Toelichting bij COM(2006)461 - Wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 51/2006 en (EG) nr. 2270/2004 wat betreft de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en de bij de visserij in acht te nemen voorwaarden

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Bij Verordening (EG) nr. 51/2006 van de Raad zijn voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden de vangstmogelijkheden en de bij de visserij in acht te nemen voorwaarden voor 2006 vastgesteld die van toepassing zijn in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen. Deze verordening moet worden gewijzigd omdat ze moet worden aangepast aan bepaalde besluiten die onlangs ten gevolge van internationale overeenkomsten zijn genomen, en omdat er technische verduidelijkingen in moeten worden aangebracht:

1. In het licht van internationale verplichtingen om de reuzenhaai en de witte haai in stand te houden en te beschermen moet worden verboden deze soorten te vangen, aan boord te houden, over te laden of aan te landen in alle EG-wateren, niet-EG-wateren en internationale wateren.

2. Op 20 februari 2006 is het jaarlijkse visserijoverleg over de wederzijdse vangstmogelijkheden voor 2006 tussen de Gemeenschap en IJsland afgerond. Om de resultaten van dit overleg in communautaire wetgeving om te zetten moeten de nodige maatregelen worden genomen.

3. De definitie van dagen van aanwezigheid in het gebied, die betrekking heeft op de visserijinspanning van vaartuigen in het kader van het herstel van bepaalde bestanden, moet worden verduidelijkt om te garanderen dat de beperkingen van de visserijinspanning correct worden toegepast.

4. De presentatie van bepaalde typen vistuig die mogen worden gebruikt zonder dat er bijzondere voorwaarden gelden ten aanzien van het maximumaantal dagen dat een vaartuig in het kader van het herstel van bepaalde bestanden in het gebied aanwezig mag zijn, moet worden herzien.

5. Vaartuigen die vallen onder een regeling van automatische schorsing van de visvergunning, moeten worden aangemoedigd om in de Noordzee selectiever vistuig te gebruiken. Deze prikkel moet tot uitdrukking worden gebracht in het aantal dagen van aanwezigheid in het gebied dat hun wordt toegewezen.

6. Er moet worden verduidelijkt dat, als in de loop van het jaar meer dan één type vistuig wordt gebruikt, geen enkel van die typen vistuig mag worden aangewend als het totale aantal op zee doorgebrachte dagen reeds groter is dan het voor dat type vistuig vastgestelde aantal dagen.

7. Vaartuigen die vissen in het kader van het herstel van het tongbestand in het Westelijke Kanaal, moeten gebruik kunnen maken van de afwijking met betrekking tot het maximumaantal visdagen waarvoor bijzondere voorwaarden gelden. Deze regels moeten dan ook worden verduidelijkt.

8. Als gevolg van de wijziging van de definitie van dagen van aanwezigheid in het gebied moet, met betrekking tot de visserijinspanning van vaartuigen die vissen in het kader van het herstel van het tongbestand in het Westelijke Kanaal, de afwijking ten aanzien van de meldplicht worden verduidelijkt.

9. In februari 2004 heeft de Visserijcommissie voor het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC) een aanbeveling gegeven met betrekking tot vaartuigen die illegale, niet-aangegeven of niet-gereglementeerde visvangst (IUU) bedrijven. In mei 2006 heeft de NEAFC aanbevolen de bepalingen inzake IUU-visvangst te wijzigen. Deze aanbeveling moet worden omgezet in communautaire regelgeving.

10. Polen heeft overeenkomstig bijlage XII bij het Toetredingsverdrag recht op een haringquotum in de zones I en II en heeft voorts vergunningen verkregen om te vissen op koolvis en kabeljauw in de Noorse wateren in de zones IV en II. Dit alles moet tot uitdrukking worden gebracht in de kwantitatieve beperkingen inzake vergunningen en visdocumenten.

11. Er zijn bepaalde redactionele verbeteringen in de tekst aangebracht.

12. Bij Verordening (EG) nr. 2270/2004 van de Raad zijn, voor 2005 en 2006, de vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Gemeenschap voor bepaalde bestanden van diepzeevissen vastgesteld. Na het overleg van 31 januari 2006 tussen de Gemeenschap en Noorwegen moet, op basis van wetenschappelijk advies, de vangst van grenadiervis in zone III, met inbegrip van de Noorse wateren, worden beperkt tot de gemiddelde vangst in de periode 1996-2003. Deze wijziging moet in Verordening (EG) nr. 2270/2004 worden opgenomen.

Dit voorstel heeft tot doel de nodige wijzigingen aan te brengen in:

- de artikelen 5, 7, 10 en 13, en de bijlagen IA, IB, IIA, IIB, IIC, IID, III en IV van Verordening (EG) nr. 51/2006,

- de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2270/2004.

De Raad wordt verzocht dit voorstel zo spoedig mogelijk goed te keuren opdat de vissers hun activiteiten voor dit visseizoen kunnen plannen.