Toelichting bij COM(2004)599 - Geneesmiddelen voor pediatrisch gebruik

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2004)599 - Geneesmiddelen voor pediatrisch gebruik.
bron COM(2004)599 NLEN
datum 29-09-2004
1.Inleiding en achtergrond

Gevaar voor de volksgezondheid en oorzaken ervan

Omdat de pediatrische populatie een kwetsbare groep is die qua ontwikkeling, fysiologie en psychologie afwijkt van volwassenen, is het zeer belangrijk dat aan leeftijd en ontwikkeling gerelateerd geneesmiddelenonderzoek plaatsvindt. Anders dan die voor volwassenen, is meer dan 50% van de geneesmiddelen waarmee kinderen in Europa worden behandeld niet voor gebruik bij die doelgroep getest en toegelaten. De gezondheid van deze kinderen, en dus de kwaliteit van hun leven, kan hierdoor worden geschaad.

Hoewel men bezorgd kan zijn over het uitvoeren van proeven bij de pediatrische populatie, moet deze bezorgdheid worden afgewogen tegen de ethische aspecten van het toedienen van geneesmiddelen aan een populatie wanneer deze niet bij die populatie zijn getest, zodat de positieve of negatieve effecten niet bekend zijn. Om tegemoet te komen aan de zorgen over proeven bij kinderen bevat de EU-Richtlijn inzake klinische proeven1 specifieke voorschriften ter bescherming van kinderen die in de EU aan klinische proeven deelnemen.

Verwante initiatieven: EU-Verordening inzake weesgeneesmiddelen en VS-wetgeving inzake geneesmiddelen voor kinderen

Vanwege het ontbreken van onderzoek naar behandelingen voor zeldzame ziekten heeft de Commissie de Verordening inzake weesgeneesmiddelen voorgesteld, die in december 1999 is goedgekeurd. Deze verordening is een doeltreffende stimulans gebleken voor onderzoek met het oog op de toelating van geneesmiddelen ter behandeling van zeldzame ziekten.

In de Verenigde Staten is specifieke wetgeving aangenomen om het uitvoeren van klinische proeven bij kinderen aan te moedigen. Die wetgeving omvat een combinatie van stimulansen en verplichtingen, wat een geslaagde aanpak is gebleken om de ontwikkeling van geneesmiddelen voor pediatrisch gebruik te bevorderen.

Resolutie van de Raad

In de resolutie van de Raad van 14 december 2000 werd de Commissie verzocht voorstellen te doen in de vorm van aansporingen, regelgevende maatregelen of andere ondersteunende maatregelen op het gebied van klinisch onderzoek en ontwikkeling, zodat zowel de nieuwe geneesmiddelen voor kinderen als de producten die reeds in de handel zijn volledig aan de specifieke behoeften van kinderen worden aangepast.
2.Motivering

Doelstelling

In het algemeen is het beleid erop gericht de gezondheid van de kinderen van Europa te verbeteren door het onderzoek naar en de ontwikkeling en toelating van geneesmiddelen voor kinderen te intensiveren.

Algemene doelstellingen zijn: intensivering van de ontwikkeling van geneesmiddelen voor gebruik bij kinderen; waarborging dat gedegen onderzoek wordt uitgevoerd naar de geneesmiddelen waarmee kinderen worden behandeld; waarborging dat de geneesmiddelen waarmee kinderen worden behandeld naar behoren voor gebruik bij kinderen zijn toegelaten; verbetering van de beschikbare informatie over het gebruik van geneesmiddelen bij kinderen; het bereiken van deze doelstellingen zonder kinderen aan onnodige klinische proeven bloot te stellen, geheel overeenkomstig de EU-richtlijn inzake klinische proeven.

Reikwijdte, wettelijke grondslag en procedure

Het voorgestelde systeem geldt voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik in de zin van Richtlijn 2001/83/EG.

Het voorstel berust op artikel 95 van het EG-Verdrag. Artikel 95, dat de toepassing van de medebeslissingsprocedure van artikel 251 voorschrijft, is de rechtsgrond voor de verwezenlijking van de in artikel 14 van het Verdrag geformuleerde doelstellingen, waaronder het vrije verkeer van goederen (artikel 14, lid 2), in dit geval geneesmiddelen voor menselijk gebruik. Elke regelgeving op het gebied van de vervaardiging en distributie van geneesmiddelen moet de bescherming van de volksgezondheid als voornaamste doel hebben, maar dit doel moet worden bereikt met middelen die het vrije verkeer van geneesmiddelen in de Gemeenschap niet belemmeren. Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam is alle door het Europees Parlement en de Raad goedgekeurde wetgeving op dit gebied op grond van dat artikel goedgekeurd; de verschillen tussen de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende geneesmiddelen belemmeren namelijk de intracommunautaire handel en hebben dus een directe invloed op de werking van de interne markt. Maatregelen op Europees niveau ter bevordering van de ontwikkeling en de toelating van geneesmiddelen voor pediatrisch gebruik zijn gerechtvaardigd om deze belemmeringen te voorkomen of weg te nemen.

Subsidiariteit en evenredigheid

Het voorstel bouwt voort op de ervaring die met het bestaande regelgevingskader voor geneesmiddelen in Europa is opgedaan en trekt lessen uit de voorschriften en stimulansen voor pediatrische geneesmiddelen in de VS en uit de EU-verordening inzake weesgeneesmiddelen. Uit de beschikbare gegevens blijkt dat het onwaarschijnlijk is dat de huidige volksgezondheidsproblemen in verband met geneesmiddelen voor kinderen in de EU zonder de invoering van specifieke wetgeving zal worden opgelost.

Bij een communautaire actie is een optimaal gebruik van het in de farmaceutische sector opgezette instrumentarium voor de voltooiing van de interne markt mogelijk. Bovendien is de toelating van geneesmiddelen voor kinderen een vraagstuk dat heel Europa raakt. De lidstaten zullen niettemin een belangrijke rol spelen bij het bereiken van de doelstellingen van het voorstel.

Vereenvoudiging van wetgeving en bestuursrechtelijke bepalingen

Alle belangrijke maatregelen van het voorstel bouwen voort op het bestaande regelgevingskader voor geneesmiddelen of versterken dat kader. Dit voorstel heeft directe raakvlakken met vijf bestaande communautaire wetgevingsteksten: Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 20012, waarbij het kader voor de reglementering van geneesmiddelen is vastgesteld; Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 20043, waarbij het Europees Geneesmiddelenbureau (EMEA) is opgericht en de gecentraliseerde toelatingsprocedure voor geneesmiddelen tot stand is gekomen; Richtlijn 2001/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 april 2001, waarbij een kader voor de reglementering en uitvoering van klinische proeven in de Gemeenschap is vastgesteld; Verordening (EG) nr. 141/2000 van het Europees Parlement en de Raad4, waarbij een communautair systeem voor de aanwijzing van geneesmiddelen als weesgeneesmiddelen tot stand is gekomen en stimulansen voor de ontwikkeling en toelating van die geneesmiddelen zijn geboden; en Verordening (EEG) nr. 1768/92 van de Raad van 18 juni 19925, waarbij het aanvullend beschermingscertificaat is ingevoerd.

Met dit voorstel voor een verordening wordt een nauwkeurig wettelijk kader vastgesteld. Wanneer echter gedetailleerdere uitvoeringsbepalingen nodig zijn, zullen deze bij een verordening van de Commissie worden vastgesteld. Bovendien wordt voorgesteld dat de Commissie in overleg met de lidstaten, het EMEA en de betrokken partijen nadere bepalingen in de vorm van richtsnoeren zal vaststellen.

Samenhang met ander Gemeenschapsbeleid

Gestreefd wordt naar samenhang met de activiteiten op het gebied van onderzoek en ontwikkeling en op het gebied van gezondheid en consumentenbescherming.

Externe raadpleging

De belanghebbende partijen zijn uitvoerig over dit voorstel geraadpleegd. De details van de door de Commissie uitgevoerde raadpleging zijn in de bij dit voorstel gevoegde uitgebreide effectbeoordeling opgenomen.

Beoordeling van het voorstel: uitgebreide effectbeoordeling

In verband met dit voorstel heeft de Commissie een uitgebreide effectbeoordeling uitgevoerd op basis van gegevens die door een contractant in een onafhankelijk onderzoek zijn verzameld. Deze beoordeling is bij dit voorstel gevoegd
3.Presentatie

Hier worden de belangrijkste elementen van het voorstel beknopt beschreven. Een uitvoeriger beschrijving is te vinden in de uitgebreide toelichting van de Commissie die bij dit voorstel is gevoegd.

Belangrijkste maatregelen van het voorstel

Comité kindergeneeskunde

Een centrale plaats in het voorstel en bij de uitvoering ervan wordt ingenomen door een comité dat deskundigheid in verband met alle aspecten van kindergeneesmiddelen in zich verenigt. Het Comité kindergeneeskunde wordt primair verantwoordelijk voor de beoordeling en de goedkeuring van plannen voor pediatrisch onderzoek en vrijstellings- en opschortingsverzoeken, zoals hieronder beschreven. Daarnaast kan het Comité kindergeneeskunde beoordelen of de plannen voor pediatrisch onderzoek ook worden nageleefd en kan het Comité kindergeneeskunde op verzoek de onderzoeksresultaten beoordelen. Bij al zijn werkzaamheden moet het Comité kindergeneeskunde nagaan of onderzoek bij kinderen aanzienlijke therapeutische voordelen kan hebben; hierbij moet het Comité kindergeneeskunde er ook voor zorgen dat onnodig onderzoek wordt vermeden, dat de bestaande communautaire voorschriften worden nageleefd en dat wordt voorkomen dat de toelating van geneesmiddelen voor andere populaties wordt vertraagd door de voorschriften voor onderzoek bij kinderen.

Voorschriften voor het verlenen van vergunningen voor het in de handel brengen

Het onderzoek bij kinderen wordt gebaseerd op het plan voor pediatrisch onderzoek, dat door het Comité kindergeneeskunde moet worden goedgekeurd. Bij de beoordeling van deze plannen moet het Comité kindergeneeskunde zich laten leiden door twee algemene beginselen: de onderzoeken moeten alleen worden uitgevoerd indien er sprake is van een potentieel therapeutisch voordeel voor kinderen (waarbij dubbel onderzoek wordt voorkomen) en de voorschriften voor onderzoek bij kinderen mogen de toelating van geneesmiddelen voor andere populaties niet vertragen.

Een belangrijke maatregel is het nieuwe voorschrift dat de resultaten van alle onderzoeken die overeenkomstig een voltooid, goedgekeurd plan voor pediatrisch onderzoek zijn uitgevoerd bij de indiening van aanvragen moeten worden meegeleverd, tenzij een vrijstelling of opschorting is verleend. Dit voorschrift is bedoeld om te waarborgen dat bij de ontwikkeling van geneesmiddelen voor kinderen wordt uitgegaan van hun therapeutische behoeften. Het plan voor pediatrisch onderzoek vormt de basis voor de beoordeling van de naleving van dit voorschrift.

Vrijstellingen van de voorschriften

Niet alle geneesmiddelen die voor volwassenen worden ontwikkeld zijn geschikt of nodig voor de behandeling van kinderen, en onnodig onderzoek bij kinderen moet worden voorkomen. Voor deze situaties wordt een vrijstellingssysteem voor de hierboven beschreven voorschriften voorgesteld. Het Comité kindergeneeskunde zal direct na de oprichting beginnen met het opstellen van lijsten van vrijstellingen voor specifieke geneesmiddelen en voor categorieën geneesmiddelen. Voor niet in de gepubliceerde lijsten opgenomen producten wordt een eenvoudige procedure voorgesteld voor het aanvragen van vrijstellingen door ondernemingen.

Opschorting van de aanvang of de voltooiing van onderzoek bij kinderen

Soms kan onderzoek bij kinderen beter worden uitgevoerd nadat enige ervaring met het gebruik van een geneesmiddel bij volwassenen is opgedaan of vergt onderzoek bij kinderen meer tijd dan onderzoek bij volwassenen. Dit kan gelden voor de volledige pediatrische populatie of voor een deel ervan. Voor deze situatie wordt een systeem van opschortingen voorgesteld, waarbij tevens een procedure voor de goedkeuring van opschortingen door het Comité kindergeneeskunde wordt voorgesteld.

Procedures voor het verlenen van vergunningen voor het in de handel brengen

De procedures van de bestaande farmaceutische wetgeving worden door de voorstellen niet gewijzigd. De hierboven genoemde voorschriften verplichten de bevoegde autoriteiten bij de nu al bestaande validering van aanvragen van vergunningen voor het in de handel brengen te controleren of het goedgekeurde plan voor pediatrisch onderzoek is nageleefd. De beoordeling van de veiligheid, kwaliteit en werkzaamheid van geneesmiddelen voor kinderen en de verlening van vergunningen voor het in de handel brengen blijft een taak van de bevoegde autoriteiten. Om de beschikbaarheid van geneesmiddelen voor kinderen in de hele Gemeenschap te vergroten, omdat de voorschriften in de voorstellen gekoppeld zijn aan voor de hele Gemeenschap beschikbare beloningen en om te voorkomen dat de vrije handel binnen de Gemeenschap wordt verstoord, wordt voorgesteld dat de gecentraliseerde procedure van de Gemeenschap kan worden gebruikt voor aanvragen van een vergunning voor het in de handel brengen die op basis van de resultaten van een goedgekeurd plan voor pediatrisch onderzoek ten minste een pediatrische indicatie omvatten.

Handelsvergunning voor pediatrisch gebruik

Om het mogelijk te maken stimulansen te geven voor geneesmiddelen waarvan het octrooi is afgelopen, wordt een nieuw type vergunning voor het in de handel brengen voorgesteld, de handelsvergunning voor pediatrisch gebruik (Paediatric Use Marketing Authorisation, PUMA). Voor de verlening van deze vergunning worden de bestaande procedures gebruikt, maar de vergunning is specifiek voor geneesmiddelen die uitsluitend voor gebruik bij kinderen zijn ontwikkeld.

De naam van een geneesmiddel waarvoor een PUMA is verleend, mag overeenkomen met de bestaande merknaam van het ermee overeenkomende, voor volwassenen toegelaten product. Met het oog op de herkenbaarheid en het voorschrijven krijgen productnamen van geneesmiddelen waarvoor een PUMA is verleend een letter “P” in superscript. Dit stelt de farmaceutische industrie in staat te profiteren van zowel de bestaande naamsbekendheid als van de gegevensbescherming die aan een nieuwe vergunning voor het in de handel brengen verbonden is. De gegevensbeschermingsperiode die aan de PUMA is verbonden, kan waardevoller blijken te zijn in het licht van de recente jurisprudentie van het Hof van Justitie inzake de uitlegging van gegevensbeschermingsregels6.

Een PUMA-aanvraag moet gegevens bevatten waarmee specifiek bij kinderen de veiligheid, kwaliteit en werkzaamheid wordt aangetoond; deze gegevens moeten zijn verzameld overeenkomstig een goedgekeurd plan voor pediatrisch onderzoek. In een PUMA-aanvraag mag echter ook worden verwezen naar gegevens in het dossier van een geneesmiddel dat in de Gemeenschap is of wordt toegelaten.

Verlenging van de duur van het aanvullende beschermingscertificaat

Voor nieuwe geneesmiddelen en voor geneesmiddelen die door een octrooi of door een aanvullend beschermingscertificaat worden beschermd, wordt de duur van het aanvullende beschermingscertificaat met zes maanden verlengd wanneer alle maatregelen in het plan voor pediatrisch onderzoek zijn nageleefd, het product in alle lidstaten is toegelaten en relevante informatie over de onderzoeksresultaten in de productinformatie is opgenomen. Deze verlenging wordt gebaseerd op de opname van een verklaring in de vergunning voor het in de handel brengen dat aan deze voorwaarden is voldaan. Vervolgens kunnen de ondernemingen de vergunning aan de octrooibureaus tonen, die daarop de verlenging van het aanvullende beschermingscertificaat toekennen. De eis dat in alle lidstaten een vergunning voor het in de handel brengen moet zijn verleend, is bedoeld om te voorkomen dat voor de hele Gemeenschap geldende beloningen worden toegekend zonder dat in de hele Gemeenschap van de voordelen voor de gezondheid van kinderen wordt geprofiteerd. Omdat de beloning voor het uitvoeren van onderzoek bij kinderen geldt en niet voor het aantonen dat een product veilig voor en werkzaam bij kinderen is, wordt de beloning ook gegeven als een pediatrische indicatie niet wordt toegelaten. De relevante gegevens over het gebruik bij pediatrische populaties moeten wel in de productinformatie van toegelaten geneesmiddelen worden opgenomen.

Verlengde marktexclusiviteit voor weesgeneesmiddelen

Uit hoofde van de EU-verordening inzake weesgeneesmiddelen wordt voor geneesmiddelen die als weesgeneesmiddel zijn aangewezen bij het verlenen van de vergunning voor het in de handel brengen voor de desbetreffende indicatie, een tienjarige marktexclusiviteit toegekend. Omdat deze producten veelal niet door een octrooi worden beschermd, kan de beloning in de vorm van een verlenging van het aanvullende beschermingscertificaat niet altijd worden gegeven; wanneer zij wel door een octrooi worden beschermd, zou een verlenging van het aanvullende beschermingscertificaat een dubbele stimulans inhouden. Daarom wordt voorgesteld voor weesgeneesmiddelen waarvoor volledig wordt voldaan aan de eisen betreffende de verstrekking van gegevens over gebruik bij kinderen de tienjarige periode van marktexclusiviteit tot twaalf jaar te verlengen.

Programma voor pediatrisch onderzoek: Geneesmiddelenonderzoek voor de kinderen van Europa (Medicines Investigation for the Children of Europe, MICE)

Ook financiële steun voor onderzoek naar het pediatrische gebruik van geneesmiddelen die niet door een octrooi of een aanvullend beschermingscertificaat worden beschermd, is een middel ter bevordering van ethisch verantwoord onderzoek van goede kwaliteit dat tot de ontwikkeling en toelating van geneesmiddelen voor kinderen kan leiden. De Commissie is voornemens de mogelijkheid te bestuderen om een programma voor pediatrisch onderzoek op te zetten: Geneesmiddelenonderzoek voor de kinderen van Europa, waarbij de bestaande programma’s van de Gemeenschap in aanmerking worden genomen.

Informatie over het gebruik van geneesmiddelen voor kinderen

Een van de doelstellingen van dit voorstel is om de beschikbare informatie over het gebruik van geneesmiddelen voor kinderen te vergroten. Wanneer meer informatie beschikbaar is, kunnen geneesmiddelen veiliger en doeltreffender voor kinderen worden gebruikt, wat de volksgezondheid ten goede komt. Bovendien draagt de beschikbaarheid van deze informatie ertoe bij dat dubbel en onnodig onderzoek bij kinderen worden vermeden.

Bij de richtlijn inzake klinische proeven is een communautaire databank voor klinische proeven opgericht (EudraCT). Voorgesteld wordt in deze databank informatie op te nemen over al het lopende en voltooide pediatrisch onderzoek in de Gemeenschap en in derde landen.

Daarnaast zal het Comité kindergeneeskunde een inventarisatie van de therapeutische behoeften van kinderen maken op basis van een onderzoek naar het huidige geneesmiddelengebruik in Europa.

Ook wordt voorgesteld een communautair netwerk op te richten om de nationale netwerken en centra voor klinisch onderzoek met elkaar te verbinden, zodat op Europees niveau de noodzakelijke bekwaamheid wordt samengebracht, de uitvoering van onderzoek wordt vergemakkelijkt, de samenwerking wordt bevorderd en dubbel onderzoek wordt vermeden.

In sommige gevallen hebben farmaceutische bedrijven al klinische proeven bij kinderen uitgevoerd, maar veelal zijn de resultaten van deze onderzoeken niet bij de bevoegde autoriteiten ingediend en is de productinformatie niet aangepast. Daarom wordt voorgesteld dat onderzoeken die vóór de goedkeuring van deze wetgeving zijn uitgevoerd, niet in aanmerking komen voor de beloningen en stimulansen die voor de EU worden voorgesteld. De voorschriften van het voorstel gelden echter wel voor deze onderzoeken en na goedkeuring van deze wetgevingsvoorstellen zijn bedrijven verplicht deze onderzoeken bij de bevoegde autoriteiten in te dienen.

Overige maatregelen

Het EMEA zal zorgen voor coördinatie van de werkzaamheden van het Comité kindergeneeskunde met het Comité voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik, de werkgroep voor wetenschappelijk advies van dat comité en de overige comités en werkgroepen van de Gemeenschap betreffende geneesmiddelen. Bovendien wordt voorgesteld dat het EMEA gratis wetenschappelijk advies geeft aan sponsors die geneesmiddelen voor kinderen ontwikkelen.

De ingediende voorstellen zullen voor de bevoegde autoriteiten en in het bijzonder voor het EMEA veel extra werk opleveren. Voorgesteld wordt om in verband met de nieuwe taken de Gemeenschapssubsidie aan het EMEA te verhogen. Dit voorstel gaat vergezeld van een financieel memorandum.