Toelichting bij COM(2004)497 - Voorstel voor een verordening van de Raad - Europees Visserijfonds

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

De rechtsgrondslag voor optreden van de Gemeenschap in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) is Titel II van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name artikel 37.

Van het begin af aan heeft het gemeenschappelijk visserijbeleid dan ook een sterk structurele component gekend. De afgelopen 20 jaar heeft het structuurbeleid voor visserij gezorgd voor modernisering van de gehele visserijsector. Deze inspanningen moeten worden voortgezet, met name voor de nieuwe lidstaten, waarbij bijzondere aandacht moet worden besteed aan het handhaven van kwalitatief goede werkgelegenheid in en de economische levensvatbaarheid van de sector, aan het aanpassen van de capaciteit aan de beschikbare visbestanden, aan het streven naar hoogwaardige producten, en aan de invoering van meer milieu- en visvriendelijke technieken, zonder daarbij de voortdurende verbetering van levens- en arbeidsomstandigheden uit het oog te verliezen.

De economische, sociale, milieutechnische en politieke omstandigheden veranderen voortdurend. De instrumenten voor steunverlening van de Gemeenschap moeten in het licht van hun functie worden aangepast om ervoor te zorgen dat zij kunnen blijven voldoen aan de behoeften die ontstaan door de veranderingen in de visserij en aquacultuur en op de wereldmarkten, door het gebruik van nieuwe technologieën, door de afname van de visbestanden, door de noodzaak van duurzame, milieuvriendelijke visserij, door de verslechtering van de waterkwaliteit in de aquacultuur, door regionaal ontwikkelingsbeleid en door de vraag van de consument.

De Gemeenschap moet, bij haar streven om de specifieke doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid te bereiken, ook zorgen voor de toekomst van de visserij op langere termijn en voor een duurzame exploitatie van de bestanden, wat betekent dat zij de nodige structurele wijzigingen moet aanbrengen om de visbestanden en de vangstcapaciteit met elkaar in evenwicht te brengen. De Gemeenschap moet de middelen krijgen om het overschot aan capaciteit sneller weg te werken en als hoogste prioriteit moet zij de bestaande herstelmaatregelen, beheersplannen en andere noodmaatregelen voor visbestanden herzien om deze economisch doeltreffender en in sociaal opzicht eerlijker te maken.

De ontwikkeling en verspreiding van vangsttechnieken die beter met het mariene milieu en met de visbestanden verenigbaar zijn, moet de Gemeenschap duidelijker steunen en verder moet zij investeringen in selectiever vistuig bevorderen, gebieden voor de visvangst sluiten en andere particuliere of gemeenschappelijke initiatieven voor selectieve visserij die verder gaan dan de verplichtingen op grond van communautaire voorschriften, stimuleren.

De ontwikkeling van de aquacultuursector biedt ook concrete mogelijkheden voor het scheppen van winstgevende werkgelegenheid en nieuwe economische activiteiten. Ook aan de aquacultuursector moet aandacht worden besteed wanneer duurzame ontwikkeling van hoogwaardige producten moet worden gecombineerd met een vermindering van de gevolgen voor het milieu.

Om de visbestanden te beschermen moet zoveel mogelijk waarde worden toegevoegd aan de vangsten en producten en moeten afval en teruggooi worden verminderd door een modern afzetbeleid en door het ontwikkelen van plaatselijke verwerkingsvoorzieningen voor visserij- en aquacultuurproducten. Communautaire steun voor een dergelijke beweging, die met name bedoeld is om zoveel mogelijk producten voor menselijke consumptie te maken, moet vooral worden gericht op kleine en micro-ondernemingen.

In deze tijden van grote veranderingen in de visserijsector moeten niet alleen stappen worden ondernomen om het menselijke kapitaal in de visserijsector te beschermen, maar ook om alle nieuwe know-how te verzamelen die nodig is voor een duurzame exploitatie van de visbestanden en voor de ontwikkeling van de aquacultuur; hiertoe moet met name degenen die in de visserijsector werkzaam zijn, gedurende hun gehele loopbaan passende opleiding worden geboden, moeten jongeren in de sector gaan werken en moet de gelijke behandeling van vrouwen en mannen worden bevorderd.

Het sociaal-economisch weefsel van de kustgebieden waar visserij wordt bedreven, zal hiervan gevolgen ondervinden en deze kustgebieden moeten leren omgaan met de beperkingen als gevolg van, onder andere, de veranderingen in de visserij en de aquacultuur, de ontwikkelingen op de wereldmarkt, de afnemende visbestanden en de noodzaak van een duurzame exploitatie van de natuurlijke rijkdommen en het milieu, waarbij bijzondere aandacht moet uitgaan naar de kwaliteit van het water in visgebieden en op aquacultuurbedrijven. De Gemeenschap moet zorgen voor begeleidende maatregelen bij de omschakeling in gebieden die worden getroffen door herstructureringen in de visserijsector. Het aantal gebieden dat voor steun in aanmerking komt, moet echter wel worden beperkt: het Fonds is niet bedoeld om alle kust- en merengebieden in de Gemeenschap te bestrijken.

Om beter in te spelen op de bijzondere kenmerken van de visserijactiviteiten, in combinatie met de sociale structuur van de visserijsector en de structurele en natuurlijke verschillen tussen de uiteenlopende visserijgebieden, moet het Europees Visserijfonds indien nodig meer rechtstreekse steun kunnen geven in het kader van beleid voor de duurzame ontwikkeling van kustgebieden, volledig afgestemd op en complementair met andere communautaire instrumenten, met name de fondsen voor structurele veranderingen en convergentie.

Gelet op de grote verscheidenheid aan gebieden en situaties in de Gemeenschap en op het subsidiariteitsbeginsel, moet steun uit het fonds voor de ontwikkeling van kustgebieden deel uitmaken van een geïntegreerde plaatselijke aanpak met een passende territoriale strategie, aangepast aan de plaatselijke situatie. Deze aanpak moet zo gedecentraliseerd mogelijk worden vormgegeven en uitgevoerd, waarbij de voorkeur uitgaat naar betrokkenheid van particuliere actoren in het veld en een bottom-upbenadering.

Het Europees Visserijfonds moet, net als het FIOV, een tweeledige rol spelen voor het toevoegen van communautaire waarde. In de eerste plaats moet het Europees Visserijfonds als financieringsinstrument dat integrerend deel uitmaakt van het gemeenschappelijk visserijbeleid, maatregelen voor het bestandsbeheer begeleiden en helpen bij de aanpassing van de productiestructuren en van de toezichtmiddelen van het GVB. Ten tweede moet het bijdragen aan de cohesie van de bevolkingsgroepen en gebieden die bij de visserij betrokken zijn.

Volgens het onderhavige voorstel kan het Europees Visserijfonds een grotere rol spelen bij de ontwikkeling en instandhouding van het economisch en sociaal weefsel van de visserijgemeenschappen die weinig alternatieven hebben, en kan het tegelijkertijd de doelstellingen van het Verdrag voor het gemeenschappelijk visserijbeleid nastreven.

Het Europees Visserijfonds handhaaft, net als de overige structuurfondsen, de bestaande beginselen van meerjarige programmering en monitoring, partnerschap, medefinanciering, subsidiariteit en voorrang voor probleemgebieden en gebieden die de grootste invloed dreigen te ondervinden van herstelmaatregelen.

Iedere lidstaat stelt een nationaal strategisch plan op met specifieke doelstellingen en prioriteiten voor acties van het Fonds in het licht van de communautaire strategische richtsnoeren voor het gemeenschappelijk visserijbeleid. Dit strategisch plan, met daarin het optreden en de financiële bijdragen uit het Fonds alsmede de overige benodigde middelen, dient als referentiekader voor de opstelling van operationele programma’s.

Om acties van het Fonds doeltreffender te maken, is de voorgestelde aanpak gebaseerd op vereenvoudigde instrumenten, één enkele verordening en één enkel fonds voor communautaire bijstand. De operationele programma’s zullen zich ook toespitsen op een beperkt aantal prioriteiten, zonder nader in te gaan op alle technische details, die de naleving en de uitvoering zouden kunnen bemoeilijken.

De vijf prioritaire zwaartepunten zijn: “maatregelen voor de aanpassing van de communautaire vissersvloot”, “aquacultuur en verwerking van en handel in visserij- en aquacultuurproducten”, “maatregelen van collectief belang”, “duurzame ontwikkeling van kustgebieden met visserij” en “technische bijstand”.

Het Fonds wordt uitgevoerd door middel van gezamenlijk beheer zoals gedefinieerd in het Financieel Reglement, en is gebaseerd op de beginselen van evenredigheid en subsidiariteit. Het voorstel bevat belangrijke componenten voor vereenvoudiging en decentralisatie, met name de volgende:

De huidige programmeringsprocedure van drie fasen wordt vervangen door een aanpak met twee fasen, namelijk een strategische en een operationele. Bovendien worden operationele programma’s voortaan niet meer aangevuld met programmacomplementen waarin de maatregelen gedetailleerd worden beschreven, maar worden uitsluitend de belangrijkste prioriteiten voor de steunverlening vastgesteld.

Wat het financieel beheer betreft, is het betalingssysteem vereenvoudigd en wordt de steun alleen nog maar per prioriteit betaald, en niet langer per maatregel. Ook de medefinanciering wordt geregeld op het niveau van de prioriteiten.

De Commissie verlangt van de lidstaten uitsluitend dat zij het nodige doen om redelijke zekerheid te krijgen over een goed financieel beheer op basis waarvan zij haar verantwoordelijkheden voor de uitvoering van de Gemeenschapsbegroting kan nakomen. Ook wordt het evenredigheidsbeginsel toegepast ten behoeve van evaluatie, inspectie, verslaglegging en lidmaatschap van het comité.

Met uitzondering van een korte lijst met negatieve criteria, worden de subsidiabiliteitsvoorwaarden vastgesteld op nationaal niveau. Het voorstel voorziet ook in de mogelijkheid van gedeeltelijke afsluiting.

Tot slot wordt het wettelijk kader radicaal vereenvoudigd aangezien bij de ontwerpverordening verscheidene bepalingen van de huidige Verordeningen (EG) nr. 1260/1999, (EG) nr. 1263/1999, (EG) nr. 2792/1999 en (EG) nr. 366/2001 gewijzigd of vervangen worden.

De financiële toewijzing voor het Fonds volgens de door de Commissie voorgestelde financiële vooruitzichten voor de periode 2007-2013[1] bedraagt 4,963 miljard euro voor een uitgebreide Europese Unie van 27 lidstaten, wat ruwweg overeenstemt met het bedrag voor het Europa van 15 landen in de periode 2000-2006 (3,7 miljard euro). Voor het verdelen van de financiële middelen over de lidstaten is de Commissie voornemens de methode op basis van objectieve criteria toe te passen die tijdens de Raad van Berlijn in 1999 is gebruikt voor de “convergentiedoelstelling” door de nodige redelijkheid aan de dag te leggen tegenover regio’s die hebben te lijden onder het “statistische effect” van de uitbreiding. Middelen voor regio’s die niet in aanmerking komen voor de convergentiedoelstelling zal de Commissie aan de lidstaten toewijzen op basis van de volgende objectieve criteria: de omvang van de visserijsector in de betrokken lidstaat, de mate waarin de visserij-inspanning moet worden aangepast, het aantal arbeidsplaatsen in de visserijsector, en de continuïteit van lopende acties.

Het grote publiek en de belanghebbenden zijn over het toekomstige instrument voor de visserij voor de periode 2007-2013 geraadpleegd tijdens een Europese conferentie van 27 tot en met 29 mei 2004 in Bundoran, Donegal County, Ierland. Tijdens deze conferentie hebben ongeveer 300 deelnemers hun mening kunnen geven. Het ging daarbij om vertegenwoordigers van zowel de sector en de bevoegde overheidsdiensten, als consumenten en niet-gouvernementele organisaties. De conclusies van deze conferentie zijn waar mogelijk verwerkt in dit voorstel voor een verordening.

Volgens de effectbeoordeling bij dit voorstel zal de steunverlening uit hoofde van het Europees Visserijfonds naar verwachting vooral zorgen voor: een bijdrage aan het streven naar evenwicht tussen de beschikbare rijkdommen en de visserij-activiteiten; een zekere compensatie voor de sociaal-economische moeilijkheden als gevolg van de ontwikkelingen in de activiteiten in de sector en de nodige herstructurering; een bijdrage aan de bescherming van het mariene milieu en een grotere selectiviteit van het vistuig en verbeteringen in de veiligheid aan boord, de arbeidsomstandigheden, de gezondheid en de productkwaliteit.