Toelichting bij COM(2004)488 - Gemeenschappelijk programma voor werkgelegenheid en maatschappelijke solidariteit - Progress

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Context

Tijdens de Europese Raad van Lissabon heeft de Unie zich het strategische doel gesteld de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld te worden die in staat is tot duurzame economische groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang. Met zijn dynamische aanpak van de uitdagingen die de snelle veranderingen in de internationale concurrentieverhoudingen met zich meebrengen, vormt de agenda voor het sociaal beleid als onderdeel van de totaalstrategie van Lissabon de routekaart van de EU op sociaal en werkgelegenheidsgebied.

In haar mededeling 'Bouwen aan onze gemeenschappelijke toekomst - Beleidsuitdagingen en begrotingsmiddelen in de uitgebreide Unie 2007-2013' i bestempelde de Commissie de agenda als een belangrijk instrument om de doelstelling van de nieuwe financiële vooruitzichten, namelijk concurrentiekracht ter bevordering van groei en werkgelegenheid, te helpen verwezenlijken. Volgens dezelfde mededeling moet de agenda voor het sociaal beleid verder worden versterkt om de nieuwe uitdagingen waarvoor alle lidstaten zich gesteld zien, het hoofd te bieden en de veranderingen in verband met de uitbreiding, mondialisering en vergrijzing in goede banen te leiden.


Voor de verwezenlijking van de Lissabon-doelstellingen steunt de agenda voor het sociaal beleid op een combinatie van instrumenten, waaronder wetgeving, de open coördinatiemethode, de Europese sociale dialoog, alsook het Europees Sociaal Fonds en een aantal andere financiële instrumenten die rechtstreeks door de Commissie worden beheerd. Deze toelichting heeft alleen betrekking op laatstgenoemde financiële instrumenten en de inspanningen om die te rationaliseren.

1.

2. Motivering van de maatregel


De Commissie heeft er nadrukkelijk op gewezen dat de herziening van de rechtsinstrumenten voor de komende financiële vooruitzichten moet worden aangegrepen om deze tegelijk sterk te vereenvoudigen. Alle opties werden rijpelijk overwogen.

Eén mogelijkheid zou geweest zijn de huidige financiële instrumenten stop te zetten. Maar een hoog niveau van werkgelegenheid en sociale bescherming, betere arbeidsomstandigheden, bestrijding van discriminatie, gelijkheid van mannen en vrouwen, het vrije verkeer van werknemers en de sociale dialoog zijn volgens het Verdrag expliciete doelstellingen van de Europese Unie, zonder welke de beleidsdoelstellingen van Lissabon een dode letter zullen blijven.

Hoewel in de eerste plaats de lidstaten op deze gebieden bevoegd zijn, zullen in de toekomst bescheiden financiële middelen noodzakelijk blijven om hen daarbij te helpen, en wel om tal van redenen:

* Financiële middelen blijven noodzakelijk om een coherente uitvoering van het bestaande acquis te waarborgen, de kennis van en het inzicht in de situatie in de lidstaten te verbeteren en de bevordering van rechten, het vrije verkeer van werknemers, de bestrijding van discriminatie en de gelijkheid van mannen en vrouwen te steunen.

* Communautaire financiering ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van de open coördinatiemethode op sociaal en werkgelegenheidsgebied moet ook in de toekomst als katalysator werken om de vaststelling en uitvoering van maatregelen tot hervorming van de arbeidsmarkt en het sociaal beleid door de lidstaten te vergemakkelijken, en moet zo met bescheiden financiële middelen belangrijke beleidsontwikkelingen bewerkstelligen.

* Adequate financiële middelen zijn onontbeerlijk om de Commissie in staat te stellen haar autonome, uit het Verdrag voortvloeiende bevoegdheid om de sociale dialoog op EU-niveau te bevorderen overeenkomstig artikel 138 ten volle uit te oefenen. Het partnerschap voor verandering zal een cruciale rol spelen bij het vinden van passende oplossingen om de veranderingen en economische herstructureringen in goede banen te leiden.

Door via die drie kanalen middelen te investeren, zal de Unie een actieve bijdrage leveren tot de Lissabon-doelstellingen concurrentievermogen, meer en betere banen en grotere sociale samenhang.

Keuze van het instrument



Om de huidige situatie daadwerkelijk te vereenvoudigen en te rationaliseren en tegelijk rekening te houden met de verschillende besluitvormingsprocedures, wordt voorgesteld de activiteiten op het gebied van de werkgelegenheid en het sociaal beleid in twee hoofdgebieden te structureren, die elk corresponderen met één begrotingsonderdeel en gebaseerd zijn op zijn eigen besluitvormingsproces.

1. Het eerste zal de vorm aannemen van een geïntegreerd programma voor werkgelegenheid en maatschappelijke solidariteit (Progress), dat de periode 2007-2013 bestrijkt. Dit zal worden goedgekeurd via bijgaand besluit van het Parlement en de Raad. Dit programma omvat vier specifieke communautaire actieprogramma's die op dit ogenblik de uitvoering van de agenda voor het sociaal beleid ondersteunen, alsmede een aantal begrotingsonderdelen in verband met de arbeidsomstandigheden. Voor de hele looptijd van het programma staat 628,8 miljoen euro ter beschikking.

2. Over het tweede, getiteld: 'Ondersteuning van de sociale dialoog, het vrije verkeer van werknemers en studies en speciale verslagen op sociaal gebied', zal een afzonderlijke mededeling verschijnen aangezien hiervoor geen wetgevingsbesluit vereist is. Dit werkterrein omvat uitgaven die voortvloeien uit bestaande verordeningen en de door het Verdrag aan de Commissie verleende autonome bevoegdheden, zoals bevestigd in artikel 49, lid, 2, onder c), van het Financieel Reglement en artikel 33, lid 1, van de uitvoeringsvoorschriften daarbij. Voor dit tweede begrotingsonderdeel is gedurende de periode 2007-2013 een bedrag van 479,9 miljoen euro beschikbaar.

Het betreft hier in hoofdzaak financiële steun ter bevordering en vergemakkelijking van de sociale dialoog op Europees niveau. De sociale partners moeten volgens de artikelen 138 en 139 van het Verdrag bij het wetgevingsproces betrokken worden en zij spelen een essentiële rol in de ontwikkeling van een echte Europese governance. De Commissie zal daarom het partnerschap en de sociale dialoog op zowel centraal als bedrijfstakniveau blijven aanmoedigen en ondersteunen. Hiertoe zal zij activiteiten financieren in verband met onderhandelingen, voorlichting, opleiding en capaciteitsvorming van de betrokkenen, en de verspreiding en bevordering van resultaten op alle niveaus.

Ook zal zij financiële steun verlenen aan activiteiten in verband met sociale analyses en het vrije verkeer van werknemers, met name het Eures-netwerk, zoals bepaald in deel 2 van Verordening 1612/68 i.


Verder moet nog 266,4 miljoen euro worden uitgetrokken voor de financiering tussen 2007 en 2013 van de twee agentschappen die actief zijn op sociaal en werkgelegenheidsgebied i.


Wat ten slotte de gelijkheidsdoelstellingen van de Lissabon-agenda betreft, heeft de Europese Raad op basis van het in de Raad bereikte politieke akkoord zijn steun uitgesproken voor de oprichting van een Europees genderinstituut en de Commissie verzocht een specifiek voorstel in te dienen. De Commissie is van plan het desbetreffende voorstel voor het einde van dit jaar goed te keuren en is voornemens hiervoor 52,7 miljoen euro uit te trekken voor de periode 2007-2013. De oprichting van dit instituut is budgetneutraal aangezien dit bedrag op het Progress-programma in mindering is gebracht. De voornaamste taak van het instituut zal zijn de Gemeenschap en haar lidstaten van objectieve, betrouwbare en vergelijkbare informatie en gegevens te voorzien over gelijkheid van mannen en vrouwen zodat op dit gebied maatregelen genomen kunnen worden. Het zal ook als katalysator werken voor de ontwikkeling, analyse en verspreiding van informatie die de gelijkheid van mannen en vrouwen in Europa kan verbeteren. De precieze bevoegdheden van dit instituut zullen in bovengenoemd voorstel worden omschreven teneinde overlappingen met andere instituten of agentschappen te vermijden.

Om overlappingen tussen de bijstandsverleningen uit hoofde van het voorgestelde programma te vermijden, zullen coöperatieve uitwisselings- en synergiebevorderende mechanismen worden ingevoerd.

2.

4. Doelstellingen van het nieuwe communautair programma


Zoals hierboven reeds gezegd, is slechts voor een deel van de voor de periode 2007-2013 geplande uitgaven een tussentijds wetgevingsbesluit nodig. Dit is de bedoeling van bijgaand besluit van het Parlement en de Raad tot vaststelling van een nieuw communautair programma voor werkgelegenheid en maatschappelijke solidariteit (Progress).

Het algemene doel is een versterking van de initiatiefrol van de Commissie bij het voorstellen van EU-strategieën, de uitvoering en follow-up van EU-doelstellingen en de vertaling hiervan in nationaal beleid, de omzetting en follow-up van de coherente toepassing van de EU-wetgeving in heel Europa, de bevordering van de samenwerkings- en coördinatiemechanismen tussen de lidstaten en de samenwerking met het maatschappelijk middenveld.

De algemene doelstellingen van het programma staan in dienst van deze algemene doelstelling:

Verbetering van de kennis van en het inzicht in de situatie in de lidstaten (en andere deelnemende landen) door middel van analyse en evaluatie van en nauwlettend toezicht op het beleid;

Ondersteuning van de ontwikkeling van statistische hulpmiddelen en methoden en gemeenschappelijke indicatoren op de onder het programma vallende gebieden;

Ondersteuning van en toezicht op de tenuitvoerlegging van het Gemeenschapsrecht en de beleidsdoelstellingen in de lidstaten en beoordeling van het effect daarvan;

Bevordering van netwerken en wederzijdse leerprocessen, en vaststelling en verspreiding van goede praktijken op EU-niveau;

Vergroting van de bekendheid van de belanghebbenden en het grote publiek met het in het kader van de vijf programmaonderdelen gevoerde EU-beleid;

Vergroting van de capaciteit van de belangrijkste EU-netwerken om het EU-beleid te bevorderen en te ondersteunen.

De voor elk programmaonderdeel vastgestelde doelstellingen zijn ten slotte vertaald in operationele doelstellingen die overeenkomen met de soorten steun (analyse en wederzijds leren, bewustmaking en verspreiding, ondersteuning van de belangrijkste actoren) en die binnen elk beleidsterrein aan bod zullen komen. De operationele doelstellingen zullen voorzien in de behoefte aan op Commissieniveau gefinancierde maatregelen die gericht zijn op een aantal specifieke actoren die in dit verband actie moeten ondernemen.

3.

5. Programmaonderdelen


Het programma zal uit vijf onderdelen bestaan, die corresponderen met de belangrijkste activiteitsgebieden:

Werkgelegenheid

Sociale bescherming en integratie

Arbeidsomstandigheden

Discriminatiebestrijding en verscheidenheid

Gelijkheid van mannen en vrouwen

Deel 1 dient ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van de Europese werkgelegenheidsstrategie zoals bepaald in de titel Werkgelegenheid van het EG-Verdrag (artikelen 125 tot 130).

Deel 2 dient ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van de open coördinatiemethode op het gebied van sociale bescherming en integratie overeenkomstig artikel 137, zoals gewijzigd bij het Verdrag van Nice, volgens hetwelk "het optreden van de lidstaten door de Gemeenschap [wordt] ondersteund en aangevuld" om een aantal doelstellingen in verband met de sociale bescherming te verwezenlijken, met name 'bestrijding van sociale uitsluiting' en 'modernisering van de stelsels van sociale bescherming'.

Deel 3 dient ter ondersteuning van de verbetering van het arbeidsmilieu en de arbeidsomstandigheden, met inbegrip van de veiligheid en gezondheid op het werk, zoals bedoeld in artikel 137, lid 1, onder a) en b), van het Verdrag.

Deel 4 dient ter ondersteuning van de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van artikel 13 van het Verdrag, dat discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid verbiedt. Voorts dient het ter bevordering van de integratie van non-discriminatie in het EU-beleid en de bewustmaking van de voordelen van verscheidenheid.

Deel 5 dient ter ondersteuning van de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijkheid van mannen en vrouwen enerzijds, en een betere integratie van het genderaspect in het EU-beleid, zoals bepaald in artikel 2, artikel 3, lid 2, en de artikelen 13 en 141 van het Verdrag.

4.

6. Extern overleg


Deze voorgenomen rationalisatie van de programma's op het gebied van werkgelegenheid en sociaal beleid en de begrotingsstructuur is rechtstreeks van belang voor de belangrijkste belanghebbenden. De sociale partners en niet-gouvernementele organisaties zijn geraadpleegd.

5.

7. Evaluatie vooraf


De evaluatie vooraf van het programma is bij dit voorstel voor een besluit van het Parlement en de Raad gevoegd. Deze is intern uitgevoerd door de evaluatie-eenheid van DG EMPL in samenwerking met alle bij de opstelling van het programma betrokken eenheden.

Uit de beschikbare evaluatieresultaten blijkt dat de te ondersteunen maatregelen geschikt zijn om de doelstellingen van de agenda voor het sociaal beleid te verwezenlijken. Er zijn diverse innovatieve benaderingen geëvalueerd. De reeds gepubliceerde evaluatieresultaten zijn opgenomen in bijlage 1 van de evaluatie vooraf.

Vereenvoudiging



De voorgestelde benadering zal bijdragen tot de hoofddoelstelling, namelijk vereenvoudiging van zowel de wetgevings- als de beheersinstrumenten en stroomlijning van de begrotingsstructuur. Zij zal ook leiden tot een grotere samenhang en consistentie tussen de instrumenten en overlappingen daartussen vermijden. Hoewel voor de toekomstige uitbreidingen extra personeel nodig zal zijn, wordt een betere allocatie van het personeel bereikt door kleinere begrotingsonderdelen (die personeelsintensief zijn) te schrappen en bestaande programma's in één coherent en gestroomlijnd programma onder te brengen. Dit zal resulteren in een grotere evenredigheid tussen het uitgavenbedrag en de administratieve kosten voor het beheer daarvan.

Met de voorgestelde benadering wordt ook het aantal rechtstreeks door de Commissie beheerde begrotingsonderdelen (agentschappen niet inbegrepen) op sociaal en werkgelegenheidsgebied teruggebracht van 28 tot 2. Voor alle huidige besluiten komt één besluit in de plaats. Dit betekent een enorme vereenvoudiging van het besluitvormingsproces. Behalve door een aanzienlijke vermindering van het aantal begrotingsonderdelen zal de rationalisatie ook worden bereikt door een beperking en harmonisatie van het toepassingsgebied van de huidige vier communautaire actieprogramma's. Bij de uitvoering van het programma zal de Commissie worden bijgestaan door één in plaats van vier programmacomités.

De voorgestelde rationalisatie zal ook ten goede komen aan de eindgebruiker aangezien de zichtbaarheid, de duidelijkheid en de onderlinge samenhang van deze instrumenten erdoor worden vergroot. Potentiële begunstigden zullen gemakkelijker een financieringsaanvraag uit hoofde van de verschillende onderdelen van het nieuwe programma kunnen indienen dankzij de gestandaardiseerde aanpak en geharmoniseerde uitvoeringsbepalingen. De eindgebruiker heeft nog slechts te maken met één loket, wat van belang is wanneer een project op de doelstellingen van meer dan een programmaonderdeel gericht is.

Artikelsgewijze toelichting



Het besluit telt twintig artikelen.

Bij artikel 1 wordt het Progress-programma vastgesteld.

In artikel 2 worden de algemene doelstellingen van de vijf programmaonderdelen omschreven.

Artikel 3 beschrijft de algemene opzet van het programma, dat vijf onderdelen omvat die de vijf belangrijkste activiteitsterreinen bestrijken.

De artikelen 4 tot 8 bevatten voor elk programmaonderdeel een lijst van operationele doelstellingen.

Artikel 9 beschrijft de verschillende soorten maatregelen ter verwezenlijking van de in de artikelen 2 en 4 tot 8 vastgestelde doelstellingen.

In artikel 10 wordt een opsomming gegeven van de potentiële actoren van het programma.

In artikel 11 worden de verschillende manieren aangegeven waarop de in artikel 10 genoemde actoren een subsidieaanvraag kunnen indienen.

Artikel 12 behelst de uitvoeringsbepalingen van het programma en beschrijft met name de rol van het in artikel 13 bedoelde comité.

Artikel 13 bepaalt dat de Commissie voor de uitvoering van het programma zal worden bijgestaan door een beheers-/raadgevend comité.

Artikel 14 voorziet in samenwerking van het in artikel 13 genoemde comité met andere relevante comités die toezicht houden op andere programma's of die verband houden met samenwerkingsmechanismen in het kader van de open coördinatiemethode.

Artikel 15 wijst erop dat de uit hoofde van dit programma gefinancierde acties gecoördineerd moeten worden met en een aanvulling moeten vormen op andere EU-maatregelen, niet alleen op sociaal en werkgelegenheidsgebied, maar ook op gebieden met vergelijkbare doelstellingen (onderwijs, cultuur, justitie, binnenlandse zaken...).

Artikel 16 voorziet in de mogelijkheid van deelname aan dit programma door niet-EU-landen, met name de EER/EVA-landen, de met de EU geassocieerde kandidaat-lidstaten en de westelijke Balkanstaten die bij het stabilisatie- en associatieproces betrokken zijn.

Artikel 17 stelt het totale bedrag vast dat voor de looptijd van 7 jaar beschikbaar is. Het voorziet ook in een aan de verschillende programmaonderdelen toe te wijzen minimumpercentage.

Artikel 18 behelst de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om de financiële belangen van de Gemeenschappen tijdens de uitvoering van het programma te beschermen.

Artikel 19 voorziet in de controle- en evaluatiemechanismen die moeten worden ingevoerd om een soepele en doeltreffende uitvoering van het programma te waarborgen.

Artikel 20 betreft de datum van inwerkingtreding van het besluit.


2004:0158 (COD)