Toelichting bij COM(2005)362-1 - Veterinairrechtelijke voorschriften voor aquacultuurdieren en de producten daarvan en betreffende de preventie en bestrijding van bepaalde ziekten bij waterdieren

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel



Dit voorstel omvat een actualisering, herschikking en consolidatie van de veterinairrechtelijke voorschriften op het gebied van de handel in aquacultuurproducten, inclusief ziektepreventie en -bestrijding, bedoeld om het concurrentievermogen van de aquacultuurproducenten in de EU te verbeteren.

De aquacultuur is in de Gemeenschap een uiterst belangrijke sector, met name in plattelands-en kustgebieden. De aquacultuurproductie in de EU vertegenwoordigde in 2004 een waarde van meer dan 2,5 miljard euro aan vis, weekdieren en schaaldieren. De financiële verliezen door ziekten (uitval, verminderde groei en slechtere kwaliteit) worden echter op 20% van de productiewaarde geschat. Met dit voorstel wordt beoogd moderne, specifieke wetgeving in te voeren waarmee die kosten kunnen worden beperkt. Een beperking van 20% zou immers al een besparing van 100 miljoen euro per jaar opleveren.

De huidige wetgeving is zo'n twintig jaar geleden tot stand gekomen, toen de EU slechts twaalf lidstaten had. Die wetgeving was hoofdzakelijk gericht op het beschermen van de belangrijkste EU-aquacultuur van die tijd, namelijk de kweek van zalmachtigen (forel en zalm) en oesters. De wetgeving moet nu worden gemoderniseerd in verband met de grotere variëteit aan aquacultuurmethoden en -soorten die in de uitgebreide EU wordt aangetroffen en met de grote ontwikkelingen die in deze sector hebben plaatsgevonden, de ervaring die de afgelopen 15 jaar met de huidige wetgeving is opgedaan en de wetenschappelijke vooruitgang op dit gebied. Ook moeten de EU-voorschriften worden aangepast aan internationale overeenkomsten en normen (bv. WTO/SPS en OIE).

Dit voorstel stemt overeen met project 2004/SANCO/0025 van het wetgevend werkprogramma van de Commissie.

Algemene context



Het voorstel is bedoeld om de huidige basiswetgeving (Richtlijnen 91/67/EEG, 93/53/EEG en 95/70/EG) te vervangen door één nieuwe richtlijn. Die herziening en consolidatie is hoognodig om de wetgeving aan te passen aan de Europese aquacultuursector van de 21e eeuw. De bestaande regels worden vereenvoudigd, geactualiseerd en versoepeld, en ook wordt aan de lidstaten meer uitvoeringsverantwoordelijkheid gegeven, zodat ziekten bijvoorbeeld met behulp van een doeltreffende aanpak op lokaal of regionaal niveau kunnen worden bestreden.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied



Dit voorstel zal in de plaats komen van:

- Richtlijn 91/67/EEG van de Raad van 28 januari 1991 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het in de handel brengen van aquicultuurdieren en aquicultuurproducten

- Richtlijn 93/53/EG van de Raad van 24 juni 1993 tot vaststelling van minimale communautaire maatregelen ter bestrijding van bepaalde visziekten

- Richtlijn 95/70/EG van de Raad van 22 december 1995 tot vaststelling van minimale communautaire maatregelen ter bestrijding van bepaalde ziekten van tweekleppige weekdieren.

De algemene, in bovengenoemde drie richtlijnen vastgelegde beginselen blijven gehandhaafd.

Verder zijn er op basis van deze richtlijnen 13 uitvoeringsbeschikkingen vastgesteld. Deze uitvoeringsbeschikkingen blijven van kracht totdat zij bij een bijzondere beschikking worden ingetrokken of door een uit hoofde van dit voorstel aanvaarde beschikking worden vervangen.

Samenhang met andere beleidsgebieden



De aquacultuursector valt onder het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB). De financiële steun vormt de belangrijkste schakel tussen dit voorstel en de wetgeving op het terrein van het GVB (zie eveneens (COM (2004) 497-definitief). Voorgesteld wordt hetzelfde uitgangspunt als voor ziekten van terrestrische dieren te hanteren, namelijk om ook voor ziekten van waterdieren een financiële bijdrage van de Gemeenschap ter beschikking te stellen, in de gevallen waarin het Gemeenschapsrecht een slacht-/uitroeiingsbeleid voorschrijft.

Het voorstel eerbiedigt het in de bestaande wetgeving vastgelegde principe dat de veterinairrechtelijke bepalingen onverminderd de nationale en internationale voorschriften inzake de instandhouding van de soorten of het introduceren van niet-inheemse soorten van toepassing zijn. Er kunnen dan ter bescherming van soorten om milieuredenen of met het oog op de instandhouding stringentere regels worden toegepast. Het voorstel zou derhalve niet met Richtlijn 92/43/EEG van de Raad inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna in strijd zijn. Bovendien zouden ingrijpende wijzigingen in het beleid, zodat meer aandacht naar ziektepreventie zou uitgaan, waardoor de lidstaten meer middelen voor preventie ter beschikking kunnen stellen, het effect van de aquacultuursector op het milieu verminderen, aangezien er zich minder uitbraken van ziekten zouden voordoen.

In dit voorstel komen problemen op het terrein van de volksgezondheid niet aan bod, aangezien dit onder het 'hygiënepakket' valt. Voorzover bekend heeft geen van de onder dit voorstel vallende ziekten of pathogenen een zoönotisch potentieel.

Het welzijn van gekweekte vis valt onder de werkingssfeer van de bestaande algemene bepalingen van de communautaire wetgeving inzake de bescherming van voor kweekdoeleinden gehouden dieren. Wetenschappelijk advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en de aanbevelingen van de Raad van Europa betreffende viswelzijn (in het kader van de Europese Overeenkomst inzake de bescherming van landbouwhuisdieren) zullen op toekomstige beleidsinitiatieven op dit gebied van invloed zijn.

De huidige veterinairrechtelijke bepalingen betreffende derde landen blijven in beginsel ongewijzigd.

1.

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Raadpleging van belanghebbende partijen



Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten.



Via het Raadgevend Comité voor de visserij en de aquacultuur (RCVA) vond in 2000 en 2001 een schriftelijke raadpleging plaats. In dit Comité zijn de volgende organisaties vertegenwoordigd: de Federatie van Europese Aquacultuurproducenten (FEAP), de European Mollusc Producers Association (EMPA/AEPM), het Comité van de landbouworganisaties van de Europese Unie (COPA/COGECA), het Europees Verbond van Vakverenigingen (EVV) en NGO's op het gebied van consumentenkwesties en van het milieu. De diensten van de Commissie hebben in werkgroep 2 (Aquacultuur) van het RCVA regelmatig verslag uitgebracht van de ontwikkelingen ten aanzien van het project.

In de loop van 2003, 2004 en 2005 vonden er bilaterale vergaderingen plaats met de FEAP en de EMPA/AEPM.

In september en december 2004 werden belanghebbende partijen geraadpleegd. Er vonden verscheidene vergaderingen van technische werkgroepen met vertegenwoordigers van de lidstaten en de landen van de EVA/EER plaats.

Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden



Bij de formulering van het voorstel is met de voornaamste op-en aanmerkingen van de lidstaten en de belanghebbende partijen rekening gehouden.

Voor de belangenvertegenwoordigers is het van essentieel belang dat de richtlijn een mechanisme bevat waardoor kwekerijen in staat worden gesteld hun gezondheidsstatus te handhaven en – zo mogelijk – te verbeteren en waardoor deze bedrijven ter bevordering van veilige handel worden gestimuleerd bekendheid te geven aan hun gezondheidsstatus. De enige manier om een verslechtering van de gezondheidsstatus van waterdieren in de Gemeenschap te voorkomen is een afdoende categorisering van de gezondheidsstatus. Het concept categorisering is in het voorstel opgenomen.

De noodzaak de aquacultuursector economische compensatie voor maatregelen ter uitroeiing en bestrijding van ziekten te bieden is voor de belangenvertegenwoordigers ook een belangrijk thema; de Commissie en de lidstaten onderschrijven dit, zoals uiteengezet in een voorstel voor een verordening van de Raad-Europees visserijfonds COM(2004) 497).

Voorzover de verzoeken van de belanghebbende partijen niet in overweging zijn genomen, is dit het gevolg van de internationale verplichtingen van de Gemeenschap of omdat niet in strijd met andere communautaire wetgeving mag worden gehandeld, met name de SPS-overeenkomst van de WTO en de EU-levensmiddelenwetgeving.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid



Betrokken wetenschaps-en kennisgebieden



Gezondheid van waterdieren

Gebruikte methode



In het het ontwerp-voorstel zijn de standpunten meegenomen.

Belangrijkste geraadpleegde organisaties en deskundigen



De wetenschappelijke basis van het voorstel werd door een werkgroep van deskundigen op het gebied van de gezondheid van waterdieren uit de EU-lidstaten en de landen van de EVA-EER gelegd. Voorts werden deskundigen uit de sector geraadpleegd.

Niveau van wetenschappelijke zekerheid: hoog.

Ontvangen en gebruikte adviezen.



Ja

Wijze waarop het deskundigenadvies voor het publiek beschikbaar is gesteld.



Aanbevelingen op basis van vergaderingen met de deskundigengroep en overleg met belangenvertegenwoordigers zijn niet voor het publiek toegankelijk gemaakt. De adviezen zijn echter tijdens vergaderingen met de bevoegde autoriteiten en de belanghebbende partijen besproken.

Effectbeoordeling



De voornaamste bepalingen inzake het in de handel brengen en de invoer van producten blijven grotendeels ongewijzigd. Een aantal handelsbelemmeringen zijn echter zonder nadelige gevolgen voor de gezondheidsstatus van aquacultuurdieren opgeheven. De algemene bepalingen inzake ziektebestrijding blijven onveranderd, zij het met een aantal geringe aanpassingen. Voor alle ziekten die als exotisch voor de Gemeenschap worden beschouwd, zullen uitroeiingsbepalingen worden vastgesteld om de ziektevrije status van de Gemeenschap te kunnen handhaven. Overeenkomstig de huidige wetgeving gelden dergelijke maatregelen wel voor vis-, maar niet voor weekdierziekten. De invoerbepalingen zijn met de desbetreffende bepalingen van Richtlijn 2002/99/EG van de Raad (de meest recente richtlijn betreffende veterinairrechtelijke invoerbepalingen) in overeenstemming gebracht.

Positieve effecten

Een geactualiseerd communautair wettelijk kader dat recht doet aan de huidige wetenschappelijke kennis en de structuur van de hedendaagse aquacultuursector in de Gemeenschap, zal een positieve invloed hebben.

Gunstig is de verschuiving van de aandacht van het voorkomen van de verspreiding van de ziekte naar de ziektepreventie. Thans worden omvangrijke middelen uitgetrokken om de ziektevrije status van kwekerijen en gebieden die ziektevrij zijn verklaard te handhaven. Het voorstel zou de lidstaten de mogelijkheid bieden om een deel van deze uitgaven voor activiteiten ten behoeve van ziektepreventie te bestemmen.

Met het voorstel wordt het uitgangspunt dat de beste oplossing dikwijls het dichtst bij het probleem ligt in praktijk gebracht, en daarom wordt aan de lidstaten meer verantwoordelijkheid voor de uitvoering gedelegeerd.

Door de invoering van een algemene risicogebaseerde bewaking van de diergezondheid kan een beter overzicht van de ziektesituatie worden bereikt. Tevens wordt het risico verminderd van verspreiding van ziekten naar kwekerijen of gebieden waar de ziekte nog niet is geconstateerd.

In het voorstel gaat ook de aandacht uit naar de mogelijkheid van de uitwisseling van pathogene agentia tussen gekweekte en wilde waterdieren.

De nieuwe wetgeving zal in overeenstemming met de International Aquatic Animal Health Code (Internationale gezondheidscode voor waterdieren) van de Werelddiergezondheidsorganisatie (het OIE) zijn en zal de bestaande handelsbelemmeringen met derde landen, waaronder ontwikkelingslanden, en de Gemeenschap verminderen.

Negatieve effecten

De negatieve effecten zullen gering zijn, aangezien het voorstel grotendeels op de bestaande wetgeving gebaseerd zal zijn. Een aantal nieuwe aspecten en voorschriften zullen in bestuursrechtelijk en economisch opzicht op de lidstaten en het bedrijfsleven van invloed zijn.

Het voorstel tot vergunningverlening aan aquacultuurbedrijven zal voor de bevoegde autoriteiten in de lidstaten extra werk met zich meebrengen. Aangezien alle weekdierkwekerijen en de meeste viskwekerijen al geregistreerd zijn, is de vergunningverplichting voor de lidstaten een haalbaar doel.

De invoering van een algemene risicogebaseerde bewaking van de diergezondheid in alle kwekerijen en kweekgebieden betekent een uitbreiding van de voorschriften van de huidige wetgeving inzake weekdieren, op grond waarvan alle lidstaten over een bewakings-en bemonsteringsprogramma dienen te beschikken.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Samenvatting van de voorgestelde maatregelen



Het voorstel omvat:

- algemene voorschriften voor de aquacultuurproductiebedrijven en verwerkende bedrijven, zoals vergunningen, en bepalingen inzake de exploitatie van deze bedrijven

- veterinairrechtelijke bepalingen inzake het in de handel brengen van aquacultuurdieren en de producten daarvan

- veterinairrechtelijke voorschriften voor het binnenbrengen van aquacultuurdieren uit derde landen in de Gemeenschap

- voorschriften betreffende de melding en bestrijding van bepaalde ziekten bij waterdieren

- voorschriften inzake het ziektevrij verklaren

- voorschriften voor de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en laboratoria

- technische voorschriften en richtsnoeren (in de bijlagen).

Rechtsgrond



Artikel 37 van het Verdrag

Subsidiariteitsbeginsel



Het voorstel valt onder de uitsluitende bevoegdheid van de Gemeenschap. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

Evenredigheidsbeginsel



Het voorstel is om de volgende reden(en) in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel:

Met het oog op de voltooiing van de interne markt dienen de veterinairrechtelijke bepalingen inzake het in de handel brengen van aquacultuurdieren volledig geharmoniseerd te worden.

Eeen aantal ziekten waarop geharmoniseerde handelsbepalingen van toepassing zijn, komen in delen van de Gemeenschap algemeen voor. Het is echter niet realistisch om lidstaten die vrij zijn van deze ziekten identieke bestrijdingsmaatregelen op te leggen als lidstaten waar deze ziekten algemeen voorkomen.

Door de invoering van het beginsel van de indeling in compartimenten is een flexibeler benadering mogelijk.

De administratieve en economische belasting zal leiden tot een verbetering van de gezondheidsstatus, geringere verliezen als gevolg van ziekten en minder handelsbelemmeringen. De toegenomen uitgaven ten laste van de communautaire begroting zullen beperkt blijven tot de financiële bijdrage ten behoeve van de bestrijding en uitroeiing van ziekten waarvoor verplichte uitroeiingsmaatregelen gelden.

Keuze van instrumenten



Voorgesteld instrument:richtlijn.

Andere middelen zouden om de volgende reden(en) niet geschikt zijn:

De ervaring met de geharmoniseerde veterinaire wetgeving van de Gemeenschap heeft sinds 1964, en met name sinds 1991 met de specifieke wetgeving inzake de gezondheid van waterdieren, aangetoond dat een richtlijn de lidstaten voldoende ruimte biedt om de veterinaire wetgeving van de Gemeenschap in het kader van hun wetstelsel en bestuursrechtelijk systeem toe te passen.

3.

Gevolgen voor de begroting



De economische gevolgen voor de Gemeenschapsbegroting zullen naar verwachting beperkt blijven en zullen voornamelijk op twee terreinen betrekking hebben:

a) Economische compensatie in verband met ziektebestrijding.

Het voorstel mag geen nadelige uitwerking op het communaitaire diergezondheidsbeleid en het veterinair fonds hebben.

Beschikking 90/424/EEG van de Raad betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied maakt reeds financiële steun mogelijk bij uitbraken van infectieuze hematopoïetische necrose (IHN) en infectieuze zalmanemie (ISA), zij het uitsluitend op grond van Verordening (EG) nr. 2792/1999.

Voorgesteld wordt om financiële bijdragen voor de bestrijding van ziekten bij waterdieren via het Europees Visserijfonds ter beschikking te stellen (artikel 32 van COM (2004) 497).

In het voorstel is verplichte slachting/uitroeiing slechts voorgeschreven in het kader van communautaire bepalingen betreffende uitbraken van ziekten die als exotisch voor de Gemeenschap worden beschouwd. Ten aanzien van niet-exotische ziekten wordt voorgesteld om de lidstaten zelf te laten beslissen of er uitroeiings-of beheersingsmaatregelen moeten worden genomen. In het kader van het Europees visserijfonds kunnen er Gemeenschapsgelden voor maatregelen ter bestrijding van dergelijke ziekten beschikbaar worden gesteld, indien de lidstaat besluit hiertoe over te gaan.

Een uitbraak van een exotische ziekte in de Gemeenschap zou geen financiële consequenties voor de communautaire begroting hebben. Hetzelfde geldt in het geval van compensatie voor de uitroeiing van niet-exotische ziekten, aangezien de middelen voor de uitroeiing in het kader van de operationele programma's worden toegewezen, waarvan de begroting aan het begin van de programmeringsperiode door de Raad wordt vastgesteld.

In het belang van de lidstaten zouden de financiële gevolgen van uitroeiing voor hun operationele programma's geschat moeten worden. Aangezien er in de Gemeenschap slecht beperkte ervaring is opgedaan met ruimingsbeleid in de aquacultuursector waaraan een economische compensatie is verbonden, zijn de kosten van dergelijke uitroeiingsmaatregelen echter moeilijk te schatten. Tijdens de rechtszaak naar aanleiding van de uitbraken van ISA in het VK en Ierland stelde een bedrijf dat vijf van de dertien besmette kwekerijen bezat, dat het in het totaal een verlies van omstreeks 20-25 miljoen euro had geleden. Zweden keerde op grond van zijn nationale wetgeving gedurende een periode van drie jaar schadevergoedingen uit ten bedrage van 1,5 miljoen SEK (€165 000) als gevolg van vier gevallen van VHS in 1998.

Daarom is het moeilijk het effect van het voorstel op het Europees visaserijfonds in te schatten, omdat dit afhangt van de omvang van de getroffen kwekerij(en), de waarde van de in de kwekerij(en) gehouden dieren, enz. De bovengenoemde bedragen kunnen hiervan echter een indicatie vormen.

b) De uitvoering van de primaire wetgeving en de aanvaarding en de implementatie van de afgeleide wetgeving

Na de goedkeuring van het voorstel door de Raad moet er afgeleide wetgeving opgesteld, aanvaard en gehandhaafd worden. Daartoe dienen een aantal vergaderingen van werkgroepen met de lidstaten en belangen-vertegenwoordigers te worden georganiseerd. De laatste groep leidt in de regel niet tot extra kosten voor de Gemeenschapsbegroting. Het is niet mogelijk om het aantal werkgroepen aan te geven, aangezien dit van de mate van gecompliceerdheid van de te behandelen kwesties en de standpunten van de lidstaten afhankelijk is.

Na de inwerkingtreding van de richtlijn moet het VVB de implementatie door de lidstaten in 2008 en 2009 controleren (13 à 14 inspecties per jaar). Dergelijke inspectiebezoeken dienen – voorzover mogelijk – met het oog op de volksgezondheid ook controles van 'visserijproducten' en 'levende tweekleppige weekdieren' overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EG) nr. 854/2004 te omvatten. In de daaropvolgende jaren moet het mogelijk zijn het aantal inspectiebezoeken te verminderen.

5. VERDERE INFORMATIE

Vereenvoudiging



Het voorstel voorziet in vereenvoudiging van de wetgeving, vereenvoudiging van administratieve procedures van (EU-of nationale) overheidsinstanties.

Drie richtlijnen zullen worden samengevoegd tot één.

Het merendeel van de huidige bepalingen van Richtlijn 93/53/EEG van de Raad betreffende de bestrijding van bepaalde visziekten zijn identiek aan die van Richtlijn 95/70/EG van de Raad betreffende de bestrijding van bepaalde ziekten van tweekleppige weekdieren.

Het delegeren aan de lidstaten van de bevoegdheid om afzonderlijke compartimenten en gebieden vrij te verklaren van ziekte zal tot een vereenvoudiging van de administratieve procedures in de lidstaten en binnen de diensten van de Commissie leiden.

Intrekking van bestaande wetgeving



De goedkeuring van het voorstel heeft de intrekking van de drie bestaande richtlijnen tot gevolg.

Europese Economische Ruimte



Het voorgestelde besluit is relevant voor de EER en dient derhalve ook voor de EER te gelden.