Toelichting bij COM(2005)502 - Sluiting van een partnerschapsovereenkomst met de Federale Staten van Micronesia inzake de visserij in de visserijzone van de Federale Staten van Micronesia

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

De toegang tot de tonijnvisserij in het centraal-westelijk deel van de Stille Oceaan voor vaartuigen van de Gemeenschap wordt van essentieel belang geacht voor de ontwikkeling op lange termijn van de industriële tonijnvisserij van de Gemeenschap. Het westelijke deel van de Stille Oceaan is namelijk het rijkste tonijnvisserijgebied ter wereld (het is goed voor 50 % van de totale tonijnvangsten in de wereld). Wetenschappelijke studies hebben aangetoond dat de bestanden momenteel in goede toestand verkeren en dat, voor sommige bestanden, het maximale veilige exploitatieniveau nog niet is bereikt.

In juni 2001 heeft de Raad van Ministers de Commissie volmacht gegeven om te onderhandelen over bilaterale tonijnvisserijovereenkomsten met ACP-staten van het centraal-westelijk deel van de Stille Oceaan, teneinde een netwerk van tonijnovereenkomsten tot stand te brengen voor de tonijnvloot van de EG in de Stille Oceaan.

In juli 2002 heeft de Commissie na onderhandelingen een eerste overeenkomst in de regio gesloten met de Republiek Kiribati. Deze overeenkomst is in september 2003 in werking getreden. In januari 2004 is een tweede overeenkomst geparafeerd, met de Salomonseilanden, die naar verwachting in de eerste helft van 2006 in werking zal treden. Ook zijn verkennende besprekingen gevoerd met andere kuststaten, namelijk de Federale Staten van Micronesia, Papoea-Nieuw-Guinea en de Cookeilanden.

De onderhandelingen met de Federale Staten van Micronesia (FSM) zijn in het najaar van 2003 begonnen en begin 2004 afgerond. De tekst van de partnerschapsovereenkomst tussen de EG en de FSM over de visserij in de visserijzone van de FSM is op 13 mei 2004 in Pohnpei (FSM) geparafeerd. In deze overeenkomst zijn de voorwaarden vastgelegd voor de toegang van Europese tonijnvaartuigen tot de wateren van de FSM en een kader voor de bijdragen van de EG aan de tenuitvoerlegging van een duurzaam visserijbeleid door de FSM. De overeenkomst treedt in werking zodra de partijen kennisgevingen inzake de voltooiing van hun goedkeuringsprocedure hebben uitgewisseld. Een protocol en een technische bijlage maken integraal deel uit van de overeenkomst.

De overeenkomst tussen de EG en de FSM is de eerste waarbij de “partnerschapsaanpak” is gevolgd die de Commissie in haar mededeling aan het Europees Parlement en de Raad heeft voorgesteld, en die de Raad in zijn conclusies van juli 2004 heeft goedgekeurd.

Het protocol bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij, waarbij de vangstmogelijkheden en de financiële vergoeding zijn vastgesteld, is gesloten voor een eerste periode van drie jaar. In het protocol is ook bepaald dat de toekenning door FSM van vangstmogelijkheden voor communautaire vaartuigen verenigbaar moet zijn met de beheersbeslissingen die, op regionaal niveau, door de naties in het centraal-westelijk deel van de Stille Oceaan zullen worden genomen in het kader van de Palau-regeling voor het beheer van de ringzegenvisserij in het westelijk deel van de Stille Oceaan. Er is overeengekomen dat de visserij-inspanning van de EG in de exclusieve economische zone (EEZ) van de FSM verenigbaar moet zijn met de bevindingen van de relevante evaluaties van de tonijnbestanden op basis van wetenschappelijk criteria, met inbegrip van de wetenschappelijke overzichten die elk jaar door het Secretariaat van de Pacifische Gemeenschap (Secretariat of the Pacific Community, SPC) zullen worden opgesteld.

Wat de vangstmogelijkheden voor de EG betreft, is overeengekomen dat 6 ringzegenvaartuigen en 12 vaartuigen voor de visserij met drijvende beug mogen vissen. Vanaf het tweede jaar kunnen de vangstmogelijkheden worden verruimd op verzoek van de Gemeenschap en afhankelijk van beheersbeslissingen van de partijen bij de Palauregeling en/of andere bevoegde regionale visserijorganen. De vangstmogelijkheden kunnen ook worden verminderd indien de bevoegde beheersautoriteiten en instellingen dit op basis van wetenschappelijk advies noodzakelijk achten.

De totale financiële bijdrage is vastgesteld op 559.000 euro per jaar. Vanaf het tweede jaar kan de financiële bijdrage worden verhoogd met 65.000 euro per jaar voor elke bijkomende vergunning voor een ringzegenvaartuig. De FSM hebben bepaald dat 18% van de jaarlijkse financiële bijdrage is bestemd voor de ontwikkeling en de tenuitvoerlegging van een op verantwoorde visserij gericht sectoraal visserijbeleid in de wateren van de FSM. Deze bijdrage wordt beheerd op basis van doelstellingen die de EG en de FSM in onderlinge overeenstemming vaststellen.

Wat het beheer en de controle van de visserijactiviteiten betreft, is in de bijlage bij het protocol bepaald dat de vaartuigen van de Gemeenschap volledig zullen moeten voldoen aan alle regionale voorschriften (inclusief een satellietvolgsysteem, VMS), die zijn vastgesteld in overeenstemming met en onder toezicht van het Forum Fishery Agency (FFA).

De reders van vaartuigen van de Gemeenschap dienen visrechten ten bedrage van 15.000 euro per ringzegenvaartuig en 4.200 euro per beugvisserijvaartuig te betalen. Bovendien moeten de communautaire reders per vaartuig ten minste één onderdaan van de FSM als bemanningslid aan boord nemen en meewerken aan het nationale waarnemersprogramma.

Gelet op het voorgaande kan deze nieuwe overeenkomst worden beschouwd als economisch gunstig en van strategisch belang voor de ontwikkeling van de industriële tonijnvisserij van de EG in het centraal-westelijk deel van de Stille Oceaan. Bovendien zal het een verantwoorde en duurzame exploitatie van de visbestanden mogelijk maken, waarbij zowel de Gemeenschap als de FSM gebaat is.

Op die basis stelt de Commissie de Raad voor om deze nieuwe partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de EG en de FSM bij verordening van de Raad goed te keuren.