Toelichting bij COM(2006)305 - Eerste tranche van de derde financiële bijdrage van de EG aan de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling ten behoeve van het Fonds Inkapseling Tsjernobyl

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Het plan voor de uitvoering van de inkapseling (SIP)

Kort na het ongeval op 26 april 1986 werden de overblijfselen van reactor 4 van de kerncentrale van Tsjernobyl onder extreem gevaarlijke omstandigheden ingekapseld onder een sarcofaag. Deze sarcofaag, die niet was bedoeld als permanente oplossing, wordt steeds instabieler. De constructie is verzwakt en niet meer waterdicht. Er is sprake van instortingsgevaar vanwege seismische trillingen, extreme weersomstandigheden en verdere verzwakking van de constructie. Het gevaar voor radioactieve besmetting van de omliggende gebieden en het stroomgebied van de Dnjepr zal blijven bestaan zolang het sterk radioactieve materiaal onder de sarcofaag niet adequaat wordt geïsoleerd van de omgeving.

In 1995 nam de Europese Commissie, na eerder een Tacis-project te hebben gefinancierd, het initiatief tot de oprichting van een groep van experts uit de EU en Oekraïne, die zich bezighoudt met de uitwerking en toetsing van een aantal alternatieve oplossingen om de milieuveiligheid van blok 4 en de huidige inkapseling te garanderen. In 1996 sloten experts uit de VS en Japan zich bij deze groep aan. In het in november 1996 uitgebrachte studieverslag wordt een strategie aanbevolen die neerkomt op stabilisatie en andere kortetermijnmaatregelen en voorbereiding van maatregelen om het terrein op lange termijn milieuveilig te maken.

De G7-werkgroep Nucleaire Veiligheid bereikte begin 1997 met vertegenwoordigers van de regering van Oekraïne een akkoord over verdere uitwerking van deze studie. In mei 1997 werd het plan voor de uitvoering van de inkapseling (SIP) opgesteld, dat in nauw overleg met de internationale groep van experts tot stand is gekomen.

Het SIP omvat verschillende maatregelen, die over een periode van tien jaar moeten worden uitgevoerd om de sarcofaag veilig te maken en te stabiliseren. De voornaamste maatregelen zijn:

· kortetermijnstabilisering en afscherming;

· vergroting van de nucleaire veiligheid door het kritikaliteitsrisico op te heffen door middel van waterbeheer;

· analyse van de splijtstof bevattende massa’s en opstellen van een strategie voor de verwijdering daarvan;

· bouw van een nieuwe inkapseling;

· verwijdering van de bovenste, instabiele onderdelen van de inkapseling.

In de eerste kostenraming van het project voor de periode 1998-2005 werd een bedrag van 768 miljoen dollar genoemd, waaronder 10 miljoen dollar voor licentiesteun.

1.

2. Het Fonds Inkapseling Tsjernobyl (CSF)


De staatshoofden en regeringsleiders van de G7 en de voorzitter van de Europese Commissie hechtten in juni 1997 op de Top van Denver hun goedkeuring aan de opzet van een multilateraal financieringsmechanisme om Oekraïne te helpen bij de implementatie van het SIP. Zij bereikten overeenstemming over een financiële bijdrage van de G7, die moest worden aangevuld door andere donoren. Ook werd afgesproken dat de EBWO zou worden gevraagd een speciaal fonds, het Fonds Inkapseling Tsjernobyl (CSF), op te richten en te beheren. Het CSF werd op 6 november 1997 officieel opgericht door de Raad van Bestuur van de EBWO.

Op 20 november 1997 vond de eerste donorconferentie plaats in New York. Vijfentwintig landen en de Europese Commissie zegden in totaal ongeveer 400 miljoen dollar toe. Oekraïne zegde 50 miljoen dollar toe in de vorm van een bijdrage in natura. Dit bedrag was voldoende om te beginnen met de eerste maatregelen in het kader van het SIP.

Omdat het initiatief in 1998-1999 van de vergadering van contribuanten om geld van particuliere donoren in te zamelen niet slaagde, wees de EBWO er als beheerder van het CSF op dat aanvulling van het fonds vóór medio 2000 noodzakelijk was om de oorspronkelijke planning te kunnen handhaven. Derhalve vond op 5 juli 2000 een tweede donorconferentie plaats in Berlijn. Door tweeëntwintig landen en de Europese Commissie werd in totaal ongeveer 320 miljoen dollar toegezegd, waarmee het totaalbedrag aan toezeggingen van de twee donorconferenties steeg tot de geraamde 768 miljoen dollar (zie bijlage 1).

Overeenkomstig de regels van het CSF sloot de EBWO in november 1997 een kaderovereenkomst met de regering van Oekraïne waarmee individuele subsidieovereenkomsten tussen de EBWO en de begunstigden mogelijk werden. De EBWO heeft een modelovereenkomst en bijbehorende standaardvoorwaarden opgesteld, die worden gebruikt voor alle subsidies uit het CSF. Vastlegging en betaling van middelen in het kader van het Fonds geschiedt op basis van deze subsidieovereenkomsten. Tot dusver zijn zeven subsidieovereenkomsten ondertekend.

Het CSF wordt beheerd door de vergadering van contribuanten. Deze vergadering telt momenteel 22 contribuanten, waaronder de Europese Commissie en Oekraïne. De vergadering verleent toestemming voor subsidieovereenkomsten, ziet toe op de tenuitvoerlegging daarvan door de EBWO, controleert de doelmatigheid van de gefinancierde activiteiten en keurt de begroting en financiële memoranda van het CSF goed. De eerste vergadering van contribuanten vond plaats op 12 december 1997. De huidige voorzitter van de vergadering van contribuanten is dr. Hans Blix (Zweden).

Het SIP is een veelomvattend pakket van maatregelen en het is essentieel dat het beheerd wordt volgens één uitvoeringsregeling, zoals bepaald in de regels van het CSF. Deze regels omvatten bepalingen voor de aanbesteding van diensten en leveringen. In deze regels is bepaald dat “de aanbestedingsvoorschriften en -regels van de EBWO van toepassing zijn op subsidies die verstrekt worden uit de middelen van het CSF, maar dat de aanbestedingen in beginsel beperkt zijn tot goederen en diensten die geproduceerd zijn in of geleverd worden door landen die contribuant zijn of landen waar de EBWO actief is”. Daarom is het noodzakelijk dat er in de bijdrageovereenkomst tussen de Commissie en de EBWO vanuit wordt gegaan dat de verschillende lidstaten van de Europese Gemeenschap gelijk dienen te worden behandeld Voor de eventuele deelname van derde landen aan aanbestedingen moet per geval toestemming worden verleend.

2.

3. De bijdragen van de Gemeenschap aan het CSF


De eerste toezegging van de Europese Commissie aan het Fonds Inkapseling Tsjernobyl in 1997 (100 miljoen dollar) werd formeel bevestigd door Besluit 98/381/EG, Euratom van de Raad van 5 juni 1998 betreffende een financiële bijdrage van de Gemeenschap aan de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling ten behoeve van het Fonds Inkapseling Tsjernobyl [1]. Deze bijdrage is effectief gefinancierd uit de Gemeenschapsbegrotingen voor 1998 en 1999. De tweede bijdrage van de Gemeenschap (100 miljoen euro) werd formeel vastgelegd in Besluit 2001/824/EG van de Raad.

De Commissie presenteerde in oktober 1999 het eerste voortgangsverslag betreffende de tenuitvoerlegging van het CSF [2], overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Besluit 98/381/EG, Euratom. In 2001 werd het tweede voortgangsverslag gepresenteerd [3] en in 2004 het derde [4].

Het CSF vormt voor Oekraïne een belangrijk hulpmiddel om de problemen als gevolg van het ongeluk in Tsjernobyl op te lossen. Aangezien de Gemeenschap verreweg de grootste donor is, is verdere deelname van de Gemeenschap doorslaggevend voor het welslagen van het project. Dit wordt erkend in de nieuwe Tacis-verordening voor de periode 2000-2006, waarin steun voor “relevante, door de Europese Unie gesteunde internationale initiatieven, zoals het initiatief van G7/EU inzake de sluiting van Tsjernobyl” als prioriteit wordt aangeduid [5].

Op basis van het financiële overzicht hieronder is volgens de EBWO aanvulling van het fonds, dat wil zeggen nieuwe toezeggingen van de donors, noodzakelijk voordat een contract kan worden gesloten voor de nieuwe veilige insluiting (wat volgens de planning in 2006 moet gebeuren). Om de Tsjernobyl-projecten te kunnen voortzetten en voltooien zegden de grote donors in mei 2005 in Londen ongeveer 173 miljoen euro toe, waaronder 49,1 miljoen euro van de Commissie (overeenkomstig de historische verdeling tussen de leden van de voormalige G7 plus de Gemeenschap), onder voorbehoud van de vereiste goedkeuringen. De bijdrage van de Commissie zal worden uitbetaald in de periode 2006-2009.

Het doel van dit voorstel is de goedkeuring van een besluit van de Raad betreffende de eerste tranche van de derde financiële bijdrage van de Gemeenschap van 14,4 miljoen euro. Voor de voorgestelde nieuwe bijdrage gelden de voorwaarden zoals genoemd in de artikelen 1 en 3 van Besluit 98/381/EG, Euratom van de Raad van 5 juni 1998. Voor het resterende bedrag (34,7 miljoen euro), uit te keren in de periode 2007-2009, moet een nieuw besluit worden genomen.

De bijdrage geschiedt volgens artikel II, deel 2.02 van de regels van het CSF en er wordt een formele bijdrageovereenkomst gesloten tussen de Europese Commissie en de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling.

3.

4. Huidige financiële situatie van het CSF


Op 31 oktober 2005 was de financiële situatie van het CSF als volgt:

· totale bijdragen: 658,6 miljoen dollar, inclusief een bijdrage in natura van Oekraïne ter waarde van 50 miljoen dollar;

· subsidieovereenkomsten tussen de donors en de EBWO: ongeveer 446,5 miljoen dollar;

· vastgelegde bedragen: 323,4 miljoen euro;

· uitbetalingen: 248,5 miljoen euro.

Volgens het financiële overzicht in het derde voortgangsverslag moest de kostenraming voor het project worden aangepast op basis van de daadwerkelijk verrichte ontwerpwerkzaamheden. Medio 2004 bedroeg de raming van de EBWO 1,091 miljard dollar [6] (in plaats van de oorspronkelijke 768 miljoen dollar) en werd de geplande einddatum verschoven naar eind 2008 (in plaats van 2007). Er zijn twee grote verschillen tussen de ramingen van 1997 en 2004. Ten eerste ontbraken in de raming van 1997 een aantal taken die nadien noodzakelijk werden geacht, zoals de verwijdering van de ventilatieschoorsteen, de tussentijdse opslag van radioactief afval, de technisch deskundige van de eigenaar en de ontmanteling van gebouwen en apparatuur, waarmee de kosten stegen tot 876,82 miljoen dollar. Daarnaast waren hierin niet de kosten opgenomen in verband met escalatie, risico’s en onvoorziene posten voor de nieuwe veilige insluiting, die 214,2 miljoen dollar bedragen.

Tijdens de vergadering van contribuanten van het CSF op 22 november 2005 deelde de EBWO mee dat de zojuist ontvangen offertes voor de nieuwe veilige insluiting aanzienlijk hoger uitvielen dan de geraamde kosten. Daarom zouden mogelijk extra middelen nodig zijn in aanvulling op de reeds tijdens de eerdere conferenties toegezegde bedragen. Hoeveel het eventuele tekort bedraagt, zal echter pas bekend zijn nadat de beoordeling van de offertes is afgerond.

4.

Toezeggingen ten behoeve van het CSF


Contribuant BijdrageVóór juli Donorconferentie Berlijn

Munt Bijdrage Munt 1 € = 0,95 $

Oostenrijk € 2.500. € 2.500.

België € 2.500. € 600.

Canada US $ 20.000. US $ 13.000.

Denemarken € 2.500. € 2.500.

EG US $ 100.000. € 100.000.

Finland € 2.500. € 1.000.

Frankrijk € 18.520. € 23.250.

Duitsland US $ 23.610. US $ 25.610.

Griekenland € 2.500. € 2.500.

IJsland US $ 10. US $ 15.

Ierland € 2.515. € 3.085.

Italië US $ 16.820. € 17.820.

Koeweit US $ 4.000. US $ 2.000.

Luxemburg € 2.500.

Japan US $ 22.500. US $ 22.500.

Nederland NLG 6.000. € 3.000.

Noorwegen US $ 5.000. NKR 20.000.

Polen € 2.500. aanvullende bilaterale toezegging van 3 miljoen euro aangekondigd

Portugal US $ 200. US $ 200.

Slowakije € 2.000.

Slovenië - - US $ 300.

Spanje US $ 3.000. US $ 2.000.

Zweden € 2.500. SEK 24.000.

Zwitserland € 4.000. SFR 7.000.

Oekraïne US $ 50.000.

VK US $ 16.820. US $ 18.320.

VS US $ 78.000. US $ 80.000.

Subtotaal1€=0.95$ US $-{}-€ ~ 395.000.000~ 415.789. ~ 321.767.250~ 338.702.

Totaal US $in euro ~ 716.767.250~ 754.491.