Toelichting bij COM(2004)531 - Sluiting door de EG van de Overeenkomst ter instandhouding van de Afrikaanse en Euraziatische trekkende watervogels

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

De Europese Gemeenschap is partij bij het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten (Verdrag van Bonn)  i.


Artikel IV van het Verdrag van Bonn voorziet in de sluiting van regionale overeenkomsten die, in het geval van soorten van bijlage II (soorten met ongunstige behoudstatus), zo spoedig mogelijk tot stand dienen te komen.

De watervogels van de Afrikaans-Euraziatische trekroutes zijn soorten van bijlage II. Er moet onverwijld werk worden gemaakt van de verbetering van hun behoudstatus en het verzamelen van gegevens die de basis kunnen vormen van verantwoorde beleidsmaatregelen.

In Resolutie 1.6 van de eerste vergadering van de Conferentie der Partijen bij het Verdrag van Bonn werd reeds aangedrongen op het opstellen van een overeenkomst betreffende de Westpalearctische Anatidae. Van 1988 tot 1991 is door de Nederlandse regering, in overleg met de Europese Gemeenschap en in samenwerking met het secretariaat van het Verdrag van Bonn, de IUCN, een werkgroep van de wetenschappelijke raad van het Verdrag van Bonn en het International Waterfowl and Wetlands Research Bureau (IWRB), gewerkt aan het opstellen van een ontwerp-overeenkomst, waarvan ook een actieplan voor de Anatidae en een beheerplan deel uitmaakten. Ten vervolge hierop nam het secretariaat van het Verdrag van Bonn het initiatief tot het opstellen van een nieuwe ontwerp-overeenkomst, waarvan de werkingssfeer met name tot andere soorten trekkende watervogels is uitgebreid.

In aansluiting op de vierde vergadering van de Conferentie der Partijen bij het Verdrag van Bonn (Nairobi, 7 tot en met 11 juni 1994) heeft, eveneens te Nairobi, van 12 tot en met 14 juni 1994 een informele bespreking plaatsgevonden waaraan is deelgenomen door vertegenwoordigers van de Commissie.

Het secretariaat van het Verdrag van Bonn heeft vervolgens een gewijzigde ontwerp-overeenkomst opgesteld die als basis heeft gediend voor de onderhandelingen die van 12 tot en met 16 juni 1995 in Den Haag hebben plaatsgevonden. De overeenkomst is uiteindelijk unaniem goedgekeurd door 63 landen in het verspreidingsgebied van de betrokken soorten en door de Europese Gemeenschap. De overeenkomst is met ingang van 16 oktober 1995 voor ondertekening opengesteld.

De overeenkomst is op basis van een voorstel van de Commissie  i op 1 september 1997 namens de Gemeenschap ondertekend.


Met de overeenkomst wordt beoogd een juridisch kader tot stand te brengen voor een gecoördineerd instandhoudingsbeleid van alle landen in het verspreidingsgebied van de trekkende watervogelsoorten en -populaties die op hun trekroutes het Westpalearctische gebied en Afrika aandoen, en dit ongeacht de huidige behoudstatus van de diverse betrokken soorten.

De overeenkomst is van toepassing op:

- 235 vogelsoorten die gedurende ten minste een deel van hun jaarlijkse cyclus ecologisch afhankelijk zijn van wetlands;

- een oppervlakte van 60 miljoen vierkante kilometer die het grondgebied van 116 landen omvat en de werelddelen Afrika en Europa in hun geheel alsmede delen van Azië bestrijkt.

De tekst van de overeenkomst omvat drie bijlagen:

- een kaart waarop het onder de overeenkomst vallende geografisch gebied is aangegeven,

- een lijst van trekkende watervogelsoorten waarop de overeenkomst van toepassing is,

- een actieplan.

Bij Resolutie 1.9, die op de eerste vergadering van de partijen in Kaapstad (Zuid-Afrika) in november 1999 is aangenomen, en Resolutie 2.1, die op de tweede vergadering van de partijen in Bonn (Duitsland) in september 2002 is aangenomen, zijn wijzigingen aangebracht in de bijlagen van de overeenkomst, met inbegrip van het actieplan.

In de overeenkomst wordt onder meer aangedrongen op gecoördineerde maatregelen om een gunstige behoudstatus van de Afrikaanse en Euraziatische trekkende watervogels tot stand te brengen en te handhaven. De te nemen instandhoudingsmaatregelen worden opgesomd in artikel III van de overeenkomst. In bijlage III (het actieplan) wordt gespecificeerd welke maatregelen de partijen, in overeenstemming met de algemene instandhoudingsmaatregelen van artikel III van de overeenkomst, met betrekking tot bepaalde prioritaire soorten dienen te nemen.

De overeenkomst betreft hoofdzakelijk aspecten die tot de bevoegdheid van de Gemeenschap behoren en die op intracommunautair niveau zijn geregeld bij Richtlijn 79/409/EEG van de Raad inzake het behoud van de vogelstand  i en Richtlijn 92/43/EEG van de Raad inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna  i.



De Gemeenschap is bovendien partij bij het Verdrag van Bern inzake het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijk leefmilieu in Europa  i en het Verdrag van Barcelona inzake de bescherming van de Middellandse Zee tegen verontreiniging  i alsmede de bijbehorende protocollen, inzonderheid het Protocol inzake speciaal beschermde gebieden  i.




Het is bijgevolg passend dat de Gemeenschap thans overgaat tot de sluiting van de Overeenkomst ter instandhouding van de Afrikaanse en Euraziatische trekkende watervogels, die zij eerder reeds heeft ondertekend.