Toelichting bij COM(2006)390 - Wijziging van richtlijn 89/391/EEG, de daaruit voortvloeiende bijzondere richtlijnen, alsmede de Richtlijnen 83/477/EEG, 91/383/EEG, 92/29/EEG en 94/33/EG van de Raad, met het oog op de vereenvoudiging en rationalisatie van de verslagen over de praktische tenuitvoerlegging - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2006)390 - Wijziging van richtlijn 89/391/EEG, de daaruit voortvloeiende bijzondere richtlijnen, alsmede de Richtlijnen 83/477/EEG, ... |
---|---|
bron | COM(2006)390 |
datum | 14-07-2006 |
Motivering en doel van het voorstel
Dit voorstel dient ter vereenvoudiging en rationalisatie van de bepalingen van de communautaire richtlijnen betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers op het werk waarin is vastgelegd dat de lidstaten en de Commissie verslagen over de praktische tenuitvoerlegging van deze richtlijnen moeten opstellen.Momenteel is de verplichting voor de lidstaten om een verslag over de praktische tenuitvoerlegging op te stellen, dat als een van de uitgangspunten voor het verslag van de Commissie dient, vastgelegd in Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk [1], alsmede in de bijzondere richtlijnen in de zin van artikel 16, lid 1, van die richtlijn, namelijk: Richtlijn 89/654/EEG van de Raad van 30 november 1989 betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor arbeidsplaatsen [2], Richtlijn 89/655/EEG van de Raad van 30 november 1989 betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid bij het gebruik door werknemers van arbeidsmiddelen op de arbeidsplaats [3], Richtlijn 89/656/EEG van de Raad van 30 november 1989 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor het gebruik op het werk van persoonlijke beschermingsmiddelen door de werknemers [4], Richtlijn 90/269/EEG van de Raad van 29 mei 1990 betreffende de minimum veiligheids- en gezondheidsvoorschriften voor het manueel hanteren van lasten met gevaar voor met name rugletsel voor de werknemers [5], Richtlijn 90/270/EEG van de Raad van 29 mei 1990 betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid met betrekking tot het werken met beeldschermapparatuur [6], Richtlijn 92/57/EEG van de Raad van 24 juni 1992 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor tijdelijke en mobiele bouwplaatsen [7], Richtlijn 92/58/EEG van de Raad van 24 juni 1992 betreffende de minimumvoorschriften voor de veiligheids- en/of gezondheidssignalering op het werk [8], Richtlijn 92/85/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie [9], Richtlijn 92/91/EEG van de Raad van 3 november 1992 betreffende minimumvoorschriften ter verbetering van de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van werknemers in de winningsindustrieën die delfstoffen winnen met behulp van boringen [10], Richtlijn 92/104/EEG van de Raad van 3 december 1992 betreffende de minimumvoorschriften ter verbetering van de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van werknemers in de winningsindustrieën in dagbouw of ondergronds [11], Richtlijn 93/103/EG van de Raad van 23 november 1993 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid bij het werk aan boord van vissersvaartuigen [12], Richtlijn 98/24/EG van de Raad van 7 april 1998 betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers tegen risico's van chemische agentia op het werk [13], Richtlijn 1999/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1999 betreffende minimumvoorschriften voor de verbetering van de gezondheidsbescherming en van de veiligheid van werknemers die door explosieve atmosferen gevaar kunnen lopen [14], Richtlijn 2002/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2002 betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van fysische agentia (trillingen) [15], Richtlijn 2003/10/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 februari 2003 betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van fysische agentia (lawaai) [16], Richtlijn 2004/40/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van fysische agentia (elektromagnetische velden) [17] en Richtlijn 2006/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan risico's van fysische agentia (kunstmatige optische straling) [18]. Drie richtlijnen op het betrokken terrein bevatten geen bepalingen over verslagen over de praktische tenuitvoerlegging, te weten: Richtlijn 83/477/EEG van de Raad van 19 september 1983 betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan asbest op het werk [19], Richtlijn 2000/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan biologische agentia op het werk (zevende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 83/391/EEG) [20] en Richtlijn 2004/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia op het werk (zesde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 83/391/EEG) [21].Een verslag over de tenuitvoerlegging wordt ook voorgeschreven door Richtlijn 91/383/EEG van de Raad van 25 juni 1991 ter aanvulling van de maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van de werknemers met arbeidsbetrekkingen voor bepaalde tijd of uitzendarbeid-betrekkingen [22], Richtlijn 92/29/EEG van de Raad van 31 maart 1992 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid ter bevordering van een betere medische hulpverlening aan boord van schepen [23] en Richtlijn 94/33/EG van de Raad van 22 juni 1994 betreffende de bescherming van jongeren op het werk [24].Volgens de huidige bepalingen moeten de nationale verslagen over de praktische tenuitvoerlegging met uiteenlopende frequentie bij de Commissie worden ingediend (om de vier of vijf jaar). In het onderhavige voorstel verdwijnen deze verschillen en wordt beoogd het huidige kader te verbeteren en te rationaliseren, waarbij er sprake is van slechts één verslag over de praktische tenuitvoerlegging, bestaande uit een algemeen deel over de algemene beginselen en gemeenschappelijke aspecten die voor alle richtlijnen gelden en specifieke hoofdstukken over de aspecten van elke richtlijn.In het huidige kader wordt er, vanwege de verschillende intervallen voor de richtlijnen, vrijwel onophoudelijk geëvalueerd, hetgeen buitensporige administratiekosten met zich meebrengt.
Algemene context
In een groot aantal communautaire richtlijnen op het gebied van de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers op het werk is vastgelegd dat de lidstaten op gezette tijden verslag aan de Commissie moeten uitbrengen over de praktische tenuitvoerlegging van de bepalingen van de richtlijnen, waarin ook de standpunten van de sociale partners worden uiteengezet.De frequentie waarmee de nationale verslagen bij de Commissie moeten worden ingediend, verschilt in de diverse richtlijnen: hetzij om de vijf jaar (Richtlijnen 89/391/EEG, 89/654/EEG, 89/655/EEG, 89/656/EEG, 91/383/EEG, 92/29/EEG, 92/58/EEG, 92/85/EEG, 92/91/EEG, 92/104/EEG, 94/33/EG, 98/24/EG, 1999/92/EG, 2002/44/EG, 2003/10/EG en 2004/40/EG) hetzij om de vier jaar (Richtlijnen 90/269/EEG, 90/270/EEG, 92/57/EEG en 93/103/EEG). In bepaalde richtlijnen is tevens vastgelegd dat de Commissie het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s op gezette tijden een verslag over de tenuitvoerlegging van de richtlijn voorlegt, waarbij zij onder andere rekening houdt met de nationale verslagen.Uit de ervaring die in de loop van de jaren met de tenuitvoerlegging van deze bepalingen is opgedaan, is niet alleen gebleken dat de nationale verslagen op zeer uiteenlopende tijdstippen bij de Commissie worden ingediend, maar ook dat de procedure door administratieve verplichtingen complex en bureaucratisch wordt.Het feit dat op gezette tijden verslagen over de praktische tenuitvoerlegging van de richtlijnen op het gebied van de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers op het werk worden ingediend, is een goede manier om de balans op te maken, waarbij wordt beoordeeld hoe doeltreffend de genomen maatregelen zijn en welke impact zij hebben op de gezondheid en veiligheid van werknemers in de Europese Unie.In haar mededeling ‘Zich aanpassen aan de veranderingen in werk en samenleving: een nieuwe communautaire gezondheids- en veiligheidsstrategie 2002-2006’ [25] zegt de Commissie in hoofdstuk 3.3.1. ‘Aanpassing van het juridisch en institutioneel kader’: “een volledig, coherent en solide communautair juridisch kader is een onmisbaar instrument op het gebied van de gezondheid en veiligheid, waar normen en beginselen nodig zijn voor de preventie van de risico's en de bescherming van de werknemers” en verklaart zij voornemens te zijn “op dit gebied een evenwichtige aanpak te volgen, zich daarbij baserend op de ervaring die bij de uitvoering van de wetgeving is opgedaan, en wel op een aantal fronten tegelijk”, waaronder de vereenvoudiging en rationalisatie van het juridisch kader “door de opstelling van één enkel verslag over de tenuitvoerlegging in plaats van de specifieke rapporten per richtlijn”.De Raad neemt er in zijn resolutie [26] over de mededeling van de Commissie over een nieuwe communautaire strategie inzake de gezondheid en de veiligheid op het werk 2002-2006, nota van dat de Commissie voornemens is wetgevingsvoorstellen in te dienen met het oog op de rationalisatie van de verslagen over de praktische toepassing van de communautaire richtlijnen en verzoekt de Commissie om hem, in het kader van haar initiatiefrecht, voorstellen voor te leggen die nodig zijn voor het verwezenlijken van de in de nieuwe strategie genoemde doelstellingen, in het bijzonder de rationalisatie van het bestaande wetgevingskader.In zijn resolutie [27] over dezelfde mededeling van de Commissie verklaart het Europees Parlement dat “het voorstel om de bestaande Gemeenschapswetgeving op dit gebied te codificeren en te vereenvoudigen (eerder dan te dereguleren), in overeenstemming is met de bredere opzet om het acquis communautaire in zijn algemeenheid te vereenvoudigen en te verbeteren” zoals tot uiting komt in de mededeling van de Commissie getiteld ‘Vereenvoudiging en verbetering van de regelgeving’ [28], alsmede in haar actieplan [29], en “dringt erop aan gezondheid en veiligheid, als een vast en op de burger gericht onderdeel van het Gemeenschapsrecht, prioriteit toe te kennen in het kader van het programma voor de vereenvoudiging van de regelgeving dat door de Raad, de Commissie en het Parlement gezamenlijk moet worden vastgesteld”. Het Parlement onderschrijft in dit verband het belang dat aan de herziening van de toepassing van de bestaande Gemeenschapswetgeving wordt gehecht en aan het voorstel voor één verslag dat alle genoemde richtlijnen bestrijkt.Meer recentelijk heeft het Europees Parlement in zijn verslag over de bevordering van de gezondheid en de veiligheid op het werk zijn steun uitgesproken voor het voorstel van de Commissie om één verslag over de praktische tenuitvoerlegging van alle richtlijnen in de 25 lidstaten in te dienen.In het kader van het initiatief ‘Beter wetgeven’ van juni 2002, bedoeld om de wetgeving te verbeteren, heeft de Commissie in februari 2003 een strategie voorgesteld die erop gericht is de communautaire wetgeving te moderniseren en te vereenvoudigen, om voor burgers, bedrijven, overheidsdiensten, enz., voor een duidelijk, begrijpelijk, bijgewerkt en gebruiksvriendelijk gemeenschapsrecht te zorgen. Met dit doel voor ogen onderneemt de Commissie actie op zes niveaus: vereenvoudiging, consolidatie, codificatie, intrekking, nietigverklaring en herziening van de organisatie en de presentatie van het acquis.Op basis van de indicatoren die de Commissie in haar mededeling van februari 2003 heeft voorgesteld, heeft zij 19 strategische sectoren aangegeven die in aanmerking komen voor vereenvoudiging, waaronder veiligheid en gezondheid op het werk.De kwestie kwam ook aan de orde in de conclusies van de Raad Concurrentievermogen van 25-26 november 2004, als een van de prioriteiten voor de vereenvoudiging van de communautaire wetgeving. Bij analyse blijkt dat de in bepaalde richtlijnen inzake gezondheid en veiligheid gevraagde informatie de lidstaten buitensporig belasten en als mogelijke oplossing wordt geopperd de te verschaffen informatie tot een minimum te beperken, te harmoniseren en in de vorm van een algemeen verslag voor alle maatregelen aan te leveren.
Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied
Artikel 3 van het voorstel bevat een lijst van de bepalingen die met dit voorstel zullen worden ingetrokken. Het gaat om de slotbepalingen van de in het artikel genoemde richtlijnen die verwijzingen naar verslagen over de praktische tenuitvoerlegging van de richtlijnen bevatten.Al deze bepalingen worden dus in dit voorstel ingetrokken. Het voorstel handhaaft daarentegen, door invoeging van een artikel 17 bis in Richtlijn 89/391/EEG en van een artikel over het verslag over de tenuitvoerlegging in de Richtlijnen 83/477/EEG, 91/383/EEG, 92/29/EEG en 94/33/EG, de verplichting voor de lidstaten om een verslag over de praktische tenuitvoerlegging van de richtlijnen inzake gezondheid en veiligheid op te stellen en in te dienen. De frequentie waarmee deze moeten worden ingediend wordt gelijkgetrokken, en wel om de vijf jaar, en de procedure wordt door de invoering van één verslag gerationaliseerd. Het voorstel breidt deze verplichting uit tot de richtlijnen die geen bepalingen over een verslag over de tenuitvoerlegging bevatten, namelijk de Richtlijnen 83/477/EEG, 2004/54/EG en 2004/37/EG. Bovendien wordt voorgesteld dat de opbouw van het verslag door de Commissie, in overleg met het Raadgevend Comité voor veiligheid en de gezondheid op de arbeidsplaats, wordt bepaald.
Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU
Dit voorstel is in overeenstemming met de doelstellingen van het overige beleid van de Europese Unie, met name met betrekking tot de verbetering van het regelgevingskader met het doel het concurrentievermogen van ondernemingen te vergroten. Dankzij het voorstel wordt het mogelijk aan de hand van één verslag een betere beoordeling te maken van de effecten van de communautaire bepalingen op het gebied van de gezondheid en veiligheid op het werk, zoals terugdringing van de arbeidsongevallen en beroepsziekten, en daarmee een betere beoordeling van het economisch nut voor het bedrijfsleven en voor de maatschappij in het algemeen.
Inhoudsopgave
Raadpleging van belanghebbende partijen
Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten
De Commissie heeft overeenkomstig artikel 138 van het EG-Verdrag in twee fasen de representatieve organisaties van de sociale partners op Europees niveau geraadpleegd die worden genoemd in bijlage 5 bij de mededeling van de Commissie ‘Partnerschap voor veranderingen in een uitgebreid Europa – Een grotere inbreng van de Europese sociale dialoog’ [30]. Ook het Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats is overeenkomstig het Besluit van de Raad van 22 juli 2003 tot oprichting van een Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats geraadpleegd en heeft een positief advies uitgebracht.
Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden
Alle sociale partners hebben benadrukt dat zij belang hechten aan een initiatief om de bepalingen van de communautaire richtlijnen die verplichtingen ten aanzien van verslagen over de praktische tenuitvoerlegging opleggen, te vereenvoudigen en te rationaliseren. Er is rekening gehouden met hun suggesties om de frequentie waarmee deze moeten worden ingediend gelijk te trekken, en wel om de vijf jaar, en de reikwijdte van dit initiatief tot alle richtlijnen op dit gebied uit te breiden.De vertegenwoordigers van de sociale partners van de 25 lidstaten in het Raadgevend Comité hebben het eerder geformuleerde standpunt van de sociale partners op Europees niveau bij de raadpleging op grond van artikel 138 van het Verdrag bevestigd.De overheidsvertegenwoordigers in ditzelfde comité hebben ook hun steun uitgesproken voor een initiatief om de administratieve belasting die een veelheid aan verslagen met zich meebrengt, te verminderen.
Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid
Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.
Effectbeoordeling
Optie 1: Niets doen in dit stadium Bij deze optie zou een juridisch kader blijven bestaan dat een groot aantal verplichtingen (één per richtlijn) bevat om op verschillende tijdstippen een verslag voor de Commissie op te stellen. Deze situatie dwingt de nationale instanties en de sociale partners op nationaal niveau om constant evaluaties zonder echte toegevoegde waarde uit te voeren.Optie 2: Aanpassing van het juridisch kader om de verschillende verslagleggingsverplichtingen te bundelen, biedt niet alleen de mogelijkheid op gezette tijden over een algemene evaluatie te beschikken, maar ook om de evaluatiewerkzaamheden van de nationale instanties en de sociale partners op nationaal niveau te vereenvoudigen, en houdt tegelijkertijd een aanzienlijke kostenbesparing in.De voorgestelde wijziging betreft uitsluitend de verplichtingen van de lidstaten om verslag uit te brengen aan de Commissie over de praktische tenuitvoerlegging van de richtlijnen inzake gezondheid en veiligheid op het werk. De wijziging houdt geen nieuwe verplichtingen voor het bedrijfsleven in.Dankzij het voorstel wordt het mogelijk aan de hand van één verslag een betere beoordeling te maken van de gevolgen van de communautaire bepalingen op het gebied van de gezondheid en veiligheid op het werk, zoals terugdringing van de arbeidsongevallen en beroepsziekten, en daarmee een betere beoordeling van het economisch nut voor het bedrijfsleven en voor de maatschappij in het algemeen.Gezien de aard van het voorstel heeft er geen effectbeoordeling plaatsgevonden. Bij dit voorstel is een ingevuld financieel memorandum gevoegd.
Samenvatting van de voorgestelde maatregelen
In Richtlijn 89/391/EEG wordt een nieuw artikel 17 bis getiteld ‘Verslagen over de tenuitvoerlegging’ ingevoegd; hierin wordt bepaald dat de lidstaten om de vijf jaar één verslag over de praktische tenuitvoerlegging van Richtlijn 89/391/EEG en de daaruit voortvloeiende bijzondere richtlijnen bij de Commissie indienen, waarin de standpunten van de sociale partners worden uiteengezet. Er worden bepalingen opgenomen over de inhoud en de procedure voor het opstellen en indienen van de verslagen en over de algemene evaluatie van de tenuitvoerlegging die de Commissie moet uitvoeren. Deze bepalingen bieden bovendien de mogelijkheid om ook toekomstige bijzondere richtlijnen in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG in de procedure voor de verslagen over de tenuitvoerlegging op te nemen.Artikel 2 van het voorstel gaat over de invoeging van een nieuw artikel over het verslag over de tenuitvoerlegging in de richtlijnen die geen bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG zijn, te weten de Richtlijnen 83/477/EEG, 91/383/EEG, 92/29/EEG en 94/33/EG, waarin bepaald wordt dat de lidstaten hun verslagen over de tenuitvoerlegging bij de Commissie indienen in de vorm van een specifiek hoofdstuk van het verslag bedoeld in artikel 17 bis, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG, dat tevens als uitgangspunt zal dienen voor de evaluatie die de Commissie overeenkomstig lid 4 van genoemd artikel 17 bis moet uitvoeren.Bij artikel 3 van het voorstel worden de bepalingen van de richtlijnen over de verslagen over de tenuitvoerlegging ingetrokken.
Rechtsgrondslag
Artikel 137, lid 2, van het EG-Verdrag.
Subsidiariteitsbeginsel
Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing, aangezien het voorstel betrekking heeft op een gebied – namelijk de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers op het werk – dat niet onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap valt.
De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende reden(en) niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt.
De wijziging en intrekking van de bepalingen van de richtlijnen kunnen niet op nationaal niveau plaatsvinden.
De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende reden(en) beter door een optreden van de Gemeenschap worden verwezenlijkt.
Met dit voorstel wordt een richtlijn gewijzigd en wordt een aantal bepalingen van verschillende richtlijnen op het betrokken beleidsgebied ingetrokken, hetgeen niet door de lidstaten zelf kan worden gedaan. Voorts gaat het erom de procedure voor het opstellen en indienen van de nationale verslagen over de praktische tenuitvoerlegging van de richtlijnen en van het verslag van de Commissie te vereenvoudigen en te rationaliseren.
Het voorstel zal het systeem voor de evaluatie van de richtlijnen inzake de gezondheid en veiligheid op het werk verbeteren.
Tevens betekent het een aanzienlijke vermindering van de administratieve belasting die de veelheid aan verplichtingen van elke richtlijn met zich meebrachten.
Het voorstel beantwoordt aan het subsidiariteitsbeginsel omdat het een wijziging inhoudt van reeds bestaande communautaire bepalingen, met als doel dat deze beter en eenvoudiger kunnen worden toegepast.
Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.
Evenredigheidsbeginsel
Het voorstel is om de volgende reden(en) in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.
Het voorstel gaat niet verder dan nodig is om het doel te bereiken, namelijk de vereenvoudiging en rationalisatie van het bestaande juridisch kader voor het opstellen van één verslag over de praktische tenuitvoerlegging.
Naar verwachting zal de administratieve belasting van de Commissie, de nationale autoriteiten en de sociale partners sterk worden teruggebracht.
Keuze van instrumenten
Voorgesteld(e) instrument(en): richtlijn.
Andere instrumenten zouden om de volgende reden(en) ongeschikt zijn.Daar het gaat om een wijziging van een richtlijn en de intrekking van bepalingen van verschillende richtlijnen, is de goedkeuring van een richtlijn het enige geschikte middel.
Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap.
Vereenvoudiging
Het voorstel voorziet in een vereenvoudiging van het wetgevingskader, een vereenvoudiging van de administratieve procedures die gelden voor de (nationale of Europese) overheden en een vereenvoudiging van de administratieve procedures die gelden voor instanties en privé-personen.
De meeste richtlijnen die thans op het gebied van de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers op het werk gelden, eisen van de lidstaten dat zij, met uiteenlopende frequentie, nationale verslagen over de praktische tenuitvoerlegging opstellen en bij de Commissie indienen waarin de standpunten van de sociale partners worden uiteengezet, en van de Commissie dat ook zij een verslag over de tenuitvoerlegging van de richtlijnen opstelt.Dit voorstel vereenvoudigt en rationaliseert deze procedure door de frequentie waarmee de nationale verslagen bij de Commissie moeten worden ingediend gelijk te trekken en voorziet in slechts één verslag over de praktische tenuitvoerlegging, bestaande uit een algemeen deel en specifieke hoofdstukken over de aspecten van elke richtlijn.
De nationale autoriteiten hoeven voortaan slechts eens in de vijf jaar één verslag over de tenuitvoerlegging van de richtlijnen op te stellen en in te dienen. Ook het werk van de Commissie wordt hiermee sterk vereenvoudigd: zij hoeft eens in de vijf jaar in plaats van verschillende verslagen van alle lidstaten, slechts één verslag per lidstaat te behandelen.
Hetzelfde geldt voor de sociale partners: zij hoeven nog slechts eens in de vijf jaar een bijdrage te leveren aan één verslag over de praktische tenuitvoerlegging.
Het voorstel is opgenomen in het programma van de Commissie voor de modernisering en vereenvoudiging van het acquis communautaire.
Intrekking van bestaande wetgeving
De vaststelling van het voorstel heeft de intrekking van bestaande wetgeving tot gevolg.
Europese Economische Ruimte
De voorgestelde maatregel betreft een onderwerp dat onder de EER-overeenkomst valt en moet daarom worden uitgebreid tot de Europese Economische Ruimte.
Nadere uitleg van het voorstel, per hoofdstuk of per artikel
Het voorstel vereenvoudigt de verplichting van de lidstaten om een verslag over de praktische tenuitvoerlegging van de richtlijnen op te stellen, alsmede die van de Commissie om op basis van de nationale verslagen een verslag op te stellen, doordat de frequentie waarmee de verslagen moeten worden opgesteld en ingediend wordt gelijkgetrokken en er nog maar van één verslag over de praktische tenuitvoerlegging sprake is, bestaande uit een algemeen deel en specifieke hoofdstukken over elke richtlijn (artikelen 1 en 2).Artikel 1 van het voorstel voegt hiertoe een nieuw artikel 17 bis aan Richtlijn 89/391/EEG toe. Dit bepaalt dat de lidstaten één verslag bij de Commissie moeten indienen over de praktische tenuitvoerlegging van de bedoelde richtlijn, alsmede van de bijzondere richtlijnen in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG (artikel 17 bis, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG).Om de samenhang te garanderen en de behandeling van de nationale verslagen te vergemakkelijken, bepaalt het voorstel tevens in artikel 1 (artikel 17 bis, lid 2, van Richtlijn 89/391/EEG) dat de Commissie in overleg met het Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats de indeling van het verslag bepaalt.Deze indeling, voorzien van een vragenlijst waarin de inhoud wordt gepreciseerd, wordt zes maanden voor het einde van de verslagleggingsperiode aan de lidstaten toegezonden. De lidstaten moeten hun verslag binnen negen maanden na afloop van de periode van vijf jaar waarop het verslag betrekking heeft, bij de Commissie indienen (zie artikel 1 van het voorstel – artikel 17 bis, lid 3, van Richtlijn 89/391/EEG). Het voorstel bepaalt eveneens in artikel 1 (artikel 17 bis, lid 4, van Richtlijn 89/391/EEG) dat de Commissie op basis van de nationale verslagen een algemene evaluatie van de tenuitvoerlegging van de betrokken richtlijnen en van de ontwikkelingen uitvoert en de andere instellingen op de hoogte brengt van de resultaten van deze evaluatie en indien nodig van initiatieven die nodig mochten blijken.Artikel 2 van het voorstel heeft betrekking op de invoeging van een nieuw artikel over het verslag over de tenuitvoerlegging in de richtlijnen die geen bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG zijn, te weten de Richtlijnen 83/477/EEG, 91/383/EEG, 92/29/EEG en 94/33/EG, waarin bepaald wordt dat de lidstaten hun verslagen over de tenuitvoerlegging bij de Commissie indienen in de vorm van een specifiek hoofdstuk van het verslag bedoeld in artikel 17 bis, leden 1 tot en met 3, van Richtlijn 89/391/EEG, dat tevens als uitgangspunt zal dienen voor de evaluatie die de Commissie overeenkomstig lid 4 van hetzelfde artikel 17 bis moet uitvoeren.Artikel 3 van het voorstel trekt de bepalingen inzake de verslagen over de praktische tenuitvoerlegging van de genoemde richtlijnen in.Het voorstel bepaalt dat de lidstaten de nodige maatregelen moeten nemen om aan de nieuwe regels te voldoen (artikel 4). Dit betekent niet noodzakelijk dat op het niveau van de lidstaten nieuwe wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen behoeven te worden goedgekeurd.