Toelichting bij COM(2005)689 - Wijziging van Verordening (EG) nr. 6/2002 en Verordening (EG) nr. 40/94 in verband met de toetreding van de EG tot de Akte van Genève bij de Overeenkomst van 's-Gravenhage betreffende de internationale registratie van tekeningen en modellen van nijverheid

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Inleiding

Op 12 december 2001 heeft de Raad Verordening (EG) nr. 6/2002 betreffende Gemeenschapsmodellen vastgesteld. (hierna “Gemeenschapsmodellenverordening” te noemen)[1].

Met de Gemeenschapsmodellenverordening wordt het stelsel van Gemeenschapsmodellen ingevoerd, dat het verkrijgen van modellenbescherming met uniforme gevolgen op het hele grondgebied van de Gemeenschap mogelijk maakt. Op grond van de verordening kan een model worden beschermd, hetzij door een niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel indien het op de bij de verordening bepaalde wijze voor het publiek beschikbaar is gesteld, hetzij door een ingeschreven Gemeenschapsmodel indien het op de bij de verordening bepaalde wijze is ingeschreven.

De Gemeenschapsmodellenverordening belast het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen), hierna “het Bureau”[2] te noemen, met het beheer van het Gemeenschapsmodel.

Op 1 januari 2003 heeft het Bureau bepaald dat aanvragen om ingeschreven Gemeenschapsmodellen kunnen worden ingediend met ingang van 1 april 2003.

Op 23 december 2003 is de Akte bij de Overeenkomst van 's-Gravenhage betreffende de internationale registratie van tekeningen en modellen van nijverheid, die op 2 juli 1999 is vastgesteld in Genève (hierna de “Akte van Genève” te noemen) in werking getreden. De Akte van Genève maakt het ontwerpers mogelijk om door middel van één internationale aanvrage modellenbescherming in een aantal landen te krijgen. Op grond van die Akte vervangt één internationale aanvrage bij het Internationaal Bureau van de Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom (WIPO) een hele reeks aanvragen die anders bij de verschillende nationale of regionale bureaus zouden moeten worden ingediend.

Een van de belangrijkste innovaties van de Akte van Genève is de toetredingsmogelijkheid voor intergouvernementele organisaties met een bureau waar modellenbescherming kan worden aangevraagd voor het gebied waarop het oprichtingsverdrag van die intergouvernementele organisatie van toepassing is. Deze innovatie is in de Akte van Genève aangebracht met de specifieke bedoeling om de Gemeenschap de mogelijkheid te geven om na de inwerkingtreding van het stelsel van Gemeenschapsmodellen toe te treden tot het stelsel van internationale inschrijving.

Ter voorbereiding van de toetreding van de Gemeenschap tot de Akte van Genève heeft de Commissie twee voorstellen uitgewerkt die gelijktijdig aan de Raad worden voorgelegd. Het eerste voorstel van de Commissie betreft de toetreding van de Gemeenschap tot de Akte van Genève[3].

Het tweede voorstel omvat de noodzakelijke maatregelen in verband met de toetreding van de Gemeenschap tot de Akte van Genève.

1.

2. De structuur van het voorstel van de Commissie


Voorgesteld wordt dat de maatregelen tot uitvoering van de toetreding van de Gemeenschap tot de Akte van Genève worden in de Gemeenschapsmodellenverordening opgenomen door wijziging van de bestaande bepalingen en door toevoeging van een nieuwe Titel XIa “Internationale inschrijving van modellen”[4].

In beginsel zijn de materiële bepalingen die van toepassing zijn op de internationale inschrijving waarin de Gemeenschap wordt aangewezen, hetzelfde als de bepalingen die voor Gemeenschapsmodellen gelden.

Daarom vallen internationale inschrijvingen waarin de Europese Gemeenschap wordt aangewezen en Gemeenschapsmodellen onder hetzelfde modellenrecht (Titel II), vormen zij beide vermogensbestanddelen (Titel III), kan ten aanzien van beide een nietigverklaring worden gevorderd (Titel VI), kan beroep worden ingesteld tegen de beslissing van de nietigheidsafdeling (Titel VII) en zijn de bevoegdheden en de procedure inzake rechtsvorderingen hetzelfde voor internationale inschrijvingen waarin de Europese Gemeenschap wordt aangewezen en voor Gemeenschapsmodellen (Titel IX).

Daarom bevat de nieuwe Titel XIa veel kruisverwijzingen naar andere artikelen van de verordening.

De invoering van deze nieuwe titel in de verordening vergemakkelijkt de toegang tot alle bepalingen betreffende een model dat op het hele grondgebied van de Europese Gemeenschap is beschermd, hetzij door de inschrijving van het model als Gemeenschapsmodel, hetzij als internationale inschrijving van het model overeenkomstig de Akte van Genève waarin de Europese Gemeenschap wordt aangewezen.

Door middel van de voorgestelde structuur zijn uitvoeringsmaatregelen zoals vastgelegd in de Verordeningen (EG) nr. 2245/2002[5], nr. 2246/2002[6] en nr. 216/96[7] van de Commissie van overeenkomstige toepassing. Voorzover noodzakelijk zal de Commissie deze wijzigen, bijvoorbeeld wat het onderzoek van de weigeringsgronden in de zin van artikel 106 sexies van dit voorstel betreft.

2.

3. De Akte van Genève


De Akte van Genève maakt deel uit van het stelsel van ’s-Gravenhage, dat is gebaseerd op de Overeenkomst van 's-Gravenhage betreffende de internationale registratie van tekeningen of modellen van nijverheid. Deze Overeenkomst bestaat uit drie verschillende akten: de Akte van Londen van 1934, de Akte van ’s-Gravenhage van 1960 en de akte van Genève van 1999. De drie akten zijn autonoom en de materiële bepalingen ervan bestaan naast elkaar. De overeenkomstsluitende partijen kunnen besluiten toe te treden tot slechts een, tot twee of tot alle drie de akten. Zij worden automatisch lid van de Unie van ’s-Gravenhage, waartoe op dit ogenblik 42 staten zijn toegetreden, waaronder twaalf lidstaten van de EU[8].

Het stelsel van internationale inschrijving van modellen is ingegeven door een behoefte aan eenvoud en kostenbesparing. Het verschaft de rechthebbenden van modellen uit een overeenkomstsluitende staat de mogelijkheid bescherming van hun modellen te verkrijgen met een minimum aan formaliteiten en kosten.

De internationale aanvrage kan worden ingediend in één taal (Engels of Frans) tegen een eenmalige betaling van taksen. De aanvrager moet vermelden in welke overeenkomstsluitende staten hij bescherming wenst. Doorgaans wordt een internationale aanvrage rechtstreeks aan het Internationaal Bureau gestuurd. Na ontvangst verifieert het Internationaal Bureau of de internationale aanvrage voldoet aan de vormvereisten en publiceert het de aanvrage — of eigenlijk de inschrijving — in het International Designs Bulletin (op de website van de WIPO). Na publicatie moet elk nationaal bureau de internationale inschrijvingen vermelden waarin het is aangewezen, teneinde over te gaan tot het materiële onderzoek voor zover dit door zijn nationale wetgeving wordt vereist.

Daarom is elk materieel aspect van de bescherming (vooral het materiële onderzoek dat door elk bureau is uitgevoerd, de beoordeling van de beschermingsvoorwaarden en de omvang van bescherming) geheel afhankelijk van de wetgeving van elke aangewezen overeenkomstsluitende partij.

Naar aanleiding van dat onderzoek kan het Bureau het Internationaal Bureau in kennis stellen van een weigering van bescherming op zijn grondgebied. Een internationale inschrijving mag echter niet worden geweigerd wegens het niet-voldoen aan de vormvereisten. Na het door het Internationaal Bureau verrichte onderzoek moet er vanuit worden gegaan dat aan deze vereisten is voldaan.

Zodra de internationale aanvrage is aanvaard, heeft dit in elk van de aangewezen landen dezelfde rechtsgevolgen als wanneer het model er rechtstreeks was ingediend. De internationale inschrijving is daarom gelijkwaardig aan een nationaal recht wat de beschermingsomvang en de tenuitvoerlegging betreft. Tegelijkertijd vereenvoudigt de internationale registratie de instandhouding van de bescherming: er is één enkele verlengingsaanvrage en een eenvoudige procedure voor de registratie van wijzigingen (bv. van eigendom of adres).

De vaststelling van de Akte van Genève in 1999 had twee doelen, namelijk:

- het stelsel van ’s-Gravenhage aantrekkelijker maken voor aanvragers en het stelsel uitbreiden naar nieuwe leden; hiertoe zijn met de Akte van 1999 voorzieningen in het stelsel van ’s-Gravenhage ingevoerd om de toetreding tot het stelsel van ’s-Gravenhage te vergemakkelijken voor landen met stelsels waarin modellen aan een voorafgaand onderzoek worden onderworpen (zoals de Verenigde Staten en Japan);

- voorzien in een koppeling tussen het stelsel van internationale inschrijving en regionale stelsels door te bepalen dat intergouvernementele organisaties tot de akte kunnen toetreden.

Het tweede doel maakt toetreding van de Europese Gemeenschap tot het stelsel van ‘s-Gravenhage mogelijk. Voor de toepassing van de overeenkomst wordt het grondgebied van de EU dan beschouwd als één land, waarbij de voorschriften inzake het Gemeenschapsmodel gelden als de toepasselijke nationale wetgeving. Het BHIM wordt dan verantwoordelijk voor de materiële beoordeling van internationale aanvragen waarin de Gemeenschap is aangewezen.

De Akte van Genève is volledig in werking getreden op 1 april 2004. Op die dag zijn de Akte van Genève en de bijgewerkte gemeenschappelijke regels krachtens de Overeenkomst van Den Haag, waarmee alle procedures zijn vereenvoudigd, van kracht geworden.

Het stelsel van het Gemeenschapsmodel en het stelsel van de internationale inschrijving zoals geregeld in de Overeenkomst van ’s-Gravenhage zijn als complementair te beschouwen. Het stelsel van het Gemeenschapsmodel voorziet in een volledig en uniform regionaal inschrijvingsstelsel voor modellen dat het hele grondgebied van de Europese Unie bestrijkt. De Overeenkomst van 's-Gravenhage centraliseert de aanvraagprocedures voor bescherming van modellen op het grondgebied van de aangewezen overeenkomstsluitende partijen.

Rechtsgrondslag



Aangezien de voorschriften in verband met de toetreding van de Europese Gemeenschap tot de Overeenkomst van ’s-Gravenhage in de verordening zijn opgenomen door de invoering van een nieuwe, afzonderlijke titel in die verordening en wijziging van bestaande bepalingen in de verordening, moet de rechtsgrondslag voor dit voorstel dezelfde zijn als de rechtsgrondslag van de verordening, namelijk artikel 308 van het Verdrag.

3.

5. De artikelen


Artikel 1, lid 1

Artikel 1, lid 1, wijzigt artikel 25, lid 1, onder d, door toevoeging van een ander ouder recht dat beschikbaar is gesteld om als nietigheidsgrond te worden ingeroepen, namelijk een modelrecht dat is ingeschreven overeenkomstig de Akte van Genève bij de Overeenkomst van 's-Gravenhage betreffende de internationale registratie van tekeningen en modellen van nijverheid, vastgesteld in Genève op 2 juli 1999 […] en die rechtsgevolgen heeft in de Gemeenschap of een aanvrage om inschrijving van een dergelijk recht. Deze toevoeging is nodig om duidelijk te maken dat een internationale aanvrage of inschrijving dezelfde waarde heeft als een ouder model of modelrecht volgens nationaal of communautair modellenrecht.

4.

Artikel 1, lid 2


De bepalingen tot uitvoering van de toetreding van de Europese Gemeenschap tot de Akte van Genève worden opgenomen in de Gemeenschapsmodellenverordening door invoeging van de nieuwe Titel XIa betreffende de internationale inschrijving van modellen.

Afdeling 1— Algemene bepalingen

5.

Artikel 106 bis (Toepassing van bepalingen)


Als algemeen voorschrift bepaalt artikel 106 bis in dit voorstel tot wijziging dat Verordening (EG) nr. 6/2002 betreffende Gemeenschapsmodellen en de verordeningen tot uitvoering ervan ook van toepassing zijn op internationale inschrijvingen krachtens de Akte van Genève waarin de Gemeenschap wordt aangewezen.

Bovendien wordt bepaald dat het internationaal register in plaats komt van het door het Bureau bijgehouden register voor zover het gaat om internationale inschrijvingen waarin de Europese Gemeenschap wordt aangewezen. Een opname van een internationale inschrijving waarin de Europese Gemeenschap wordt aangewezen in het internationaal register heeft dezelfde rechtsgevolgen als wanneer zij bij het register van het Bureau was gebeurd.

Dit geldt ook voor publicatie: elke publicatie van een internationale inschrijving waarin de Europese Gemeenschap wordt aangewezen, gebeurt door het Internationaal Bureau en heeft dezelfde rechtsgevolgen als een publicatie door het Bureau. Deze regel geldt bovendien voor de talenregeling van artikel 98 van de verordening.

Afdeling 2 — Internationale inschrijvingen waarin de Europese Gemeenschap wordt aangewezen

6.

Artikel 106 ter (Procedure voor indiening van de internationale aanwijzing)


Op grond van artikel 4, lid 1, onder a, van de Akte van Genève mag de internationale aanvrage naar keuze van de aanvrager rechtstreeks bij het Internationaal Bureau of via het bureau van de overeenkomstsluitende staat van de aanvrager worden ingediend. Overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder b, van de Akte van Genève mag een overeenkomstsluitende partij echter bepalen dat internationale aanvragen niet via haar bureau mogen worden ingediend.

Het belangrijkste voordeel van het stelsel van 's-Gravenhage is de eenvoud ervan; de locatie van het in ontvangst nemende bureau lijkt van minder belang voor de indiening van modellen. Om onnodig dubbel werk te voorkomen, moet de Europese Gemeenschap daarom indiening van aanvragen via het Bureau niet toestaan. Een andere reden waarom rechtstreekse indiening bij de WIPO de voorkeur verdient, is om te voorkomen dat er bij de indieners verwarring ontstaat tussen aanvragen om inschrijving van Gemeenschapsmodellen en aanvragen om internationale inschrijvingen. Een dergelijke verwarring zou nog problematischer zijn als de basistaks voor een internationale aanvrage, die in alle gevallen rechtstreeks aan het Internationaal Bureau moet worden betaald en die op het moment van indiening verschuldigd is, ten onrechte aan het BHIM wordt betaald, en dan door dit Bureau moet worden teruggestort. Het is veelzeggend dat de WIPO op het ogenblik geen aanvragen ontvangt die via nationale bureaus zijn ingediend, zelfs niet van de overeenkomstsluitende partijen die dit toestaan.

Daarom stelt de Commissie voor dat de Gemeenschap in haar toetredingsakte verklaart dat internationale aanvragen niet via haar Bureau mogen worden ingediend. In artikel 106 ter wordt dan ook bepaald dat internationale aanvragen overeenkomstig artikel 4, lid 1, van de Akte van Genève rechtstreeks bij het Internationaal Bureau moeten worden ingediend.

7.

Artikel 106 quater (Aanwijzingstaksen)


1. In artikel 7 van de Akte van Genève wordt bepaald dat de voorgeschreven taksen een standaard aanwijzingstaks moeten omvatten die voor elke aangewezen overeenkomstsluitende partij moet worden betaald. Bovendien mag elke overeenkomstsluitende partij die een intergouvernementele organisatie is, verklaren dat voor elke aanvrage en voor elke verlenging van een internationale inschrijving waarin zij is aangewezen, de standaard aanwijzingstaks wordt vervangen door een individuele aanwijzingstaks; de hoogte ervan moet in de verklaring worden vermeld en kan in latere verklaringen worden gewijzigd. Het vastgestelde bedrag mag niet hoger zijn dan het equivalent van het bedrag waarop de overeenkomstsluitende partij recht zou hebben voor een nationale aanvrage en verlenging, waarbij dit bedrag wordt verlaagd met de besparingen die de internationale procedure met zich meebrengt.

2. De Commissie stelt voor dat de Gemeenschap in haar toetredingsakte verklaart dat de in artikel 7, lid 1, van de Akte van Genève bedoelde voorgeschreven aanwijzingstaksen voor aanvrage en verlenging worden vervangen door individuele aanwijzingstaksen. Deze taksen moeten worden betaald aan het Internationaal Bureau, die deze aan het BHIM moet overmaken.

3. De Commissie stelt ook een wijziging van Verordening (EG) nr. 2246/2002 betreffende de door het BHIM te betalen taksen voor, waarbij de bedragen van de individuele aanwijzingstaksen worden vastgesteld overeenkomstig de voorschriften van het genoemde artikel 7, lid 2, en regel 28 van de gemeenschappelijke regels.

8.

Artikel 106 quinquies (Rechtsgevolgen van internationale inschrijvingen waarin de Europese Gemeenschap wordt aangewezen)


Lid 1

Op grond van artikel 48 van de Gemeenschapsmodellenverordening moet een aanvrage om een ingeschreven Gemeenschapsmodel door het Bureau als ingeschreven Gemeenschapsmodel worden ingeschreven, mits aan alle vereisten is voldaan en in de mate waarin de aanvrage niet is afgewezen uit hoofde van artikel 47 van die verordening.

Op grond van artikel 47 moet een aanvrage om een ingeschreven Gemeenschapsmodel worden afgewezen indien het Bureau bemerkt dat er gronden voor niet-inschrijving zijn, bijvoorbeeld wanneer het model waarvoor bescherming wordt aangevraagd niet overeenstemt met de omschrijving van artikel 3, onder a), of strijdig is met de openbare orde of de goede zeden.

Artikel 106 quinquies van het onderhavige voorstel tot wijziging van de verordening verzekert dat voor de ingangsdatum van de bescherming van een internationale inschrijving waarin de Gemeenschap wordt aangewezen, dezelfde voorwaarden gelden als voor een ingeschreven Gemeenschapsmodel, d.w.z. dat een internationale inschrijving waarin de Europese Gemeenschap wordt aangewezen, niet de rechtsgevolgen van een inschrijving van een Gemeenschapmodel op het grondgebied van de Europese Gemeenschap heeft voordat het Bureau de internationale inschrijving heeft kunnen toetsen op gronden voor niet-inschrijving.

9.

Lid 2


Artikel 106 quinquies, lid 2, van het onderhavige voorstel tot wijziging van de verordening bepaalt dat indien het Bureau de rechtsgevolgen van een internationale inschrijving waarin de Europese Gemeenschap op zijn grondgebied wordt aangewezen overeenkomstig artikel 12, lid 2, van de Akte van Genève niet weigert of indien een zodanige weigering is ingetrokken, de rechtsgevolgen van de internationale inschrijving ingaan op de datum van inschrijving overeenkomstig artikel 10, lid 2, van de Akte van Genève, met dezelfde rechtsgevolgen als een ingeschreven Gemeenschapsmodel.

10.

Lid 3


Internationale inschrijvingen die in het internationaal register zijn opgenomen, hoeven weliswaar niet opnieuw in het register van het Bureau te worden gepubliceerd, maar artikel 106 quinquies, lid 3, van het onderhavige voorstel tot wijziging van de verordening verplicht het Bureau informatie te geven over de inschrijvingen overeenkomstig de Akte van Genève waarin de Europese Gemeenschap wordt aangewezen. Dit is bijvoorbeeld mogelijk door op de website van het BHIM een hyperlink naar het stelsel van 's-Gravenhage te maken. Nadere bepalingen hierover moeten in de uitvoeringsverordening worden vastgelegd.

11.

Artikel 106 sexies (Weigeringsgronden)


Lid 1

Om te zorgen dat een internationale inschrijving waarin de Gemeenschap wordt aangewezen, is onderworpen aan hetzelfde onderzoek als aanvragen om ingeschreven Gemeenschapsmodellen, zijn de weigeringsgronden in artikel 106 sexies van dit voorstel tot wijziging van de verordening gelijk aan de gronden voor niet-inschrijving in artikel 47, lid 1.

12.

Lid 2


Artikel 106 sexies van het onderhavige voorstel tot wijziging van de verordening verschaft de houder van een internationale inschrijving waarin de Gemeenschap wordt aangewezen het recht om zijn opmerkingen kenbaar te maken of om ten aanzien van de Europese Gemeenschap afstand van de internationale inschrijving te doen overeenkomstig artikel 12, lid 3, onder b, van de Akte van Genève.

De corresponderende bepaling in artikel 47, lid 2, bepaalt bovendien dat een aanvrager van een ingeschreven Gemeenschapsmodel in de gelegenheid moet worden gesteld zijn aanvrage te wijzigen. Deze extra mogelijkheid kan echter niet worden toegepast op een internationale inschrijving, aangezien de weigeringsgronden in de zin van lid 1 alleen kunnen worden opgeheven door een wijziging van het betrokken model, en de Akte van Genève niet voorziet in een wijziging van het model van een internationale inschrijving nadat het is ingeschreven in het internationaal register.

Gewoonlijk verloopt de procedure als volgt: Het Bureau onderzoekt ambtshalve of er weigeringsgronden zijn. Indien het Bureau tijdens het onderzoek constateert dat inschrijving moet worden geweigerd, meldt het dit aan het Internationaal Bureau met de gronden waarop de weigering is gebaseerd. Deze kennisgeving wordt gedaan binnen 6 maanden na publicatie van de internationale inschrijving (regel 18, lid 1, van de gemeenschappelijke regels). Het Internationaal Bureau stuurt de houder onverwijld een afschrift van de kennisgeving van weigering (artikel 12, lid 3, van de Akte van Genève). De houder wordt in de gelegenheid gesteld om binnen de door het Bureau in de kennisgeving vermelde termijn ten aanzien van de Gemeenschap van internationale inschrijving af te zien of zijn opmerkingen kenbaar te maken teneinde de weigeringsgronden op te heffen. Tijdens het onderzoek naar de weigeringsgronden hebben de houder en het Bureau rechtstreeks contact. Indien de houder erin slaagt de weigeringsgrond(en) op te heffen, trekt het Bureau de weigering in en meldt het dit aan het Internationaal Bureau.

13.

Lid 3


Artikel 106 sexies, lid 3, bepaalt dat de voorwaarden voor het onderzoek naar de weigeringsgronden bij de uitvoeringsverordening worden vastgelegd.

14.

Artikel 106 septies (Nietigverklaring van een internationale inschrijving)


Lid 1

Artikel 106 septies van het onderhavige voorstel tot wijziging van de verordening legt artikel 15, lid 1, van de Akte van Genève ten uitvoer doordat het de nietigverklaring van de rechtsgevolgen van een internationale inschrijving op het grondgebied van de Gemeenschap mogelijk maakt.

Door deze bepaling is een nietigverklaring van de rechtsgevolgen van een internationale inschrijving op het grondgebied van de Europese Gemeenschap onderworpen aan dezelfde bepalingen die gelden voor de vordering tot nietigverklaring van een ingeschreven Gemeenschapsmodel. Derden kunnen binnen de Gemeenschap verzoeken om nietigverklaring van de rechtsgevolgen van een internationale inschrijving door middel van een bij het Bureau in te dienen vordering overeenkomstig artikel 52 of door een reconventionele vordering tot nietigverklaring overeenkomstig artikel 81, punt d.

Ingeval van een bij het Bureau ingediende vordering tot nietigverklaring van de rechtsgevolgen zijn de titels VI en VII van toepassing. Met name kan de houder krachtens artikel 31 van de uitvoeringsverordening opmerkingen over de vordering tot nietigverklaring kenbaar maken. Tegen de eindbeslissing van de nietigheidsafdeling kan beroep worden ingesteld (artikel 55, lid 1, van de Gemeenschapsmodellenverordening).

Door deze bepaling wordt artikel 15, lid 1, van de Akte van Genève in de verordening opgenomen. Volgens die bepaling mag een nietigverklaring van de rechtsgevolgen van de internationale inschrijving niet worden uitgesproken zonder dat de houder tijdig in de gelegenheid is gesteld zijn rechten te verdedigen.

15.

Lid 2


Op grond van artikel 15, lid 2, van de Akte van Genève moet het Bureau van de overeenkomstsluitende partij op wiens grondgebied de rechtsgevolgen van de internationale inschrijving zijn nietigverklaard, dit melden aan het Internationaal Bureau indien het hiervan kennis krijgt. Deze verplichting is overgenomen in artikel 106 septies, lid 2. Het spreekt vanzelf dat het Bureau kennis heeft van de nietigheid indien deze voortvloeit uit een nietigheidsprocedure bij het Bureau, of indien een rechtbank voor het Gemeenschapsmodel het Bureau in kennis stelt van een nietigheidsverklaring overeenkomstig artikel 86, lid 4, van de Gemeenschapsmodellenverordening.

16.

Artikel 2


Artikel 97 van de Gemeenschapsmodellenverordening bepaalt dat in het kader van deze verordening titel XII van de verordening inzake het Gemeenschapsmerk van toepassing is op de taken van het Bureau, tenzij in de titel met aanvullende bepalingen betreffende het Bureau anders is bepaald. Titel XII van de verordening inzake het Gemeenschapsmerk omvat artikel 134, lid 3, betreffende de inkomsten van het Bureau. Deze bepaling is gewijzigd met het oog op de toetreding tot het Protocol van Madrid, waarin een nieuwe bron van inkomsten is gecreëerd, namelijk “de inkomsten aan taksen die op grond van het in artikel 140 van deze verordening genoemde Protocol van Madrid moeten worden betaald voor een internationale inschrijving waarin de Europese Gemeenschap wordt aangewezen […]”

Naar aanleiding van de toetreding van de EG tot de Akte van Genève is een soortgelijke wijziging van de verordening inzake het Gemeenschapsmerk nodig. De taksen die op grond van de Akte van Genève moeten worden betaald, moeten worden opgenomen als nieuwe bron van inkomsten van het Bureau.

17.

Artikel 3


De Akte van Genève bindt de Gemeenschap 3 maanden na de datum waarop zij de akte van toetreding bij de directeur-generaal van het Bureau heeft neergelegd.

In dit verband moet eraan worden herinnerd dat artikel 2 van het eerdergenoemde voorstel van de Commissie voor een besluit van de Raad tot goedkeuring van de toetreding van de Europese Gemeenschap tot de Akte van Genève, bepaalt dat de Raad nadat hij het besluit heeft vastgesteld en zodra hij de nodige maatregelen heeft getroffen om uitwerking te geven aan de toetreding van de Europese Gemeenschap tot de Akte van Genève, de akte van toetreding mag neerleggen bij de directeur-generaal van het Internationaal Bureau.