Toelichting bij COM(2004)177 - Wettelijke accountantscontrole van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2004)177 - Wettelijke accountantscontrole van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen. |
---|---|
bron | COM(2004)177 |
datum | 17-03-2004 |
Beweegredenen en doelstellingen
De recente golf van schandalen in de Verenigde Staten en de Europese Unie heeft nog maar eens aangetoond welke belangrijke rol de wettelijke accountantscontrole vervult bij het waarborgen van de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van jaarrekeningen van vennootschappen. Inmiddels hebben kapitaalmarkten en economie echter wel ernstige schade van deze schandalen ondervonden.
De recente schandalen bevestigen tevens dat dringend werk moet worden gemaakt van de voorgenomen EU-initiatieven op het gebied van de wettelijke accountantscontrole, die zijn uiteengezet in de mededeling van de Commissie van mei 2003 met als titel 'Versterking van de wettelijke accountantscontrole in de EU'. Het voorliggende voorstel is een van de belangrijkste initiatieven die in deze mededeling worden bepleit. Het voorziet in een aanzienlijke uitbreiding van de werkingssfeer van de oude Achtste Richtlijn van de Raad door meer duidelijkheid te scheppen over de plichten, onafhankelijkheid en beroepsethiek van met de wettelijke controle belaste accountants, door de verplichting tot externe kwaliteitsborging in te voeren, door een gedegen extern toezicht op het accountantsberoep in te stellen en door de samenwerking tussen EU-toezichtinstanties te bevorderen.
Het voorstel legt tevens de grondslag voor een doeltreffende en evenwichtige internationale samenwerking met toezichtinstanties uit derde landen, zoals de US Public Company Accounting Oversight Board (PCAOB). Dit is van cruciaal belang omdat kapitaalmarkten tegenwoordig wereldwijd met elkaar zijn verweven.
Dit voorstel mag zeker niet worden gezien als een overhaaste reactie op de recente golf van bedrijfsschandalen. Het is daarentegen het logische gevolg van de in 1996 ingezette koerswijziging van het EU-beleid op het gebied van de wettelijke accountantscontrole. De oorspronkelijke opzet van het voorstel is evenwel aangepast om met de recentste schandalen rekening te houden. Zo wordt thans in het voorstel bepaald dat de groepsaccountant de volledige verantwoordelijkheid draagt voor de accountantsverklaring betreffende de geconsolideerde jaarrekening van een groep van ondernemingen en dat alle instellingen van openbaar belang over een onafhankelijk auditcomité moeten beschikken.
Algemene context en achtergrond
Vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen i, Zevende Richtlijn 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 betreffende de geconsolideerde jaarrekening i, Richtlijn 86/635/EEG van de Raad van 8 december 1986 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen i en Richtlijn 91/674/EEG van de Raad van 19 december 1991 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van verzekeringsondernemingen i schrijven voor dat de jaarrekening of de geconsolideerde jaarrekening moet worden gecontroleerd door een of meer personen die hiertoe bevoegd zijn.
Achtste Richtlijn 84/253/EEG van de Raad van 10 april 1984 inzake de toelating van personen, belast met de wettelijke controle van boekhoudbescheiden i heeft hoofdzakelijk betrekking op de toelating van met de wettelijke controle belaste accountants in de lidstaten. De richtlijn bevat weliswaar een aantal verplichtingen op het gebied van registerinschrijving en beroepsethiek, maar bepaalt niet hoe een wettelijke accountantscontrole moet worden uitgevoerd en welke mate van extern toezicht of externe kwaliteitsborging noodzakelijk is om een accountantscontrole van een hoogwaardige kwaliteit te garanderen.
Vooral omdat een geharmoniseerde aanpak van de problematiek van de wettelijke accountantscontrole in de EU ontbrak, heeft de Commissie in 1996 een veelomvattende bezinning georganiseerd over de behoefte aan verdere EU-maatregelen op het gebied van de wettelijke accountantscontrole en over de gewenste reikwijdte van dergelijke maatregelen. De aanzet tot deze denkoefening werd gegeven door het in 1996 door de Commissie opgestelde Groenboek over 'de rol, de positie en de aansprakelijkheid van de met de wettelijke controle belaste accountant in de Europese Unie' i. Uit de reacties op dit Groenboek werd duidelijk dat op EU-niveau meer maatregelen vereist waren dan die vervat in de Achtste Richtlijn van de Raad. De door de Commissie uit de voormelde exercitie getrokken beleidsconclusies zijn opgenomen in een Commissiemededeling van 1998 betreffende 'de wettelijke controle in de Europese Unie: verdere maatregelen' i.
In de mededeling van 1998 werd voorgesteld een EU-comité accountantscontrole in het leven te roepen, dat in nauw overleg met het accountantsberoep en de lidstaten verdere maatregelen op dit terrein zou uitwerken. Dit comité had als prioritaire doelstelling methoden te bespreken om de kwaliteit van de accountantscontrole te verbeteren, indien mogelijk door niet-bindende maatregelen overeen te komen. De voornaamste thema's die het comité heeft behandeld, zijn externe kwaliteitsborging, standaarden voor accountantscontrole en onafhankelijkheid van de met de wettelijke controle belaste accountant.
Op basis van de voorbereidende werkzaamheden van dit comité heeft de Commissie in november 2000 een aanbeveling inzake de 'waarborging van de kwaliteit van de wettelijke controle in de Europese Unie' i gepubliceerd en in mei 2002 een andere aanbeveling over 'de onafhankelijkheid van de met de wettelijke controle belaste accountant in de EU' i. Daarnaast zijn ook voorbereidende werkzaamheden verricht met het oog op de toepassing van internationale standaarden voor accountantscontrole (ISA's).
De in de bestaande richtlijn gestelde basisvoorwaarden op het gebied van scholing en opleiding worden overgenomen in het onderhavige voorstel, wat inhoudt dat de toelatingsvoorwaarden voor met de wettelijke controle belaste accountants en accountantskantoren niet fundamenteel worden gewijzigd. Het voorstel breidt wel de werkingssfeer van de EU-wetgeving uit door nieuwe eisen te stellen ten aanzien van de wijze waarop een accountantscontrole moet worden uitgevoerd en met betrekking tot de structuren die nodig zijn om de kwaliteit van de accountantscontrole te waarborgen en het vertrouwen in de auditfunctie te bewaren.
Accountantscontrole is weliswaar een belangrijk instrument om adequate financiële verslaglegging te garanderen, maar het is niet de enige factor die na de recente boekhoudschandalen aan een diepgaand onderzoek dient te worden onderworpen. De accountant is immers niet meer dan een onderdeel van een groter geheel van actoren en toezichthouders (zoals het bestuur van de verslaggevende entiteit, effectentoezichthouders en andere sectorspecifieke toezichthouders) die moeten zorgen voor een transparante financiële verslaglegging ten behoeve van de EU-kapitaalmarkt. Het richtlijnvoorstel betreffende de wettelijke accountantscontrole moet derhalve worden gezien in de bredere context van het Actieplan voor financiële diensten. Andere maatregelen van bijzonder belang in deze context zijn de Commissiemededeling van 21 mei 2003 met als titel 'Modernisering van het vennootschapsrecht en verbetering van de corporate governance in de Europese Unie - Een actieplan' i, de overschakeling vanaf 2005 op de internationale standaarden voor jaarrekeningen, alsook de recentelijk volgens de medebeslissingsprocedure aangenomen Richtlijn Marktmisbruik (Richtlijn 2003/6/EG betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie) en Prospectusrichtlijn (Richtlijn 2003/71/EG betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten).
Toelichting per hoofdstuk
Inhoudsopgave
- Hoofdstuk I Voorwerp en definities (artikelen 1 en 2)
- Hoofdstuk II Toelating, permanente scholing en wederzijdse erkenning (artikelen 3 tot en met 14)
- Hoofdstuk III Registerinschrijving (artikelen 15 tot en met 20)
- Hoofdstuk IV Beroepsethiek en beroepsgeheim (artikelen 21 en 22)
- Hoofdstuk V Onafhankelijkheid (artikelen 23 tot en met 25)
- Hoofdstuk VI Standaarden voor accountantscontrole en accountantsverklaringen (artikelen 26 tot en met 28)
- Hoofdstuk VII Kwaliteitsborging (artikel 29)
- Hoofdstuk VIII Onderzoeken en sancties (artikel 30)
- Hoofdstuk IX Extern toezicht en regelingen tussen de lidstaten op toezicht- en regelgevingsgebied (artikelen 31 tot en met 34)
- Hoofdstuk X Benoeming, ontslag en communicatie (artikelen 35 tot en met 37)
- Hoofdstuk XI Bijzondere bepalingen betreffende de wettelijke accountantscontrole bij instellingen van openbaar belang (artikelen 38 tot en met 43)
- Hoofdstuk XII Internationale aspecten (artikelen 44 tot en met 47)
- Hoofdstuk XIII Overgangs- en slotbepalingen (artikelen 48 tot en met 55)
In artikel 1 wordt bepaald dat de richtlijn uitsluitend betrekking heeft op de wettelijke accountantscontrole, voorzover een dergelijke controle wordt voorgeschreven door het Gemeenschapsrecht (bijvoorbeeld de Vierde en de Zevende Richtlijn van de Raad).
De begrippen 'met de wettelijke controle belaste accountant' en 'accountantskantoor' worden apart gedefinieerd. Op deze wijze wordt de precieze werkingssfeer van de wetgevende maatregel duidelijker aangegeven en rekening gehouden met het feit dat een aantal bepalingen specifiek betrekking heeft op accountantskantoren. Sinds de aanneming van de Achtste Richtlijn van de Raad in 1984 zijn accountantskantoren immers aanzienlijk in omvang en belang toegenomen.
Wettelijke accountantscontrole wordt gedefinieerd als de accountantscontrole van jaarrekeningen of geconsolideerde jaarrekeningen van entiteiten die onder de communautaire richtlijnen vallen. De lidstaten kunnen ook in andere situaties wettelijke accountantscontroles voorschrijven. Wanneer zij dat doen, moeten voor deze controles dezelfde vereisten gelden.
Het begrip 'instelling van openbaar belang' werd binnen het EU-comité accountantscontrole besproken en uitgewerkt tijdens de opstelling van de aanbevelingen inzake de kwaliteitsborging en de onafhankelijkheid van de accountant. Om uit te maken of een entiteit als een instelling van openbaar belang moet worden beschouwd, worden de volgende criteria gehanteerd: of de effecten van de entiteit al dan niet aan de beurs worden genoteerd, de aard van de bedrijfsactiviteiten (bijvoorbeeld banken en verzekeringsmaatschappijen) en de omvang van de bedrijfsactiviteiten (aantal werknemers). Recente schandalen tonen aan dat het van belang is de eisen ten aanzien van accountantscontroles bij instellingen van openbaar belang verder aan te scherpen. Het zou evenwel te belastend zijn en te ver gaan om deze aangescherpte eisen tot de grote meerderheid van andere wettelijke accountantscontroles uit te breiden. Hoofdstuk XI bevat de specifieke eisen die aan wettelijke accountantscontroles bij instellingen van openbaar belang moeten worden gesteld. Zo moeten dergelijke instellingen over een onafhankelijk auditcomité beschikken, zijn hun accountantskantoren aan strengere onafhankelijkheidseisen onderworpen en moeten de accountants ervan jaarlijks een transparantieverslag publiceren.
Alle beursgenoteerde vennootschappen waarvan de effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten, alle banken en alle verzekeringsondernemingen worden per definitie als instellingen van openbaar belang beschouwd. De lidstaten kunnen dit begrip eventueel uitbreiden door bijvoorbeeld ook ziekenhuizen of pensioenfondsen in de definitie ervan op te nemen.
In dit hoofdstuk worden in wezen de voorschriften van de Achtste Richtlijn overgenomen. Wat de toelating van accountantskantoren betreft, is het krachtens artikel 3, lid 3, onder b) en c), niet langer toegestaan dat een lidstaat voorschrijft dat de meerderheid van de stemrechten in het bezit moet zijn van en de meerderheid van de leden van het leidinggevende of bestuursorgaan moet bestaan uit met de wettelijke controle belaste accountants of accountantskantoren die in de betrokken lidstaat zijn toegelaten. Voorts schaft het voorstel sommige beperkingen op het eigenaarschap en het bestuur van accountantskantoren af die op grond van de huidige Achtste Richtlijn van de Raad wel nog kunnen worden opgelegd. In het voorstel wordt uitdrukkelijk bepaald dat een accountantskantoor voor het grootste deel in handen moet zijn van met de wettelijke controle belaste accountants of accountantskantoren die in een lidstaat zijn toegelaten. Deze bepaling zorgt ervoor dat het voorstel beter aansluit bij de internemarktregels en zal tevens een betere integratie van de EU-accountantskantoren mogelijk maken.
In het hoofdstuk wordt de toelating van met de wettelijke controle belaste accountants uit andere lidstaten afhankelijk gesteld van het met goed gevolg afleggen van een proeve van bekwaamheid. Deze afwijking van het recente voorstel voor een richtlijn betreffende diensten op de interne markt (COM(2004) 2 definitief van 13.1.2004) is gerechtvaardigd omdat met de wettelijke controle belaste accountants een grondige kennis moeten hebben van de specifieke nationale wetgeving (zoals vennootschapsrecht, belastingrecht en socialezekerheidsrecht) die voor het verrichten van een wettelijke accountantscontrole van belang is. De theoretische opleiding omvat thans ook uitdrukkelijk de internationale standaarden voor jaarrekeningen (IAS) en accountantscontrole (ISA).
Belanghebbenden moeten snel kunnen uitmaken of een met de wettelijke controle belaste accountant of een accountantskantoor is toegelaten, waar de accountant of het kantoor officieel gevestigd is en, wanneer het een kantoor betreft, hoe het georganiseerd is. Dit zal worden vergemakkelijkt door inschrijving in een elektronisch openbaar register verplicht te stellen. De in het register op te nemen informatie wordt beperkt tot een aantal essentiële gegevens en de toegang tot deze gegevens wordt vergemakkelijkt door te eisen dat deze langs elektronische weg moeten kunnen worden geraadpleegd.
Het openbaar register moet ook de naam en het adres bevatten van de bevoegde autoriteiten die belast zijn met het toezicht, de kwaliteitsborging, de onderzoeken en de sancties, zodat belanghebbenden in staat zijn indien nodig met deze autoriteiten contact op te nemen.
Individuele met de wettelijke controle belaste accountants kunnen als zelfstandige werkzaam zijn, in dienst zijn van een accountantskantoor of als vennoot of anderszins aan een accountantskantoor verbonden zijn. In het register moet worden vermeld in welke van bovengenoemde situaties de betrokken met de wettelijke controle belaste accountant verkeert.
Wat accountantskantoren betreft, moet in het register ook een indicatie worden gegeven van de omvang van het betrokken kantoor door vermelding van alle met de wettelijke controle belaste accountants die werkzaam zijn bij of als vennoot of anderszins verbonden zijn aan het betrokken kantoor. Dankzij de opsomming van de individuele met de wettelijke controle belaste accountants is het bovendien duidelijk wie aan het betrokken accountantskantoor verbonden is; via het registratienummer kan dan aanvullende informatie over deze personen worden geraadpleegd. Het register moet ook informatie bevatten over de eigenaars en de bestuursleden van het accountantskantoor. Voorts moet in het register ook informatie zijn opgenomen over het eventuele lidmaatschap van een netwerk. Uit de over het netwerk verstrekte informatie blijkt met welke andere accountantskantoren/verbonden partijen het betrokken accountantskantoor samenwerkt, waardoor dergelijke netwerken transparanter worden voor de belanghebbenden.
De in het register opgenomen gegevens moeten zo spoedig mogelijk worden geactualiseerd en dienen te zijn gesteld in de taal die is toegestaan bij de taalvoorschriften van de lidstaat waar de statutaire zetel van de met de wettelijke controle belaste accountant of het accountantskantoor gevestigd is. Deze gegevens mogen ook op vrijwillige basis in andere officiële talen van de Gemeenschap worden meegedeeld.
Met de wettelijke controle belaste accountants en accountantskantoren moeten aan een strenge beroepsethiek onderworpen zijn. Als uitgangspunt fungeert de ethische gedragscode van het Ethics Committee van de International Federation of Accountants (IFAC). Er kunnen evenwel verdere specifieke regels nodig zijn met het oog op de nadere uitwerking van de in artikel 21 neergelegde beginselen.
De regels op het gebied van geheimhouding en beroepsgeheim mogen noch de handhaving van de voorschriften voor de financiële verslaggeving, noch de uitwisseling van relevante informatie tussen nationale bevoegde autoriteiten in de weg staan.
Het in de aanbeveling van de Commissie betreffende de onafhankelijkheid van de accountant vervatte basisbeginsel is opgenomen in artikel 23. In de richtlijn is het beginsel vastgelegd dat een met de wettelijke controle belaste accountant of een accountantskantoor onafhankelijk moet zijn van de gecontroleerde entiteit en op generlei wijze betrokken mag zijn bij bestuursbeslissingen van de gecontroleerde entiteit. Dit betekent dat een accountant in geen geval in staat mag zijn een controleopdracht te aanvaarden die gevaar kan opleveren voor zijn onafhankelijkheid. Een accountant is ook verplicht elke niet-controleopdracht te weigeren die zijn onafhankelijkheid als accountant in het gedrang kan brengen. De accountant moet alle bedreigingen van betekenis voor zijn onafhankelijkheid en de veiligheidsmaatregelen die zijn genomen om deze bedreigingen af te zwakken, op schrift stellen. De ultieme veiligheidsmaatregel is uiteraard de accountantscontrole staken of weigeren een niet-controledienst te verrichten. Zoals de Commissie in haar mededeling van 2003 heeft aangekondigd, is zij voornemens een studie te laten uitvoeren om na te gaan of er verdere maatregelen geboden zijn die er eventueel toe leiden dat een accountant helemaal geen niet-controlediensten meer aan zijn controlecliënt mag aanbieden.
In de in 2003 gepubliceerde aanbeveling van de Commissie betreffende de onafhankelijkheid van de met de wettelijke controle belaste accountant in de EU wordt uitdrukkelijk gesteld dat het honorarium voor een wettelijke accountantscontrole toereikend moet zijn om een accountantscontrole van goede kwaliteit mogelijk te maken, niet resultaatgebonden mag zijn en niet mag worden beïnvloed door het feit dat nevendiensten aan de gecontroleerde entiteit worden verleend. De inachtneming van deze beginselen en van de onafhankelijkheidseis zal worden getoetst aan de hand van kwaliteitsbeoordelingen van accountantscontroles.
Hoofdstuk VI Standaarden voor accountantscontrole en accountantsverklaringen (artikelen 26 tot en met 28)
Zoals in de mededeling van 2003 is aangegeven, overweegt de Commissie de toepassing van internationale standaarden voor accountantscontrole (ISA's) verplicht te stellen voor alle wettelijke accountantscontroles die door het Gemeenschapsrecht worden voorgeschreven. Momenteel worden de ISA's opgesteld door de International Auditing and Assurance Standards Board (IAASB), een particuliere organisatie. Alvorens deze internationale standaarden voor accountantscontrole te kunnen goedkeuren, moet de Commissie eerst nagaan of zij internationaal worden aanvaard en of zij volgens geijkte procedures, onder extern toezicht en op transparante wijze zijn opgesteld. Voorts moeten de standaarden van topkwaliteit zijn en ertoe bijdragen dat jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen een getrouw beeld geven. Tenslotte moeten de standaarden ook bevorderlijk zijn voor het Europees algemeen belang. De Commissie heeft nog geen definitieve beslissing genomen ten aanzien van de vraag of zij de ISA's zal goedkeuren voor toepassing in de EU, en zo ja tot op welke hoogte. Dit zal grotendeels afhangen van het feit of bevredigende regelingen voor de werking van de IAASB worden getroffen.
Om te voorkomen dat lidstaten nieuwe of aanvullende eisen stellen aan de accountantscontrole welke verder gaan dan de procedures waarin de ISA's voorzien, wordt in artikel 26, lid 3, bepaald dat de lidstaten alleen aanvullende controleprocedures verplicht mogen stellen indien deze voortvloeien uit specifieke vereisten in verband met het voorwerp van de wettelijke accountantscontrole. Overeenkomstig artikel 28, lid 2, kan de Commissie een gemeenschappelijke standaardaccountantsverklaring invoeren voor jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen die conform goedgekeurde internationale standaarden voor jaarrekeningen zijn opgesteld.
In artikel 27 is het beginsel neergelegd dat de groepsaccountant de volledige verantwoordelijkheid draagt voor de accountantsverklaring betreffende de geconsolideerde jaarrekening. Dit houdt in dat de groepsaccountant voldoende schriftelijke informatie moet bijhouden over een controle die is verricht door een andere accountant die (of een ander accountantskantoor dat) een deel van de groep controleert, en dat hij afschriften moet bezitten van de controledocumenten indien de betrokken accountant (of het betrokken accountantskantoor) niet in een lidstaat is toegelaten.
In artikel 29 wordt bepaald dat alle met de wettelijke controle belaste accountants en accountantskantoren onder een kwaliteitsborgingsstelsel moeten vallen. De criteria waaraan een dergelijk stelsel dient te voldoen, worden opgesomd in de aanbeveling van de Commissie van november 2000 inzake 'waarborging van de kwaliteit van de wettelijke controle in de Europese Unie'. Uit een eind 2003 verrichte evaluatie van de tenuitvoerlegging van deze aanbeveling blijkt dat alle lidstaten kwaliteitsborgingsstelsels hebben ingevoerd of aan het invoeren zijn. De wettelijke verankering van de beginselen van de aanbeveling moet ervoor zorgen dat deze beginselen door de lidstaten worden toegepast. Artikel 29 versterkt het externe toezicht, de onafhankelijke financiering en de follow-up van de aanbevelingen die uit de kwaliteitsbeoordelingen voortvloeien.
De onderzoeks- en sanctieregelingen lopen nog steeds sterk uiteen van lidstaat tot lidstaat. In artikel 30 wordt het algemene beginsel neergelegd dat de lidstaten doeltreffende onderzoeksregelingen moeten instellen en doeltreffende en afschrikkende sancties moeten treffen. Deze sancties kunnen van civielrechtelijke, administratieve of strafrechtelijke aard zijn. De lidstaten moeten de onderzoeken en sancties op passende wijze openbaar maken. De sancties moeten de intrekking van de toelating van de met de wettelijke controle belaste accountant of het accountantskantoor omvatten.
Hoofdstuk IX Extern toezicht en regelingen tussen de lidstaten op toezicht- en regelgevingsgebied (artikelen 31 tot en met 34)
Een effectief extern toezicht op het accountantsberoep moet ertoe bijdragen dat het vertrouwen in de auditfunctie bewaard blijft en vergroot. De huidige afbrokkeling van het vertrouwen is ten dele toe te schrijven aan de onder het publiek heersende mening dat elke beroepsgroep die zichzelf reguleert, het risico loopt dat er belangenconflicten ontstaan bij het aanpakken van tekortkomingen. Het is bijgevolg van cruciaal belang dat er een geloofwaardig extern toezicht op het accountantsberoep wordt uitgeoefend.
De voor het externe toezicht geldende beginselen worden uiteengezet in artikel 31. Het vereiste dat extern toezicht wordt uitgeoefend, zal ervoor zorgen dat het toezicht voldoende geloofwaardig en onafhankelijk is in de ogen van het publiek. Het artikel bevat echter geen blauwdruk voor het opzetten van een doeltreffend mechanisme voor de uitoefening van het externe toezicht. De voorgestelde gemeenschappelijke EU-beginselen voor het externe toezicht moeten worden gezien als minimaal te vervullen voorwaarden om op nationaal niveau tot een adequaat extern toezicht te komen.
Er zal pas van een geloofwaardig toezicht op het accountantsberoep sprake zijn wanneer dit toezicht wordt uitgeoefend door een duidelijke meerderheid van personen die geen accountant zijn. Op instellingen van openbaar belang mag overigens alleen toezicht worden uitgeoefend door personen die zelf geen accountant zijn. Degenen die met het beheer van het externe-toezichtstelsel zijn belast, moeten niettemin voldoende bekend zijn met boekhouding en accountantscontrole. De recente bedrijfsschandalen hebben aangetoond dat snelle en doeltreffende onderzoeken in het kader van externe-toezichtstelsels noodzakelijk zijn om de efficiënte werking van de kapitaalmarkten te garanderen. Dit neemt evenwel niet weg dat de basisvereisten inzake een adequate en transparante werkwijze in acht moeten worden genomen.
De zich ontwikkelende EU-kapitaalmarkt doet de behoefte ontstaan aan een coördinatiemechanisme op EU-niveau dat alle nationale systemen aaneensmeedt tot een samenhangend en efficiënt pan-Europees netwerk. Dit moet de convergentie van de toegepaste beginselen en gevolgde werkwijzen in de hand werken. In artikel 33 wordt het beginsel neergelegd dat de lidstaten elkaars toezichtstelsels moeten erkennen. Aan accountantscontroles van geconsolideerde jaarrekeningen en met het oog op het verkrijgen van noteringen in andere lidstaten mogen geen andere eisen worden gesteld dan die welke in de lidstaat van herkomst worden opgelegd.
Artikel 34 bevat de regels voor een doeltreffende samenwerking tussen de lidstaten bij onderzoeken met betrekking tot accountantskantoren.
De procedures voor de benoeming van de met de wettelijke controle belaste accountant of het accountantskantoor moeten ervoor zorgen dat de betrokken accountant of het betrokken accountantskantoor onafhankelijk is van degenen die de jaarrekening van de gecontroleerde entiteit opstellen. Sommige lidstaten eisen dat bij de benoeming van de met de wettelijke controle belaste accountant of het accountantskantoor toezichthoudende autoriteiten, rechtbanken of andere bij wet aangewezen organisaties (bv. voor coöperaties) betrokken zijn. De richtlijn laat dit onverlet.
Wat het ontslag van accountants betreft, is in de richtlijn het beginsel neergelegd dat de met de wettelijke controle belaste accountant of het accountantskantoor pas kan worden ontslagen indien er een gegronde reden is waarom de betrokken accountant of het betrokken accountantskantoor de accountantscontrole niet kan afronden. De redenen voor het ontslag moeten aan de verantwoordelijke toezichthoudende autoriteiten worden meegedeeld.
Om tot accountantscontroles van degelijke kwaliteit te komen, is het van groot belang dat er sprake is van een goede communicatie tussen de met de wettelijke controle belaste accountant of het accountantskantoor en de gecontroleerde entiteit. Deze communicatie moet ertoe leiden dat de gecontroleerde entiteit de nodige conclusies trekt. Gezien de uiteenlopende regelingen op het gebied van behoorlijk ondernemingsbestuur (corporate governance) behoort het tot de verantwoordelijkheid van de lidstaten om doeltreffende gedetailleerde regels op dit gebied vast te stellen. Als minimumeis moet gelden dat door de gecontroleerde entiteit bescheiden van de communicatie dienen te worden bijgehouden om onafhankelijke bestuurders van de entiteit in staat te stellen zich een beeld te vormen van de relatie met de met de wettelijke controle belaste accountant of het accountantskantoor.
Hoofdstuk XI Bijzondere bepalingen betreffende de wettelijke accountantscontrole bij instellingen van openbaar belang (artikelen 38 tot en met 43)
Het is aangewezen dat strengere voorschriften worden vastgesteld voor de wettelijke accountantscontrole bij instellingen van openbaar belang. Artikel 38 schrijft voor dat accountantskantoren die wettelijke accountantscontroles bij instellingen van openbaar belang uitvoeren, een gedetailleerd verslag openbaar moeten maken dat inzicht biedt in het accountantskantoor en het netwerk waartoe het behoort. In dit verslag dient het accountantskantoor de volgende informatie te verstrekken: een verklaring inzake corporate governance, een beschrijving van het interne kwaliteitscontrolesysteem en een verklaring van het leidinggevende of bestuursorgaan ten aanzien van de doelmatigheid van de werking van dit systeem. Het verslag moet onder meer ook de datum van de laatste kwaliteitsbeoordeling, de gedragslijnen inzake permanente scholing en een uitsplitsing van de honoraria bevatten.
De in artikel 39 neergelegde verplichting om een auditcomité in te stellen, zal het toezicht op het financiële-verslaggevingsproces en de wettelijke accountantscontrole versterken en eventuele ongewenste invloed van het dagelijks bestuur op de financiële verslaggeving door de gecontroleerde entiteit helpen voorkomen. Om zijn taken naar behoren te kunnen vervullen, moet het auditcomité ten minste één onafhankelijk lid tellen dat over de nodige deskundigheid op het gebied van boekhouding en/of accountantscontrole beschikt.
Een doeltreffend interne-controlesysteem reduceert de financiële, operationele en nalevingsrisico's tot een minimum en werkt de kwaliteit van de financiële verslaggeving in de hand. Een dergelijk systeem vereist passende gedragslijnen en procedures die niet alleen zorgen voor een snelle verspreiding van betrouwbare informatie en de naleving van de vigerende wet- en regelgeving, maar ook een correcte aanwending van de bedrijfsactiva waarborgen. Het auditcomité heeft tot taak erop toe te zien dat de controleactiviteiten wel degelijk plaatsvinden en dat de nodige communicatie- en rapportageprocedures bestaan om inbreuken op de gedragsregels inzake interne controle en de vigerende wet- en regelgeving te melden. Dit doet evenwel geenszins afbreuk aan het feit dat de verantwoordelijkheid voor de werking en beoordeling van en de informatieverstrekking over het interne-controlesysteem bij de raad van bestuur als geheel berust.
Om tot een financiële verslaggeving van een betere kwaliteit te komen, dienen de met de wettelijke controle belaste accountant of het accountantskantoor en het auditcomité met elkaar samen te werken op het gebied van de accountantscontrole en de financiële verslaggeving. Daartoe is het noodzakelijk dat de met de wettelijke controle belaste accountant of het accountantskantoor tijdig met het auditcomité communiceert over bij de accountantscontrole van de jaarrekening aan het licht gekomen zaken die van belang zijn voor het ondernemingsbestuur. Dergelijke belangrijke zaken zijn onder meer informatie over de accountantscontrole, veranderingen van betekenis in de grondslagen voor de verslaggeving, aanzienlijke risico's en risicoposities waarmee de onderneming wordt geconfronteerd, wezenlijke aanpassingen van en onzekerheden in verband met de accountantscontrole, meningsverschillen met het bestuur, aangelegenheden inzake de bedrijfscontinuïteit, verwachte wijzigingen in de accountantsverklaring, gevallen van fraude waarbij het bestuur betrokken is, en ernstige tekortkomingen in het interne-controleproces met betrekking tot de financiële verslaggeving. Daar interne controle van essentieel belang is voor een externe financiële verslaggeving van goede kwaliteit, wordt de communicatie met het auditcomité geïntensiveerd door in de richtlijn de verplichting op te nemen dat over bovenbedoelde ernstige tekortkomingen verslag moet worden uitgebracht.
Artikel 40 bedeelt het auditcomité een centrale rol toe bij de bewaking van de onafhankelijkheid van de accountant. Artikel 43 bepaalt dat het auditcomité betrokken moet worden bij de procedure voor de benoeming van de met de wettelijke controle belaste accountant of het accountantskantoor door de accountant of het accountantskantoor te selecteren die, respectievelijk dat, ter benoeming aan de algemene aandeelhoudersvergadering van de gecontroleerde entiteit zal worden voorgedragen.
Artikel 41 verkort de cyclus voor de kwaliteitsbeoordeling tot drie jaar.
Artikel 42 stelt striktere eisen aan het externe toezicht door te bepalen dat elke accountant van het beheer van externe-toezichtstelsels is uitgesloten.
De in deze richtlijn opgenomen maatregelen zullen accountantscontroles van degelijke kwaliteit binnen de EU in de hand werken en aldus het vertrouwen in de goede werking van de Europese kapitaalmarkt bevorderen. Aan dit streven mag geen afbreuk worden gedaan door eventuele accountantscontroles van slechte kwaliteit door accountants en/of accountantskantoren uit derde landen die accountantsverklaringen afgeven met betrekking tot effecten die in de EU worden verhandeld. Artikel 45 schrijft voor dat dergelijke accountants en/of accountantskantoren in de EU in een register moeten worden ingeschreven en dienen te worden onderworpen aan de toezicht- en kwaliteitsborgingsstelsels en de onderzoeks- en sanctieregelingen van de lidstaten. In artikel 45 is voorts bepaald dat alleen accountants of accountantskantoren die voldoen aan kwaliteitscriteria die gelijkwaardig zijn aan die welke in deze richtlijn zijn neergelegd, in het register kunnen worden ingeschreven.
Om te voorkomen dat op internationaal niveau onnodig dubbel werk wordt verricht door de toezichthouders, verleent artikel 46 vrijstelling van registerinschrijving, extern toezicht, kwaliteitsborging en de toepassing van de onderzoeks- en sanctieregeling wanneer accountantskantoren uit derde landen aan gelijkwaardige registratie- en toezichtstelsels onderworpen zijn. Vrijstelling van het registratie- en toezichtvereiste is alleen mogelijk wanneer het accountantskantoor uit een derde land valt onder een extern-toezichtstelsel dat gelijkwaardig is aan datgene dat in de artikelen 29, 30 en 31 wordt omschreven. Een andere belangrijke verplichting is dat accountantskantoren uit de lidstaten in het betrokken derde land op basis van wederkerigheid worden behandeld. Om terzake tot een gemeenschappelijke EU-beoordeling en dus overal in de EU tot een gelijke behandeling van accountantskantoren uit derde landen te komen, zal de Commissie deze beoordeling op EU-niveau verrichten in samenwerking met de lidstaten.
De Europese kapitaalmarkt is sterk met andere kapitaalmarkten verweven. Zoals bij de recente schandalen is gebleken, heeft een vertrouwensverlies in de werking van de ene markt nadelige gevolgen voor het vertrouwen in de werking van de andere markt. Het is bijgevolg belangrijk dat internationale regelgevers en toezichthouders in een echte sfeer van partnerschap en vertrouwen met elkaar samenwerken. Deze richtlijn bevat tal van artikelen waarin ten aanzien van accountantskantoren adequate eisen worden gesteld op het gebied van registerinschrijving, extern toezicht, kwaliteitsborging, onderzoeken en sancties, en kan derhalve als grondslag dienen voor samenwerkingsovereenkomsten met regelgevers en toezichthouders van derde landen.
Bij deze activiteiten is het onder meer noodzakelijk dat toegang wordt verkregen tot controledocumenten. In het kader van een op samenwerking gebaseerde aanpak zal een dergelijke toegang mogelijk zijn wanneer deze documenten door de nationale bevoegde autoriteiten worden overgedragen. Voor een dergelijke overdracht is wederzijdse samenwerking met het betrokken derde land vereist. Om ook terzake tot een gemeenschappelijke EU-beoordeling en dus overal in de EU tot een gelijke behandeling van derde landen te komen, zal de Commissie deze beoordeling op EU-niveau verrichten in samenwerking met de lidstaten. Aangezien de uitwisseling van controledocumenten voor alle betrokken partijen een delicate aangelegenheid blijft, legt artikel 47 een aantal aanvullende verplichtingen op in vergelijking met de in artikel 34 omschreven interne EU-regeling voor samenwerking bij onderzoeken. Zo moet elk verzoek tot uitwisseling worden gemotiveerd. Voorts moet bij het verzoek het beroepsgeheim in acht worden genomen en mogen de controledocumenten alleen worden gebruikt om toezicht op accountants uit te oefenen. Algemeen genomen mogen dergelijke verzoeken geen gevaar opleveren voor de soevereiniteit, de veiligheid, de openbare orde en de gerechtelijke procedures van de lidstaten en moeten zij in overeenstemming zijn met het Gemeenschapsrecht.
Bij artikel 49 wordt een nieuw regelgevend comité voor accountantscontrole ingesteld. Dit comité, dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten en wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie, zal de Commissie terzijde staan bij de vaststelling van uitvoeringsmaatregelen volgens de comitéprocedures waarin dit artikel voorziet. Het lijdt geen twijfel dat de technische deskundigheid van het accountantsberoep onontbeerlijk is om kwalitatief hoogwaardige regelgeving op accountantsgebied uit te vaardigen. Het nieuwe regelgevende comité voor accountantscontrole zal dan ook moeten nagaan hoe het accountantsberoep zijn technische deskundigheid op een doeltreffende en efficiënte manier beschikbaar kan blijven stellen ter ondersteuning van de regelgevingsactiviteiten van de EU.
Voorts wijzigt artikel 50 de Vierde en de Zevende Richtlijn van de Raad op zodanige wijze dat wordt bepaald dat gecontroleerde vennootschappen melding moeten maken van aan de met de wettelijke controle belaste accountant of het accountantskantoor betaalde honoraria, uitgesplitst naar honoraria voor controlediensten, andere assurance-opdrachten, belastingadviesdiensten en andere niet-controlediensten.
Gezien de intrekking van de huidige Achtste Richtlijn van de Raad bij artikel 51 bevestigt artikel 52 de toelating van met de wettelijke controle belaste accountants en accountantskantoren die overeenkomstig de ingetrokken richtlijn zijn toegelaten.