Toelichting bij COM(2003)742 - Opstelling van richtsnoeren voor trans-Europese netwerken in de energiesector en houdende intrekking van Beschikkingen nr. 96/391/EG en nr. 1229/2003/EG [ SEC (2003) 1369 ]

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. INLEIDING EN SAMENVATTING

Met de toetreding van tien nieuwe lidstaten is het noodzakelijk de richtsnoeren voor het trans-Europese netwerk (TEN) aan te passen, teneinde met name rekening te houden met de positie van de toetredingslanden en financiering mogelijk te maken van projecten die voor de uitgebreide Unie van gemeenschappelijk belang zijn. Deze herziening van de TEN-richtsnoeren omvat de projecten die noodzakelijk zijn voor de aansluiting van de toetredings landen, zodat zij deel gaan uitmaken van de interne markt voor elektriciteit en gas.

Veel projecten die de Gemeenschap met toetredingslanden verbinden, komen reeds in aanmerking voor financiering in het kader van het trans-Europese netwerk. Gezien de snelheid waarmee een grotere Europese elektriciteits- en gasmarkt tot stand komt, is het evenwel noodzakelijk de lijst van thans in aanmerking komende projecten af te ronden.

Behalve deze herziening om de projecten van gemeenschappelijk belang voor de toetredings landen op te nemen, is een soortgelijke aanpak vereist met betrekking tot aangrenzende landen. De mededeling van de Commissie over het energiebeleid en de buurlanden van de EU i gaat hier nader op in en bevat voorstellen voor concrete maatregelen en projecten die in de TEN-richtsnoeren moeten worden opgenomen. De geleidelijke totstandbrenging van een reële Europese elektriciteits- en gasmarkt, die meer dan 35 landen met meer dan 600 miljoen inwoners kan omvatten, moet voor de Europese Unie een duidelijke doelstelling op middellange termijn vormen. Deze markt moet tot stand worden gebracht op basis van gemeenschappelijke normen inzake openstelling, milieubescherming en veiligheid.

De Commissie heeft in 2001 een mededeling over Europese energie-infrastructuur i aangenomen. Voor een doeltreffende werking van de grotere Europese elektriciteits- en gasmarkt is het niet voldoende dat gemeenschappelijke regels en normen gelden; het is eveneens noodzakelijk dat adequate infrastructuur de lidstaten onderling verbindt. In de mededeling van 2001 is een aantal maatregelen voorgesteld, waaronder een streefcijfer van 10% voor het koppelingsniveau op het gebied van elektriciteit en prioritaire financiering in het kader van het trans-Europese netwerk van bepaalde projecten die als prioritaire projecten van Europees belang zijn aangewezen.

Deze mededeling vond een goed onthaal bij de Europese Raad van Barcelona, die met name zijn steun toezegde aan het streefcijfer van 10 %. De Commissie heeft tevens voorgesteld het bestaande plafond van 10% voor de bijdrage aan de ontwikkelingsfase van een project op te trekken tot 20% voor prioritaire projecten. Dat voorstel is nog in behandeling bij de Raad.

Het aanleggen van nieuwe infrastructuur is eveneens noodzakelijk om de doeltreffende werking van die uitgebreide Europese markt mogelijk te maken en de toekomstige gas voorziening van de EU te verzekeren. Daartoe is nauwe samenwerking tussen de Gemeen schap en de productielanden evenals de doorvoerlanden vereist. De financiële en politieke toezegging van de EU om nieuwe ontwikkelingen in de hand te werken ter versterking en diversifiëring van de gasvoorziening van de Gemeenschap is in dit verband van vitaal belang.

Gas wordt vaak over lange afstand naar Europa aangevoerd. Er worden steeds meer twee verschillende categorieën van gaspijpleidingen onderscheiden: aanvoerpijpleidingen voor het transport van gas naar de EU en interne pijpleidingen voor het transport van het ingevoerde gas binnen de EU. Vanwege de scherp toenemende vraag naar gas dienen voortdurend nieuwe aanvoerpijpleidingen te worden aangelegd. Tot dusver is er weinig coördinatie en optimalisering van het gebruik van deze interne netwerken. Met de toetreding en met de voltooiing van de interne gasmarkt kan een flexibeler gebruik worden gemaakt van de vermaasde gasnetwerken in de EU. Er zal echter nog steeds moeten worden geïnvesteerd in interne pijpleidingen in de EU.

Het beheren van de kritische energie infrastructuren is, in wezen, in zeer hoge mate afhankelijk van de veiligheid en de betrouwbaarheid van de ICT infrastructuren wat betreft beheer en bestuur.

Met betrekking tot de prioritaire projecten wordt het wenselijk geacht de Commissie de mogelijkheid te geven een coördinator voor een prioritaire as of een prioritair project te benoemen en een verklaring van Europees belang toe te kennen aan grensoverschrijdende prioritaire projecten. Deze nieuwe hulpmiddelen zijn noodzakelijk om de voorbereiding van de projecten te bespoedigen en ze door de omslachtige vergunningsprocedures te loodsen.

Het wordt tevens wenselijk geacht in de onderhavige beschikking Beschikking 96/391/EG inzake een gunstiger klimaat voor de ontwikkeling van trans-Europese energienetwerken te integreren, aangezien beide beschikkingen richtsnoeren voor dezelfde netwerken vaststellen.

3.

2. TOETREDINGS-LIDSTATEN / KANDIDAAT-LIDSTATEN


A. Midden- en Oost-Europa

Elektriciteit

De koppeling van elektriciteitsnetten tussen de EU en de landen van Midden- en Oost-Europa gaat vrij ver terug in het verleden. In de jaren tachtig ontstonden koppelingen met het Oost-Europese systeem via AC/DC-transformatorstations. In 1995 verschoof de grens van het synchroon gekoppelde netwerk van het UCTE i-systeem naar de oostgrens van Polen en Slowakije, terwijl Tsjechië, Hongarije en Slovenië in het systeem werden opgenomen.

De elektriciteitsmarkt in de landen van Midden- en Oost-Europa (Polen, Tsjechië, Slowakije, Hongarije en Slovenië) is in volle ontwikkeling. Het stroomverbruik is na de veranderingen in Oost-Europa in de jaren negentig verminderd, maar zal vermoedelijk voortaan stijgen. Polen en Tsjechië voeren al enige tijd elektriciteit uit naar Duitsland en Italië (via Slovenië) na de synchronisatie van de UCTE- en CENTREL i-netwerken in 1995. De interconnectoren naar Duitsland en Italië zijn momenteel verzadigd. Dit betekent dat de volledige integratie van de landen van Midden- en Oost-Europa in de interne elektriciteitsmarkt slechts kan leiden tot een marginale toename van de elektriciteitsstromen via deze interconnectoren, indien de capaciteit niet wordt verhoogd.

Vermeerdering van de capaciteit of de aanleg van nieuwe interconnectoren tussen Duitsland en Polen/Tsjechië heeft ook een aanzienlijke invloed op het binnenlandse net in Duitsland. De grotere windenergiecapaciteit uit Noord-Duitsland moet gedeeltelijk via dezelfde leidingen naar het zuiden worden getransporteerd als de uit Polen en Tsjechië ingevoerde stroom.

Oostenrijk heeft een vrij zwakke transmissiecapaciteit ten gevolge van het bergachtige landschap en het sterke lokale verzet tegen nieuwe transportleidingen. Daardoor zijn ook geen nieuwe interconnectoren naar buurlanden gebouwd. Bijgevolg bestaat het gevaar dat het binnenlandse net overbelast wordt.

4.

Gas


De belangrijkste aanvoerpijpleidingen van Rusland naar Europa lopen via toetredingslanden (vooral Polen, Slowakije en Tsjechië). Het fijnmazige Europese gasnetwerk strekt zich uit tot deze doorvoerlanden. Wanneer zij nu volledig deel gaan uitmaken van de interne gasmarkt, kan het netwerk doeltreffender worden geëxploiteerd. De behoefte aan versterkingen in het vermaasde gedeelte van het netwerk dient zorgvuldig te worden onderzocht in het licht van de nieuwe marktsituatie.

5.

B. Baltische staten


Elektriciteit

De Baltische staten (Estland, Letland en Litouwen) zijn voor elektriciteit met Rusland verbonden en er is nog geen aansluiting met een lidstaat van de EU of een toetredingsland. De Baltische staten hebben besloten een gemeenschappelijke Baltische elektriciteitsmarkt (CBEM) te creëren. Met succes zijn technische tests uitgevoerd om het elektriciteitssysteem te scheiden van het Russische systeem en zelfstandig te werken. Momenteel is dit echter economisch niet haalbaar, omdat daartoe een aanzienlijke hoeveelheid regel-, reserve- en back-upcapaciteit is vereist, die thans door het Russische systeem wordt geleverd.

Alle toekomstige beslissingen omtrent de mogelijke interconnectie van de EU en de Russische elektriciteitsystemen moeten ten stelligste rekening houden met de belangen van de uitgebreide UNIE, en in het bijzonder met deze van de Baltische Staten. De Baltische staten bereiden zich voor voor een integratie tot de interne electriciteitsmarkt. Twee projecten zijn het verst gevorderd: een onderzeese kabel tussen Estland en Finland (Estlink) en de verbinding Litouwen-Polen (onder de voorwaarden die zijn uiteengezet in een recente haalbaarheidsstudie door de Europese Bank voor wederopbouw en ontwikkeling (EBWO)).

6.

Gas


De gasvoorziening van de Baltische staten geschiedt momenteel voornamelijk door één leverancier, namelijk Rusland. Voor een alternatieve gasvoorziening op de Baltische markt wordt onderzocht of een pijpleiding van Denemarken via Polen gas uit de Noordzee kan leveren.

Letland heeft grote gasopslagplaatsen, die door alle Baltische staten kunnen worden geëxploiteerd en dus van strategisch belang zijn voor de gasvoorziening in het gehele gebied. Litouwen heeft plannen om gasopslagcapaciteit aan te leggen die de nationale voorziening veilig moet stellen. Bij wijze van alternatief zou een contract voor opslagcapaciteit in Letland kunnen worden gesloten.

De belangrijkste gaspijpleidingen uit Rusland naar Midden-Europa lopen niet via de Baltische staten. Projecten voor nieuwe pijpleidingen kunnen van invloed zijn op de voorzienings situatie in de Baltische regio. Het project voor de zogenaamde noordelijke Transgas pijpleiding van Sint-Petersburg naar Duitsland heeft mogelijke vertakkingen naar de Baltische staten. Deze pijpleiding kan, bij aansluiting op de gasvoorraden in Noordwest-Europa, een tweede bron vormen door middel van reverse flow. Synergie tussen meer gasdoorvoer via de Baltische staten en uitbreiding van de Yamal-pijpleiding kan eveneens in overweging worden genomen.

7.

C. Eilanden: Cyprus - Malta


De elektriciteitsnetten van Cyprus en Malta zijn niet verbonden met de systemen op het vasteland.

Aardgas is niet beschikbaar in Cyprus en Malta. Er zijn evenwel plannen om in beide toetredingslanden aardgas in te voeren.

Voor Cyprus zijn, om het eiland van gas te voorzien, nieuwe investeringen in een aanlandingsterminal voor vloeibaar aardgas (LNG - Liquefied Natural Gas) of een aansluiting op de Arabische gaspijpleiding vereist.

Voor Malta zijn tot dusver twee projecten in overweging genomen: een speciale gaspijp leiding vanuit Sicilië of een aansluiting op de gaspijpleiding Libië - Italië.

8.

3. ZUIDOOST-EUROPA


De volgende projecten zijn volgens de mededeling over het energiebeleid en de buurlanden van de EU de belangrijkste projecten waaraan de Gemeenschap in de komende jaren politieke en eventueel financiële steun moet verlenen, teneinde de doelstellingen met betrekking tot de totstandbrenging van een regionale elektriciteitsmarkt te verwezenlijken en de continuïteit van de gasvoorziening te waarborgen:

Elektriciteitsprojecten om Zuidoost-Europa in de Europese interne markt te integreren:

* Adriatische leiding via onderstation Mostar (Bosnië-Herzegovina) en via Elbasan (Albanië);

* tweede leiding via onderstation Ernestinovo (Kroatië).

Gasprojecten voor een betere continuïteit van de gasvoorziening van Europa:

* gaspijpleiding Turkije-Griekenland-Italië: koppeling via Zuidoost-Europa om gas uit de Kaspische Zee en Iran naar de markten van de uitgebreide EU en de Balkanlanden te brengen. Bovendien kan dankzij reverse flow van Italië naar Griekenland Maghrebgas aan de Balkanlanden worden geleverd;

* gaspijpleiding Turkije - Bulgarije - Roemenië - Hongarije - Oostenrijk.

9.

4. MIDDELLANDSE-ZEELANDEN


De volgende projecten zijn volgens de mededeling over het energiebeleid en de buurlanden van de EU de belangrijkste projecten waaraan de Gemeenschap in de komende jaren politieke en eventueel financiële steun moet verlenen, teneinde de doelstellingen met betrekking tot de totstandbrenging van een regionale elektriciteitsmarkt te verwezenlijken en de continuïteit van de gasvoorziening te waarborgen:

Elektriciteitsprojecten om de Middellandse-Zeelanden in de Europese interne markt te integreren:

* versterking van de capaciteit tussen Marokko en Spanje;

* koppeling tussen Griekenland en Turkije;

* koppeling tussen Algerije en Spanje;

* koppeling tussen Italië en Tunesië;

* koppeling tussen Italië en Libië.

Gasprojecten voor een betere continuïteit van de gasvoorziening van Europa:

* voorziening van Spanje en Frankrijk vanuit Algerije (Medgaz-pijpleiding);

* pijpleiding van Algerije via Sardinië en mogelijk via Corsica voor de gasvoorziening van Italië en Frankrijk;

* de oostelijke mediterrane gasring, bestaande uit 6 secties: Egypte - Libië, Egypte - Jordanië, Syrië, Libanon, Cyprus en Turkije;

* LNG-exportterminal in Egypte voor de voorziening van de uitgebreide EU.

10.

5. RUSLAND


De volgende projecten zijn volgens de mededeling over het energiebeleid en de buurlanden van de EU de belangrijkste projecten waaraan de Gemeenschap in de komende jaren politieke en eventueel financiële steun moet verlenen, teneinde de doelstellingen met betrekking tot de integratie in de interne elektriciteitsmarkt te verwezenlijken en de continuïteit van de gasvoorziening te waarborgen:

Elektriciteitsprojecten die Rusland en andere GOS-landen van Europa in de Europese interne markt moeten integreren:

* Voor de koppeling van de elektriciteitssystemen van de EU en Rusland kan worden gekozen tussen niet-synchrone verbinding en synchrone verbinding. Een niet-synchrone verbinding, waarbij de elektriciteitsstromen beter kunnen worden geregeld, maakt een stapsgewijze verhoging van de capaciteit mogelijk zonder grote veranderingen in de regelsystemen van de netwerken. De koppelings apparatuur zelf is evenwel vrij duur. Bij de synchrone verbinding levert de harmonisatie van de operationele en veiligheidsnormen meer moeilijkheden op dan bij de niet-synchrone. De synchrone verbinding maakt het echter mogelijk een veel grotere koppelingscapaciteit te creëren. Een duidelijke en noodzakelijke voorwaarde voor volledige koppeling tussen de elektriciteitsnetten van de EU en die van de buurlanden is de bepaling dat daarbij de voorschriften inzake milieu en nucleaire veiligheid in acht moeten worden genomen en dat deze koppeling op geen enkele wijze de veiligheid en bedrijfszekerheid van beide netten en elektriciteitssystemen in gevaar mag brengen i. In 2003 is te Moskou een conferentie van de regelgevende instanties voor energie gehouden en is door Eurelectric en de Russische beheerder van het elektriciteitssysteem een werkgroep opgericht om nader te onderzoeken hoe de systemen kunnen worden gekoppeld.

Gasprojecten voor een betere continuïteit van de gasvoorziening van Europa:

* het project voor de noordelijke trans-Europese gaspijpleiding, met een lengte van circa 1295 kilometer, die Russisch gas van de Russische kust ten noorden van Sint-Petersburg onder de Oostzee transporteert naar Noord-Duitsland en dan verder via Nederland naar het Verenigd Koninkrijk; de uiteindelijke gasbron voor deze pijpleiding moet het nieuwe Stokmanveld worden, zodra het is ontwikkeld.

* een tweede Yamal-Europa-gaspijpleidingennetwerk via Wit-Rusland en Polen dat parallel aan het eerste loopt.

11.

6. OEKRAÏNE EN WIT-RUSLAND


Het Russische elektriciteitssysteem is synchroon verbonden met dat van de andere GOS-landen. Een effectieve verbinding met Rusland en overeenstemming over de handel en de hierboven vermelde milieu- en veiligheidsaspecten zou dus een goed uitgangspunt vormen om met andere GOS-landen, en met name met Oekraïne en Wit-Rusland, tot een vergelijkbaar resultaat te komen, op voorwaarde dat de voorschriften inzake milieu en nucleaire veiligheid in acht worden genomen.

Op het gebied van gas is verbetering van de algemene prestatie en veiligheid van het netwerk voor de doorvoer van gas in Oekraïne een belangrijke taak voor dit land, maar ook voor de voorzieningszekerheid van de EU; een en ander zou dan ook in aanmerking moeten komen voor het trans-Europese netwerkmechanisme.

1.

Financiering



De aanleg van nieuwe gaspijpleidingen om in de toekomstige behoeften van de Gemeenschap te voorzien, moet noodzakelijkerwijs beginnen in gebieden, of er doorheen lopen, waar politieke risicoverzekering een absolute voorwaarde is om kredieten aan te trekken. Die verzekering kan duur zijn. Deelname van de Gemeenschap in die kosten voor projecten die duidelijk in het belang van de EU zijn, kan werkelijk als katalysator en stimulans fungeren voor de ontwikkeling van deze netwerken. Het is derhalve wenselijk de richtsnoeren voor TEN-energie te herzien, zodat alle desbetreffende projecten in aanmerking kunnen komen. Voor die projecten moet deelname in de kosten van dergelijke verzekering mogelijk zijn op grond van de communautaire verordening inzake de financiering van TEN-projecten (EG nr. 2236/95), waarvan de mogelijkheden in voorkomende gevallen maximaal moeten worden benut.

12.

8. VERDERE BEVORDERING VAN DE PRIORITAIRE PROJECTEN


Met betrekking tot de mechanismen van de richtsnoeren voor TEN-energie tot stimulering van de voorbereiding en uitvoering van prioritaire projecten worden twee verdere stappen voorgesteld, namelijk de mogelijkheid voor de Commissie om:

i) door middel van een verklaring van Europees belang de hoogste prioriteit toe te kennen aan grensoverschrijdende prioritaire projecten met een duidelijk effect op de integratie van de betrokken netwerken;

ii) een coördinator te benoemen voor een bepaalde prioritaire as of een afzonderlijk prioritair project.

Deze nieuwe stappen worden voorgesteld als oplossing voor moeilijkheden in verband met het uiteenlopende karakter van tijdschema's, prioriteiten en methoden voor het analyseren van grensoverschrijdende projecten.

13.

9. VERKLARING VAN EUROPEES BELANG


Het momenteel vastgestelde gebrek aan vooruitgang bij een reeks prioritaire projecten voor energie-infrastructuur staat in verband met belemmeringen in de vergunningsprocedures met betrekking tot het traject en het milieueffect van de projecten. Toenemend verzet van de bevolking tegen de aanleg van bovengrondse hoogspanningsleidingen en onderstations vertraagt namelijk de totstandkoming van de transmissie-infrastructuur waaraan de elektriciteitssector grote behoefte heeft. De tijd die een vergunningsprocedure, waaronder begrepen de milieueffectbeoordeling (MEB) en beroepen daartegen, in beslag neemt, blijkt te variëren van 5 tot 10 jaar. Deze periode wordt nog langer naarmate de publieke en politieke belangstelling voor de projecten toeneemt.

De werkwijzen van de verschillende landen met betrekking tot vergunningsprocedures, zoals milieueffectstudies, openbare vergaderingen voor raadpleging van het publiek, vergoeding voor grondeigenaars, erfdienstbaarheid, speciale oplossingen zoals compacte ontwerpen enz., vertonen aanzienlijke verschillen en onderling samenhangende complexe aspecten. De te nemen maatregelen, de stand en de voortgang ervan kunnen alleen worden weergegeven door middel van vrij ingewikkelde logistieke stroomschema's van de vergunningsprocedure.

Bijgevolg dienen de vergunningsprocedures voor grensoverschrijdende prioritaire projecten van groot Europees belang zoveel mogelijk te worden gestroomlijnd, wanneer er verschillende lidstaten bij betrokken zijn. Om dit probleem te helpen oplossen, wordt in deze beschikking een verklaring van Europees belang ingevoerd.

Er dient ook voor te worden gezorgd dat de Gemeenschap de door haar gekozen prioriteiten realiseert door middel van haar financiële instrumenten. Daarom dient vanzelfsprekend bij het verlenen van steun aan de trans-Europese netwerken, met name uit de Structuurfondsen en uit de pretoetredingsinstrumenten, voorrang te worden gegeven aan deze projecten, met inacht neming van de specifieke regels en criteria voor elk van deze instrumenten. Het parallelle voorstel tot wijziging van Verordening nr. 2236/95 betreffende de financiële steun voor TEN's opent de mogelijkheid dat bij prioritaire projecten, met inbegrip van de grensover schrijdende gedeelten ervan, de Gemeenschap tot 20% van de projectkosten medefinanciert.

Ten slotte dient, gezien het ongunstige effect dat vertragingen of het opgeven van bepaalde trajecten kunnen hebben op de rentabiliteit van werkzaamheden die in andere lidstaten op dezelfde as zijn ondernomen, alsmede op de financiële belangen van de Gemeenschap, een mechanisme te worden ingevoerd dat een stimulans inhoudt om zich aan de overeengekomen tijdschema's te houden. Deze beschikking voorziet daarom in de mogelijkheid dat de Commissie kan besluiten de verklaring van Europees belang voor een project in te trekken, in geval van grote vertragingen zonder vooruitzichten voor de voltooiing van het project, na de standpunten van de betrokken lidstaten inzake de redenen voor de vertragingen te hebben gehoord.

14.

10. EUROPESE COÖRDINATOR VOOR SPECIFIEKE PROJECTEN


Voor bepaalde van Europees belang verklaarde projecten of groepen van projecten op de prioritaire as moet het mogelijk zijn de voorbereiding en uitvoering te verbeteren door voor de duur van de betrokken prioritaire projecten een coördinatieteam in het leven te roepen, waar van de Gemeenschap deel uitmaakt. Voor een dergelijke werkwijze, waartoe voor elk geval afzonderlijk moet worden besloten, is de medewerking van de betrokken lidstaten vereist.

Volgens artikel 155 van het EG-Verdrag kan de Commissie alle dienstige initiatieven nemen om de coördinatie tussen de lidstaten te bevorderen. Het zou derhalve binnen de opdracht van de Commissie moeten vallen om, in overleg met de betrokken lidstaten, een persoon aan te wijzen die met deze coördinatie wordt belast.

Deze Europese coördinator, die voor een project of een groep projecten is benoemd, moet de samenwerking met gebruikers en exploitanten aanmoedigen, de projecten onder de aandacht brengen van particuliere investeerders en financiële instellingen, waaronder begrepen die van de Gemeenschap, en ervoor zorgen dat het noodzakelijke toezicht wordt uitgeoefend, teneinde de Gemeenschap op de hoogte van de voortgang te houden, zodat, indien nodig, maatregelen kunnen worden genomen om eventuele moeilijkheden te verhelpen. De Europese coördinatoren treden op namens en voor rekening van de Commissie.

De Europese coördinatoren worden benoemd bij een besluit dat de Commissie aanneemt na overleg met de betrokken lidstaten. In deze individuele besluiten wordt nader omschreven hoe de coördinator te werk moet gaan. Deze regelingen worden voor elk geval afzonderlijk vastgesteld en zullen dus naar gelang van de omstandigheden variëren. De aanwijzing van een coördinator vormt slechts een van de mogelijkheden en is uitsluitend bestemd voor bepaalde projecten of groepen van projecten, afhankelijk van de coördinatieproblemen die zich voordoen.

2.

Vereenvoudiging


15.

VAN DE WETGEVING


Sinds de richtsnoeren voor TEN-energie in 1996 zijn vastgesteld, zijn zij in twee beschikkingen gesplitst, een van de Raad en het Europees Parlement (Beschikking nr. 1254/96/EG, die thans door Beschikking nr. 1229/2003/EG is vervangen) en een van de Raad (Beschikking nr. 96/391/EG). De redenen voor deze splitsing gelden niet langer, aangezien het gehele TEN-gebied thans onder de medebeslissingsprocedure valt, hoewel aanvankelijk alleen voor de vaststelling van de projecten van gemeenschappelijk belang medebeslissing was vereist.

Het is thans wenselijk deze richtsnoeren in een enkele beschikking op te nemen waarin tevens Beschikking nr. 96/391/EG van de Raad van 28 maart 1996 inzake maatregelen om voor de ontwikkeling van de trans-Europese netwerken in de energiesector een gunstiger klimaat te creëren, is verwerkt.

16.

12. OVERZICHT VAN DE EFFECTBEOORDELING


Het bedrag van de investeringen die in de periode 2007-2013 zijn vereist voor de uitvoering van de prioritaire projecten voor elektriciteits- en gasnetwerken wordt geraamd op circa 28 miljard (20 miljard in de EU; 8 miljard in derde landen). Er zal nog een extra bedrag nodig zijn om de overige projecten van gemeenschappelijk belang te voltooien. Deze investerings bedragen zullen voornamelijk worden verstrekt door de exploitanten van de energienetwerken en andere particuliere fondsen, eventueel aangevuld door de leen- en steunmechanismen van de Europese Gemeenschap.

Volgens een eerste onderzoek van de in dit voorstel vervatte prioritaire en andere projecten van gemeenschappelijk belang zullen er sociaal-economische voordelen zijn uit het oogpunt van continuïteit en zekerheid van de energievoorziening, lagere kosten (als gevolg van scherpere concurrentie), regionale ontwikkeling, integratie van de toetredingslanden en andere aangrenzende landen (samenhang van het grotere Europa), milieubescherming (dankzij het grotere gebruik van aardgas als primaire brandstof). Gezien de lange levensduur van investeringen in energienetwerken (20 tot 40 jaar) zullen deze voordelen gedurende vele jaren essentiële aspecten van de Europese economie en samenleving ten goede komen.

De Commissie heeft uitvoerige informatie en gegevens over de voorgenomen herziening van de richtsnoeren voor TEN-energie gepubliceerd en belanghebbende partijen verzocht hun standpunt bekend te maken.

Naast het advies dat de werkgroep voor infrastructuur van het forum voor energie en vervoer op 8 september 2003 heeft uitgebracht (ten gunste van de integratie van de toetredingslanden in de richtsnoeren voor TEN-energie), en het verzoek van CEFIC (Europese raad van de bonden van de chemische nijverheid) om in het TEN-beleid rekening te houden met de behoefte aan een netwerk van pijpleidingen voor het transport van alkenen (derivaten van olieproducten), heeft de Commissie 17 bijdragen ontvangen van transmissiesysteem beheerders voor elektriciteit, Europese organisaties (van elektriciteitstransmissie, gas-/oliebedrijven), energiebedrijven, regionale en lokale autoriteiten en milieugroepen.

Bij wijze van samenvatting kan worden gesteld dat uit de bijdragen duidelijke steun voor de volgende aspecten naar voren komt:

* De continuïteit van de voorziening wordt als het belangrijkste vraagstuk beschouwd. Aan projecten die hieraan bijdragen dient dan ook het grootste belang te worden gehecht.

* Projecten die van 'gemeenschappelijk Europees belang' zijn verklaard, dienen ook op nationaal niveau topprioriteit te hebben. De effectieve verwezenlijking van deze projecten dient bovendien sterker te worden gecontroleerd en ondersteund.

* Er is een sterke behoefte aan versnelde vergunningsprocedures voor grensoverschrijdende projecten en aan de invoering van een enkele vergunningsprocedure voor TEN-E-projecten van Europees belang.

* Stabiliteit en transparantie van het juridische kader zijn van essentieel belang. Er dient te worden voorzien in een correct regelgevingsklimaat met onbetwiste criteria, zodat de risico's voor de investeerder tot een minimum worden beperkt.

In bijdragen van regionale en lokale autoriteiten en milieugroepen werd de uitvoering van een afzonderlijk prioritair project voor koppeling van elektriciteitsnetten sterk betwist op grond van de uiteenlopende energieprioriteiten op regionaal niveau en van de risico's voor de gezondheid en voor economische en andere activiteiten in de regio.