Toelichting bij COM(2003)331 - Sluiting van het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onder auspiciën van het Milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP) hebben besprekingen plaatsgevonden over een verdrag inzake persistente organische verontreinigende stoffen, die in december in 2000 werden afgerond. De Gemeenschap en haar lidstaten hebben actief aan deze besprekingen deelgenomen.

2. Het verdrag in kwestie werd aangenomen en voor ondertekening opengesteld tijdens een conferentie van gevolmachtigden in Stockholm in mei 2001. De Gemeenschap en al haar lidstaten hebben het verdrag op 22 mei 2001 ondertekend.

3. Het verdrag beoogt de gezondheid van de mens en het milieu te beschermen tegen persistente organische verontreinigende stoffen. Op basis van het voorzorgsbeginsel biedt het verdrag een kader voor de beëindiging van productie, gebruik, invoer en uitvoer van aanvankelijk twaalf prioritaire persistente organische verontreinigende stoffen, de veilige hantering en verwijdering daarvan alsook de beëindiging of vermindering van onopzettelijke lozingen van bepaalde persistente organische verontreinigende stoffen. Voorts bevat het verdrag regels voor de toevoeging van bijkomende persistente organische verontreinigende stoffen aan de lijst van stoffen waarop het verdrag van toepassing is.

4. Teneinde ervoor te zorgen dat voorstellen om bijkomende stoffen binnen de werkingssfeer van het verdrag te brengen, gerechtvaardigd zijn en in de Gemeenschap voldoende steun genieten, is het wenselijk dat alleen gezamenlijke voorstellen van de Gemeenschap en de lidstaten bij het secretariaat van het verdrag worden ingediend. Daarom moeten in het besluit passende bepalingen betreffende de indiening van nieuwe voorstellen worden opgenomen.

5. Wanneer bijlage A, B of C van het verdrag wordt gewijzigd en de Commissie niet binnen een jaar na de mededeling van de aanneming van de wijziging door de depositaris besluit deze wijziging ten uitvoer te leggen, dient de Commissie ertoe gehouden te zijn overeenkomstig artikel 22, lid 3, onder b), van het verdrag kennisgeving te doen van de niet-aanvaarding van de wijziging, teneinde te voorkomen dat een situatie van niet-naleving ontstaat.

6. Hoewel het hoofddoel en de inhoud van het verdrag de bescherming van het milieu betreffen, zijn de verbodsbepalingen en de bepalingen ter beperking van de opzettelijke productie en toepassing van chemische stoffen relevant voor het functioneren van de interne markt. Derhalve is het passend dat het bekrachtigingsbesluit wordt gebaseerd op artikel 175, lid 1, en artikel 95, lid 1, juncto artikel 300.

7. Tegelijk met het hier voorgestelde besluit heeft de Commissie een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad ingediend teneinde sommige bepalingen van het Verdrag van Stockholm ten uitvoer te leggen die vooralsnog niet in communautaire wetgeving zijn omgezet.

8. Overeenkomstig artikel 25, lid 3, van het Verdrag van Stockholm dienen regionale organisaties voor economische integratie de omvang van hun bevoegdheid ter zake van door dat verdrag geregelde aangelegenheden aan te geven. Om aan deze verplichting te voldoen, heeft de Commissie de aan dit voorstel gehechte verklaring opgesteld.

De Gemeenschap kan derhalve het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen goedkeuren.