het transport van afvalstoffen (titels II t/m VI):

- tussen lidstaten (titel II),

- binnen lidstaten (titel III),

- voor de uitvoer uit en de invoer in de Gemeenschap (titels IV, V en VI);

- veranderingen in de overige bepalingen van de verordening (titel VII).

4.2. Belangrijkste elementen

4.2.1. Het algemene procedurele raamwerk van het voorstel

De belangrijkste elementen van het voorstel voor het procedurele raamwerk luiden als volgt:

Bij afvalstoffentransporten moeten verschillende procedures en controleregelingen worden gevolgd, afhankelijk van het soort getransporteerd afval en van de aard van de behandeling die het afval op de plaats van bestemming zal ondergaan. Afhankelijk van de risico's van de afvalstoffen en de wijze van nuttige toepassing of verwijdering gelden andere controlevoorschriften.

Procedure van voorafgaande schriftelijke kennisgeving en toestemming:

Voor transporten van alle voor verwijdering bestemde afvalstoffen en transporten van gevaarlijke en semi-gevaarlijke voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen geldt de procedure van voorafgaande schriftelijke kennisgeving en toestemming.

Dit betekent dat wanneer een producent of inzamelaar van afvalstoffen - de kennisgever - van plan is voor nuttige toepassing of verwijdering bestemde gevaarlijke of semi-gevaarlijke afvalstoffen van bijlage IV of voor verwijdering bestemde ongevaarlijke afvalstoffen van bijlage III te transporteren, hij daarvan vooraf schriftelijke kennisgeving moet doen aan de voor de plaats van verzending bevoegde autoriteiten.

De kennisgever doet kennisgeving door het zogenaamde kennisgevingsdocument en het vervoersdocument in te vullen. Daarmee dient hij de informatie en documentatie in die nodig zijn om een beoordeling te maken van het transport.

Op het moment van kennisgeving dient de kennisgever al een contract te hebben gesloten met de ontvanger over de nuttige toepassing of verwijdering van de afvalstoffen waarop de kennisgeving betrekking heeft. Ook moet hij een borgsom hebben gestort of een gelijkwaardige verzekering hebben gesloten zodat het transport gedekt is tot de nuttige toepassing of verwijdering voltooid is.

Na ontvangst van de correct ingevulde kennisgeving stuurt de bevoegde autoriteit van verzending een kopie van de kennisgeving aan de overige betrokken bevoegde autoriteiten en aan de ontvanger en brengt zij de kennisgever daarvan op de hoogte. De bevoegde autoriteit van verzending dient de kennisgeving binnen drie werkdagen na ontvangst door te zenden.

Wanneer de bevoegde autoriteit van bestemming een kopie van de kennisgeving van de bevoegde autoriteit van verzending ontvangt en meent dat de kennisgeving volledig is, stuurt zij de kennisgever een ontvangstbevestiging.

Deze ontvangstbevestiging vormt het startschot voor een termijn van 30 dagen binnen welke de bevoegde autoriteiten van bestemming, verzending en doorvoer ofwel toestemming moeten verlenen voor het aangemelde transport ofwel bezwaar ertegen moeten maken.

De begrippen 'correct ingevuld' en 'volledig' zijn gedefinieerd in artikel 5, lid 2, respectievelijk lid 3, van de verordening.

De bevoegde autoriteiten van bestemming en van verzending moeten schriftelijk toestemming verlenen aan de kennisgever. De bevoegde autoriteit van doorvoer mag daarentegen ook stilzwijgende toestemming verlenen. Dit betekent dat de bevoegde autoriteit van doorvoer, als zij niet binnen de termijn van 30 dagen bezwaar maakt, geacht wordt toestemming te hebben verleend.

Een transport mag pas van start gaan nadat de kennisgever:

1) schriftelijke toestemming van de bevoegde autoriteit van verzending heeft gekregen;

2) schriftelijke toestemming van de bevoegde autoriteit van bestemming heeft gekregen; en

3) schriftelijke toestemming van de bevoegde autoriteit van doorvoer heeft gekregen of wanneer de termijn van 30 dagen is verstreken zodat er vanuit mag worden gegaan dat stilzwijgende toestemming is verleend.

Een afvalstoffentransport moet vergezeld gaan van een afschrift van het kennisgevingsdocument en het vervoersdocument, met inbegrip van de afschriften van de toestemmingen die de bevoegde autoriteiten hebben verleend.

Zoals hierna duidelijk zal worden, dient dit procedurele raamwerk tevens als uitgangspunt voor de procedure bij invoer in en uitvoer uit de Gemeenschap, zij het met de wijzigingen die nodig zijn om aan het Verdrag van Bazel te voldoen.

Algemene informatieplicht:

Op transporten van voor nuttige toestemming bestemde ongevaarlijke afvalstoffen van bijlage III is de procedure van voorafgaande schriftelijke kennisgeving niet van toepassing. Voor dergelijke transporten geldt enkel de algemene informatieplicht, dat wil zeggen dat zij vergezeld moeten gaan van bepaalde informatie en documentatie.

Ook dient een contract te zijn gesloten tussen de opdrachtgever voor het transport en de ontvanger met betrekking tot de nuttige toepassing van het getransporteerde afval. Het transport moet vergezeld gaan van een bewijs van het bestaan van een dergelijk contract.

Er wordt aan herinnerd dat voor transporten van ongevaarlijke afvalstoffen van bijlage III die bestemd zijn voor nuttige toepassing in landen waar het OESO-besluit niet van toepassing is, een aparte regeling blijft gelden, waarin artikel 38 voorziet (zie punt 4.2.6).

4.2.2. Belangrijkste veranderingen in de opzet van de verordening

De opzet van de voorgestelde herziening is in grote lijnen identiek met die van de verordening van 1993, dat wil zeggen een indeling in titels op basis van de bestemming van het afval.

Titel II: Overbrenging tussen lidstaten binnen de Gemeenschap of met doorvoer via derde landen Titel III: Overbrenging binnen lidstaten Titel IV: Uitvoer uit de Gemeenschap naar derde landen Titel V: Invoer in de Gemeenschap vanuit derde landen Titel VI: Doorvoer via de Gemeenschap vanuit en naar derde landen Titel VII: Overige bepalingen

De voornaamste verandering is dat alle artikelen die nu zijn opgenomen in titel VII, 'Gemeenschappelijke bepalingen', en een deel van de artikelen die nu in titel VIII, 'Overige bepalingen', zijn opgenomen, zijn verplaatst naar titel II betreffende intracommunautaire transporten. Dit is mogelijk geworden dankzij het feit dat de logica van de voorschriften voor uitvoer uit en invoer in de Gemeenschap is veranderd zodat de bepalingen van titel II ook hierop mutatis mutandis kunnen worden toegepast (zie punt 4.2.6), met dien verstande dat bepaalde wijzigingen en toevoegingen noodzakelijk zijn om aan de bepalingen van het Verdrag van Bazel te voldoen. Een afzonderlijke titel met gemeenschappelijke (procedurele) bepalingen is daarmee overbodig geworden.

De algemene logica van de herziening is dat de voorschriften inzake intracommunautaire transporten van titel II de grondslag voor de gehele verordening vormen. Titel II bevat daarom ook de gemeenschappelijke bepalingen.

Titel II is verdeeld in zes hoofdstukken:

Hoofdstuk 1: Voorafgaande schriftelijke kennisgeving en toestemming Hoofdstuk 2: Algemene informatie-eisen Hoofdstuk 3: Algemene eisen Hoofdstuk 4: Terugnameplicht Hoofdstuk 5: Algemene administratieve bepalingen, en Hoofdstuk 6: Overbrenging binnen de Gemeenschap maar met doorvoer via derde landen

De titels IV en V bestaan elk uit drie hoofdstukken:

Hoofdstuk 1: Voor verwijdering bestemde afvalstoffen Hoofdstuk 2: Voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen, en Hoofdstuk 3: Algemene bepalingen

In titel VII staan de bepalingen die niet relevant zijn voor het procedurele gedeelte van de verordening. Hoofdstuk 1 bevat de overige voorschriften voor de lidstaten in verband met handhaving, verslaglegging, internationale samenwerking en aanwijzing van de bevoegde autoriteiten, correspondenten en douanekantoren in het kader van de verordening. Hoofdstuk 2 bevat de overige bepalingen in verband met de bijeenkomsten van de correspondenten, de wijziging van de bijlagen, bijkomende maatregelen, intrekking van besluiten, overgangsmaatregelen en de inwerkingtreding en toepasbaarheid.

4.2.3. Belangrijkste wijzigingen en verduidelijkingen wat betreft het toepassingsgebied en de definities - Titel I

1. Toepassingsgebied: Artikel 1 is ingekort en passages die niet strikt betrekking hadden op het toepassingsgebied, zijn naar de betrokken artikelen verplaatst.

In lid 4 wordt duidelijker gesteld dat transporten vanuit het Zuidpoolgebied door de Gemeenschap onder het in de verordening verwerkte uitvoerverbod van het Verdrag van Bazel vallen (zie punt 4.2.6, onder 2)).

Het huidige artikel 1, lid 3, onder c) en onder d), betreffende 'uitzonderlijke gevallen', met betrekking tot de controle op ongevaarlijke afvalstoffen van bijlage II (bijlage III van het voorstel) is verplaatst naar artikel 3, een nieuwe inleidend artikel over het algemene procedurele raamwerk.

Ten slotte is het toepassingsgebied van de verordening voor wat betreft afvalstoffen van bijlage III, verduidelijkt.

2. Definities: De gebruikte terminologie van 'kennisgever', 'ontvanger', 'verzending' en 'bestemming' in plaats van achtereenvolgens 'exporteur', 'importeur', 'uitvoer' en 'invoer' is niet geharmoniseerd met de terminologie van het Verdrag van Bazel en het OESO-besluit van 2001. Anders zou voor intracommunautaire transporten een andere terminologie moeten worden gebruikt dan bij invoer in en uitvoer uit de Gemeenschap. Om dezelfde reden is ook de term 'overbrenging' gehandhaafd.

Enkele nieuwe definities zijn toegevoegd: 'gevaarlijke afvalstoffen', 'mengsel van afvalstoffen', 'milieuhygiënisch verantwoord beheer', 'producent', 'houder', 'inzamelaar', 'kennisgevingsdocument en vervoersdocument', 'bevoegde autoriteit', 'landen en gebieden overzee', 'douanekantoor van uitvoer uit de Gemeenschap', 'douanekantoor van uitgang uit de Gemeenschap', 'douanekantoor van binnenkomst in de Gemeenschap', evenals 'Gemeenschap', 'invoer' en 'grensoverschrijdende overbrenging'.

Voorgesteld wordt de algemene definitie van 'bevoegde autoriteit' te wijzigen en in overeenstemming met het Verdrag van Bazel te brengen, onder meer om in te spelen op de ongerustheid in verband met wederinvoer in de Gemeenschap van militair afval door de strijdkrachten van de lidstaten. Ingeval er geen bevoegde autoriteit is aangewezen worden de wettelijke autoriteiten van het land of de regio onder de rechtsmacht waarvan een grensoverschrijdend transport van afvalstoffen valt, als de bevoegde autoriteit beschouwd, ook als het om militaire autoriteiten gaat.

Een definitie van 'milieuhygiënisch verantwoord beheer' is toegevoegd. Zij weerspiegelt de definitie uit het Verdrag van Bazel en wordt gebruikt wanneer het gaat om uitvoer uit of invoer in de Gemeenschap. Bij intracommunautaire transporten is de doelstelling ervoor zorgen dat afvalstoffen nuttig worden gebruikt of worden verwijderd zonder gevaar voor de gezondheid van mens of schade aan het milieu, zoals is bepaald in artikel 4 van Richtlijn 75/442/EG  i, als gewijzigd.

Ten slotte zij erop gewezen dat de definitie van 'kennisgever' verplaatst is van de definities naar artikel 4 en verhelderd is. Voorgesteld wordt om de eerste drie categorieën kennisgevers in de hiërarchie van kennisgevers - namelijk de eerste producent, de nieuwe producent en de inzamelaar (van kleine hoeveelheden uit verschillende bronnen) op gelijke voet te behandelen, zie artikel 4, lid 2.

De kennisgever is derhalve:

a) de persoon door wiens werkzaamheden de afvalstoffen zijn ontstaan; of

b) de bevoegde persoon die voorbehandelingen, vermengingen of andere bewerkingen verricht waardoor de aard of de samenstelling van de afvalstoffen vóór het transport is gewijzigd; of

c) een bevoegde inzamelaar die de over te brengen afvalstoffen uit diverse kleine hoeveelheden van eenzelfde soort afvalstoffen uit verschillende bronnen heeft samengesteld.

Alleen als bovengenoemde personen onbekend, insolvabel of anderszins niet beschikbaar zijn, mag de kennisgever door een erkende inzamelaar of een geregistreerde handelaar of makelaar geschieden. Ten slotte mag de kennisgeving, in derde instantie, door de houder geschieden.

4.2.4. Belangrijkste wijzigingen en verduidelijkingen wat betreft transporten binnen de Gemeenschap - Titel II

Titel II bevat de belangrijkste bepalingen van de verordening. Zoals gezegd is deze wijziging in de eerste plaats ingegeven door het feit dat deze bepalingen mutatis mutandis kunnen worden toegepast op uitvoer uit en invoer in de Gemeenschap, zij het met bepaalde wijzigingen en toevoegingen, en in de tweede plaats door het feit dat ongeveer 79% van alle transporten waarbij lidstaten zijn betrokken tussen lidstaten binnen de Gemeenschap plaatsvindt  i.

De belangrijkste wijzigingen in het voorstel ten opzichte van de verordening van 1993 zijn:

1. Lijsten: Het aantal lijsten is teruggebracht van drie naar twee.

De huidige lijsten weerspiegelen de lijsten van het OESO-besluit van 1992, waarbij afvalstoffen in drie categorieën zijn ingedeeld:

- ongevaarlijke afvalstoffen, opgenomen in bijlage II / de groene lijst;

- semi-gevaarlijke afvalstoffen, opgenomen in bijlage III / de gele lijst;

- gevaarlijke afvalstoffen, opgenomen in bijlage IV / de rode lijst.

In overeenstemming met het OESO-besluit van 2001 wordt voorgesteld de huidige bijlagen III en IV in één bijlage - bijlage IV - onder te brengen en de huidige bijlage II als bijlage III te behouden.

Eveneens in overeenstemming met het OESO-besluit van 2001 wordt voorgesteld de bijlagen II en VIII bij het Verdrag van Bazel in bijlage IV van de verordening en bijlage IX bij het Verdrag van Bazel in bijlage III van de verordening op te nemen. In de bijlagen II, VIII en IX bij het Verdrag van Bazel staan achtereenvolgens 'categorieën afvalstoffen die bijzondere aandacht behoeven' (bijlage II), gevaarlijke afvalstoffen (bijlage VIII) en ongevaarlijke afvalstoffen (bijlage IX).

2. Procedures: Het corresponderende aantal procedures is teruggebracht van drie naar twee.

In de verordening van 1993 zijn drie procedures vastgelegd, die afhankelijk zijn van de indeling en de bestemming van de afvalstoffen waarop de kennisgeving betrekking heeft.

- Voor ongevaarlijke afvalstoffen van bijlage II die voor nuttige toepassing zijn bestemd, geldt uitsluitend de eis dat zij vergezeld moeten gaan van bepaalde informatie.

- Voor semi-gevaarlijke afvalstoffen van bijlage III die voor nuttige toepassing zijn bestemd geldt de procedure van voorafgaande kennisgeving en stilzwijgende toestemming.

- Voor gevaarlijke afvalstoffen van bijlage IV, niet ingedeelde afvalstoffen die voor nuttige toepassing zijn bestemd en alle voor verwijdering bestemde afvalstoffen geldt de procedure van voorafgaande kennisgeving en schriftelijke toestemming.

Om de verordening te vereenvoudigen wordt voorgesteld het aantal procedures terug te brengen tot twee. Eén procedure heeft betrekking op de informatie-eisen ten aanzien van afvalstoffen van bijlage III die bestemd zijn voor nuttige toepassing  i. De andere heeft betrekking op de voorafgaande kennisgeving met schriftelijke toestemming die voor alle andere transporten nodig is, namelijk voor transporten van voor verwijdering bestemde afvalstoffen en voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen van bijlage IV. Stilzwijgende toestemming blijft mogelijk voor de bevoegde autoriteit van doorvoer.

Op dit punt wijkt het voorstel af van het OESO-besluit van 2001, dat stilzwijgende toestemming en de mogelijkheid van schriftelijke toestemming voor gevaarlijke en semi-gevaarlijke afvalstoffen van bijlage IV die bestemd zijn voor nuttige toepassing voorschrijft ("gele" lijst - 'gele' controleprocedure). Aangezien de lijsten van gevaarlijke afvalstoffen (de 'rode' lijst ) en de lijst van semi-gevaarlijke afvalstoffen (de 'gele' lijst) zijn samengevoegd, is de huidige procedure voor gevaarlijke afvalstoffen, voorafgaande kennisgeving met schriftelijke toestemming ("rode" lijst - 'rode' controleprocedure), in het OESO-besluit van 2001 komen te vervallen. Er zij op gewezen dat het OESO-besluit alleen betrekking heeft op afvalstoffen die voor nuttige toepassing zijn bestemd.

Er zijn uitlopende redenen om op dit punt af te wijken van het OESO-besluit van 2001 en schriftelijke toestemming verplicht te stellen. In de eerste plaats wordt het vanuit milieu-oogpunt onwenselijk geacht om stilzwijgende toestemming van de bevoegde autoriteiten van bestemming en verzending toe te staan voor transporten van alle gevaarlijke afvalstoffen die nu in lijst IV zijn opgenomen. In de tweede plaats stelt het Verdrag van Bazel schriftelijke toestemming van alle betrokken autoriteiten verplicht als het gaat om transporten van gevaarlijke afvalstoffen. In de derde plaats zou er geen voordeel worden bereikt in termen van een vereenvoudiging van de procedures, omdat ook als stilzwijgende toestemming mogelijk zou zijn voor transporten van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen, de schriftelijke toestemming toch zou moeten worden gehandhaafd voor alle voor verwijdering bestemde afvalstoffen. In de vierde plaats verhoogt schriftelijke toestemming de juridische duidelijkheid voor alle betrokkenen; daarom verdient deze zowel vanuit het oogpunt van controle als vanuit een handhavingsstandpunt de voorkeur.

Samengevat ziet het voorstel voor een vereenvoudigd procedureel raamwerk er als volgt uit:

- Transporten van ongevaarlijke afvalstoffen van bijlage III die voor nuttige toepassing zijn bestemd, dienen vergezeld te gaan van bepaalde informatie.

- Voor transporten van alle afvalstoffen van bijlage IV, zowel de gevaarlijke als de semi-gevaarlijke, en niet in de bijlagen opgenomen afvalstoffen die voor verwijdering zijn bestemd, is voorafgaande kennisgeving en schriftelijke (van doorvoerlanden stilzwijgende) toestemming vereist.

3. Toestemming van de afzonderlijke bevoegde autoriteiten: Voorgesteld wordt dat de bevoegde autoriteiten op individuele basis en binnen 30 dagen toestemming moeten verlenen.

Zoals al onder 2 werd opgemerkt, wijkt het voorstel op dit punt af van het OESO-besluit van 2001: volgens het voorstel dient schriftelijke toestemming de regel te zijn (behalve voor de bevoegde autoriteit van doorvoer).

Wat het verlenen van toestemming betreft, bepaalt het OESO-besluit ook dat de bevoegde autoriteiten elk afzonderlijk toestemming moeten geven. Dat geldt ook bij de huidige verordening van 1993 met betrekking tot afvalstoffen die voor nuttige toepassing zijn bestemd. Met betrekking tot voor verwijdering bestemde afvalstoffen bepaalt de huidige regeling evenwel dat de bevoegde autoriteit van bestemming alleen toestemming voor een aangemeld transport verleent als er geen bezwaren komen van de overige betrokken bevoegde autoriteiten. Voor de bevoegde autoriteiten gelden dus uiteenlopende termijnen aangezien de bevoegde autoriteit van bestemming eerst de reactie van de overige bevoegde autoriteiten moet afwachten.

De redenen waarom als voornaamste en algemene regel wordt voorgesteld dat de bevoegde autoriteiten op individuele basis toestemming moeten verlenen, luiden als volgt: In de eerste plaats maakt dit het mogelijk één enkele termijn voor alle bevoegde autoriteiten vast te stellen (30 dagen na verzending van de bevestiging door de bevoegde autoriteit van bestemming). In de tweede plaats kan hierdoor een ander, voor de stroomlijning van het voorstel noodzakelijk element worden behouden, namelijk dat de voorschriften voor intracommunautaire transporten mutatis mutandis ook bij in- en uitvoer kunnen worden toegepast. Zonder individuele toestemming zou het noodzakelijk zijn specifieke voorschriften vast te stellen voor landen waarin het OESO-besluit van toepassing is.

4. Verwerking van de kennisgeving door de bevoegde autoriteit van verzending: Voorgesteld wordt dat de kennisgeving door de kennisgever wordt ingediend bij de bevoegde autoriteit van verzending. De bevoegde autoriteit van verzending stuurt de kennisgeving dan door naar de overige betrokken bevoegde autoriteiten en naar de ontvanger.

Momenteel kunnen de lidstaten beslissen of een kennisgeving via de bevoegde autoriteit van verzending naar de betrokken landen wordt verstuurd of dat deze door de kennisgever aan alle betrokken bevoegde autoriteiten moet worden gezonden.

Voorgesteld wordt de lidstaten hierin niet langer vrij te laten en te bepalen dat een kennisgeving aan de bevoegde autoriteit van verzending moet worden gericht en door deze wordt doorgeleid. Volgens het Verdrag van Bazel moeten kennisgevingen door de bevoegde autoriteit van verzending worden behandeld, terwijl dit in het OESO-besluit van 2001 facultatief is.

Om een uniforme toepassing van de verordening te garanderen, wordt het beter geacht een einde te maken aan de door de huidige verordening geboden procedurele vrijheid. Bovendien wordt verwacht dat kennisgevingen efficiënter kunnen worden behandeld als zij door de bevoegde autoriteit van verzending worden doorgeleid. In de meeste gevallen kan dan door de bevoegde autoriteit van verzending worden gecontroleerd of aan de basiseisen ten aanzien van de in de kennisgeving opgenomen informatie en documentatie is voldaan.

5. Procedurele waarborgen voor de kennisgever: Wanneer de kennisgeving door de bevoegde autoriteit van verzending wordt verwerkt, zou het systeem kunnen worden misbruikt om transporten in feite te blokkeren. Om dergelijk misbruik te voorkomen zijn diverse waarborgen in de procedure opgenomen.

In de eerste plaats wordt het begrip 'correct ingevuld' kennisgevingsdocument ingevoerd om precies aan te geven wanneer een kennisgeving door de bevoegde autoriteit van verzending moet worden doorgeleid naar de overige bevoegde autoriteiten en naar de ontvanger.

In de tweede plaats wordt het begrip 'volledig' kennisgevingsdocument gebruikt om precies aan te geven wanneer de termijn van 30 dagen voor het verlenen van toestemming en/of het indienen van bezwaren ingaat.

In verband met deze twee begrippen wordt onderscheid gemaakt tussen a) informatie en documentatie die moet worden vermeld in of als bijlage moet worden toegevoegd aan het kennisgevingsdocument, en b) aanvullende informatie en documentatie waarom de betrokken bevoegde autoriteiten mogen vragen zodra zij een kennisgeving hebben ontvangen.

In de derde plaats wordt in een nieuwe bijlage opgenomen welke informatie en documentatie mag worden verlangd en in welk stadium van het kennisgevingsproces.

In de vierde plaats krijgt de kennisgever de mogelijkheid om, binnen een bepaalde termijn, de bevoegde autoriteit van verzending te vragen een gemotiveerde verklaring te geven van waarom zij een kennisgeving niet als volledig beschouwt. Dankzij deze uitdrukkelijke motivering kan de kennisgever een dergelijk besluit in een administratieve bezwaar- of beroepsprocedure of bij de rechter aanvechten.

6. Bezwaren tegen transporten: Voorgesteld wordt duidelijk te maken dat ook in de volgende situaties bezwaar kan worden gemaakt tegen transporten van voor nuttige toepassing of verwijdering bestemde afvalstoffen:

- om ervoor te zorgen dat de betrokken afvalstoffen worden behandeld in inrichting die onder Richtlijn 96/61/EG inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging valt, maar die niet de in artikel 9, lid 4, van die richtlijn gedefinieerde beste beschikbare technieken toepast (wanneer het afval is bestemd voor verwijdering of voor nuttige toepassing);

- om ervoor te zorgen dat de betrokken afvalstoffen worden behandeld in overeenstemming met bindende milieubeschermingsvoorschriften inzake verwijdering of nuttige toepassing die in de Gemeenschapswetgeving zijn neergelegd (wanneer het afval voor verwijdering of voor nuttige toepassing is bestemd);

- om ervoor te zorgen dat de betrokken afvalstoffen worden behandeld in overeenstemming met afvalbeheersplannen die zijn opgesteld krachtens artikel 7 van Richtlijn 75/442/EEG teneinde de in de Gemeenschapswetgeving opgenomen juridisch bindende verplichtingen inzake nuttige toepassing of hergebruik na te komen (wanneer het afval voor nuttige toepassing is bestemd).

De algemene doelstelling van de kaderrichtlijn voor afvalstoffen  i is het bevorderen van de preventie en nuttige toepassing van afvalstoffen. In een aantal instrumenten van de EU-wetgeving, waaronder de Verpakkingsrichtlijn  i, de Afvalolierichtlijn  i, de Autowrakkenrichtlijn  i, de Afvalstortrichtlijn  i en de Richtlijn afgedankte elektrische en elektronische apparatuur  i zijn prioriteiten en doelstellingen ten aanzien van nuttige toepassing en recycling vastgelegd, evenals andere bindende eisen voor de lidstaten ten aanzien van de behandeling van afvalstoffen. Daarom wordt het wenselijk geacht in de verordening duidelijk te maken dat wanneer de betrokken afvalstoffen onder dergelijke communautaire verplichtingen vallen, er in twee gevallen bezwaar tegen een transport kan worden gemaakt. Het eerste geval is wanneer niet wordt voldaan aan technische voorschriften die op EU-niveau bindend zijn. Het tweede geval is wanneer de betrokken afvalstoffen niet worden behandeld conform de afvalbeheersplannen die de lidstaten uit hoofde van artikel 7 van de kaderrichtlijn voor afvalstoffen hebben opgesteld teneinde de in de wetgeving van de Gemeenschap opgenomen juridisch bindende verplichtingen inzake nuttige toepassing of hergebruik na te komen. Dit strookt met het zesde milieu-actieprogramma, waarin wordt aangedrongen op maatregelen om recycling en nuttig gebruik van afvalstoffen te bevorderen in overeenstemming met de richtsnoeren voor de hiërarchische indeling van afvalstoffen.

De Gemeenschap en de lidstaten zijn bezig met de ontwikkeling van een beleid dat de nuttige toepassing en recycling van afvalstoffen moet bevorderen. Helaas worden er door de Gemeenschap anders dan aan de vuilverbranding slechts weinig milieu-eisen gesteld aan handelingen die tot nuttig gebruik leiden. Voor afvalstoffen worden dan ook vaak goedkope en daardoor waarschijnlijk ook slechte oplossingen gezocht. Over hoe deze afvalstromen lopen is in de praktijk evenwel weinig concreets bekend. In deze specifieke situatie kan de combinatie van vrijheid van handel en ontbreken van milieunormen van de Gemeenschap ertoe leiden dat vanuit milieu-oogpunt gezien hoogwaardige inrichtingen en behandelingstechnieken uit de markt worden gedrukt en dat de pogingen van de lidstaten om strenge milieunormen voor nuttige toepassing van afvalstoffen te handhaven, worden ondermijnd. De Commissie beseft dan ook dat het noodzakelijk is om binnen de Gemeenschap tot een eerlijk speelveld voor recycling te komen en een hoog niveau van bescherming van het milieu en de economische prestaties te garanderen. De Commissie zal daartoe voorstellen doen in de context van de thematische strategie voor recycling.

7. Nuttige toepassing of verwijdering met een voorlopig karakter: Er worden bijzondere voorschriften voorgesteld voor nuttige toepassing en verwijdering op voorlopige basis.

Voorgesteld wordt dat voor inrichtingen voor nuttige toepassing en verwijdering met een voorlopig karakter dezelfde voorschriften gelden als voor inrichtingen voor definitieve nuttige toepassing en verwijdering - hetgeen betekent dat ook zij na de ontvangst van afvalstoffen een schriftelijke ontvangstbevestiging moeten indienen en moeten verklaren dat de nuttige toepassing of verwijdering op tijdelijke basis voltooid is - en waarbij dezelfde termijnen gelden. Bovendien wordt voorgesteld dat wanneer een inrichting voor een voorlopige behandeling afvalstoffen naar een andere inrichting overbrengt om daar de definitieve nuttige toepassing en verwijdering te laten plaatsvinden, deze zo snel mogelijk, doch uiterlijk één kalenderjaar na het leveren van de afvalstoffen een verklaring van die inrichting moet ontvangen waarin bevestigd wordt dat de definitieve nuttige toepassing of verwijdering voltooid is.

In samenhang met de verplichting om voor een borgsom of gelijkwaardige verzekering te zorgen, wordt verder voorgesteld dat als een afvalstoffentransport met het oog op een tijdelijke behandeling plaatsvindt, de ontvanger aan deze verplichting kan voldoen door voor een aanvullende borgsom of gelijkwaardige garantie te zorgen die de risico's van het transport dekt tot de uiteindelijke nuttige toepassing of verwijdering heeft plaatsgevonden. Dit moet duidelijk maken dat de borgsom of gelijkwaardige verzekering het volledige transport moet dekken tot en met de definitieve verwijdering of nuttige toepassing.

8. Informatie-eisen ten aanzien van transporten van ongevaarlijke afvalstoffen van bijlage III: Voorgesteld wordt de lijst in bijlage III, waarin de gegevens en documenten zijn omschreven waarvan transporten van voor verwijdering bestemde afvalstoffen van bijlage III vergezeld moeten gaan, uit te breiden en te verduidelijken.

Voorgesteld wordt dat de namen en adressen van de producent, de nieuwe producent of inzamelaar, de opdrachtgever voor het transport, de ontvanger en de houder(s) moeten worden verstrekt. Momenteel zijn alleen naam en adres van de houder noodzakelijk. Bovendien wordt voorgesteld dat de afvalidentificatiecode moet worden verstrekt, dat wil zeggen de OESO-code van bijlage III van de verordening en de Eural-code van Beschikking 2000/532/EG  i, als gewijzigd.

Voorts wordt een bijlage ingevoegd waarin het formulier is opgenomen dat moet worden gebruikt voor het indienen van de informatie waarvan transporten van ongevaarlijke afvalstoffen van bijlage III vergezeld moeten gaan. Een dergelijk formulier bestaat namelijk nog niet. Daarom wordt voorgesteld gebruik te maken van een standaardformulier om te voorkomen dat de industrie te maken krijgt met uiteenlopende eisen ten aanzien van formulieren en informatie die uit verschillende lidstaten afkomstig zijn.

Voorgesteld wordt om bovendien aanvullende eisen te stellen om het toezicht op ongevaarlijke afvalstoffen te verbeteren. Zoals een recent geval van besmetting van voedsel en voedselketens door met hormonen (MPA) verontreinigde afvalsuiker duidelijk heeft gemaakt, is ook toezicht nodig op transporten van afvalstoffen die als ongevaarlijk worden beschouwd. De vérstrekkende gevolgen van een onjuiste indeling van een afvalstroom in het kader van de Afvaltransportverordening (EEG) nr. 259/93 mogen niet worden onderschat  i.

Ten slotte wordt voorgesteld dat een bewijs moet worden geleverd van het bestaan van een contract tussen de opdrachtgever voor het transport en de ontvanger, en dat in dat contract de verplichting moet zijn opgenomen voor de opdrachtgever voor het transport om de afvalstoffen terug te nemen als het vervoer niet op de geplande wijze wordt voltooid of in strijd met de bepalingen van de verordening heeft plaatsgevonden.

Deze laatste bepaling moet worden gezien in samenhang met de verduidelijking van de terugnameverplichtingen van de artikelen 24 en 26 (zie punt 13 hieronder). Volgens het voorstel zal de terugnameplicht die geldt wanneer een transport niet op de geplande wijze kan worden voltooid of als illegaal moet worden bestempeld, ook van toepassing zijn op transporten van ongevaarlijke afvalstoffen van bijlage III van de verordening (zie punt 13 hieronder).

9. Voor laboratoriumanalyse bestemd afval: Conform het OESO-besluit van 2001 geldt de procedure van voorafgaande schriftelijke kennisgeving en toestemming niet voor transporten van afvalstoffen die uitdrukkelijk bestemd zijn voor laboratoriumonderzoek.

In plaats daarvan moet de opdrachtgever voor een dergelijk transport de bevoegde autoriteiten uiterlijk drie werkdagen voor het transport op de hoogte brengen en dient een dergelijk transport vergezeld te gaan van bepaalde informatie.

10. Procedure voor afvalstoffen die POP's bevatten: Voorgesteld wordt dat voor afval dat chemische stoffen van bijlage A, B of C van het Verdrag van Stockholm of van bijlage VIII bij de verordening bevat, daarmee verontreinigd is of daaruit bestaat, dezelfde voorschriften gelden als voor het transport van voor verwijdering bestemde afvalstoffen.

Dit artikel functioneert als een duidelijke procedureregel voor het transport van afvalstoffen, maar laat de technische uitvoeringsaspecten van het Verdrag van Stockholm onverlet. Met name voor de uitvoer uit de Gemeenschap zal duidelijk zijn dat dergelijke transporten verboden zijn tenzij zij bestemd zijn voor EVA-landen. Vanwege het voorzorgsprincipe is het belangrijk om streng toezicht te houden op elk transport van afval dat POP's bevat, daarmee verontreinigd is of daaruit bestaat, om inadequaat beheer van deze stoffen te voorkomen.

11. Procedureregel bij geschillen over indelingskwesties: Voorgesteld wordt een procedureregel vast te stellen die wordt toegepast bij geschillen tussen bevoegde autoriteiten over de indeling van afvalstoffen als zodanig, de indeling en opname in de verschillende lijsten van afvalstoffen en de classificatie van bepaalde handelingen als nuttige toepassing of verwijdering.

Het is de bedoeling een duidelijke en welomschreven procedureregel in te voeren op grond waarvan bij dergelijke geschillen de strengste procedure moet worden gevolgd. Benadrukt moet wordt dat de procedureregel alleen van toepassing is in het kader van deze verordening en eventuele wettelijke maatregelen om dergelijke geschillen tussen de bevoegde autoriteiten te regelen, onverlet laat.

12. Borgsom of gelijkwaardige verzekering: In het voorstel wordt verduidelijkt dat de borgsom of gelijkwaardige verzekering waar de kennisgever voor moet zorgen al gestort c.q. gesloten moet zijn en juridisch bindend moet zijn op het moment van kennisgeving. Het aangemelde transport moet uiterlijk bij aanvang van het transport hierdoor gedekt worden.

Ook wordt voorgesteld duidelijker te maken dat de hoogte van de borgsom of de dekking door de gelijkwaardige verzekering door de bevoegde autoriteit van verzending moet worden goedgekeurd, dat alle bevoegde autoriteiten er toegang toe moeten kunnen krijgen en dat ook de eventuele opslagkosten gedekt zijn.

Voorts wordt verduidelijkt dat deze garantie geldig moet zijn en dekking moet bieden voor de volledige duur van het aangemelde transport tot de definitieve nuttige toepassing of verwijdering voltooid is. Ten slotte wordt bepaald dat als een afvaltransport met het oog op een tijdelijke handeling tot nuttige toepassing of verwijdering plaatsvindt, de ontvanger aan deze verplichting kan voldoen door voor een aanvullende borgsom of gelijkwaardige garantie te zorgen die de risico's van het transport dekt tot de definitieve nuttige toepassing of verwijdering voltooid is.

13. Terugnameverplichtingen: Voorgesteld wordt duidelijker te maken dat de verplichting om afval terug te nemen wanneer het transport niet op de geplande wijze kan worden voltooid of wanneer het transport als illegaal moet worden beschouwd, ook voor voor nuttige toepassing bestemde ongevaarlijke afvalstoffen van bijlage III geldt. Voorts worden verduidelijkingen voorgesteld in verband met de verplichting om een nieuwe kennisgeving te doen in geval van terugzending. Het is wenselijk dit voor alle afvalstoffen verplicht te stellen en niet alleen voor afvalstoffen waarvoor voorafgaande schriftelijke kennisgeving en toestemming zijn vereist.

14. Rol van de Commissie als doorgeefluik voor informatie van de lidstaten: Het is de bedoeling dat in gevallen waarin de lidstaten aan andere lidstaten informatie moeten doorspelen over wetgeving, vooraf goedgekeurde inrichtingen, enz., de betrokken lidstaat zelf verantwoordelijk is voor de doorgifte.

Momenteel is het de Commissie die deze informatie naar de overige lidstaten doorzendt nadat zij deze van een bepaalde lidstaat heeft ontvangen. Gezien de moderne communicatiemiddelen wordt het beter geacht dat de betrokken lidstaat deze taak zelf op zich neemt. Voorgesteld wordt daarom dat de lidstaten dergelijke informatie aan de Commissie en aan de overige lidstaten dienen door te geven.

15. Communicatie door middel van elektronisch dataverkeer: Vooruitlopend op de (toekomstige) ontwikkelingen op het gebied van communicatie door middel van elektronisch dataverkeer met elektronische handtekening wordt voorgesteld het gebruik van dergelijke middelen al vast mogelijk te maken. Deze vorm van communicatie dient evenwel uitsluitend te worden toegestaan als de betrokken bevoegde autoriteiten daarvoor toestemming verlenen.

Als deze vorm van communicatie wordt toegestaan mag de bevoegde autoriteit van verzending besluiten de bedoelde informatie zelf door te geven. Eigenlijk is dit de taak van de kennisgever en de ontvanger, maar voor sommige kennisgevers en ontvangers zou dit een ernstige technische en financiële hindernis vormen, voor andere weer niet. Daarom dient het besluit van de bevoegde autoriteit om de communicatietaak over te nemen, te worden genomen in overleg met de overige betrokken bevoegde autoriteiten en de kennisgever.

16. Voetnoot in bijlage III, code GL 030: In verband met code GL030 van bijlage III en voor de sloop bestemde schepen is een voetnoot toegevoegd die moet verduidelijken dat er naar een evenwicht moet worden gezocht tussen de noodzaak ervoor te zorgen dat dergelijke schepen geen gevaarlijke materialen bevatten en het feit dat sommige als gevaarlijk ingedeelde materialen noodzakelijk zijn voor de veilige exploitatie van schepen. De voetnoot maakt duidelijk dat dit evenwicht wordt bepaald door erkende voorschriften en richtsnoeren voor recycling van schepen, met name die welke in IMO-verband en in het kader van het Verdrag van Bazel zijn opgesteld.

4.2.5. Belangrijkste wijzigingen en verduidelijkingen wat betreft transporten binnen lidstaten - Titel III

In verband met afvaltransporten binnen lidstaten worden er geen veranderingen voorgesteld. De bepalingen van de titels II en VII gelden niet voor afvaltransporten die geheel binnen een lidstaat plaatsvinden. Toch zijn de lidstaten verplicht om een adequaat controlesysteem voor dergelijke transporten op te zetten en zij mogen daarvoor het bij deze verordening ingevoerde systeem gebruiken.

4.2.6. Belangrijkste wijzigingen en verduidelijkingen wat betreft uitvoer uit en invoer in de Gemeenschap - Titels IV, V en VI

1. Algemene opzet: In het algemeen is deze titel mutatis mutandis op dezelfde logica gebaseerd als de bepalingen van titel II inzake intracommunautaire transporten. Daarom worden alleen de afwijkingen en toevoegingen ten opzichte van titel II genoemd. Deze afwijkingen en toevoegingen houden vooral verband met de toepassing van de procedurele eisen van het Verdrag van Bazel, die verschillen van die voor transporten binnen de Gemeenschap.

Momenteel zijn er verschillende procedures voor invoer en uitvoer:

1) Uitvoer van voor verwijdering bestemde afvalstoffen naar EVA-landen (artikel 15)

2) Uitvoer van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen van de bijlagen III en IV naar landen waarop het OESO-besluit van toepassing is (artikel 17 - zoals voor transporten binnen de Gemeenschap)

3) Invoer van voor verwijdering bestemde afvalstoffen uit EVA-landen en landen die partij zijn bij het Verdrag van Bazel (artikel 20)

4) Invoer van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen uit landen waarop het OESO-besluit van toepassing is (artikel 22 - zoals voor transporten binnen de Gemeenschap)

5) Invoer van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen uit landen waarop het OESO-besluit niet van toepassing is (artikel 20)

Door de bepalingen van titel II mutatis mutandis toe te passen op de uitvoer uit en de invoer in de Gemeenschap wordt het aantal procedures beperkt tot de twee waarin titel II voorziet, namelijk de verplichting tot voorafgaande schriftelijke kennisgeving en toestemming, en de verplichting dat een transport vergezeld moet gaan van bepaalde informatie.

Op grond van het Verdrag van Bazel moet de procedure de volgende bijzondere eisen stellen:

- Alle betrokken landen moeten binnen 60 dagen schriftelijk toestemming verlenen voor een aangemeld transport.

- Het land van verzending mag pas toestemming geven voor een transport nadat het een schriftelijke bevestiging van de overige betrokken landen heeft ontvangen.

- Het land van doorvoer moet bevestigen dat het de kennisgeving heeft ontvangen. Op dat moment gaat de termijn van 60 dagen voor het verlenen van toestemming in.

Bovendien wordt duidelijk gemaakt dat een transport alleen mag doorgaan als aan bepaalde voorwaarden is voldaan (toestemming, contract, borgsom, milieuhygiënisch verantwoord beheer/milieubescherming). Ofschoon deze verduidelijking wettelijk gezien niet noodzakelijk is, wordt zij toch belangrijk geacht om de handhaving te verbeteren.

Ten slotte zijn de voorschriften in verband met de douanekantoren geactualiseerd en is een lid toegevoegd waarin wordt bepaald dat wanneer een douanekantoor ontdekt dat een transport niet aan de voorschriften van de verordening voldoet, dit de betrokken bevoegde autoriteit in de Gemeenschap daarvan in kennis moet stellen en het transport moet tegenhouden totdat een besluit is genomen. Dit impliceert ook dat transporten die in strijd zijn met de verbodsbepalingen van de verordening moeten worden tegengehouden. Bovendien moeten in toekomstige verordeningen die uit hoofde van artikel 38 worden vastgesteld bepalingen worden opgenomen met betrekking tot het tegenhouden van afvaltransporten door douanekantoren.

2. Uitvoerverbod van het Verdrag van Bazel voor nuttige toepassing - Bijlage V: Op 22 september 1995 heeft de Conferentie van de Partijen bij het Verdrag van Bazel Besluit III/1 vastgesteld. Daarmee werd een nieuwe overweging 7 bis, een nieuw artikel 4A en een nieuwe bijlage VII in het Verdrag van Bazel opgenomen. Met dit besluit werd de uitvoer van voor definitieve verwijdering bestemde gevaarlijke stoffen uit de in bijlage VII genoemde landen die partij zijn bij het Verdrag naar niet in bijlage VII van het Verdrag opgenomen partijen met onmiddellijke ingang verboden en werd voorts de uitvoer van voor nuttige toepassing bestemde gevaarlijke afvalstoffen vanuit de in bijlage VII naar de niet in die bijlage genoemde landen die partij zijn bij het Verdrag per 1 januari 1998 verboden. Dit verbod wordt met de artikelen 35 en 37 van het voorstel (de artikelen 14 en 16 van de huidige verordening) in de wetgeving van de Gemeenschap verwerkt. Artikel 35 bevat het verbod voor afvalstoffen die voor verwijdering zijn bestemd, terwijl artikel 37 betrekking heeft op voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen.

In verband met het verbod op de uitvoer van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen wordt voorgesteld te verduidelijken dat dit verbod van toepassing is op gevaarlijke afvalstoffen, mengsels van niet opgenomen gevaarlijke afvalstoffen en afvalstoffen die door het land van bestemming als gevaarlijk worden beschouwd of waarvoor dat land een invoerverbod heeft afgekondigd. In de tweede plaats wordt in overeenstemming met het OESO-besluit van 2001 voorgesteld afvalstoffen van bijlage II van het Verdrag van Bazel in bijlage V, deel 3, op te nemen als lijst A. Het gaat om de afvalstoffen Y46 - huishoudelijk afval, en Y47 - residuen afkomstig van de verbranding van huishoudelijk afval. Het is duidelijk dat de Gemeenschap geen huishoudelijk afval en verbrandingsresten naar niet OESO-landen dient te exporteren. Dit vloeit voort uit het beginsel van zelfverzorging dat in artikel 5 van Richtlijn 75/442/EEG, als gewijzigd, is opgenomen.

Het verbod op de uitvoer van voor verwijdering bestemde afvalstoffen van artikel 35 ondergaat geen wijzigingen. De uitvoer van voor verwijdering bestemd gevaarlijk afval blijft dus verboden tenzij het bestemd is voor EVA-landen die partij zijn bij het Verdrag van Bazel.

3. Verplichting tot milieuhygiënisch verantwoord beheer en bescherming van het milieu: Zoals al in punt 4.2.2 is vermeld, bevatten zowel titel IV als titel V een hoofdstuk met algemene bepalingen voor de betrokken titel. Deze hoofdstukken bevatten een artikel waarin een milieuhygiënisch verantwoord beheer bij uitvoer uit de Gemeenschap en de bescherming van milieu in de Gemeenschap bij intracommunautaire transporten verplicht worden gesteld. Het concept 'milieuhygiënisch verantwoord beheer' is afkomstig uit en gedefinieerd in het Verdrag van Bazel. Milieuhygiënisch verantwoord beheer is gedefinieerd als het nemen van alle mogelijke maatregelen om te verzekeren dat afvalstoffen zodanig worden beheerd dat de gezondheid van de mens en het milieu worden beschermd tegen de nadelige gevolgen die deze afvalstoffen kunnen teweegbrengen.

In verband met deze eis tot milieuhygiënisch verantwoord beheer wordt voorgesteld dat mag worden aangenomen dat aan deze eis is voldaan onder meer wanneer kan worden aangetoond dat de behandelingsrichtsnoer van bijlage IX voor de betrokken afvalstroom door de inrichting in het land van bestemming buiten de Gemeenschap wordt opgevolgd. Er dient evenwel nadrukkelijk op te worden gewezen dat dit uitgangspunt geen beletsel vormt voor een complete evaluatie van het milieuhygiënisch verantwoord beheer voor de duur van het transport tot en met de definitieve verwijdering of nuttige toepassing in het land van bestemming buiten de Gemeenschap.

Bijlage IX verwijst naar drie reeksen richtsnoeren die door de Conferentie van de Partijen bij het Verdrag van Bazel zijn vastgesteld:

- Technische richtsnoeren voor het milieuhygiënisch verantwoord beheer van biomedisch afval en afval uit de gezondheidszorg (Y1, Y3)

- Technische richtsnoeren voor het milieuhygiënisch verantwoord beheer van afgedankte loodaccu's

- Technische richtsnoeren voor het milieuhygiënisch verantwoord beheer van de volledige en gedeeltelijke sloop van schepen

Bijlage IX moet nog verder worden aangevuld door het comité voor de aanpassing van de EU-afvalstoffenwetgeving aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang volgens de procedure van artikel 18 van Richtlijn 75/442/EEG, als gewijzigd. Bovendien kan in bijlage IX ook worden verwezen naar richtsnoeren van de OESO of andere organisaties, zie artikel 61. Daarbij dient er evenwel op te worden gelet dat het om concrete en niet om algemene richtsnoeren gaat. Zij moeten specifieke aanwijzingen geven over de diverse methoden die de voorkeur verdienen bij de verwijdering en zij moeten actueel zijn, zowel in technisch opzicht als wat betreft de mate waarin zij op de milieuproblematiek inspelen. Ten slotte wordt er, hoewel dit vanzelf spreekt, op gewezen dat de eis van een milieuhygiënisch verantwoord beheer de bepalingen van de artikelen 35 en 38, waarmee het uitvoerverbod voor gevaarlijke afvalstoffen uit OESO-landen naar niet-OESO-landen van het Verdrag van Bazel wordt geïmplementeerd, onverlet laat.

4. Landen en gebieden overzee: Het voorstel bevat twee artikelen die uitdrukkelijk de uitvoer naar en invoer uit landen en gebieden overzee regelen. Met die voorschriften wordt uitvoering gegeven aan artikel 39 van Besluit 2001/822/EG van de Raad van 27 november 2001 betreffende de associatie van de LGO met de Europese Economische Gemeenschap  i.

5. Bijzondere regeling voor de uitvoer van ongevaarlijke afvalstoffen naar landen waarop het OESO-besluit niet van toepassing is: Onder verantwoordelijkheid van DG TRADE geldt voor de uitvoer van voor nuttige toepassing bestemde ongevaarlijke afvalstoffen, d.w.z. afvalstoffen van bijlage III, naar landen waarop het OESO-besluit niet van toepassing is, een bijzondere regeling.

Deze regeling blijft gehandhaafd, zij het in overeenstemming met de bepalingen van artikel 38 in gewijzigde en vereenvoudigde vorm.

Alle landen waarop het OESO-besluit niet van toepassing is, zijn gevraagd mee te delen welke procedures zij toegepast wensen te zien op de invoer vanuit de Gemeenschap van dergelijke afvalstoffen die voor nuttige toepassing zijn bestemd. Tot dusver is deze vraag op vijf manieren beantwoord: a) een verbod, b) kennisgeving met schriftelijke toestemming, c) kennisgeving met stilzwijgende toestemming, d) een bijzondere, op schriftelijke toestemming gebaseerde procedure en/of e) geen controle in het land van bestemming. Met dit voorstel wordt een vereenvoudiging van de procedure voorgesteld, waarbij het aantal keuzemogelijkheden voor de landen waarop het OESO-besluit niet van toepassing is, is teruggebracht tot drie: a) een verbod, b) kennisgeving met schriftelijke toestemming, of c) geen controle in het land van bestemming.

Voor de uitvoering van deze bepaling zal de Commissie een zogenaamde 'note verbale' aan de betrokken landen zenden waarin zij zal vragen welke procedure moet worden toegepast bij uitvoer van niet onder het uitvoerverbod vallen afvalstoffen die voor nuttige toepassing in hun land zijn bestemd. Om de afvalstoffenlijsten wereldwijd zo veel mogelijk te harmoniseren zal de Commissie bij dit onderzoek gebruik maken van bijlage III, die evenwel zo veel mogelijk zal worden aangepast aan de terminologie van het Verdrag van Bazel en de samenhang met het uitvoerverbod daarvan.

Deze toekomstige verordening van de Commissie, die op de dag waarop de nieuwe verordening van toepassing wordt, in werking moet treden, zal in de plaats treden van Verordening (EG) nr. 1420/1999 van de Raad  i en Verordening (EG) nr. 1547/1999 van de Commissie  i, waarbij de uitvoer van deze afvalstoffen momenteel geregeld is.

4.2.7. Belangrijkste wijzigingen en verduidelijkingen wat betreft de overige bepalingen - Titel VII

Zoals al gezegd, wordt voorgesteld titel VII te reorganiseren en in te korten. Titel VII bevat daarom de meeste artikelen die in de huidige verordening in titel VIII, Overige bepalingen, zijn opgenomen. Zie de uitleg die in punt 4.2.2 is gegeven.

Behalve deze veranderingen qua indeling, worden ook de volgende wijzigingsvoorstellen gedaan:

1. Gebruik van de website als een alternatief voor de bekendmaking in het Publicatieblad: Voorgesteld wordt de website van de Commissie te gebruiken als alternatief voor de bekendmaking via het Publicatieblad.

Volgens de huidige verordening dient de Commissie de lijsten van douanekantoren in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken. De Commissie maakt voorts de lijst van bevoegde autoriteiten in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend. Gezien de ontwikkelingen op het gebied van de communicatiemiddelen verdient het gebruik van websites de voorkeur omdat deze efficiënter en beter toegankelijk zijn.

2. Vaststelling van aanvullende maatregelen: Voorgesteld wordt de Commissie de bevoegdheid te geven om aanvullende maatregelen op het gebied van tenuitvoerlegging, toepassing, beheer en handhaving van de verordening vast te stellen. Voorts wordt bepaald dat dergelijke maatregelen overeenkomstig de procedure van artikel 18 van Richtlijn 75/442/EEG, als gewijzigd, en de zogenaamde regelgevingsprocedure van artikel 5 van Besluit 1999/468/EG  i worden vastgesteld. Op grond van de huidige verordening beschikt de Commissie niet over dergelijke bevoegdheden.

5. MILIEUASPECTEN

De overtuiging dat 'het toezicht en de controle op de overbrenging van afvalstoffen zodanig moeten worden geregeld dat er rekening wordt gehouden met de noodzaak de kwaliteit van het milieu te behouden, te beschermen en te verbeteren', zoals in de zesde overweging van de preambule van de verordening uit 1993 staat, heeft nu, tien jaar na de goedkeuring, nog niets van haar geldigheid verloren. Daarom is het noodzakelijk het stelsel van voorafgaande schriftelijke kennisgeving en toestemming te handhaven en te verbeteren om de bevoegde autoriteiten in staat te stellen en ertoe te verplichten alle nodige maatregelen te treffen om de gezondheid van de mens en het milieu zowel binnen als buiten de Gemeenschap te beschermen.

Binnen de Gemeenschap moeten de producent en de kennisgever alles in het werk stellen om ervoor te zorgen dat het door hen getransporteerde afval gedurende het transport, met inbegrip van de definitieve verwijdering of nuttige toepassing in het land van bestemming, beheerd wordt zonder gevaar voor de gezondheid van de mens en zonder dat procédés of methoden worden aangewend die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, zoals bepaald in artikel 4, van Richtlijn 75/442/EEG, als gewijzigd, en in overeenstemming met de afvalstoffenwetgeving van de Gemeenschap. Buiten de Gemeenschap dienen de producent, de kennisgever en de overige bij een transport betrokken ondernemingen ervoor te zorgen dat het door hen getransporteerde afval op milieuhygiënisch verantwoorde wijze beheerd wordt gedurende het transport, met inbegrip van de definitieve verwijdering of nuttige toepassing in het land van bestemming buiten de Gemeenschap  i.

6. ECONOMISCHE ASPECTEN

Op grond van een totale analyse mag ervanuit worden gegaan dat het voorstel geen aanvullende economische belasting voor de industrie vormt. Het stelsel van kennisgevingen en informatieverplichtingen voor het vervoer van afvalstoffen is al overal in de Gemeenschap in de dagelijkse praktijk doorgedrongen en verwacht wordt dat de eis dat kennisgevingen door en via de bevoegde autoriteit van verzending moeten worden verwerkt, de kennisgever in economisch opzicht zelfs enige verlichting zal brengen, vergeleken met de situatie waarin hij de kennisgeving zelf bij alle betrokken partijen moet indienen. De verduidelijking dat voor een borgsom of gelijkwaardige verzekering moet worden gezorgd die op het moment van kennisgeving al juridisch bindend moet zijn, kan extra kosten meebrengen voor bedrijven in die lidstaten waar dit tot dusver niet vereist was.

Voor bepaalde lidstaten zal het voorstel evenwel extra kosten meebrengen. Het voorstel bepaalt dat kennisgevingen door de bevoegde autoriteit van verzending worden verwerkt. Voor lidstaten met een geavanceerd en bewerkelijk stelsel voor verwerking van en controle en toezicht op kennisgevingen en transporten brengt de nieuwe maatregel geen extra kosten mee. Maar lidstaten die nog niet in een dergelijke positie verkeren zal het voorstel waarschijnlijk enige extra kosten veroorzaken. Maar er moet ook op worden gewezen dat het stelsel voor de verwerking van kennisgevingen door de bevoegde autoriteit van verzending besparingen oplevert doordat er minder 'papierwinkel' en controle door de bevoegde autoriteiten van doorvoer en bestemming nodig zijn. Daarom wordt verwacht dat het nieuwe stelsel in totaal budgettair neutraal is.

7. INTERNE-MARKTASPECTEN

Enkele vertegenwoordigers uit de industrie hebben erop gewezen dat ondanks het feit dat de verordening rechtstreeks toepasselijk is in de lidstaten, deze op bepaalde onderdelen op zeer uiteenlopende wijze in de Gemeenschap wordt toegepast waardoor de verhoudingen op de interne markt worden scheefgetrokken. Het gaat bijvoorbeeld om verschillende eisen die aan de informatie en documentatie voor kennisgevingen en transporten worden gesteld, uiteenlopende systemen voor de verwerking van kennisgevingen, en afwijkende eisen ten aanzien van de financiële garantie - wat betreft vorm, hoogte, vrijgave en toegang - en de informatie en het formaat daarvan voor afval dat vergezeld moet gaan van bepaalde informatie. Met het voorstel wordt een oplossing geboden voor dergelijke problemen, evenals voor andere gevallen die tot juridische onduidelijkheid hebben geleid. Verwacht wordt dat het voorstel tot een uniformere toepassing van de verordening zal leiden, hetgeen de interne markt voor nuttige toepassing van afval ten goede komt.

8. INTERNATIONALE ASPECTEN

Zoals al in punt 2 is vermeld is de verordening grotendeels gebaseerd op het Verdrag van Bazel van 22 maart 1989 inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan  i, als gewijzigd, en Besluit C(92)39 final betreffende het toezicht op de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen bestemd voor handelingen tot nuttige toepassing, als gewijzigd.

Op 14 juni 2001 heeft de OESO-Raad dit OESO-besluit uit 1992 gewijzigd. Om dit gewijzigde besluit in de Gemeenschap te kunnen toepassen is het juridisch gezien noodzakelijk de verordening aan te passen.

Bij de tenuitvoerlegging van het OESO-besluit van 2001 dient rekening te worden gehouden met de wereldwijde dimensie en de internationale toepasbaarheid. Hiermee wordt gedoeld op de interpretatie en de vrijheid van de Gemeenschap om afwijkende voorschriften toe te passen, hetgeen volgens het OESO-besluit van 2001 toegestaan is. Zoals in de punten 3 en 4.2 is aangegeven, is wereldwijde harmonisatie een van de doelstellingen van het voorstel.

Bovendien krijgen wereldwijde harmonisatie en een verordening die een hoge mate van juridische duidelijkheid biedt, na de uitbreiding van Gemeenschap, een nog grotere betekenis.

9. HANDELSASPECTEN

Het voorstel heeft geen gevolgen voor het huidige stelsel van invoer in en uitvoer uit de Gemeenschap, het verandert slecht het procedurele raamwerk. Wat de uitvoer van afvalstoffen van bijlage III betreft (ongevaarlijke afvalstoffen) die bestemd zijn voor nuttige toepassing in landen waarop het OESO-besluit niet van toepassing is, bepaalt artikel 38 het fundamentele procedurele raamwerk voor toekomstige verordeningen op dit specifieke terrein.

9.

Subsidiariteit en evenredigheid



Bij dit wijzigingsvoorstel voor de Afvaltransportrichtlijn van 1993 is rekening gehouden met het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel. Het voorstel beperkt zich tot die elementen die noodzakelijk zijn voor een goede en uniforme toepassing van de verordening waarbij tegelijkertijd de bescherming van het milieu en de goede werking van de interne markt gegarandeerd zijn. Waar nodig is met het voorstel de juridische duidelijkheid verhoogd.

Het is moeilijk om eenvoud te paren aan de uiteenlopende belangen van de diverse betrokkenen en niet in het minst ook aan de wens om voor een uniformere toepassing van de verordening te zorgen. Niettemin is bij dit voorstel gestreefd naar een zo groot mogelijke eenvoud.

11. RAADPLEGING VAN DE BETROKKENEN

Bijlage C bevat een lijst van organisaties (lidstaten, toetredingslanden, industrie, NGO's en lokale overheden) die een bijdrage hebben geleverd aan de raadplegingsronde van 2001-2002.

12. BIJLAGEN

A) Artikelgewijze beschrijving van de inhoud

B) Correspondentietabel van de artikelen van het voorstel en de overeenkomstige artikelen van de verordening van 1993

C) Lijst van lidstaten, toetredingslanden, bedrijven, lokale overheden en NGO's die geraadpleegd zijn en hebben deelgenomen aan de raadplegingsronde 2001-2002.


BIJLAGE A Artikelgewijze beschrijving

TITEL I - Toepassingsgebied en definities

Artikel 1 - Toepassingsgebied

In artikel 1 wordt het toepassingsgebied van de verordening afgebakend en worden de uitzonderingen daarop genoemd.

Artikel 2 - Definities

Artikel 2 bevat een reeks definities van begrippen die relevant zijn voor de verordening. Voor zover een definitie al in Richtlijn 75/442/EEG, als gewijzigd, is opgenomen, is die ook voor deze verordening van toepassing.

TITEL II: Overbrenging tussen lidstaten binnen de Gemeenschap of met doorvoer via derde landen

Artikel 3 - Algemeen procedureel kader

Artikel 3 geeft een overzicht van het algemene procedurele raamwerk en bepaalt welke procedure voor de verschillende afvalstoffen moet worden gevolgd. Het bevat ook bijzondere bepalingen voor afvalstoffen die uitdrukkelijk bestemd zijn voor laboratoriumanalyse of die bepaalde chemicaliën bevatten.

Hoofdstuk 1 - Voorafgaande schriftelijke kennisgeving en toestemming

Artikel 4 - Procedure van voorafgaande schriftelijke kennisgeving en toestemming

Artikel 4 bepaalt wie de kennisgever is en dat deze de plicht heeft een voorafgaande schriftelijke kennisgeving te doen aan de bevoegde autoriteit van verzending als hij voornemens is afval van de ene lidstaat naar de andere te transporteren, eventueel met doorvoer via een of meer andere lidstaten.

Dit artikel bepaalt voorts dat een transport pas van start mag gaan nadat de kennisgever:

- schriftelijke toestemming van de bevoegde autoriteiten van verzending en van bestemming heeft gekregen, en

- stilzwijgende of schriftelijke toestemming van de bevoegde autoriteit van doorvoer heeft gekregen.

Artikel 5 - Kennisgevingseisen

In artikel 5 zijn de eisen omschreven waaraan een kennisgeving moet voldoen.

De kennisgeving door de kennisgever moet worden gedaan met behulp van het kennisgevingsdocument en het vervoersdocument die in de bijlagen I A en I B zijn opgenomen. Hij dient daarmee de in bijlage II, delen 1, 2 en 3, omschreven informatie en documentatie te verstrekken, nadat hij een contract heeft gesloten met de ontvanger over nuttige toepassing of verwijdering van de betrokken afvalstoffen en een borgsom heeft gestort of gelijkwaardige verzekering heeft afgesloten.

In dit artikel worden bovendien de begrippen 'correct ingevulde' kennisgeving en 'volledige' kennisgeving geïntroduceerd.

Na ontvangst van een 'correct ingevulde' kennisgeving dient de bevoegde autoriteit van verzending de kennisgeving aan de overige betrokken bevoegde autoriteiten en aan de ontvanger door te sturen: zie artikel 8. Na ontvangst van een 'correct ingevulde' kennisgeving dient de bevoegde autoriteit van bestemming of van verzending een bevestiging te sturen: zie artikel 9. Deze bevestiging vormt het startschot voor een termijn van 30 dagen waarbinnen de bevoegde autoriteiten toestemming kunnen verlenen.

Artikel 6 - Contract

Artikel 6 bevat nadere eisen ten aanzien van het contract dat de kennisgever met de ontvanger moet sluiten voor de nuttige toepassing of verwijdering van de afvalstoffen waarop de kennisgeving betrekking heeft. Dit artikel bepaalt dat het contract op het moment van kennisgeving al gesloten en juridisch bindend moet zijn en dat daarin zowel voor de kennisgever als voor de ontvanger bepaalde verplichtingen moeten zijn opgenomen.

Artikel 7 - Borgsom

Artikel 7 bevat nadere eisen ten aanzien van de borgsom of gelijkwaardige verzekering ter dekking van de kosten van vervoer, verwijdering of nuttige toepassing en opslag, met inbegrip van gevallen waarin een transport niet op de geplande wijze kan worden voltooid of als illegaal moet worden bestempeld.

De borgsom of gelijkwaardige verzekering dient op het moment van kennisgeving al te zijn gestort c.q. afgesloten, en juridisch bindend te zijn. Zij dient voor het aangemelde transport in werking te treden vóór dit van start gaat.

Dit artikel bepaalt ook dat de borgsom of gelijkwaardige verzekering geldig moet zijn en de risico's van het transport moet dekken tot de definitieve nuttige toepassing of verwijdering voltooid is en dat als een afvaltransport met het oog op een tijdelijke handeling tot nuttige toepassing of verwijdering plaatsvindt, de ontvanger aan deze verplichting kan voldoen door voor een aanvullende borgsom of gelijkwaardige verzekering te zorgen.

Ten slotte wordt in dit artikel voorgeschreven dat alle betrokken bevoegde autoriteiten moeten kunnen beschikken over de borgsom of de gelijkwaardige verzekering en wanneer deze kan worden vrijgegeven.

Artikel 8 - Doorzending van de kennisgeving door de bevoegde autoriteit van verzending

Artikel 8 bepaalt dat wanneer de bevoegde autoriteit van verzending een 'correct ingevulde' kennisgeving als omschreven in artikel 5, lid 2, heeft ontvangen, zij verplicht is kopieën van deze kennisgeving aan de overige betrokken bevoegde autoriteiten en de ontvanger te zenden.

Als de bevoegde autoriteit van verzending van mening is dat de kennisgeving niet correct is ingevuld kan zij nadere informatie en documentatie van de kennisgever verlangen. Een dergelijk verzoek dient binnen 3 werkdagen na ontvangst van de kennisgeving te worden gedaan.

Artikel 8 bepaalt voorts dat de kennisgever het recht heeft een verklaring van de bevoegde autoriteit van verzending te verlangen indien deze de kennisgeving niet binnen de gestelde termijn aan de overige bevoegde autoriteiten en de ontvanger heeft doorgeleid.

Artikel 9 - Bevestiging van ontvangst door de bevoegde autoriteit van bestemming

Artikel 9 bepaalt dat de bevoegde autoriteit van ontvangst binnen drie dagen na ontvangst van een 'correct ingevulde' kennisgeving als omschreven in artikel 5, lid 3, een ontvangstbevestiging aan de kennisgever dient te sturen en de overige betrokken autoriteiten en de ontvanger kopieën daarvan moet bezorgen.

Voorts wordt bepaald dat de kennisgever het recht heeft een verklaring van de bevoegde autoriteit van ontvangst te verlangen indienen hij niet binnen de gestelde termijn een bevestiging van ontvangst van de kennisgeving heeft ontvangen.

Artikel 10 - Toestemming van de bevoegde autoriteiten van bestemming, van verzending en van doorvoer

Artikel 10 bepaalt dat de bevoegde autoriteiten van ontvangst, van verzending en van doorvoer na de verzending van de ontvangstbevestiging door de bevoegde autoriteit van bestemming 30 dagen de tijd hebben om toestemming te geven voor of bezwaar te maken tegen het geplande transport.

Dit artikel bevat ook voorschriften ten aanzien van de geldigheid van de toestemming.

Artikel 11 - Aan een overbrenging gestelde voorwaarden

Met artikel 11 krijgen de bevoegde autoriteit van verzending, van bestemming en van doorvoer het recht om voorwaarden te verbinden aan de toestemming voor een aangemeld transport.

Artikel 12 - Bezwaren tegen een overbrenging van voor verwijdering bestemde afvalstoffen

In artikel 12 worden de redenen genoemd op grond waarvan een bevoegde autoriteit van verzending, van bestemming of van doorvoer bezwaar kan maken tegen een transport van voor verwijdering bestemd afval.

Artikel 13 - Bezwaren tegen een overbrenging van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen

In artikel 13 worden de redenen genoemd op grond waarvan een bevoegde autoriteit van verzending, van bestemming of van doorvoer bezwaar kan maken tegen een transport van voor nuttige toepassing bestemd afval.

Artikel 14 - Algemene kennisgeving

Artikel 14 biedt de mogelijkheid om een algemene kennisgeving te doen in plaats van afzonderlijke kennisgevingen wanneer afval met dezelfde fysische en chemische eigenschappen periodiek via dezelfde route naar dezelfde inrichting moet worden overgebracht.

Artikel 15 - Vooraf goedgekeurde inrichtingen voor nuttige toepassing

Artikel 15 bepaalt dat een bevoegde autoriteit van bestemming die rechtsmacht bezit over een specifieke inrichting voor nuttige toepassing kan besluiten vooraf toestemming te verlenen voor transporten naar deze inrichting. Voorts wordt bepaald dat de bevoegde autoriteit die overeenkomstig dat artikel besluit een inrichting een voorafgaande goedkeuring te verlenen, bepaalde informatie dient te verstrekken aan de Commissie, het Secretariaat van de OESO en de bevoegde autoriteiten van de overige lidstaten en dat daarvoor het formulier van bijlage VI kan worden gebruikt. Ten slotte is een clausule toegevoegd waarmee nadere voorwaarden en eisen kunnen worden gesteld in verband met vooraf goedgekeurde inrichtingen.

Artikel 16 - Bepalingen inzake handelingen tot nuttige toepassing en verwijdering met een voorlopig karakter

Artikel 16 bevat bijzondere bepalingen betreffende transporten van afvalstoffen die bestemd zijn voor handelingen tot nuttige toepassing en verwijdering met een voorlopig karakter (vermenging, herverpakking, uitwisseling, opslag of andere handelingen tot verwijdering of nuttige toepassing die als voorlopig en niet definitief worden beschouwd).

Artikel 17 - Eisen waaraan na de toestemming voor een overbrenging moet worden voldaan

In artikel 17 staan de eisen waaraan moet worden voldaan nadat toestemming is gegeven voor een transport: invulling van het vervoersdocument door alle betrokken partijen en de kennisgever, aankondiging van de feitelijk start van het transport, schriftelijke bevestiging van ontvangst van het afval door de ontvanger en afgifte van de verklaring van definitieve verwijdering of nuttige toepassing door de ontvanger.

Artikel 18 - Wijziging van de overbrengingsgegevens na de toestemming

Artikel 18 bepaalt dat wanneer de gegevens en/of voorwaarden betreffende een goedgekeurd transport substantiële wijzigingen ondergaan, een nieuwe kennisgeving dient te worden gedaan tenzij alle betrokken bevoegde autoriteiten ervan overtuigd zijn dat de voorgestelde wijzigingen geen nieuwe kennisgeving noodzakelijk maken.

Hoofdstuk 2 - Algemene Informatie-eisen

Artikel 19 - Afvalstoffen die van bepaalde informatie vergezeld dienen te gaan

Artikel 19 bepaalt dat transporten van afvalstoffen als gedefinieerd in artikel 3, leden 2 en 4, d.w.z. afvalstoffen van bijlage III en afvalstoffen die voor laboratoriumanalyse zijn bestemd, van bepaalde informatie vergezeld moeten gaan. Deze informatie omvat onder meer een bewijs van het bestaan van een contract inzake nuttige toepassing van afvalstoffen tussen de opdrachtgever voor het transport en de ontvanger, dat bindend is op het moment waarop het transport van start gaat.

Dit artikel bepaalt voorts dat de informatie door de opdrachtgever moet worden verstrekt met behulp van het formulier van bijlage VII en dat de lidstaten conform de nationale wetgeving met het oog op controle, handhaving, planning en statistiek informatie kunnen verlangen over transporten waarop dit artikel van toepassing is.

Artikel 20 - Afvalstoffen waarvoor een aankondiging verplicht is

Artikel 20 bepaalt dat de opdrachtgever voor een transport van in artikel 3, lid 4, bedoeld afval, d.w.z. afvalstoffen die uitdrukkelijk voor laboratoriumanalyse zijn bestemd, de betrokken bevoegde autoriteiten drie werkdagen voor de aanvang van het transport op de hoogte moet brengen.

Bovendien wordt bepaald dat daarbij de in artikel 19, lid 1, bedoelde informatie moet worden verstrekt door middel van het formulier van bijlage VII.

Hoofdstuk 3 - Algemene eisen

Artikel 21 - Verbod op vermenging van afvalstoffen tijdens de overbrenging

Artikel 21 bepaalt dat afvalstoffen die onder verschillende kennisgevingen vallen tijdens het transport niet met elkaar of met andere afvalstoffen waarvoor geen kennisgeving heeft plaatsgevonden, vermengd mogen worden.

Artikel 22 - Bescherming van het milieu binnen de Gemeenschap

Dit artikel bepaalt dat de producent en de kennisgever alles in het werk moeten stellen om ervoor te zorgen dat het door hen binnen de Gemeenschap getransporteerde afval beheerd wordt zonder gevaar voor de gezondheid van de mens en zonder dat procédés of methoden worden aangewend die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, zoals bepaald in artikel 4, van Richtlijn 75/442/EEG, als gewijzigd, en in overeenstemming met de afvalstoffenwetgeving van de Gemeenschap. Deze verplichting geldt voor de volle duur van het transport, met inbegrip van de definitieve verwijdering of nuttige toepassing in het land van bestemming.

Artikel 23 - Bewaarplicht voor documenten en informatie

Artikel 23 bepaalt dat de bevoegde autoriteiten, de kennisgever en de ontvanger alle aan de bevoegde autoriteiten gerichte of door deze verzonden documenten in verband met een aangemeld transport ten minste drie jaar in de Gemeenschap moeten bewaren en dat de opdrachtgever voor een transport en de ontvanger de uit hoofde van artikel 19, lid 1, verstrekte informatie over afvalstoffen van bijlage III ten minste drie jaar in de Gemeenschap moeten bewaren.

HOOFDSTUK 4 - TERUGNAMEPLICHT

Artikel 24 - Terugname ingeval een overbrenging niet op de geplande wijze kan worden voltooid

Artikel 24 bevat de regels ten aanzien van de plicht van de bevoegde autoriteit van verzending om ervoor te zorgen dat afvalstoffen worden teruggenomen wanneer een transport van afvalstoffen waarvoor de betrokken bevoegde autoriteiten toestemming hebben verleend, niet op de geplande wijze kan worden voltooid. Zo dient de bevoegde autoriteit van verzending ervoor te zorgen dat het betrokken afval binnen 90 dagen door de kennisgever of, indien dit niet mogelijk is, door haarzelf wordt teruggebracht naar het gebied waarin zij bevoegd is of naar een andere plaats in het land van verzending.

De bepalingen van dit artikel gelden ook voor afvaltransporten die vergezeld moeten gaan van bepaalde informatie als bedoeld in artikel 19. In dit geval gelden voor de opdrachtgever voor het transport dezelfde verplichtingen als voor de kennisgever.

Artikel 25 - Kosten van terugzending ingeval een overbrenging niet kan worden voltooid

Artikel 25 bepaalt dat de kosten in verband met het retourneren van een afvaltransport dat niet op de geplande wijze kon worden afgerond voor rekening van de kennisgever, of indien dit niet mogelijk is, voor rekening van de bevoegde autoriteit van verzending komen, of indien ook dit niet mogelijk is, op een andere door de partijen en de betrokken bevoegde autoriteiten overeengekomen wijze worden verrekend.

Voorts wordt bepaald dat dit artikel ook geldt voor niet op de geplande wijze voltooide transporten van afvalstoffen van bijlage III die vergezeld dienen te gaan van bepaalde informatie. In dit geval gelden voor de opdrachtgever voor het transport dezelfde verplichtingen als voor de kennisgever.

Artikel 26 - Terugname bij illegale overbrenging

Artikel 26 bepaalt wanneer een transport illegaal is en bevat de regels ten aanzien van de plicht van de bevoegde autoriteit van verzending om ervoor te zorgen dat illegaal vervoerd afval binnen 30 dagen wordt teruggezonden.

Voorts wordt bepaald dat wanneer niet de kennisgever maar de ontvanger verantwoordelijk is voor het illegale transport, de bevoegde autoriteit van bestemming ervoor moet zorgen dat het betrokken afval door de ontvanger, of indien dit niet mogelijk is, door de bevoegde autoriteit zelf, eveneens binnen 30 dagen verwijderd of nuttig toegepast wordt.

Ten slotte wordt bepaald dat wanneer de verantwoordelijkheid voor het illegale transport noch aan de kennisgever noch aan de ontvanger kan worden toegeschreven, de bevoegde autoriteiten dienen samen te werken om ervoor te zorgen dat de betrokken afvalstoffen op een milieuhygiënisch verantwoorde wijze verwijderd of nuttig toegepast worden.

Net als in artikel 24 gelden de bepalingen van dit artikel ook voor transporten van afvalstoffen van bijlage III die vergezeld moeten gaan van bepaalde informatie als bedoeld in artikel 19. In dit geval gelden voor de opdrachtgever voor het transport dezelfde verplichtingen als voor de kennisgever.

Artikel 27 - Kosten van terugzending bij illegale overbrenging

Artikel 27 bepaalt hoe de kosten van terugzending enz. van illegaal getransporteerd afval worden verrekend.

Voorts wordt bepaald dat dit artikel ook geldt voor illegale transporten van afvalstoffen van bijlage III die vergezeld dienen te gaan van bepaalde informatie. In dit geval gelden voor de opdrachtgever voor het transport dezelfde verplichtingen als voor de kennisgever.

Hoofdstuk 5 - algemene ADMINISTRATIEVE bepalingen

Artikel 28 - Wijze van communicatie

Artikel 28 bepaalt dat voor de communicatie een van de volgende kanalen mag worden gebruikt: post, fax, e-mail met digitale handtekening of e-mail zonder digitale handtekening met nazending via de post.

Voorts wordt bepaald dat op basis van een besluit van de betrokken bevoegde autoriteit voor de bedoelde communicatie gebruik kan worden gemaakt van elektronische gegevensuitwisseling met elektronische handtekening of elektronische authenticatie als bedoeld in Richtlijn 1999/93/EG betreffende een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen  i of met een vergelijkbaar elektronisch authenticatiesysteem dat dezelfde mate van beveiliging biedt en dat door de betrokken bevoegde autoriteiten wordt aanvaard.

Artikel 29 - Taalkeuze

Artikel 29 bepaalt dat alle kennisgevingen, informatie, documentatie of andere mededelingen die uit hoofde van titel II worden ingediend, gesteld dienen te zijn in een voor de bevoegde autoriteiten aanvaardbare taal en dat de betrokken bevoegde autoriteiten de kennisgever mogen vragen een gewaarmerkte vertaling in een voor hen aanvaardbare taal te verstrekken.

Artikel 30 - Geschillen over de indeling

Artikel 30 voorziet in een procedureregel voor gevallen waarin de bevoegde autoriteit van verzending en de bevoegde autoriteit van bestemming van mening verschillen over het onderscheid tussen afval en niet-afval, over de indeling van de afvalstoffen waarop de kennisgeving betrekking heeft als afvalstoffen van bijlage III of van bijlage IV, of over de indeling van een afvalbehandeling als handeling tot verwijdering of tot nuttige toepassing. Daarom wordt bepaald dat in dergelijke gevallen het materiaal als afvalstof wordt beschouwd, dat de afvalstof geacht wordt te zijn opgenomen in bijlage IV, respectievelijk dat de bepalingen betreffende voor verwijdering bestemde afvalstoffen worden toegepast. Er wordt nadrukkelijk op gewezen dat deze algemene regel enkel in het kader van deze verordening wordt toegepast en niet belet dat de belanghebbenden een geschil over dergelijke vragen voor de rechter brengen.

Artikel 31 - Administratieve kosten

Artikel 31 stipuleert dat de kennisgever naar evenredigheid passende administratieve kosten in verband met de uitvoering van de kennisgevings- en toezichtprocedure en de gebruikelijke kosten van de passende analyses en inspecties in rekening mogen worden gebracht.

Hoofdstuk 6 - OVERBRENGING binnen de Gemeenschap maar met doorvoer via derde landen

Artikel 32 - Overbrenging van voor verwijdering bestemde afvalstoffen

In artikel 32 staan de voorschriften voor transporten van voor verwijdering bestemde afvalstoffen binnen de Gemeenschap maar met doorvoer via derde landen. Bepaald wordt dat de bevoegde autoriteit van verzending de bevoegde autoriteit van het derde land verzoekt schriftelijke toestemming te verlenen voor het voorgenomen transport.

Artikel 33 - Overbrenging van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen

Artikel 33 bepaalt dat artikel 32 ook van toepassing is op een transport van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen binnen de Gemeenschap met doorvoer via een of meer derde landen waarop het OESO-besluit niet van toepassing is.

Voorts wordt bepaald dat voor een transport van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen binnen de Gemeenschap met doorvoer via een of meer derde landen waarop het OESO-besluit van toepassing is, stilzwijgende toestemming kan worden verleend.

TITEL III - Overbrenging binnen lidstaten

Artikel 34 - Toepassing van deze verordening op overbrenging binnen lidstaten

Artikel 34 bepaalt in hoeverre deze verordening ook geldt voor afvaltransporten binnen een lidstaat.

TITEL IV - Uitvoer uit de Gemeenschap naar derde landen

Hoofdstuk 1 - Voor verwijdering bestemde afvalstoffen

Artikel 35 - Verbod op uitvoer behoudens naar EVA-landen

Artikel 35 bepaalt dat uitvoer van voor verwijdering bestemde afvalstoffen uit de Gemeenschap is verboden, tenzij deze bestemd zijn voor verwijdering in EVA-landen.

Voorts wordt bepaald dat dergelijke uitvoer niettemin is verboden indien het betrokken EVA-land de invoer van dergelijk afval heeft verboden of indien de bevoegde autoriteit van verzending reden heeft om te veronderstellen dat het betrokken afval in het land van bestemming niet op een milieuhygiënisch verantwoorde manier zal worden beheerd.

Artikel 36 - Procedures bij uitvoer naar EVA-landen

Artikel 36 beschrijft de procedure die moet worden gevolgd wanneer afval uit de Gemeenschap wordt uitgevoerd om in EVA-landen te worden verwijderd. Zo wordt bepaald dat de voorschriften van titel II mutatis mutandis van toepassing zijn, op enkele wijzigingen en toevoegingen na die ook genoemd worden  i.

Hoofdstuk 2 - Voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen

Uitvoer naar landen waarop het OESO-besluit niet van toepassing is

Artikel 37 - Verbod op uitvoer van afvalstoffen van bijlage V

Met artikel 37 wordt het uitvoerverbod van het Verdrag van Bazel voor afvalstoffen die bestemd zijn voor nuttige toepassing geïmplementeerd en wordt bepaald dat er geen uitvoer mag plaatsvinden van gevaarlijke afvalstoffen uit de Gemeenschap naar landen waarop het OESO-besluit niet van toepassing is. Het verbod geldt daarom voor de volgende gevaarlijke afvalstoffen: gevaarlijke afvalstoffen van bijlage V, gevaarlijke afvalstoffen die niet onder één enkele code van bijlage V vallen, mengsels van gevaarlijke afvalstoffen en mengsels van gevaarlijke en ongevaarlijke afvalstoffen die niet onder één enkele code van bijlage V vallen, afvalstoffen die door het land van bestemming uit hoofde van artikel 3 van het Verdrag van Bazel als gevaarlijk worden beschouwd, en afvalstoffen waarvan het land van bestemming de invoer heeft verboden of waarvan de bevoegde autoriteit van verzending veronderstelt dat deze in het land van bestemming niet op milieuhygiënisch verantwoorde wijzen zullen worden beheerd.

Artikel 38 - Procedures bij uitvoer van afvalstoffen van bijlage III

Artikel 38 definieert het raamwerk voor de toekomstige wetgeving inzake de uitvoer van afvalstoffen van bijlage III die bestemd zijn voor nuttige toepassing in landen waarop het OESO-besluit niet van toepassing is en die niet onder het uitvoerverbod van artikel 37 vallen. Bepaald is dat de Commissie elk land waarop het OESO-besluit niet van toepassing is op de hoogte stelt en verzoekt schriftelijk te bevestigen dat het afval met het oog op nuttige toepassing kan worden uitgevoerd en mee te delen of en zo ja welke van de mogelijke controleprocedures van toepassing is: een verbod, een voorafgaande kennisgeving met schriftelijke toestemming zoals beschreven in artikel 36, of geen controle in het land van bestemming. Deze toekomstige verordening van de Commissie, die op de dag waarop deze verordening van toepassing wordt, in werking moet treden, zal in de plaats treden van Verordening (EG) nr. 1420/1999 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1547/1999 van de Commissie, waarbij de uitvoer van deze afvalstoffen momenteel geregeld is.

Uitvoer naar landen waarop het OESO-besluit van toepassing is

Artikel 39 - Uitvoer van afvalstoffen van de bijlagen III, IV en IV A

Artikel 39 bepaalt welke procedure moet worden gevolgd bij uitvoer uit de Gemeenschap van afvalstoffen van de bijlagen III, IV en IV A die bestemd zijn voor nuttige toepassing in en met doorvoer via landen waarop het OESO-besluit van toepassing is. De voorschriften van titel II zijn in dergelijke gevallen mutatis mutandis van toepassing, op enkele wijzigingen en toevoegingen na die ook genoemd worden.

Hoofdstuk 3 - Algemene eisen

Artikel 40 - Uitvoer naar het Zuidpoolgebied

Artikel 40 bepaalt uitdrukkelijk dat uitvoer van afvalstoffen vanuit de Gemeenschap naar het Zuidpoolgebied verboden is.

Artikel 41 - Uitvoer naar landen en gebieden overzee

Artikel 41 verbiedt de uitvoer uit de Gemeenschap van alle voor verwijdering bestemde afvalstoffen naar landen en gebieden overzee en bepaalt dat het uitvoerverbod van artikel 37 mutatis mutandis van toepassing is op de uitvoer van voor nuttige toepassing bestemd afval. Bovendien wordt duidelijk gemaakt dat de bepalingen van titel II mutatis mutandis van toepassing zijn op de uitvoer van voor nuttige toepassing in landen en gebieden overzee bestemd afval dat niet onder het uitvoerverbod valt.

Dit artikel weerspiegelt de bepalingen van artikel 39 van Besluit 2001/822/EG van de Raad van 27 november 2001 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Economische Gemeenschap.

Artikel 42 - Waarborging van een milieuhygiënisch verantwoord beheer in derde landen

Artikel 42 bepaald dat de producent, de kennisgever en de overige bij een transport betrokken ondernemingen alle nodige maatregelen moeten treffen om ervoor te zorgen dat het door hen getransporteerde afval op milieuhygiënisch verantwoorde wijze beheerd wordt gedurende het transport, met inbegrip van de definitieve verwijdering of nuttige toepassing in het land van bestemming buiten de Gemeenschap.

Voorts wordt bepaald dat de bevoegde autoriteit van verzending in de Gemeenschap dient te eisen en te garanderen dat alle afval op milieuhygiënisch verantwoorde wijze beheerd wordt gedurende het transport, met inbegrip van de definitieve verwijdering of nuttige toepassing in het land van bestemming buiten de Gemeenschap, en dat alle uitvoer in strijd met de regels dient te worden verboden.

Artikel 42 bepaalt ook dat mag worden verondersteld dat de betrokken afvalstroom op milieuhygiënisch verantwoorde wijze wordt beheerd en met het oog op nuttige toepassing wordt behandeld indien kan worden aangetoond dat onder meer de behandelingsrichtsnoer van bijlage IX voor de betrokken afvalstroom door de inrichting in het land van bestemming buiten de Gemeenschap wordt gevolgd. Bijlage IX moet nog verder worden aangevuld door het comité voor de aanpassing van de EU-afvalstoffenwetgeving aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang volgens de procedure van artikel 18 van Richtlijn 75/442/EEG, als gewijzigd, en door middel van de verordening van de Commissie, zie artikel 61.

TITEL V - Invoer in de Gemeenschap

Hoofdstuk 1 - INVOER VAN Voor verwijdering bestemde afvalstoffen

Artikel 43 - Verbod op invoer behoudens uit landen die lid zijn van de EVA, partij zijn bij het Verdrag van Bazel of een overeenkomst hebben gesloten

Artikel 43 verbiedt de invoer in de Gemeenschap van voor verwijdering bestemde afvalstoffen behalve uit EVA-landen of andere landen die Partij zijn bij het Verdrag van Bazel of andere landen waarmee de Gemeenschap of de Gemeenschap en haar lidstaten bilaterale of multilaterale overeenkomsten of regelingen hebben gesloten.

In artikel 43 staat ook aan welke eisen moet worden voldaan bij het sluiten van bilaterale of multilaterale overeenkomsten of regelingen. Het gaat onder meer om de eis dat bilaterale of multilaterale overeenkomsten of regelingen die in verband met dit artikel worden gesloten op de controleprocedure van artikel 44 moeten zijn gebaseerd.

Artikel 44 - Eisen ten aanzien van de procedure bij invoer uit landen die lid zijn van de EVA of partij zijn bij het Verdrag van Bazel

Artikel 44 bepaalt welke procedure van toepassing is bij de invoer in de Gemeenschap van voor verwijdering bestemd afval dat afkomstig is uit EVA-landen of derde landen die partij zijn bij het Verdrag van Bazel. In dergelijke gevallen zijn de voorschriften van titel II mutatis mutandis van toepassing, op enkele wijzigingen en toevoegingen na die ook genoemd worden.

Hoofdstuk 2 - Invoer van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen

Artikel 45 - Verbod op invoer behoudens uit landen waarop het OESO-besluit van toepassing is of die lid zijn van de EVA, partij zijn bij het Verdrag van Bazel of een overeenkomst hebben gesloten

Artikel 45 verbiedt de invoer in de Gemeenschap van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen behalve uit landen waarop het OESO-besluit van toepassing is, de EVA-landen of andere landen die partij zijn bij het Verdrag van Bazel of waarmee de Gemeenschap of de Gemeenschap en haar lidstaten bilaterale of multilaterale overeenkomsten of regelingen hebben gesloten.

In artikel 45 staat ook aan welke eisen moet worden voldaan bij het sluiten van bilaterale of multilaterale overeenkomsten of regelingen. Het gaat om soortgelijke eisen als bedoeld in artikel 43, zoals de eis dat bilaterale of multilaterale overeenkomsten of regelingen die in verband met dit artikel worden gesloten op de controleprocedure van artikel 44 c.q. 46 moeten zijn gebaseerd.

Artikel 46 - Eisen ten aanzien van de procedure bij invoer uit landen waarop het OESO-besluit van toepassing is

Artikel 46 bepaalt welke procedure moet worden gevolgd bij invoer in de Gemeenschap van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen uit een land waarop het OESO-besluit van toepassing is en/of met doorvoor door landen waarop het OESO-besluit van toepassing is. In dergelijke gevallen zijn de voorschriften van titel II mutatis mutandis van toepassing, op enkele wijzigingen en toevoegingen na die ook genoemd worden.

Artikel 47 - Eisen ten aanzien van de procedure bij invoer uit een land waarop het OESO-besluit niet van toepassing is maar dat partij is bij het Verdrag van Bazel

Artikel 46 bepaalt welke procedure moet worden gevolgd bij invoer in de Gemeenschap van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen uit een land waarop het OESO-besluit niet van toepassing is en/of met doorvoor door een land waarop het OESO-besluit niet van toepassing is doch dat partij is bij het Verdrag van Bazel. In dergelijke gevallen zijn de bepalingen van artikel 29 mutatis mutandis van toepassing.

Hoofdstuk 3 - Algemene BEPALINGEN

Artikel 48 - Invoer uit landen en gebieden overzee

Artikel 48 bepaalt dat bij invoer van afvalstoffen in de Gemeenschap uit landen en gebieden overzee de bepalingen van titel II mutatis mutandis van toepassing zijn.

Verder verduidelijkt dit artikel dat een of meer landen en gebieden overzee en de lidstaten waartoe zij behoren nationale procedures mogen toepassen op transporten uit die landen en gebieden overzee naar de desbetreffende lidstaat en dat de lidstaten die van deze mogelijkheid gebruik maken de Commissie op de hoogte stellen van de gevolgde nationale procedures.

Net als artikel 41 weerspiegelt dit artikel de bepalingen van artikel 39 van Besluit 2001/822/EG van de Raad van 27 november 2001 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Gemeenschap.

Artikel 49 - Bescherming van het milieu binnen de Gemeenschap

Artikel 49 bepaalt dat de producent, de kennisgever en de overige bij een transport betrokken ondernemingen alle nodige maatregelen moeten treffen om ervoor te zorgen dat het door hen getransporteerde afval beheerd wordt zonder gevaar voor de gezondheid van de mens en zonder dat procédés of methoden worden aangewend die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, zoals bepaald in artikel 4, van Richtlijn 75/442/EEG, als gewijzigd, en in overeenstemming met de afvalstoffenwetgeving van de Gemeenschap gedurende het transport, met inbegrip van de definitieve verwijdering of nuttige toepassing in het land van bestemming.

Voorts wordt bepaald dat de bevoegde autoriteit van bestemming in de Gemeenschap dient te eisen en te garanderen dat alle afval die naar haar rechtsgebied wordt gebracht wordt beheerd zonder gevaar voor de gezondheid van de mens en zonder dat procédés of methoden worden aangewend die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben dat de kwaliteit van het milieu wordt beschermd, zoals geëist wordt door artikel 4 van Richtlijn 75/442/EEG, als gewijzigd, en in overeenstemming met de afvalstoffenwetgeving van de Gemeenschap gedurende het transport, met inbegrip van de definitieve verwijdering of nuttige toepassing in het land van bestemming. Voorts wordt geëist dat specifieke invoer in strijd met de regels wordt verboden.

Het artikel past dezelfde logica toe als artikel 42 met betrekking tot de uitvoer en de eisen van een milieuhygiënisch verantwoord beheer in het derde land van bestemming.

TITEL VI: Doorvoer via de Gemeenschap vanuit en naar derde landen

Hoofdstuk 1 - Voor verwijdering bestemde afvalstoffen

Artikel 50 - Doorvoer van voor verwijdering bestemde afvalstoffen via de Gemeenschap

Artikel 50 bepaalt dat wanneer voor verwijdering bestemd afval via een lidstaat van en naar derde landen wordt vervoerd, de bepalingen van artikel 44 mutatis mutandis van toepassing zijn, op enkele wijzigingen en toevoegingen na die ook genoemd worden.

Hoofdstuk 2 - Voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen

Artikel 51 - Doorvoer van afvalstoffen via de Gemeenschap vanuit en/of naar een land waarop het OESO-besluit niet van toepassing is

Artikel 51 bepaalt dat wanneer voor nuttige toepassing bestemd afval via een lidstaat vanuit en/of naar een land waarop het OESO-besluit niet van toepassing is wordt vervoerd, artikel 50 mutatis mutandis van toepassing is.

Artikel 52 - Doorvoer van afvalstoffen via de Gemeenschap vanuit en/of naar een land waarop het OESO-besluit van toepassing is

Artikel 52 bepaalt dat wanneer voor nuttige toepassing bestemd afval via een lidstaat vanuit en/of naar een land wordt vervoerd waarop het OESO-besluit van toepassing is, de bepalingen van artikel 46 mutatis mutandis van toepassing zijn, op enkele wijzigingen en toevoegingen na die ook genoemd worden.

TITEL VII: Overige bepalingen

HOOFDSTUK 1 - AANVULLENDE VERPLICHTINGEN VAN DE LIDSTATEN

Artikel 53 - Handhaving in de lidstaten

Artikel 53 verplicht de lidstaten ertoe wettelijke maatregelen te nemen om illegale transporten te voorkomen en op te sporen, zoals het treffen van sancties, en staat de lidstaten toe maatregelen te treffen zoals het verrichten van inspecties en steekproefcontroles op transporten.

Artikel 54 - Verslaglegging door de lidstaten

Artikel 54 heeft betrekking op de rapportageplicht van de lidstaten. Voor het eind van elk kalenderjaar stellen de lidstaten 1) in overeenstemming met artikel 13, lid 3, van het Verdrag van Bazel een verslag op over het voorgaande kalenderjaar, dat zij aan het Secretariaat van het Verdrag van Bazel en aan de Commissie toezenden, alsmede 2) een verslag over het voorafgaande kalenderjaar dat gebaseerd is op de aanvullende vragenlijst van bijlage X, dat zij aan de Commissie toezenden. De lidstaten moeten dus twee verslagen indienen.

Voorts wordt bepaald dat de Commissie deze verslagen zowel in elektronische vorm als op papier dient te ontvangen.

Op basis van de ontvangen verslagen dient de Commissie een verslag op te stellen over de tenuitvoerlegging van deze verordening door de Gemeenschap en de lidstaten.

Artikel 55 - Internationale samenwerking

Artikel 55 verplicht de lidstaten en de Commissie tot samenwerking met andere partijen bij het Verdrag van Bazel en met intergouvernementele organisaties, onder meer door het uitwisselen en/of delen van gegevens, de bevordering van milieuhygiënisch verantwoorde technieken en de uitwerking van passende gedragscodes.

Artikel 56 - Aanwijzing van de douanekantoren van binnenkomst in en van uitgang uit de Gemeenschap

Artikel 56 voorziet in de mogelijkheid van de lidstaten om voor transporten van afvalstoffen naar en uit de Gemeenschap douanekantoren van binnenkomst en van uitgang aan te wijzen. Als een lidstaat besluit deze douanekantoren aan te wijzen, mogen voor het overbrengen van afvalstoffen in de desbetreffende lidstaat geen andere grensovergangen voor het binnenkomen of verlaten van de Gemeenschap worden gebruikt.

Artikel 57 - Aanwijzing van de bevoegde autoriteit

Artikel 57 verplicht de lidstaten ertoe de bevoegde autoriteit of autoriteiten aan te wijzen die met de toepassing en werking van de verordening worden belast.

Artikel 58 - Aanwijzing van correspondenten

Artikel 58 verplicht de lidstaten en de Commissie ertoe elk ten minste één correspondent aan te wijzen die de taak heeft personen of ondernemingen die navraag doen, te informeren en adviseren.

Artikel 59 - Mededeling en informatieverstrekking omtrent met de aanwijzingen

Artikel 59 verplicht de lidstaten om de Commissie mededeling te doen van de aanwijzingen van douanekantoren van binnenkomst in en vertrek uit de Gemeenschap, de bevoegde autoriteiten en de correspondenten die respectievelijk uit hoofde van de artikelen 56, 57 en 58 worden aangewezen. De Commissie dient de lijsten van de aangewezen douanekantoren van binnenkomst in en vertrek uit de Gemeenschap, de bevoegde autoriteiten en de correspondenten via haar website te publiceren.

Hoofdstuk 2 - OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 60 - Vergadering van correspondenten

Artikel 60 verplicht de Commissie om, indien daarom door de lidstaten wordt verzocht of daartoe anderszins aanleiding is, op gezette tijden de correspondenten bijeen te roepen om met hen de vragen in verband met de toepassing van de verordening te bespreken.

Deze vergadering van correspondenten mag brochures uitgeven met aanwijzingen over kwesties in verband met de toepassing, het beheer en de handhaving van de verordening.

Artikel 61 - Wijziging van de bijlagen

Artikel 62 bepaalt dat de bijlagen bij deze verordening door de Commissie worden aangepast door middel van verordeningen van de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 18 van Richtlijn 75/442/EEG, als gewijzigd, en met medewerking van het comité voor de aanpassing van de EU-afvalstoffenwetgeving aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang.

Artikel 62 - Aanvullende maatregelen

Artikel 62 bepaalt dat de Commissie aanvullende maatregelen mag vaststellen in verband met de tenuitvoerlegging, de toepassing, het beheer en de handhaving van deze verordening en dat dergelijke maatregelen worden getroffen overeenkomstig de procedure van artikel 18 van Richtlijn 75/442/EEG, als gewijzigd, en artikel 5 van Beschikking 1999/468/EG.

Artikel 63 - Intrekkingsbepalingen

In artikel 63 worden bepaalde wetsteksten ingetrokken.

Artikel 64 - Overgangbepalingen

Artikel 64 bevat de overgangsbepalingen.

Artikel 65 - Inwerkingtreding en toepassing

Artikel 65 bepaalt dat er na de datum van inwerkingtreding een bepaalde termijn zal verstrijken voordat de verordening van toepassing wordt. Dit is nodig om de regeling voor de uitvoer van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen van bijlage III naar landen waarop het OESO-besluit niet van toepassing is, tot stand te kunnen brengen.


BIJLAGE B Correspondentietabel van de artikelen van het voorstel en de overeenkomstige artikelen van Verordening (EEG) nr. 259/93

Artikel van het voorstelArtikel van Verordening (EEG)
nr. 259/93

Art. 1 - Toepassingsgebied // Art. 1

Art. 2 - Definities // Art. 2

Art.
3 - Algemeen procedureel kaderGedeeltelijk nieuw artikel,
art. 1, lid 3, onder a) en onder c)

Art. 4 - Procedure van voorafgaande schriftelijke kennisgeving en toestemming // Art. 2, onder g), art. 3, lid 1, art. 6, lid 1, art. 3, lid 8, art. 7, lid 8, art. 5, lid 1, art. 8, lid 1, art. 5, lid 3, art. 8, lid 3

Art. 5 - Kennisgevingseisen // Art. 3, leden 2 t/m 6, art. 6, leden 2 t/m 6

Art. 6 - Contract // Art. 3, lid 6, art. 6, lid 6

Art. 7 - Borgsom // Art. 27

Art.
8 - Doorzending van de kennisgeving door de bevoegde autoriteit van verzendingNieuw
artikel

Art. 9 - Bevestiging van ontvangst door de bevoegde autoriteit van verzending // Art. 4, lid 1, art. 7, lid 1

Art. 10 - Toestemming van de bevoegde autoriteiten van bestemming, van verzending en van doorvoer // Art. 4, lid 2, art. 7, lid 2

Art. 11 - Aan een overbrenging gestelde voorwaarden // Art. 4, lid 2, onder b) en d), art. 7, lid 3

Art. 12 - Bezwaren tegen overbrenging van voor verwijdering bestemde afvalstoffen // Art. 4, lid 3, onder a) t/m c)

Art. 13 - Bezwaren tegen overbrenging van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen // Art. 7, lid 4, onder a) en b)

14 - Algemene kennisgeving // Art. 28

Art. 15 - Vooraf goedgekeurde inrichtingen voor nuttige toepassing // Art. 9

Art.
16 - Bepalingen inzake handelingen tot nuttige toepassing en verwijdering met een voorlopig karakterNieuw
artikel


Art.
17 - Eisen waaraan na de toestemming voor een overbrenging moet worden voldaanGedeeltelijk nieuw artikel,
art. 5, leden 2 t/m 6, art. 8, leden 2 t/m 6

Art. 18 - Wijziging van de overbrengingsgegevens na de toestemming // Art. 4, lid 4, art. 7, lid 5

Art. 19 - Afvalstoffen die van bepaalde informatie vergezeld dienen te gaan // Art. 4, lid 4, art. 7, lid 5

Art.
20 - Afvalstoffen waarvoor een aankondiging verplicht isNieuw
artikel

Art. 21 - Verbod op vermenging van afvalstoffen tijdens de overbrenging // Art. 29

Art.
22 - Bescherming van het milieu binnen de GemeenschapGedeeltelijk nieuw artikel,
art. 34

Art. 23 - Bewaarplicht voor documenten en informatie // Art. 35

Art. 24 - Terugname ingeval een overbrenging niet op de geplande wijze kan worden voltooid // Art. 25

Art. 25 - Kosten van terugzending ingeval een overbrenging niet kan worden voltooid // Art. 33

Artikel 26 - Terugname bij illegale overbrenging // Art. 26, leden 2 t/m 4

Art. 27 - Kosten van terugzending bij illegale overbrenging // Art. 33

Art.
28 - Wijze van communicatieGedeeltelijk nieuw artikel,
art. 7, lid 2

Art. 29 - Taalkeuze // Art. 31

Art.
30 - Geschil over de indelingNieuw
artikel

Art. 31 - Administratieve kosten // Art. 33, lid 1

Art. 32 - Overbrenging van voor verwijdering bestemde afvalstoffen (binnen de Gemeenschap en met doorvoer via derde landen) // Art. 12

Art. 33 - Overbrenging van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen (binnen de Gemeenschap en met doorvoer via derde landen) // Art. 12


Art. 34 - Toepassing van deze verordening op overbrengingen binnen lidstaten // Art. 13

Art. 35 - Verbod op uitvoer behoudens naar EVA-landen // Art. 14, art. 18

Art. 36 - Procedures bij uitvoer naar EVA-landen // Art. 15

Art. 37 - Verbod op uitvoer van afvalstoffen van bijlage V (voor nuttige toepassing) // Art. 16

Art. 38 - Procedures bij uitvoer van afvalstoffen van bijlage III (voor nuttige toepassing) // Art. 17, leden 1 t/m 3)

Art. 39 - Uitvoer van afvalstoffen van de bijlagen III, IV en IV A (voor nuttige toepassing) // Art. 17, leden 2, 4, 6 en 7

Art.
40 - Uitvoer naar het ZuidpoolgebiedNieuw
artikel

Art.
41 - Uitvoer naar landen en gebieden overzeeNieuw
artikel

Art.
42 - Waarborging van een milieuhygiënisch verantwoord beheer in derde landenGedeeltelijk nieuw artikel,
art. 16, lid 4

Art. 43 - Verbod op invoer behoudens uit landen die lid zijn van de EVA, partij zijn bij het Verdrag van Bazel of een overeenkomst hebben gesloten // Art. 19

Art. 44 - Eisen ten aanzien van de procedure bij invoer uit landen die lid zijn van de EVA of partij zijn bij het Verdrag van Bazel // Art. 20

Art. 45 - Verbod op invoer behoudens uit landen waarop het OESO-besluit van toepassing is of die lid zijn van de EVA, partij zijn bij het Verdrag van Bazel of een overeenkomst hebben gesloten (voor nuttige toepassing) // Art. 21

Art. 46 - Eisen ten aanzien van de procedure bij invoer uit landen waarop het OESO-besluit van toepassing is (voor nuttige toepassing) // Art. 22, lid 1


Art. 47 - Eisen ten aanzien van de procedure bij invoer uit een land waarop het OESO-besluit niet van toepassing is maar dat partij is bij het Verdrag van Bazel (voor nuttige toepassing) // Art. 22, lid 2

Art.
48 - Invoer uit landen en gebieden overzeeNieuw
artikel

Art.
49 - Bescherming van het milieu binnen de GemeenschapGedeeltelijk nieuw artikel,
art. 34, art. 19, lid 4

Art. 50 - Doorvoer van voor verwijdering bestemde afvalstoffen via de Gemeenschap // Art. 23

Art. 51 - Doorvoer van afvalstoffen via de Gemeenschap vanuit en/of naar landen waarop het OESO-besluit niet van toepassing is // Art. 23

Art. 52 - Doorvoer van afvalstoffen via de Gemeenschap vanuit en/of naar landen waarop het OESO-besluit van toepassing is // Art. 24

Art. 53 - Handhaving in de lidstaten // Art. 30, art. 26, lid 5

Art. 54 - Verslaglegging door de lidstaten // Art. 41

Art. 55 - Internationale samenwerking // Art. 40

Art. 56 - Aanwijzing van de douanekantoren van binnenkomst in en van uitgang uit de Gemeenschap // Art. 39

Art. 57 - Aanwijzing van de bevoegde autoriteit // Art. 36

Art. 58 - Aanwijzing van correspondenten // Art. 37, lid 1

Art. 59 - Mededeling en informatieverstrekking omtrent de aanwijzingen // Art. 38

Art. 60 - Vergadering van correspondenten // Art. 37, lid 2

Art. 61 - Wijziging van de bijlagen // Art. 42, leden 3 en 4

Art.
62 - Aanvullende maatregelenNieuw
artikel

Art. 63 - Intrekkingsbepalingen // Art. 43

Art. 64 - Overgangsbepalingen // Art. 43

Art. 65 - Inwerkingtreding en toepassing // Art. 44

BIJLAGE C LIJST VAN ORGANISATIES DIE EEN BIJDRAGE HEBBEN GELEVERD

De Commissie heeft schriftelijke bijdragen ontvangen van de volgende:

* Lidstaten:

België Denemarken Duitsland Finland Frankrijk Ierland Italië Nederland Oostenrijk Portugal Verenigd Koninkrijk Zweden

* Niet-gouvernementele organisaties:

BAN, Basel Action Network EEB, European Environmental Bureau

* Industriële organisaties:

APME, Association of Plastics Manufacturers in Europe, BIR, International Recycling Bureau EFR, European Ferrous Recovery & Recycling Federation EUROMETREC, European Metal Trade & Recycling Federation ERPA, European Recovered Paper Association CEMBUREAU CEPI, Confederation of European paper industries CGI, CRA, Chemical Recycling Association EURELECTRIC EURITS, European Association for Responsible Incineration and the Treatment of Special Waste EUROFER, European Confederation of iron and Steel Industries EUROMETAUX, Association Européenne des Métaux FEAD, European Waste Management Association ITAD, Interessengemeinschaft der thermischen Abfallbehandlungsanlagen in Deutschland SRI, Swedish Recycling Industries Association Stena Metall AB Group

* Toetredingslanden:

Tsjechië